De Lamme Stormer. TONEELMANUSKRIPT A.L.M.O. BVBA



Vergelijkbare documenten
Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Samen met Jezus op weg

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Apostolische rondzendbrief

sarie, mijn vriend kaspar en ik

Jezus geeft zijn leven voor de mensen

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Lekker ding. Maar Anita kijkt boos. Hersendoden zijn het!, zegt ze. Die Jeroen is de ergste. Ik kijk weer om en zie hem meteen zitten.

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Hoe lang duurt geluk?

GAVE Kerk: werkblad Bijbelklassen en Spoorzoekers

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Beste vrienden, ik mag jullie vandaag vertellen over de laatste week van het leven van Jezus.

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Burny Bos. Knofje. Alle verhalen. Met illustraties van Harmen van Straaten. Leopold / Amsterdam

Ze moet wel twee keer zo veel eten als Anne, en altijd weer die pillen vooraf.

Jezus maakt mensen gelukkig

VERSJES: Mourik lou VADERDAG. Lieve papa, kom eens even met uw hoofd heel dicht bij mij. k wil u graag een zoentje geven en u krijgt daar nog wat bij!

Openingsgebeden INHOUD

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je.

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

Philadelphiadienst Zondag 8 november 2015 Dorpskerk Bodegraven Aanvang: uur

Een leerling van Jezus vertelt ('walking sermon' langs kunstwerken)

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Adam en Eva eten van de boom

3.5. Vertellenderwijze, niet moraliseren! Verkenning van het verhaal " #

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Ria Massy. De taart van Tamid

Lees Zoek op Om over na te denken

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Op reis naar Bethlehem

KLEINE DEUGNIET Door Marcel van Rijn

"Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5"

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, jongens en meisjes,

Lieve mensen van de Hofkerk, gasten, gemeente van Jezus Christus

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: <Katelyne>

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan.

TIJL UILENSPIEGEL EN DE LIEFDE

Kom erbij Tekst: Ron Schröder & Marianne Busser Muziek: Marcel & Lydia Zimmer 2013 Celmar Music / Schröder & Busser

Ze neemt nog een slok van haar rum-cola. Even lijkt het alsof de slok weer omhoogkomt.

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo?

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Drink maar, schat. Ze gaat tegenover me zitten, een frons in haar voorhoofd. Liefje, zeg eens iets. Waar is Sander? Die slaapt nog, ik ben daarnet

Wat? Ambers mond valt open. Krijg ik dertigduizend euro? De notaris knikt. Dat klopt. Gefeliciteerd. Liz weet ook niet wat ze hoort.

15 februari: Ik ben het brood dat leven geeft (Johannes 6:32-40)

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Verhaal- en kleurboek voor kinderen. Instituut voor Islamitische Studies en Publicaties

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Draak trekt haar zwempak aan. Lekker zwemmen, juicht ze. Muis aarzelt. Ga je niet mee? vraagt Draak. Ik wil wel, maar Draak begrijpt het opeens.

Protestantse Gemeente Biddinghuizen. Gezinsdienst. Thema: Ja is ja

Burgerschap. Mark Ravenhill. vertaling Gijsje Kooter in opdracht van Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland. ALMO Toneelmanuscript

Het kasteel van Dracula

Johannes 20, april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen

De bruiloft van Simson

Eh ja, zegt hij, dat kan ook.

Heer, U kent mij als geen ander U weet of ik zit of sta en U kent ook mijn gedachten voordat ik iets zeggen ga

Ik ben de voet, en ik loop heel goed.

VIEREN DOOR/VOOR JONGEREN

l Wouter mag Floor niet slaan. l Wouter mag geen alcohol drinken (geen druppel!).

Marcus 14,1-11 Maak Jezus blij met jouw liefde

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

Het onze Vader. Naam:

Heilig Jaar van Barmhartigheid

1 Kussen over mijn hoofd

Kruisweg in Flanelscenes

Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24

veeg de tranen van me weg. Ik kijk nog eens rond en er valt een hoop spanning van me af. Er komt zelfs een kleine glimlach op me gezicht terug.

MARIAN HOEFNAGEL. De nieuwe buurt. Uitgeverij Eenvoudig Communiceren

Een gelukkige huisvrouw

Verhaal: Jozef en Maria

ze terug in de la. Dan haalt ze de pannen van het fornuis en zet ze op de onderzetters. Thomas vouwt zijn handen en doet zijn ogen dicht.

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

De redding van Zacheüs Meditatie ds. Gerard Rinsma zondag 30 oktober e zondag na Trinitatis

WEEK 1. we zetten de deur open voor onze vrienden. sleutel van. gastvrijheid. Godsdienst OV 1 - advent LC

Zondag 16 februari Protestantse Gemeente Biddinghuizen THEMA: Ho, stop, help!

Bibliotheek Mysterie

Muis heeft tikkertje gespeeld met Draak. Het is al donker als ze naar huis wil. Muis moet nog een heel eind door het bos.

Marietje Witteveen. bron Marietje Witteveen, Karel en Mienet 2. Luctor, z.p. ca dbnl / erven Marietje Witteveen

Op hun knieën blijven ze wachten op het antwoord van Maria. Maar het beeld zegt niets terug.

Liederen solozang Prijs: 7,= euro per stuk

Naar de bovenste verdieping

Gebeden voor jongeren

Transcriptie:

De Lamme Stormer. PAUL BECKERS TONEELMANUSKRIPT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDENDIT WERK MAG NIET WORDEN OPGEVOERD ZONDER VOORAFGAANDE SCHRIFTELIJKE TOELATING VAN A.L.M.O. BVBA FRANKRIJKLEI 132 B-2000 ANTWERPEN Tel : 03-233 33 6O WAAR OOK DE NODIGE TEKSTEN TER BESCHIKKING STAAN. De Spelers: Bere caféhouder Lydie zijn vrouw Saar hun dochter Neel ongehuwd landbouwer Taal muzikant, stroper FRANS brouwersgast, muzikant Teire koewachter, gemeenteraadslid Sooi arbeider De Smed eierhandelaar, klusjesman Mr. Pastoor moeial, zielenherder Het Dekor: Achteraan links een deur naar de keuken. Achteraan rechts een tapkast. Tussen deur keuken en tapkast een vogelpik. Links een deur naar buiten. Naast buitendeur een venster. Enkele tafels en stoelen. Als het doek opengaat is Lydie op een vlieg aan het jagen, Neel komt op.

EERSTE BEDRIJF : Een zonnige, zomerse voormiddag. 1. NEEL Dag schoonheid! Aan het stoffen, zie ik. Kan ik soms een handje toesteken? Ge weet, met alle plezier hé. 2. LYDIE Laat maar Neel, zonder uw hulp zal het ook wel gaan. Wat mag het zijn? Een glas melk zeker? 3. NEEL Zijt ge gek geworden. Een glas melk. Ten eerste heb ik nog nooit melk gedronken en ten tweede zou ik het met de kermis nooit doen. Geef me maar vlug een stevige pint. (Lydie treuzelt) Wat is er? Is het nog voor vandaag? 4. LYDIE Er is geen bier meer in huis. 5. NEEL Wat?! Met dit weer geen bier in huis en dan nog met de kermis. Zeg dat het niet waar is. 6. LYDIE En toch is het zo Neel. Onze Bere is weg en alleen God weet wanneer hij zal thuiskomen. 7. NEEL Als ik me nu niet inhou zult ge een fameuze vloek horen. Maar omdat het zondag is, kermiszondag nog wel, doe ik het toch niet. VERDOMME!!! 8. LYDIE Vloeken helpt niet Neel, daarmee heb ik nog geen bier in huis. 9. NEEL Ik weet het maar bij zoveel ongeluk kan ik niet anders dan vloeken. Vanmorgen begon het al. Ik sta op, wil mijn kousen aantrekken en wat zie ik? Een gat zo groot als een ganzeëi. Ik begin zo hard te vloeken dat ook mijn vader het te horen krijgt en vooraleer ik het goed en wel besef, krijg ik een draai rond mijn oren; ze doen er nog pijn van. En nu dit... geen bier meer in de enige café van het dorp die op dit uur van de dag open is.verdomme!!! 10. LYDIE Ja Neel, zo is het leven. We krijgen het niet cadeau zoals de grote heren. Maar een beetje afzien kan geen kwaad en daar wordt ge sterk van zegt onze Bere altijd. Wat mag ik schenken? Een Jack-Op zoals naar gewoonte? 11. NEEL (dromerig) Ja, geef me maar een Jack-Op. Het leven is een strijd en, zoals mijn vader altijd zegt, als we dood zijn, zijn we oudstrijders. (fel) VERDOMME!!! Ge hebt me liggen, smerige... (slikt heftig) Ge hebt geluk dat ik me kan bedwingen, anders... (Bere komt binnen) 12. BERE Dag Neel. Gij zijt er ook altijd vroeg bij, nietwaar. En steeds goed geluimd. Hoe gaat het? Ge komt vanavond toch ook naar het teerfeest? 13. NEEL (nors) Natuurlijk Bere. Om me daar van weg te houden, moeten ze me dood slaan. 14. BERE Lydie, geef mij ook een Jack-Op. Ik heb er dorst van gekregen Neel. 15. NEEL Als ik even nieuwsgierig mag zijn, waarvan hebt ge dorst gekregen Bere? 16. BERE (lacht even) Ja Neel, ik heb er echt dorst van gekregen. 17. NEEL Ge maakt me echt nieuwsgierig. Mag ik het nu al dan niet weten: van wat hebt ge dorst gekregen? 18. BERE Lydie, krijg ik mijn glas bier nog of moet ge het eerst nog brouwen. Vrouwen! Soms wordt ge er zot van. Ge vraagt iets en ze doen alsof ze niets gehoord hebben. 19. NEEL Dat gebeurt niet alleen bij de vrouwen. Mannen leiden ook wel eens aan dezelfde ziekte. 20. LYDIE (brengt Jack-Op voor Bere). Voilà zageman. 21. BERE (lacht) Gezondheid Neel. (drink zijn glas in één teug leeg). Dat heeft gesmaakt. Lydie, breng er nog maar eentje en Neel zal ook nog wel goesting hebben. Of hebt ge geen dorst meer? 22. NEEL (zucht) Jawel, ik heb nog dorst en bovendien ben ik nog steeds even nieuwsgierig. Ik voel dat het weer gaat

opkomen. 23. BERE Wat komt op? Moet ge dringend plassen of moet ge... Ge weet toch dat ge dat nooit in uw broek moogt doen. Dat stinkt, en daar kan ik niet goed tegen. 24. NEEL (kan zich niet meer bedwingen) VERDOMME!!! Is het nog voor vandaag of gaat ge het houden tot morgen? 25. BERE (onschuldig) Wat Neel? 26. NEEL (kwaad) Ik hoef het niet meer te weten. 27. BERE (staat op en gaat buiten). Tot straks Neel. 28. NEEL (drinkt zijn glas leeg) Schoppenzot! Verdomme! 29. LYDIE Blijf kalm Neel. Ge kent hem toch al langer dan van vandaag. Laat u zo niet opjagen. (tapt een Jack-Op) Hier Neel, dat krijgt ge voor uw kermis. 30. NEEL Dank u, dat is vriendelijk. Gezondheid. 31. TEIRE (komt binnen) Goedendag allemaal. 32. LYDIE Kom Teire, wat drinkt ge? Profiteer ervan, ik tracteer voor uw kermis. 33. TEIRE Zoals gewoonlijk meisje, dat hoeft ge toch niet te vragen. 34. LYDIE (tapt een Aarschotse Bruine) Voilà Teire. Laat het u smaken. Gezondheid. 35. TEIRE Bedankt meisje. Gezondheid. (drinkt) Lydie, is Bere al terug van... (geheimzinnig) Ge weet wel... 36. NEEL (met een zuur gezicht) Gezondheid Teire. (drinkt) 37. TEIRE Wat scheelt er Neel? Smaakt het niet of hebt ge slecht geslapen? 38. NEEL (kortaf) Nee Teire, het bier bevalt me best en ik heb geslapen als een roos. 39. TEIRE Ha! (pauzeert) Ge zoudt het anders toch niet zeggen. 40. BERE (komt opgewekt binnen) Dag Teire, hoe maakt u het? (geheimzinnig) Het is in orde voor... 41. TEIRE Dat is goed, Bere. (Bere af) Toch een goed mens, die Bere. 42. NEEL Een hele goede, Teire, een heel goede. (tussen tanden) Maar hij zou dood moeten zijn. 43. TEIRE Kom Nele, vertel nu eens eindelijk wat er scheelt. Ik zie dat ge met problemen rondloopt. Komop, we zijn toch niet voor niets vrienden. 44. NEEL (staat kwaad op en gaat buiten) Kust m'n... 45. BERE (steekt zijn hoofd binnen, ziet dat Neel weg is, komt binnen en lacht uitbundig) Proficiat Teire. Dat hebt ge goed gemaakt. Die zien we ten vroegste deze namiddag terug. 46. TEIRE Nee, maar zijn wraak zal vreselijk zijn. Er staat ons nog wel wat te wachten, Bere. 47. BERE Denk ik ook, Teire. (kijkt door het raam) Zie, ik geloof dat de Smed op bezoek komt. Die hebben we juist nodig. Vooraleer Neel zich kan wreken, gaan we hem toch nog wat dieper in zijn vel snijden. 48. TEIRE Nog dieper, Bere? Amai!

49. SMED (komt binnen) Dag allemaal. Prettige kermiszondag! 50. ALLEN Dag Smed, voor u hetzelfde. 51. LYDIE Wat mag het voor u zijn, Smed? 52. SMED Graag een kapper gersten, Lydie. 53. LYDIE (tapt glas bier en brengt ze naar Smed) Alstublieft Smed, dat is er één... 54. BERE Eén van mij Smed, voor uw kermiszondag. Ge zijt ook niet iedereen. Laat het u smaken. 55. SMED Dank u, dank u wel Bere. Dat is heel vriendelijk, gezondheid. (drinkt gulzig; Lydie bekijkt Bere met een scheef oog) 56. BERE En hoe gaat het met de zaken, Smed? 57. SMED Slap, heel slap, Bere. Het is alsof de stadsmensen geen eieren meer eten. 58. BERE Als is het goed begrijp, zoudt ge best een extra centje kunnen gebruiken. 59. SMED Niet overdrijven, Bere, ik rooi het nog wel. 60. BERE Zo bedoel ik het niet. Ik heb me waarschijnlijk verkeerd uitgedrukt. Kijk, als ik nu voorstel om voor vijf frank een groot pak enkele straten verder te brengen, dan gaat ge dat toch doen, nietwaar? 61. SMED Wanneer Bere? 62. BERE Laat ons zeggen vandaag... nu direct! 63. SMED Stop nu eens met uw geheimzinnig gedoe. Zeg eens duidelijk wat er moet gebeuren. 64. BERE Wel, ge krijgt vijf frank als ge een doos via Neel naar Teire wilt brengen. 65. SMED (nadenkend) Vijf frank om een doos van hier naar Teire te voeren met een ommetje langs Neel. Waarom moet ik dan langs Neel passeren? 66. BERE Smed, als ge op de markt een doos van tien eieren kunt verkopen, dan vraagt ge toch ook niet of het er geen twintig mogen zijn. 67. SMED Dat is waar Bere, maar als er dan nog gevraagd wordt om ze thuis te leveren, dan vraag ik me toch af wat er scheelt. Daarbij, ge moogt geen appelen met citroenen vergelijken. 68. BERE (ongeduldig) Smed, doet ge het of doet ge het niet? 69. SMED Ik weet het niet. Het komt toch allemaal zo geheimzinnig over. Bovendien is het vandaag zondag, kermiszondag nog wel. De zon schijnt, het is tamelijk warm voor het uur van de dag, ik heb dorst, en wat heel belangrijk is, ik heb mijn vrouw gezegd dat ik vandaag niets ga doen; niets, zelfs de afwas niet. Hierbij komt nog dat Neel eigenlijk geen slechte kerel is. 70. TEIRE Wat bedoelt ge Smed? 71. SMED Dat ik niet van gisteren ben! 72. TEIRE Dat weet iedereen. Maar hou nu toch eens op met uw geheimzinnig gedoe. Wilt ge het ja dan nee doen? 73. SMED Ik denk duidelijke taal gesproken te hebben.

74. BERE Het zou me niet verwonderen dat ge van Teire ook vijf frank kunt krijgen. Nietwaar, Teire? 75. TEIRE (verwonderd) WAT??? 76. BERE Ziet ge Smed, hij zegt ja. 77. TEIRE (protesterend) Maar, Bere... 78. BERE (kijkt naar Teire en doet teken dat hij moet ophouden met protesteren) Kom Smed, wat wordt het? Het is te nemen of te laten. 79. TEIRE Vooruit Smed, vijf plus vijf maakt tien frank. Doe het! 80. SMED (nadenkend) Voor een gewone, doordeweekse zondag is dat niet al te slecht betaald, maar een kermiszondag is toch nog iets anders. 81. BERE (wanhopig) Kom, vijf glazen bier bovenop. 82. SMED (nadenkend) Tien frank plus vijf kappers gersten... 83. TEIRE (ongeduldig) Smed, een laatste bod: ik voeg er nog vijf kappers aan toe. Te nemen of te laten! 84. SMED Dat maakt dus tien frank plus tien glazen bier. (Teire en Bere knikken heftig bevestigend) Aangenomen, maar het zal niet gemakkelijk zijn om mijn vrouw te overtuigen. 85. BERE (samen met Teire en blazend) Eindelijk!!! 86. TEIRE Kom Bere, ga vlug het pak halen want anders bedenkt hij zich misschien nog. (fluisterend in Bere's oor) Meer kan ik niet meer geven, anders kan ik een kruis over het teerfeest maken. 87. BERE (opgewekt) Smedje, ik ga vlug dat pak halen! (haast zich naar buiten) 88. SMED Lydie, geef me nog een kapper gersten en dat Teire er ook maar eentje meedrinkt. Zo te zien kan hij dat best gebruiken. 89. TEIRE (met een zuur gezicht) Dank u Smed, dat is heel vriendelijk. 90. SMED Geen dank! Naar het blijkt, krijgen we binnenkort toch verkiezingen. Ge zult dan wel stemmen kunnen gebruiken en naar goede gewoonte heeft een pint de waarde van een stem. 91. LYDIE (brengt bier) Laat het niet koud worden. 92. SMED Gezondheid Teire. Dat het smaakt. (lacht; drinkt glas in één teug leeg) Ik ga vlug mijn kruiwagen halen. Ik ben direct terug. (af) 93. TEIRE Tot zo dadelijk, Smed. (wacht tot Smed de scène verlaten heeft) AFPERSER VERDOMME! 94. LYDIE Stop nu eindelijk met vloeken. Teire, het is uw eigen schuld. (wil naar de keuken gaan) 95. TEIRE Wacht even. Geef me eerst nog een Aarschotse bruine. 96. LYDIE (tapt en brengt glas naar Teire) Gezondheid, nu ga ik eerst nog wat orde op zaken stellen in de keuken. Als ik het nu niet doe, loopt het teerfeest van vanavond in het honderd. Roep maar als ge me nodig hebt. (verdwijnt in de keuken) 97. TEIRE (drinkt flinke teug, kuist zijn mond af aan zijn mouw en kijkt rond) Ik vloek wanneer, waar en hoe ik wil... Mijn eigen schuld? Wat gaat het die vrouwen aan... (brult in de richting van de openstaande deur) AFPERSER... VERDOMME... 98. SAAR (komt binnen met kerkboek in de hand; bij de "verdomme" van Teire maakt ze een kruisteken) Teire, zo vloeken op een zondag. Ik ben verlegen in uw plaats.

99. TEIRE (lacht) Maar Saartje, vloeken is gezond. Mijnheer pastoor heeft het zelf gezegd. 100. SAAR Daar geloof ik niets van. Daarbij, ge zoudt beter wat meer naar de kerk gaan. In 't café zitten lijkt me veel gemakkelijker. 101. TEIRE Kom Saartje, ge moogt zo niet tegen de belangen van uw vader praten. En daarbij, ik ga soms naar de kerk. 102. SAAR Dat weet ik; blijkbaar vooral als ge er voordeel in ziet. 103. TEIRE Niet brutaal worden, meisje. Een dochter van een cafébaas kan zich dat niet veroorloven. Ook al heeft ze honderdduizend keer gelijk, ze moet op haar lippen kunnen bijten tot haar tanden pijn doen. 104. SAAR Dat kan best, maar soms is het toch gemakkelijker gezegd dan gedaan, en nu was het moeilijk; daarom heb ik het maar gezegd. Tot straks, Teire. (wil weggaan) 105. TEIRE Wacht even. Ik moet u iets vragen. 106. SAAR (komt terug) Wat is er? 107. TEIRE (weet niet goed hoe hij moet beginnen) Wel... wel... ge weet dat er binnenkort weer verkiezingen voor de deur staan, nietwaar? (Saar knikt) Ik geloof dat het voor u de eerste keer is, of vergis ik me? (Saar knikt) En weet ge al ook dat ik op de lijst sta? (Saar knikt) Wel..., en nu vraag ik zonder omwegen of ge niet voor mij zoudt willlen... Begrijpt ge? (Saar knikt ontkennend) Verstaat ge me niet? (Saar knikt nogmaals ontkennend) Luister, ik zal... 108. SAAR Dat is niet nodig, Teire. 109. TEIRE Maar meisje, luister even... 110. SAAR Ik weet al lang wat ge bedoelt. Maar ik ga eerst toch eens aan mijnheer pastoor vragen of ik geen kwaad kan door voor u te stemmen. (Saar gaat af) 111. TEIRE Maar meisje toch... (merkt dat Saar weg is) Verdomme, lompe geit!!! Vandaag lukt er niets. 112. BERE (komt op met een heel groot pak) Is de Smed nog niet terug? (zet pak op de grond en loopt naar de buitendeur) Waar blijft hij toch? Hij zal het toch wel doen... al onze plannen vallen in duigen. 113. TEIRE Kalmte alleen kan u redden. Alhoewel, ik begin me toch ook een beetje ongerust te maken. Als hij niet vlug hier is, zit de café vol volk en dan 114. BERE Hij is op komst! (teleurgesteld) Nee, het is meneer pastoor. Waar moet die zo vlug zijn? Hij komt blijkbaar deze richting uit. 115. TEIRE Naar hier? Die kan toch geen dorst meer hebben na al die miswijn van deze morgen. (lacht) 116. BERE Teire, het is gedaan met lachen. Als de pastoor binnen komt, zijn we verloren. Ge weet dat hij overal zijn neus moet kunnen tussen steken. (Bere gaat buiten) 117. (Volgend gesprek speelt zich buiten af. Teire sluipt ondertussen naar de buitendeur om alles beter te kunnen horen) 118. PASTOOR (nors) Dag Bere. Hebt ge de Smed niet gezien? 119. BERE Nee meneer pastoor, ik heb de Smed niet gezien en tussen haakjes, goedemorgen. 120. PASTOOR Ik kom zonet van bij hem thuis en volgens zijn vrouw is hij op weg naar hier, met zijn kruiwagen zelfs. 121. BERE Met zijn kruiwagen? Maar meneer pastoor, op zondag wordt er toch niet gewerkt! Dat is een echte schande. 122. PASTOOR Bere, ik lach er niet mee! Als ge de Smed ziet, laat hem dan onmiddellijk tot bij mij komen. Tot ziens.

123. BERE (komt terug binnen) Teire, dat was op het nippertje. Hij kon er niet mee lachen. De Smed is op komst en hij is blijkbaar gehaast: hij loopt meer dan stappen. Het is alsof de duivel hem op de hielen zit. 124. TEIRE Misschien is het nog wel iets erger dan de duivel. 125. BERE Hoe? 126. TEIRE Misschien is het zijn vrouw wel. (lacht) 127. BERE (lacht eveneens) Ik hoop alleen maar dat het niet waar is. 128. TEIRE Ik hoop het ook. 129. SMED (komt binnen en kuist zijn bezweet gezicht af) Is me dat lopen. Ik ben helemaal buiten adem. Geef me vlug een kapper gersten voor ik het begeef. 130. BERE (tapt, terwijl Teire met het pak naar buiten gaat) Dat het smaakt Smed. (Smed drinkt gulzig en verslikt zich) Kalm jongen, straks moeten we nog naar de dokter. (klopt op rug van Smed) Waarom zijt ge toch zo gehaast? 131. SMED Mijn vrouw. Ik dacht dat ik het moest besterven toen ik haar vertelde wat ik van plan was. Ik geloof dat er geen heiligen bestaan die ze niet aanroepen heeft. En duivels evenmin, denk ik. Zo heb ik ze nog nooit weten tekeer gaan. 132. BERE Dat gaat wel voorbij. Drink vlug uw glas leeg, dan kunt ge vertrekken. 133. SMED Toch eerst nog een klein vraagje. Wat moet ik doen of zeggen als Neel me uitleg vraagt aangaande dat pak? 134. BERE (denkt na) Wel, ge zegt heel eenvoudig dat ge daar geen flauw gedacht van hebt en hij niet zo nieuwsgierig moet zijn. Als hij wat te curieus wordt, zegt ge maar dat hij de één of andere dag wel eens in een zoutpilaar zou kunnen veranderen. Zo simpel is dat. 135. SMED Voor u misschien wel, maar ik ben de soldaat in de vuurlijn. Maar ja, ik zal mijn plan wel trekken. Ik heb trouwens al lang begregen waarover het gaat. Eerst wil ik toch nog iets regelen: mag ik nu mijn tien frank? De glazen bier kunnen wachten tot straks. 136. BERE (gaat in zijn zak) Alstublieft Smed, vijf harde Belgische frank. Vers gemaakt, ze zijn nog warm. (Teire komt op) 137. SMED Teire, mijn vijf frank. (houdt hand open) 138. TEIRE (tegen zijn zin) Hier. Maar pas op want ze is besmet met tyfus. Kom me later niet zeggen dat ge niet op de hoogte waart. Goede reis. 139. SMED In mijn zak zullen ze niet rotten. Bere, geef Teire nog een glaasje op mijn kosten. Tot straks. (gaat af en komt onmiddellijk terug) Bere, drinkt gij er ook maar één. Gij hebt dat ook verdiend. (lacht) Ik ben weg. 140. TEIRE Ik moet geen bier meer hebben. Trek er maar één af van de vijf die ik nog moet betalen. (gaat naar deur) Verdomme Bere, ik geloof dat die ezelskop ons in slaap aan het wiegen is. 141. BERE Ezelskop? Tegen wie spreekt ge nu: tegen uzelf of tegen de Smed? 142. TEIRE Tegen mezelf, verdomme! Hij was van alles op de hoogte. Hij heeft het spelletje mooi meegespeeld en heeft er net zoveel plezier van als wij. Alleen... wij zijn onze centen kwijt. 143. BERE Inderdaad Teire, het verstand komt niet voor de jaren. Maar van dat geld ga ik vannacht toch niet wakker liggen. 't Is het plezier dat telt. 144. TEIRE Ge hebt gelijk, Bere. (lacht) Ik voel het, we gaan een prachtige kermis en een fantastisch teerfeest tegemoet. 145. BERE Zo hoor ik u graag spreken. (tapt een Aarschotse Bruine voor Teire) Gezondheid Teire, op de kermis en ons

onvergetelijk teerfeest. 146. TEIRE Gezondheid. Ik heb er echter wel spijt van dat ik er niet bij kan zijn op het ogenblik dat de Smed voorbij de woning van Neel rijdt. Op dit moment zou ik een vlieg willen zijn. (drinkt) Dat doet goed, precies een engeltje dat op mijn tong pist. Dat kan toch zo goed smaken. 147. BERE (lacht) Teire, vriend, het leven kan toch schoon zijn. Ik bedoel... voor wat ons aangaat... Voor anderen kan het op dit moment wel op wat anders uitdraaien. (lacht en drinkt) 148. TEIRE (drinkt en opeens) Verdekke! De Smed is nu wel onderweg met ons pak maar wie zegt dat Neel dat ooit te zien zal krijgen? 149. BERE Kom Teire, ge zoudt me nog bang maken. 150. TEIRE Het is toch best mogelijk dat de Smed voorbij het huis van Neel rijdt zonder dat hij daar iets van ziet. Veronderstel dat hij op dat moment in de beste kamer zit. Kruiwagen en Smed trekken voorbij zonder dat Neel ook maar iets opgemerkt heeft! En dan? 151. BERE Dan zijn we ons geld en onze pinten kwijt. Zo simpel is dat. 152. TEIRE Simpel? 153. BERE Ja vriend, simpel. 154. TEIRE Verdekke! Dat we daar niet vroeger aan gedacht hebben. Stomme ezels! Mijn zuur verdiende centen weg... helemaal voor niets. 155. TAAL (komt binnen) Bestolen, Teire? 156. TEIRE Nee verdekke, 't is nog veel erger. 157. BERE Kalm Teire. Wat mag het zijn Taal? Een jenever? (Taal knikt) Uw instrument toch niet vergeten zeker? Naar Teire moet ge niet kijken; hij denkt dat hij bij de volgende verkiezingen geenenkele stem gaat halen. Wat denkt gij daarvan, Taal? 158. TAAL Daar heb ik geen flauw idee van. Wat ik wel weet is dat de mensen van de Nindsenberg niet al te hoog oplopen met Teire. Ze noemen hem de slippedrager van de burgemeester en als ge het mij vraagt - ik ken nu niet veel van politiek - is dat toch geen goed teken. 159. TEIRE Hoe noemen ze mij op de Nindsenberg? 160. TAAL Slippedrager van de burgemeester. En doe nu niet alsof ge dat nog niet weet. 161. TEIRE Dat is het eerste wat ik daar van hoor. Het zou me trouwens verwonderen dat die van de Nindsenberg dat zo zeggen. Ik word daar op de handen gedragen. 162. TAAL Een goed gedacht is veel waard, Teire. Bij de verkiezingen zullen we wel zien wie gelijk heeft. Als ik u was, zou ik toch maar een kijkje gaan nemen op de Nindsenberg. Geen rook zonder vuur, zegt het spreekwoord. 163. BERE Kom, zwijg nu toch over politiek. Vandaag is het kermis en teerfeest, een dag om blij en vrij te zijn. Vanaf nu nog alleen mond toe en mond open: eerst om de vriendschap te bewaren, daarna om te drinken en straks te kunnen eten. Ik heb gezegd...! 164. TAAL Zo is het, Bere. (reikt Teire de hand) 165. TEIRE (met tegenzin) Ja, misschien wel. (nadenkend) Vooruit... (opgewekt) 't Is goed, Bere. (geeft Taal een hand) Maar één dezer dagen ga ik toch eens kijken wat er op de Nindsenberg scheelt. 166. SAAR (komt uit de keuken) Dag Taal, ge zijt er vroeg bij vandaag.

167. TAAL Dan kan ik wat langer in uw schoon ogen kijken! 168. SAAR (verlegen) Kom, dat wordt niet gezegd. 169. BERE (beetje nors) Ja, ge zoudt beter uw instrument halen en een beetje oefenen voor straks in plaats van al die onzin uit te kramen. 170. TAAL Onzin? Mijn beste vriend, hoe durft ge beweren dat verliefd zijn ge lijk staat aan onzin? 171. BERE Zijt ge dan verliefd op Saar, Taal? 172. TAAL Dat niet. Ik wil alleen maar zeggen dat het zonder liefde vlug zal gedaan zijn met deze wereld. Neem dit maar alvast van mij aan. En dat ge zo'n schoon dochter hebt, daar kan ik niets aan doen. 173. BERE (lachend) Dat is ook juist. 174. TAAL Mijn vader zaliger zei altijd: jongen, geef uw ogen de kost zolang ge kunt, dat is het enige dat ge hier op deze wereld gratis en voor niets kunt krijgen; profiteer ervan. 175. BERE Ge zijt me ook een kerel. Maar gij als schoonzoon, dat zie ik toch zo direct nog niet zitten... 176. TAAL Wie praat hier over trouwen? Gij zijt zeker een beetje gek geworden. Een mens moet toch leven vooraleer hij kan sterven, zoniet is hij dood geboren. (lacht) En zie ik er dood uit? 177. BERE (lacht eveneens) Nee, dood ziet ge er nog niet uit maar ge lijkt wel erg op een ziek visje in een aquarium. 178. TEIRE Bere, wanneer toont ge nu die aardappelen voor vanavond? 179. BERE (verwonderd) Aard... 180. TEIRE Ja, die moesten volgens hem toch gekeurd worden. (doet achter de rug van Taal teken om naar hem te komen) 181. BERE Ha, waarom hebt ge dat niet vroeger gezegd? Kom, we gaan. Tot straks, kinderen. 182. TEIRE (trekt aan arm van Bere) Tot zo dadelijk! Saar, geef Taal nog een glaasje op mijn kosten. 183. TAAL Dank u Teire, op uw gezondheid. 184. TEIRE Graag gedaan, Taal. (verlaat samen met Bere de scène) 185. TAAL (wacht tot beiden het toneel verlaten hebben) Saartje, eindelijk zijn we alleen. (wil haar hand nemen) 186. SAAR (boos) Nee Taal, na al hetgeen ge daarnet gezegd hebt, moet ge me nu ook maar met rust laten. 187. TAAL Ach, ge begrijpt toch dat dit maar een grap was om uw vader op een dwaalspoor te brengen. 188. SAAR Dwaalspoor of niet, ik begin stilaan te twijfelen aan uw intenties. 189. TAAL Kom lief Saartje, natuurlijk neem ik alles ernstig op. 190. SAAR Ik geloof er niet veel van. Ge hebt we heel diep in mijn hart getroffen. (weent) 191. TAAL Niet wenen, Saartje. Daar kan ik niet tegen, straks begin ik ook. (pakt Saar in zijn armen) Ge moest eens weten hoe graag ik u zie. Ge kunt het met geen pen beschrijven. Mijn hartediefje, mijn peperkoekje. 192. SAAR Kon ik u nu maar geloven, Taal. (begint opnieuw te wenen). Ik zou echt gelukkig zijn. 193. TAAL Stil Saartje. Straks horen uw vader en uw moeder nog dat ge huilt. Geloof het of niet, ik zie u graag. (geeft Saar

een zoen op de wang en gaat buiten) 194. SAAR (wrijft over haar wang) Hij heeft me gekust... ge... (wrijft nogmaals) echt gekust. 195. SMED (komt zwetend op) Saartje, kunt ge direct uw vader halen? 196. SAAR (kijkt totaal verontwaardigd) 197. SMED (vlak in het aangezicht van Saar) Hé! 198. SAAR (ontwakend) Wat is er aan de hand, Smed? 199. SMED Uw vader, en vlug! 200. SAAR Heu... ja... mijn... vader... zeker... Smed (gaat af) 201. SMED (zenuwachtig heen en weer lopend terwijl hij zijn bezweet gezicht afkuist) Wat is dat toch allemaal met die jeugd van tegenwoordig! 202. BERE (komt samen met Teire op en vragen gelijktijdig) Wat is er aan de hand, Smed? 203. SMED Dorst, dorst heb ik ervan gekregen. 204. BERE (haast zich achter de toog, schenkt een glas bier en geeft het aan Smed) Vertel op vooraleer er iemand binnen komt. 205. SMED Bijna alles is verlopen zoals het voorzien was. Neel was zo zenuwachtig dat hij over zijn toeren begon te draaien en niet meer wist wat te doen: huilen of lachen, vloeken of bidden. 206. TEIRE Ho, ho! Beginnen met het begin, Smed. 207. SMED Luister. Ik ben nog maar net voorbij zijn huis of ik zie hem al achter me aan komen. Hij vraagt me of ik met de kermis ook al werk en ik antwoord dat het voor mij om het even welke dag mag zijn als ik er maar voor betaald word. Natuurlijk moest hij weten voor wie ik het karweitje opknap en wat er in het pak zit. Ik hou me stom en zeg hem dat ik niet weet wat ik vervoer en dat hij mijn betaalheer niet hoeft te kennen. Eerst belooft hij me een glas bier te betalen op het teerfeest, en nadat ik steeds blijf weigeren, gaat hij alzo verder tot drie kappers gersten. Als ik er minstens tien eis, valt hij bijna flauw. Uiteindelijk stelt hij er vijf voor. Ik sluit een compromis en deel het verschil door twee: acht glazen. 208. TEIRE (profiteert van een pauze van Smed) 't Is niet waar, Smed. 209. SMED Bere, mijn glas is leeg. 210. SMED Gezondheid, jongens. Waar was ik gebleven? (drinkt) 211. TEIRE Aan die acht glazen. 212. SMED (nadenkend) Aan die acht glazen? 213. BERE Wel, die glazen die ge Neel probeert af te luizen. 214. SMED Och ja! Neel begrijpt dan eindelijk dat ik voor minder dan acht glazen toch niets vertel en gaat akkoord. Ik begin mijn verhaal met hem duidelijk te maken dat al hetgeen ik vertel strikt vertrouwelijk is en dat hij het aan niets of niemand mag verklappen. Met tranen in de ogen en totaal verward, knikt hij instemmend maar als ik hem verklap van wie het pak eigenlijk is, begint hij te vloeken als een ketter en loopt als een bezetene naar het pak. Ik kan hem nog net op tijd staande houden want hij zou het ter plaatse geopend hebben. Ge hebt geluk gehad, want uw geheim zou niet lang stand gehouden hebben. 215. BERE Niet wij, gij hebt geluk gehad. 216. SMED Hij heeft me veel geld geboden om eens in dat pak te mogen kijken maar ik heb me niet laten beïnvloeden.

217. TEIRE Dat zou er nog moeten bijkomen. 218. SMED Ik heb dan aan Neel verteld dat het me werkelijk speet dat ik hem niet kon zeggen wat er in het pak zat. Toen begreep hij ook dat ik wel wist wat het pak bevatte. Ik vertelde hem dat ik op de Amer een papiertje had getekend om het pak mee te krijgen en dat daarop steeds de inhoud vermeld wordt. Neel begreep toen dat het pak met het schip op de Amer toegekomen was en ik heb hem toen verteld dat ik op het papiertje kon lezen dat het pak van Antwerpen kwam. Neel heeft dan nog een hele poos staan vloeken en draaide voortdurend rond het pak. Zijn nieuwsgierigheid kende geen grenzen en hij vroeg natuurlijk ook naar de bestemming. Die was mij natuurlijk onbekend. Zoals ge ziet, alles liep op dat ogenblik op wieltjes. 219. BERE Wat bedoelt ge daarmee? 220. SMED Wel, toen ik bij Teire aankwam en hem vertelde wat er met het pak moest gebeuren, werd de vrouw van Teire nog nieuwsgieriger dan Neel. 221. TEIRE En hebt ge daar ook acht glazen kunnen versieren? 222. SMED Veel meer! (Teire zet een zuur gezicht op) Hoeveel ga ik hier niet verklappen. (lacht) 223. BERE (wrijft in de handen) Prachtig, prachtig! Alles is naar wens verlopen. Ik voel me gelukkig. 224. TEIRE (iets minder opgewekt) Ik voel me ook wel gelukkig maar ik denk dat de Smed zich het best voelt. 225. SMED Teire, maak u niet ongerust, uw vrouw heeft meer verstand dan gij. 226. TEIRE Hoe? Wat bedoelt ge daarmee? 227. SMED Ik heb wel meer dan acht glazen bier gekregen maar ik moet ze wel bij u komen drinken. 228. TEIRE (lacht) Bedankt voor uw compliment. 229. TAAL (komt op met een instrument). Ha, dag Smed, leurt gij nu 's zondags ook al met eieren? 230. BERE Gij wordt hier betaald om muziek te maken en niet om de mensen uit te vragen. Als het nodig mocht blijken, zal ik dat wel zelf doen. 231. TAAL Ik heb de indruk dat baas Ganzendonck vlug op zijn tenen getrapt is. Ik vroeg me enkel af wat dat groot pak op zijn kruiwagen wel kon zijn. In elk geval, dergelijke verpakking voor eieren heb ik nog nooit gezien. 232. BERE Een groot pak op de kruiwagen van de Smed...? (kijkt naar Smed) Hebt gij een pak bij, Smed? 233. SMED Wel... Ja, dat is... Ik heb voor de verjaardag van mijn vrouw een klein geschenkje gekocht en dat is per schip aangekomen. Ik ben dit net gaan afhalen maar in feite weet ik niet goed waar er mee te blijven. Bere, kunt gij het niet even bijhouden? 234. BERE (kwaad) Over welk pak staat ge daar nu te zeveren? Hoe groot is het en hoe lang moet ik het bewaren? 235. SMED Misschien kunnen we er beter eens buiten naar gaan kijken. 236. BERE Dat lijkt me een goed idee. (Smed en Bere gaan buiten, Taal maakt aanstalte om mee te gaan maar Bere houdt hem tegen) Blijf maar binnen en oefen een beetje voor straks. 237. TAAL Wat heeft die vanmorgen gegeten?! 238. TEIRE Die is waarschijnlijk met het verkeerde been uit bed gestapt. Laat eens een paar noten horen, Taal. 239. TAAL Wel, wat wilt ge horen? 240. TEIRE De wals van Damme.

241. TAAL Daar heb ik nog nooit van gehoord. 242. TEIRE Kom, dat liedje van... (half zingend) En dat we toffe jongens zijn, dat willen we weten... 243. TAAL (lachend) Ha, als het dat maar is. 244. TEIRE Ja, ja, 't is al goed. Laat maar, ik ga naar huis. Een goede avond en tot straks. (drinkt glas leeg en vertrekt) 245. TAAL Tot straks. (begint te spelen en na enige tijd komt Saar uit de keuken en luistert aandachtig; Taal merkt dit en gaat tot bij haar; eenmaal vlak bij haar, draait hij zich om en geeft haar een kus op de mond) 246. SAAR (zweeft achter tapkast en schenkt jenever; Taal is al spelend gevolgd) 247. TAAL (stopt met spelen) Dat gaat smaken, hartediefje. (drinkt) De diamanten blinken in uw ogen, helder en zuiver. (neemt Saar vast) Uw onrustig hart klopt net alsof de trommelaar zijn ritme niet kan vinden. (kust Saar) Bij elke stap lijken uw haren landinwaartse golven, stervend op het strand maar steeds opnieuw opduikend uit de zee. Dat is het ritme van het leven: ontluiken, liefhebben, leven en sterven. (kust haar nogmaals) Ik heb altijd gedacht dat ik van u hield. Maar nu staat ge voor mij, zo maagdelijk mooi als een roos in volle bloei die zich spiegelt in het water van de vijver, niet wetend hoe vaak ik ze reeds in mijn gedachten gestreeld en omarmd heb. Nu ben ik zeker van de liefde, mijn liefde, onze liefde. (kust Saar, laat haar los en ze schenkt nog een glas; Taal drinkt het leeg; Bere is ondertussen ongemerkt komen opdagen en blijft in de keukendeur staan) Wanneer ik 's avonds zit te mijmeren aan mijn hutje op de heide en in de laatste zonnestralen zit te denken aan de mooie roos die gans mijn gedachten vervult, dan besef ik dat ik al die pracht heb moeten achterlaten zonder haar te kunnen toefluisteren dat ik haar liefheb. Ik wil op mijn stappen terugkeren maar mijn benen zijn als verlamd. De heide is prachtig in haar avondgloed maar mijn roos, ver hier vandaan, is nog veel 248. mooier en mijn gedachten blijven bij haar. Heel diep besef ik dat ze zich weldra eenzaam voelt in de verlaten nacht; de nacht die spoedig de zon, het zinnebeeld van het leven, zal verdrijven. Tranen rollen over mijn wangen en ik voel me eenzaam, uitdovend. Toch ben ik gelukkig want ik weet dat morgen de zon in al haar glorie de nacht zal verdrijven. Het leven is sterker dan de dood en ik voel me gelukkig omdat ik opnieuw naar mijn roos kan. (knielt voor Saar) Ik kan haar strelen en zachtjes toefluisteren hoe ik haar vannacht gemist heb. Ik zal altijd van haar houden... altijd. 249. BERE (klapt in de handen) Prachtig Taal, kunt ge niet opnieuw beginnen want ik heb de aanvang gemist. 250. TAAL (vlieg recht) Wablieft baas? 251. BERE Ik heb de ganse voorstelling niet kunnen bijwonen en zo te horen is het toch wel spannend. 252. TAAL (neemt zakdoek en wrijft zweet af) Spannend baas? 253. BERE (kwaad) Ja verdorie, en herhaal niet steeds mijn woorden. Wat voor flauwe praat brabbelt gij tegen mijn dochter. 254. TAAL Ge moet geen schrik hebben, baas, ge moet eerst leven en dan pas kunt ge sterven. 255. SAAR (boos) Ik ga moeder helpen bij het bereiden van het eten voor het teerfeest van vanavond. Tot ziens. (af) 256. BERE Doe dat mijn roosje. (lacht) Taal, wanneer komt FRANS? 257. TAAL Vlak na de middag. Maar als hij enigszins kan, komt hij vroeger. 258. BERE Ha, zo. (nadenkend) Weet ge waaraan ik nu zit te denken? 259. TAAL Hoe kan ik dat weten, baas? 260. BERE Wel, ik denk dat ons Saar verliefd is. 261. TAAL Kom baas, wat zegt ge nu. 262. BERE Ik weet niet, maar de laatste tijd doet ze toch raar. En als ge het mij vraagt, mocht het waar zijn, dan zou ik dat niet prettig vinden.

263. TAAL (bevestigend) Ik kan u geloven maar weet ge wat ik ervan denk? Vroeg of laat moet het er toch van komen en dan kunt ge dat prettig vinden of niet. 264. BERE (kwaad) Verdorie, ge gaat nu toch niet zeggen dat ik er niets aan kan doen, mocht het zover zijn. 265. TAAL (neemt zakdoek, wrijft zweet af en antwoordt bang) Natuurlijk niet baas. Ik bedoel alleen maar dat het er toch eens moet van komen, prettig of niet. 266. BERE Ge zijt toch niet verliefd op mijn dochter? 267. TAAL Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt, baas. 268. BERE Dan is 't goed. Na uw gezever aan de tapkast had ik de indruk dat gij de gelukkige waart. 269. TAAL Nee toch. Saar vroeg me om een mooi verhaaltje te vertellen en omdat ik er niet zo dadelijk eentje in mijn hoofd had, ben ik maar wat gaan improviseren. 270. BERE En vond ze het mooi? 271. TAAL Ze hing aan mijn lippen. (Bere reageert fel) Bij wijze van spreken, natuurlijk. Wel baas, ze heeft altijd zo ver van mij verwijderd gestaan. (spreidt armen om woorden kracht bij te zetten) 272. BERE Moet ik dat allemaal geloven? 273. TAAL Tegen u ga ik toch niet liegen, baas. 274. BERE Dat weet ik niet. (nadenkend) Misschien juist wel, verdorie! 275. LYDIE (komt uit de keuken) Bere, Lowieke is er met het bier. 276. BERE Straks praten we nog wel wat verder. (af) 277. TAAL (wrijft nogmaals zijn zweet af) Oef, ik dank de hemel en al zijn heiligen. Amen. 278. LYDIE Scheelt er iets, Taal? 279. TAAL Dat zal wel, geef me vlug een jenever. 280. LYDIE (schenkt in) Vertel eens. (Taal heeft plaatsgenomen aan een tafel en Lydie komt bij hem zitten) 281. TAAL Ten eerste weet ik niet goed hoe te beginnen, ten tweede weet ik niet hoe ge gaat reageren en ten derde... 282. LYDIE Ik luister, Taal. 283. TAAL En ten derde weet ik niet voor wie ge partij zult kiezen als ik het verteld heb. (kuist zweet af) 284. BERE (vanuit de keuken) Lydie, kom eens even. 285. LYDIE Ja, direct. Ik ben zo terug, Taal. (af) 286. TAAL Wat moet ik nu beginnen? God in de hemel, sta me bij! Moet ik het nu vertellen of hou ik mijn mond? (nadenkend) Verdomme! Als echte man zijn er geen problemen. Maar hier ligt juist het kalf gebonden: ik ben geen echte man. Begrijp me niet verkeerd, ik heb wel alles wat een echte man moet hebben, maar daar houdt het mee op. Ik bibber voor elk twijgje dat onder mijn voeten kraakt en als ik dan Bere bekijk, dat is geen takje maar een ganse boom. Als die moest breken... ik mag er niet aan denken. Brrr, ik krijg er kippevel van maar als ik Saartje voor mij wil, zal ik vroeg of laat toch in die zure appel moeten bijten. Maar eigenlijk... liever laat dan vroeg. (nadenkend en dan fel) Nee verdorie, liever vroeg dan laat, of misschien zelfs nooit. (slaat met beide vuisten op de borst) Ik ben een man... ik ben een man.

287. BERE (komt op) Wat scheelt er Taal? Voelt ge u niet goed? 288. TAAL Toch wel baas, ik voel me prima. Ik gooi mijn spieren los voor vanavond. 289. BERE Dat valt nog mee... (terug af) 290. TAAL Brrr...! In feite voel ik me helemaal niet goed. 291. SOOI (komt binnen) Dag Taal. 292. TAAL (afwezig) Dag Sooi. 293. SOOI Ge ziet er maar bleekjes uit. Is er iets? 294. TAAL Bleek? 295. SOOI Ja, jongen. Hebt ge misschien een watergeest gezien? 296. TAAL Ik denk dat ge u vergist. Ik voel me goed... (tussen tanden) Alhoewel. 297. SOOI (kijkt om zich heen) Zij gij hier alleen? 298. TAAL Lowieke is juist aangekomen met het bier. 299. SOOI Verder geen nieuws? 300. TAAL Nee Sooi. 301. SOOI Hebt ge het al gehoord, Taal? 302. TAAL Wat? 303. SOOI Gisteren hebben ze er in het dorp één aan het mes geregen. 304. TAAL 't Is niet waar. 305. SOOI Toch wel, boer Dikke was getuige en naar het blijkt is het slachtoffer één van zijn vrienden. 306. TAAL Ik weet het Sooi, het was de Lonj' maar uw informatie klopt niet helemaal. Ze hebben hem niet afgemaakt met een mes maar met de prik en een riek. Boer Dikke was getuige omdat hij met zijn lief zat te vrijen op de kerkhofmuur. 307. SOOI (verwonderd) Te vrijen op de muur van het kerkhof? (bewonderend) Straffe kost. 308. TAAL Boer Dikke heeft nergens schrik van, van mens noch duivel (tussen zijn tanden) Was ik maar uit hetzelfde hout gesneden. 309. SOOI Het schijnt dat boer Dikke die kerels in bedwang gehouden heeft tot de gendarmen ter plaatse waren. 310. TAAL Dat klopt ook niet helemaal, Sooi. Maar naar ik gehoord heb, heeft hij één van die mannen een flink pak rammel gegeven en als ik goed ingelicht ben, kent hij ook de daders. Dank zij boer Dikke zijn ze nu misschien al aangehouden. 311. LYDIE (komt uit de keuken) Dag Sooi, prettige kermiszondag. Wat mag ik schenken? 312. SOOI Voor een jenever is het nog wat vroeg en voor een meter bier heb ik nu nog geen dorst genoeg. Geef me dan maar een jenever. 313. LYDIE (lacht) Gij zult ook nooit veranderen.

314. SOOI De groeirichting van een oude boom is moeilijk te wijzigen, meisje. Geef Taal ook iets te drinken en omdat het kermis is, moogt gij ook iets nemen. Als ge dorst hebt, tenminste. 315. LYDIE Nog een jenever Taal? (knikt) Ik zal er ook maar één nemen, in de stad drinken ze voor het eten toch ook een likeurtje. Als ik me niet vergis noemen ze dat daar een aperitiefje. Ze zeggen dat ge daar geweldige honger van krijgt. (brengt drank en zet zich bij aan de tafel) Ik betaal, dat is voor uw kermis. Gezondheid. 316. SOOI Bedankt. Gezondheid 317. TAAL Gezondheid. 318. SOOI Zeg Lydie, om welk uur begint het teerfeest ook al weer? Ik zou niet graag te laat komen, ziet ge. 319. LYDIE Het uur van eten ken ik ook niet, Sooi. Ge weet dat er een nieuwe president moet gekozen worden en dat kan soms wel wat uitlopen. En dat zal dit jaar meer dan ooit het geval zijn want er zijn twee kandidaten: Neel en de Smed. Neel wordt gesteund door onze Bere en Teire, maar dat weet hij zelf nog niet. 320. SOOI Hoe, wat bedoelt ge daarmee? 321. LYDIE Heel simpel. Neel weet zelf niet dat hij kandidaat is voor het presidentschap. 322. SOOI Daar begrijp ik niets van. 323. LYDIE Als ge straks op tijd zijt, zult ge dat allemaal wel verstaan. Ik ga nu nog wat verder werken in de keuken. Als ge me nodig hebt, roept ge maar. 324. SOOI Geef mij eerst nog wat te drinken. En voor u Taal? Of drinkt ge niets meer van mij? 325. TAAL (ontwakend) Euhh... Ja ja, hetzelfde. Lydie, tap er maar twee in één keer, anders moeten we u toch direct roepen. 326. LYDIE (tapt en brengt drank) Ziezo. Roep maar als ge me nodig hebt (gaat naar de keuken) 327. SOOI Begrijpt gij daar nu nog iets van? 328. TAAL Waarvan moet ik iets begrijpen? 329. SOOI Van al dat geheimzinnig gedoe aangaande het presidentschap van de vereniging. 330. TAAL Nee Sooi, maar ik denk dat Bere en Teire vanavond iets gaan uithalen waarover in Ninde nog lang zal gesproken worden. 331. SOOI Waarom denkt ge dat? 332. TAAL Ik heb een voorgevoel. Ik weet het niet goed maar ik denk dat het best is dat we er voorlopig onze kop niet over breken en afwachten tot vanavond. 333. SOOI Misschien hebt ge gelijk. We zullen straks wel zien. Gezondheid. 334. TAAL Gezondheid. 335. SOOI En hoe gaat het met de zaken, Taal? 336. TAAL Niet te best, de baron heeft een nieuwe boswachter in dienst. En al zeg ik het zelf, het is een uitgeslepen kerel. Hij heeft me al twee keer bijna te pakken gehad. 337. SOOI Wat ge nu zegt! 338. TAAL Ja ja!

339. SOOI Dan moet het inderdaad een geslepen vos zijn. 340. TAAL En of, verleden week lag hij heel gewoon bij één van mijn vallen op mijn komst te wachten. Gelukkig loop ik sneller dan die schoft. 341. SOOI Had hij dan geen geweer bij? 342. TAAL Dat zal wel! Hij heeft twee keer geschoten. Sooi, ik heb geluk gehad, het zaad vloog rond mijn oren. 343. SOOI Geloof ik best. Ik heb gehoord dat hij een haas schiet vanop duizend meter. 344. TAAL Al bij al nam ik hem vannacht toch in het ootje. 345. SOOI Echt waar? Vertel eens. 346. TAAL Ik heb vannacht twee van zijn vallen leeggemaakt. Die kerel besteelt zelf de baron. Hij zet vallen, haalt ze eerst leeg en gaat er dan mee naar de baron om de buitgemaakte vallen te tonen. 347. SOOI En gelooft de baron dat? 348. TAAL Natuurlijk, en per val krijgt de snoodaard een frank. Zo maakt hij twee keer winst. Vanzelfsprekend blijft er soms wel eens een haasje in de val zitten zodat de baron ook iets te eten heeft. 349. SOOI Toch slim bekeken. 350. TAAL Heel slim. Maar vroeg of laat loopt hij in de duisternis toch eens op mijn vuisten. 351. SOOI Doe u maar geen pijn. (lacht) Gezondheid. (drinkt tweede glas leeg en staat op) Ik ga nu. Tot straks, Taal. 352. TAAL Tot straks. (Sooi gaat buiten) Het leven kan hard zijn, vooral voor de kleine man, en daar zie ik de eerste eeuw nog geen verandering in komen. (neemt instrument) Maar ja, zolang we ademen moeten we blijven vechten, tegen alles en iedereen. (begint te spelen) -DOEK-

- TWEEDE BEDRIJF - Een zonnige, zomerse namiddag, vóór het lof. 1. TAAL (zit aan tafel met een stuk papier en een potlood; voor hem staat een leeg bord met een lepel) Nu zullen zij daar vele jaren slijten. (denkt na en schrijft) Nu weten zij wel wat ze hebben misdaan. 2. LYDIE (komt op uit de keuken) Heeft het gesmaakt, Taal? (neemt bord) 3. TAAL Heel goed, het is lang geleden dat ik nog zo lekker gegeten heb. Daarenboven was het meer dan voldoende. Kijk, mijn buik staat op springen. 4. LYDIE Dat doet me plezier. (bekijkt blad papier) Wat is dat? 5. TAAL Aha! Dat is een liedje dat ik schrijf over de verschrikkelijke moord die vannacht in Tremelo gepleegd is. Ik moet er alleen nog een gepast melodietje op vinden om het vanavond op het teerfeest in première voor te stellen. 6. LYDIE Is daar in Tremelo nu weeral een moord gepleegd? Heer Jezus, Maria. (maakt een kruisteken) 7. TAAL Wist gij dat nog niet? 8. LYDIE Hoe zou ik het weten; ik zette vandaag nog geen stap buiten de deur. Vertel eens wat er gebeurd is. 9. TAAL Ik zal dat een vlug in twee woorden uitleggen. Het fijne weet ik er ook niet van maar vannacht hebben ze Lonj', de vriend van Boeres Dikken, van kant gemaakt met een riek en een pik. Boeres Dikken heeft één van de schurken nog een flinke rammeling kunnen geven maar hij slaagde er toch in te ontsnappen. Naar ik gehoord heb zou Boeres Dikken de schurk herkend hebben en dank zij zijn getuigenis hebben de gendarmen de daders kunnen arresteren en ze zijn overgebracht naar de gevangenis van Leuven. 10. LYDIE Is dat echt waar? (maakt opnieuw een kruisteken) Moorden en nogmaals moorden. Er komt geen einde aan. Wanneer krijgen we eens eindelijk een kermis of een zondag zonder dat er hier of daar iemand van kant gemaakt wordt? 11. TAAL Lydie, gisteren was het pas zaterdag! 12. LYDIE (kwaad) Taal, ver...! Bij was hij eruit. Het is nu niet de moment om grapjes te verkopen. 13. TAAL (beschaamd) Eigenlijk hebt ge gelijk. (verontschuldigend) Zo bedoelde ik het niet, ik wou alleen maar zeggen dat ze de dag van vandaag op ieder moment iemand koud maken. 14. LYDIE Kunt gij mij zeggen waarom ze dat eigenlijk doen? Daar kunt ge toch geen plezier aan beleven. Of wel soms? 15. TAAL Volgens mij niet. Maar wat wilt ge? Hier geven de grote heren zelf het voorbeeld. Zij schieten u dood voor een pruts. 16. LYDIE Wat wilt ge daar mee zeggen? 17. TAAL Als ze mij morgen op het landgoed van Fonteyn kunnen dooschieten, zullen ze geen seconde aarzelen. 18. LYDIE Dat is iets anders. Als gij daar rondloopt, is het om te stropen en dat is stelen. Dat ligt heel anders. 19. TAAL Ach meisje. De baron kan het wild dat op zijn landgoed rondloopt nooit alleen opeten. Ik eigen mij het recht toe van tijd tot tijd een brokje van zijn teveel op te eten. Dat heeft niets met stelen te maken. 20. LYDIE Hoe noemt ge dat dan? 21. TAAL Ofwel riskeert ge uw leven om in leven te blijven ofwel riskeert ge niets en dan zijt ge een vogel voor de kat want ik heb nog niemand gekend die in leven bleef door alleen maar te ademen. 22. LYDIE Dat klopt, maar kunt ge dan nergens gaan werken om uw boterham te verdienen. Dan hebt ge de hazen en de

patrijzen van de baron niet meer nodig. 23. TAAL Lydie, dat gevogelte is net zomin van de baron als van u of van mij. En om te kunnen werken, moet er werk zijn, en dat is er niet. 24. LYDIE Wie zoekt die vindt en waarom zouden die beesten niet van de baron zijn? 25. TAAL Van wie zijt gij een dochter? 26. LYDIE Van mijn moeder en mijn vader. 27. TAAL Ja, dat wel, maar zo bedoel ik het niet. Dank zij wie lopen er mensen rond op deze wereld? 28. LYDIE Dank zij God, die heeft Adam en Eva geschapen. 29. TAAL Juist. En wat heeft God nog gemaakt? 30. LYDIE Wel... de aarde, de hemel, het licht, de duisternis, de planten, de dieren... 31. TAAL Ja, dat is het! 32. LYDIE Wat nu weer? 33. TAAL God heeft de dieren geschapen. Hoe kunnen die dan van de baron zijn? 34. LYDIE Maar Taal, dat waren de eerste dieren! Nu zijn dat dezelfde niet meer. 35. TAAL Breng me niet aan het lachen. De hazen en de patrijzen van nu stammen, net zoals wij, af van de hazen en de patrijzen die God in zijn tijd geschapen heeft. 36. LYDIE Taal, gij kent uw gewijde geschiedenis niet. Wij stammen niet af van die eerste hazen en patrijzen maar van Adam en Eva. Ge hebt daarnet niet goed geluisterd. 37. TAAL (zucht) Ik heb dat wel gehoord maar geef me nu maar een jenever. 't Is hopeloos. 38. LYDIE (gaat naar toog) Nee, er is nog hoop maar gij zijt een hopeloos geval. Gij verstaat niet dat stropen gelijk staat met stelen. 39. TAAL (kwaad) Maar dat is niet waar, verdomme! 40. LYDIE (brengt jenever) Maak u niet dik, dat helpt niet. 41. TAAL Daar kan ik me echt kwaad in maken. Juist omdat we allemaal bang zijn van de baron, van de boswachter, van de gendarmen, van meneer pastoor en noem maar op, kennen we al die miserie. Als die ons moesten behandelen als mensen, zou het er heel anders aan toegaan. 42. LYDIE Wat kraamt ge nu uit? Hebt ge misschien een kaart van de socialisten gekocht? 43. TAAL Nog niet, maar ik begin er sterk aan te denken. 44. LYDIE Maar jongen toch, als ge dat doet geraakt ge nooit in de hemel. 45. TAAL (lacht) De hemel is niet gemaakt voor arme mensen. Als wij daar aankloppen zal achter de rug van Sint-Pieter wel één van die rijke lui een oogje in het zeil houden. Ge kent dat toch, die plegen chantage: als ge die laat binnenkomen, ga ik buiten. Al wat Sint-Pieter kan doen is zeggen dat alles volzet is en de deur toe gooien. Die rijke mannen krijgen toch altijd hun goesting. 46. LYDIE (maakt een kruisteken) Taal, gij moet dringend naar meneer pastoor en op bedevaart naar Scherpenheuvel. De duivel zit in u.

47. TAAL Mariake van Scherpenheuvel zal hier boven ook wel niet al te veel in de pap te brokken hebben. Het zou me niet verwonderen dat ze daar alleen goed is om ja te knikken en om de afwas te doen. Zoals trouwens alle vrouwen. 48. LYDIE Nu krijg ik medelijden met u. Dat had ik nooit kunnen denken. Zo jong en al zo verbitterd. 49. TAAL Dat wel, maar hebt ge al eens goed nagedacht over leven dat we hier slijten? 50. LYDIE Nee. (schenkt zich een jenever in) 51. TAAL De pachters wroeten van 's morgens tot 's avonds om op hun grond wat voort te brengen. Eenmaal hun jaarlijkse pacht betaald, blijven er alleen nog wat kruimels over. Is het dan niet normaal dat ge momenteel elke dag hoort praten over stelen en moorden? Stelen dient om in leven te blijven en moorden worden gepleegd in een zatte roes. Maar waarom drinken de mensen zich een stuk in de kraag? Omdat dit de enige manier is om even van alle ellende verlost te zijn, verdorie. Geeft me nog maar een jenever om mijn zorgen opzij te zetten. Bij al die moorden of diefstallen zouden ze beter de baron, de boswachter, de gendarmen of meneer pastoor achter de tralies draaien. Het is hun schuld dat er hier al die miserie is. 52. LYDIE (brengt jenever en zet zich bij aan tafel) Kom, laat ons over iets anders praten. Uw uitleg boezemt me schrik in. 53. TAAL Ge moet van mij geen schrik hebben. 54. LYDIE Dat bedoel ik niet maar ik ben alleen maar bang dat ge straks één van die grote heren gaat vermoorden. 55. TAAL Vandaag is het kermis en straks moet ik spelen op het teerfeest. Om iemand een kopje kleiner te maken zal er dus niet veel tijd meer resten. Trouwens, daar ben ik te laf voor. 56. LYDIE Om een mens kapot te maken moet ge laf zijn, niet om hem te laten leven. 57. TAAL (drinkt) Misschien hebt ge gelijk. 58. LYDIE Vrouwen hebben steeds gelijk. 59. TAAL (lacht) Al met al, mocht ik de moed hebben dan zou ik ze toch graag één voor één aan mijn mes steken. 60. LYDIE Kom, ik zal nogeens schenken. Zet al die sombere ideeën maar uit uw hoofd want anders kunt ge straks niet fatsoenlijk spelen. 61. TAAL Ge hebt gelijk en bovendien kan ik nog gans mijn leven een zaag spannen. 62. LYDIE (haalt fles en schenkt in) Ge krijgt verstand. Over iets anders gesproken, wanneer komt FRANS? 63. TAAL Die zal niet lang meer wegblijven. Hij kotm na het middageten. 64. LYDIE Dat komt in orde. Gezondheid. 65. TAAL Gezondheid. 66. LYDIE Laat eens horen wat voor liedje ge gemaakt hebt over die afschuwelijke moord. 67. TAAL (neemt papier) Ik zal het gewoon voorlezen want ik heb nog geen passende melodie gevonden. Goed? 68. LYDIE Ik luister. 69. TAAL (staat recht) 70. Komt vrienden hiet, al die staan in 't ronde. Komt luisters eens met aandacht naar dit lied, 71. Een wrede moord zal ik u gaan verkonden, Op enen zaterdag in Tremelo is geschied. 72. Een mensenhart zou daar van open scheuren, Als men aanhoort dees wrede moorderij; 73. Maar 's anderendaags het dorp stond in roere, Als iedereen wist al van die moorderij. 74. En de gendarmen, die zijn terstond gekomen, De moordernaars naar 't prison gedaan,

75. En het parket, dat toen nog niemand kende. Men vond het lijk nog liggen op de grond, 76. Met enen riek z'n hart was heel doorstoken. Men vond de pik waar hij was mee doorwond. 77. Ge kunt wel denken wat dat hij heeft geleden, Eer hij gaf ja zijnen laatsten stond. 78. Nu zitten zij in het prison te treuren, In afwachting van hun straf te ondergaan. 79. Nu zullen zij daar vele jaren slijten, Nu weten zij wel wat ze hebben misdaan. 80. (maakt een diepe buiging) 81. LYDIE (klapt in handen) Bravo! Bravo! 82. TAAL (maakt opnieuw een buiging) Bedankt, geacht publiek 83. LYDIE Als ge nu nog een gepast melodietje vindt, zingen ze dat binnen honderd jaar nog in Tremelo. 84. TAAL (tevreden) Denkt ge dat? 85. LYDIE Daar ben ik zeker van. 86. TAAL Ik ga mijn best doen om een mooi deuntje te vinden. 87. LYDIE Zal dat lukken tegen vanavond? 88. TAAL Dat moet lukken, verdomme. 89. LYDIE Taal, weet ge wat ik eigenlijk niet goed snap? 90. TAAL Hoe kan ik dat nu weten? 91. LYDIE Dat zo'n slimme kerel als gij heel zijn leven wil doorbrengen op de heide en in de bossen. 92. TAAL Hoe? 93. LYDIE Gij zijt één van de weinigen die kan lezen en schrijven en toch houdt ge u bezig met zaken die beter het daglicht niet zouden zien. Dat versta ik niet goed. 94. TAAL Leren lezen en schrijven deed ik met volle plezier op de zondagsschool bij de pastoor. Mijn vader leerde me stropen en mijn instrument bespelen. Trouwens, met die muziekschool heb ik wat meegemaakt. Vooraleer mijn vader te weten kwam dat ik daar naartoe ging, had ik al meer dan één jaar les gevolgd. Ik wist goed dat hij het me zou verbieden. Daarom zei ik elke zondag dat ik de stroppen ging nakijken. Maar op een keer is vader me stiekem gevolgd want hij dacht dat ik een lief had. Het toeval wilde ook dat ik die zondag wat te laat thuis vertrokken was zodat de les al bezig was. Ik ga dus recht de klas binnen maar amper gezeten, word ik al uit mijn bank getrokken en krijg ik een flinke rammeling. Hij heeft me bij de haren buiten gesleurd en de pandoering duurde tot we weer thuis waren. Later ben ik nooit meer naar de les geweest. 95. LYDIE En deed de pastoor dan niets om u te helpen? 96. TAAL Die had veel te veel schrik van vader. 97. LYDIE Maar waarom was uw vader tegen die zondagsschool? 98. TAAL Hij dacht dat ik pastoor wilde worden en pastoors en mijn vader zijn nooit goede vrienden geweest. Hij zei altijd: een pastoor in de parochie is nog erger dan een vrouw in huis. 99. LYDIE Hebt ge nog nooit aan trouwen gedacht? 100. TAAL Natuurlijk, alleen is maar alleen. In de zomer red ik het wel: de dagen zijn lang en ik verveel met niet maar in de winter zijn de avonden lang en daar er geen kermissen zijn, moet ik ook niet gaan spelen. Gelukkig kan ik zo nu en dan nog een haas of een patrijs gaan stropen bij Fonteyn of bij van Meerstraeten. 101. LYDIE Maar dat stropen zult ge toch moeten afleren. 102. TAAL Hoe afleren?