Wij, Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Vergelijkbare documenten
Gelet op de artikelen 2.6, 2.10a en van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Regeling bekostiging hoger onderwijs 2006

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2010

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2009

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs

Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs in verband met het aanpassen van bedragen en percentages

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Wij, Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

namens Onze Minister van Landbouw, Nat uur en Voedselkwaliteit;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Wijzigingsregeling van de Regeling financiën hoger onderwijs

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van [-] 2013, No.[]);

Aantal ingeschreven studenten per universiteit naar onderwijstaal, studiejaar

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Bijlage 1 bij artikel 2, tweede lid

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Detailplanning aansluiting ontkoppelpunt 2018 v10.0

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Postbus MB AMSTERDAM. ArtEZ Postbus AA ARNHEM

Het hbo ontcijferd 2005

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Regeling vermelding duale opleidingen hoger onderwijs

1,4% ten opzichte van studiejaar

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, en 2.10a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Factsheet. Instroom hbo toegenomen, lichte groei aantal inschrijvingen en aantal gediplomeerden neemt gestaag toe.

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2010

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Excellentieprogramma s in het HBO in Nederland

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2011

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Factsheet. Totale hbo-instroom, inschrijvingen en diploma s

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, en 7.4a, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwijsinstellingen die een convenant hebben afgesloten met de IND

Tweede studies Doorrekening maximering instellingscollegegelden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Bindend Studieadvies. Rapportage kwantitatieve resultaten

Nieuws uit t decanaat 6 oktober 2017

Hoe scoren onderwijsinstellingen op Twitter?

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

CMHF is een van die Centrales en deze vertegenwoordigt de FvOv-verenigingen in het IGO.

Overzicht aangesloten instellingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wijziging van onder meer de Regeling financiën hoger onderwijs

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2011: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2012

Het hbo ontcijferd 2006

Besluit van 2018 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met de Wet invoering associate degree-opleiding

De wijzigingen in dit besluit hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

AAN : RELATIES VAN REE & VAN DRIEL BTW-SPECIALISTEN VAN : VAN REE & VAN DRIEL BTW-SPECIALISTEN DATUM : 7 JUNI Inleiding

Profileringsfondsen in het hoger onderwijs Een advies over de bereikbaarheid en kenbaarheid

Als je op een site bent, klik dan op vorige en vervolgens op openen om terug te gaan naar het bestand interessante sites.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juni 2014

Samengesteld op: 1 december 2014

Bijlage 1 tot en met Bijlage 5 behorend bij Regeling bekostiging hoger onderwijs 2006, van 6 december 2006, kenmerk HO/CB-2006/44434

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2000

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. RMC-wet Jaargang 2001 Staatsblad

Hoe scoren onderwijsinstellingen op social? Onderzoek naar het gebruik van Twitter onder MBO-, HBO- en WO-instellingen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

Transcriptie:

VERSLAG BIJLAGE BIJ DE NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET Proeve¹ van het ontwerp-besluit tot vaststelling van bepalingen inzake de algemene berekeningswijze voor de bekostiging van de instellingen voor hoger onderwijs en de academische ziekenhuizen (Bekostigingsbesluit WHW 2008) Wij, Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mark Rutte, van, nr. (4815), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, 2.10a en 16.23, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; De Raad van State gehoord (advies van, nr. ); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mark Rutte, van, nr. (4815), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Hebben goedgevonden en verstaan: HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1. Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: a. wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. Onze minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voorzover het betreft het onderwijs en onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 1

---- ¹ Mede in verband met het karakter van dit document dient het in elk geval nog in wetstechnische zin te worden bijgesteld. c. instelling: 1. een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de onderdelen a, b, g en h van de bijlage van de wet, en 2. een instelling als bedoeld in artikel 16.21, eerste en tweede lid, van de wet; d. universiteit: 1. een universiteit als bedoeld in de onderdelen a en b van de bijlage van de wet, 2. de Open Universiteit, bedoeld in onderdeel h van de bijlage van de wet, 3. een instelling als bedoeld in artikel 16.21, eerste en tweede lid, van de wet; e. hogeschool: een hogeschool als bedoeld in onderdeel g van de bijlage van de wet; f. onderwijsdeel wo: onderdeel van de landelijk beschikbare rijksbijdrage, bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel a; g. onderwijsdeel hbo: onderdeel van de landelijk beschikbare rijksbijdrage, bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b; h. onderzoeksdeel wo: onderdeel van de landelijk beschikbare rijksbijdrage, bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel c; i. leerrecht: het persoonsgebonden recht van een student om gedurende een tijdvak van zes aaneengesloten maanden hoger onderwijs aan een bekostigde instelling voor hoger onderwijs te volgen dat uit s Rijks kas wordt bekostigd; j. leerrecht OU: het persoonsgebonden recht van een student om een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.32, derde lid, van de wet, aan de Open Universiteit te volgen dat uit s Rijks kas wordt bekostigd; k. opleiding: 1. een opleiding als bedoeld in artikel 7.3a van de wet, 2. een opleiding verzorgd door een instelling als bedoeld in artikel 16.21, eerste en tweede lid, van de wet; l. peildatum: 1 oktober in het kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar, ten behoeve waarvan de rijksbijdrage is vastgesteld; m. peilperiode: periode tussen de peildatum van het daaraan voorafgaande begrotingsjaar en de peildatum; n. bekostigingsniveau: bekostigingsniveau als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit; o. CROHO-onderdeel: onderdeel van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, van de wet; p. promotie: promotie als bedoeld in artikel 7.18 van de wet; q. academisch ziekenhuis: een academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel i van de bijlage van de wet. Artikel 1.2. Vaststelling omvang van de landelijk beschikbare rijksbijdrage 1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt jaarlijks, in overeenstemming met het desbetreffende onderdeel van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die voor het desbetreffende begrotingsjaar is vastgesteld, de omvang vast van de landelijk beschikbare rijksbijdrage voor de instellingen die onderwijs verzorgen of onderzoek verrichten op een ander gebied dan het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, en de omvang van de delen daarvan. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 2

2. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stelt jaarlijks, in overeenstemming met het desbetreffende onderdeel van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit die voor het desbetreffende begrotingsjaar is vastgesteld, de omvang vast van de landelijk beschikbare rijksbijdrage voor de instellingen die onderwijs verzorgen of onderzoek verrichten op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, en de omvang van de delen daarvan. 3. De landelijk beschikbare rijksbijdrage, bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaat uit: a. een onderwijsdeel wo, b. een onderwijsdeel hbo, c. een onderzoeksdeel wo, d. een deel ontwerp en ontwikkeling hbo, en e. wat betreft de landelijk beschikbare rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, een deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek. Artikel 1.3. Verdeling van de landelijk beschikbare rijksbijdrage 1. Met het oog op de verdeling van de onderwijsdelen wo en hbo over de instellingen worden de onderwijsdelen wo en hbo opgeteld. De som van die delen wordt vervolgens over de universiteiten en hogescholen verdeeld overeenkomstig hoofdstuk 2. 2. Het onderzoeksdeel wo wordt over de universiteiten verdeeld overeenkomstig de artikelen 3.1 tot en met 3.5. Het deel ontwerp en ontwikkeling hbo wordt over de hogescholen verdeeld overeenkomstig artikel 3.6. 3. Het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek wordt over de universiteiten verdeeld overeenkomstig hoofdstuk 4. Artikel 1.4. Gegevens 1. Het instellingsbestuur brengt een beslissing over de inschrijving van een student of extraneus als bedoeld in artikel 7.52, vijfde lid, van de wet op een door de Informatie Beheer Groep te bepalen wijze ter kennis van de Informatie Beheer Groep binnen acht weken nadat die beslissing is genomen. 2. Het instellingsbestuur verstrekt de gegevens over het verlenen van een graad op een door de Informatie Beheer Groep te bepalen wijze aan de Informatie Beheer Groep binnen acht weken na het verlenen van de graad. 3. De instellingen verstrekken uiterlijk 30 november voorafgaand aan het begrotingsjaar aan de Informatie Beheer Groep de ingevolge dit besluit voor de toepassing van hoofdstuk 2 en artikel 3.1 noodzakelijke gegevens. 4. De Informatie Beheer Groep zorgt ervoor dat uiterlijk 10 december volgend op de peildatum de gegevens, bedoeld in het derde lid, in het bezit zijn van Onze minister en stelt deze gegevens per instelling tevens ter beschikking van het desbetreffende instellingsbestuur. 5. Gegevens die na 30 november voorafgaand aan het begrotingsjaar door het instellingsbestuur aan de Informatie Beheer Groep worden geleverd, worden niet tot de gegevens voor de bekostiging gerekend. 6. De instellingen verstrekken uiterlijk 1 maart voorafgaand aan het begrotingsjaar Onze minister een overzicht van het aantal promoties, bedoeld in artikel 3.2. Artikel 1.5. Controleprotocol Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld over de controle van de jaarrekening, de besteding van de rijksbijdrage en de juistheid van de door de instellingen opgegeven bekostigingsgegevens. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 3

Artikel 1.6. Bijstelling bedragen De bedragen, genoemd in dit besluit, kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd, voor zover financiële ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. HOOFDSTUK 2. ONDERDEEL RIJKSBIJDRAGE VANWEGE HET VERZORGEN VAN ONDERWIJS Artikel 2.1. Aantal leerrechten per instelling 1. Van de som van de onderwijsdelen wo en hbo wordt 75% verdeeld over de instellingen naar rato van het aantal leerrechten per instelling in de peilperiode. 2. Onverminderd artikel 2.3, is het aantal leerrechten, bedoeld in het eerste lid, de som van: a. de aantallen leerrechten die door studenten in de peilperiode bij alle opleidingen zijn aangewend, zoals per opleiding berekend overeenkomstig artikel 2.2, eerste lid, en b. het totaal aantal leerrechten dat door personen aan wie in de peilperiode de graad Bachelor of de graad Master, bedoeld in artikel 7.10a, eerste of tweede lid, van de wet, is verleend, is aangewend, zoals berekend overeenkomstig artikel 2.2, tweede lid. 3. In dit artikel en artikel 2.2 wordt voor de Open Universiteit onder het aantal leerrechten verstaan het aantal leerrechten OU, gedeeld door zeven. 4. Het bedrag per leerrecht is het quotiënt van 75% van de som van de onderwijsdelen wo en hbo en de som van de aantallen aangewende leerrechten bij alle instellingen. Artikel 2.2. Berekening aantal leerrechten 1. Het aantal leerrechten dat door studenten per opleiding is aangewend, is gelijk aan de som van de aantallen leerrechten per student die de voor de desbetreffende opleiding ingeschreven studenten in de peilperiode hebben aangewend, met dien verstande dat die som wordt vermenigvuldigd met de factor behorend bij het bekostigingsniveau van de desbetreffende opleiding. 2. Het totaal aantal leerrechten dat door personen aan wie de graad Bachelor of de graad Master, bedoeld in artikel 7.10a, eerste of tweede lid, van de wet, is verleend is aangewend, is gelijk aan de som van de aantallen leerrechten per persoon die de personen aan wie in de peilperiode die graad is verleend gedurende de inschrijving voor alle bacheloropleidingen onderscheidenlijk masteropleidingen bij de desbetreffende instelling tot het tijdstip waarop de graad is verleend, hebben aangewend, met dien verstande dat: a. op die som de factor behorend bij het bekostigingsniveau van de opleiding bij de afronding waarvan de graad is verleend, wordt toegepast, en b. de uitkomst, bedoeld in onderdeel a, wordt vermenigvuldigd met 0,25. 3. De factoren behorend bij de bekostigingsniveaus van de opleidingen zijn: a. voor een laag bekostigingsniveau: 1,0, b. voor een hoog bekostigingsniveau: 1,3, en c. voor een topbekostigingsniveau: 1,9. Artikel 2.3. Niet mee te rekenen personen en niet mee te tellen leerrechten 1. Tot de personen, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, worden niet gerekend de personen die op het tijdstip waarop hun een graad als bedoeld in artikel 7.10a van de wet werd verleend, niet meer beschikten over leerrechten voor de desbetreffende opleiding en voor wie geldt dat er meer dan drie jaar is verstreken tussen het einde van het laatste tijdvak waarin zij met leerrechten waren ingeschreven, en het tijdstip van graadverlening. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 4

2. Tot de personen, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, worden niet gerekend de personen die zowel op het tijdstip waarop hun de graad Bachelor werd verleend, als op het tijdstip waarop hun de graad Master werd verleend, niet meer beschikten over leerrechten voor de desbetreffende opleiding en voor wie geldt dat de gezamenlijke lengte van de periode tussen het einde van het laatste tijdvak dat zij met leerrechten waren ingeschreven voor een bacheloropleiding en de verlening van de graad Bachelor en van de periode tussen het einde van het laatste tijdvak dat zij met leerrechten waren ingeschreven voor een masteropleiding en de verlening van de graad Master meer dan drie jaar bedraagt. 3. Bij de vaststelling van de aantallen leerrechten, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, tellen de leerrechten die als gevolg van een eerdere verlening van een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste of tweede lid, van de wet, bij de toepassing van dit artikellid zijn meegeteld, niet mee. Artikel 2.4. Onderwijsopslag 1. Het gedeelte van het onderwijsdeel wo dat resteert nadat daarop de som van de bedragen per opleiding, bedoeld in de tweede volzin, in mindering zijn gebracht, wordt over de universiteiten verdeeld overeenkomstig de tabellen a en b van bijlage 2 bij dit besluit. Het bedrag per opleiding in het wetenschappelijk onderwijs is het product van de som van de aantallen leerrechten per opleiding, bedoeld in artikel 2.2, eerste en tweede lid, en het bedrag, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, voorzover dit opleidingen als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, van de wet betreft. 2. Het gedeelte van het onderwijsdeel hbo dat resteert nadat daarop de som van de bedragen per opleiding, bedoeld in de tweede volzin, in mindering zijn gebracht, wordt over de hogescholen verdeeld overeenkomstig de tabellen c en d van bijlage 2 bij dit besluit. Het bedrag per opleiding in het hoger beroepsonderwijs is het product van de som van de aantallen leerrechten per opleiding, bedoeld in artikel 2.2, eerste en tweede lid, en het bedrag, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, voorzover dit opleidingen als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, van de wet betreft. Artikel 2.5. Bijzondere bepaling voor de universiteit te Maastricht Bij de berekening van de rijksbijdrage van de openbare universiteit te Maastricht worden de aantallen studenten en personen, bedoeld in artikel 2.1, vermeerderd met de aantallen studenten die zijn ingeschreven aan de transnationale Universiteit Limburg, bedoeld in artikel 2.5, lid 1a, van de WHW, onderscheidenlijk de personen die aan die universiteit een graad hebben verworven, voorzover het betreft studenten en personen: a. die de Nederlandse nationaliteit bezitten, of b. die noch de Nederlandse noch de Belgische nationaliteit bezitten, en die voor bekostiging door de Nederlandse overheid in aanmerking worden genomen op grond van artikel 7 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg. HOOFDSTUK 3. ONDERDEEL RIJKSBIJDRAGE VANWEGE HET VERRICHTEN VAN ONDERZOEK Paragraaf 1. Landelijk onderzoekdeel wo Artikel 3.1. Graden proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 5

Van het onderzoeksdeel wo wordt 15% over de universiteiten verdeeld naar rato van de aantallen graden, door universiteiten in de peilperiode verleend op grond van artikel 7.10a, eerste lid, van de wet, met dien verstande dat deze aantallen: a. met inachtneming van bijlage 1 bij dit besluit worden uitgesplitst naar aantallen graden per CROHOonderdeel of in voorkomende gevallen naar opleiding of groep van opleidingen, b. worden vermenigvuldigd met de desbetreffende factor, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, en c. worden vermenigvuldigd met 2, voorzover het opleidingen als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, van de wet betreft. Artikel 3.2. Promoties en certificaten 1. Van het onderzoeksdeel wo wordt 12,5% over de universiteiten verdeeld naar rato van het aantal promoties en ontwerperscertificaten per universiteit in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar, zoals berekend overeenkomstig het tweede en derde lid. 2. Het aantal promoties per universiteit is de som van: a. het aantal promoties met een hoog bekostigingsniveau als bedoeld in tabel a van bijlage 3 bij dit besluit, vermenigvuldigd met 2, en b. het aantal promoties in met een laag bekostigingsniveau als bedoeld in tabel a van bijlage 3 bij dit besluit. 3. Het aantal ontwerperscertificaten per universiteit is het aantal uitgereikte ontwerpers certifi caten, vermenigvuldigd met 5/3. 4. Onder ontwerperscertificaat als bedoeld in dit artikel wordt verstaan een getuigschrift, uitgereikt aan een technologisch ontwerper na het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in tabel b van bijlage 3 bij dit besluit. Artikel 3.3. Onderzoekscholen Uit het onderzoeksdeel wo wordt aan de rijksbijdrage van de universiteiten vanwege het verzorgen van onderzoekscholen een bedrag toegevoegd naar rato van de verdeling, zoals opgenomen in tabel c van bijlage 3 bij dit besluit. Het totaal van die bedragen is ten hoogste 45,4 miljoen euro. Artikel 3.4. Toponderzoekscholen 1. Uit het onderzoeksdeel wo wordt aan de rijksbijdrage van de universiteiten vanwege het verzorgen van toponderzoekscholen een bedrag toegevoegd, zoals opgenomen in tabel d van bijlage 3 bij dit besluit. Het totaal van die bedragen is ten hoogste 45,4 miljoen euro. 2. Indien in een begrotingsjaar het totaal van de aan universiteiten verstrekte bedragen, bedoeld in het eerste lid, kleiner is dan maximaal beschikbare bedrag, wordt het resterende bedrag over de universiteiten verdeeld naar rato van de verdeling, bedoeld in artikel 3.3. Artikel 3.5. Strategische overwegingen 1. Uit het onderzoeksdeel wo worden aan de rijksbijdrage van de uiniversiteiten de bedragen die zijn opgenomen in tabel e van bijlage 3 toegevoegd. 2. Het na toepassing van de artikelen 3.1 tot en met 3.4 en van het eerste lid resterende bedrag van het onderzoeksdeel wo wordt over de universiteiten verdeeld overeenkomstig tabel e van bijlage 3 bij dit besluit. 3. Indien een universiteit naar het oordeel van Onze minister onvoldoende rekening houdt met de prioriteit- en posterioriteitstelling van de wetenschapsgebieden die zijn aangeduid in het wetenschaps - budget, bedoeld in artikel 16a van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek, wordt daarover en over de mogelijke gevolgen voor de bekostiging van de desbetreffende proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 6

universiteit overleg gevoerd als bedoeld in artikel 3.1 van de wet. 4. Indien het overleg, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geeft, kan Onze minister, met inacht neming van artikel 2.6, derde lid, van de wet besluiten tot aanpassing van de verdeling van het bedrag, bedoeld in het eerste lid. 5. Een besluit tot herverdeling kan per universiteit ten hoogste drie procent van het percentage, bedoeld in tabel e van bijlage 3 bij dit besluit, per universiteit voor een begrotingsjaar betreffen. Paragraaf 2. Landelijk deel ontwerp en ontwikkeling hbo Artikel 3.6. Ontwerp en ontwikkeling hbo Het deel ontwerp en ontwikkeling hbo, bedoeld in artikel 1.2, derde lid, onderdeel d, wordt over de hogescholen verdeeld naar rato van de in de tabellen f en g van bijlage 3 opgenomen percentages. HOOFDSTUK 4. ONDERDEEL RIJKSBIJDRAGE VANWEGE WERKZAAMHEDEN TEN DIENSTE VAN WETENSCHAPPELIJK GENEESKUNDIG ONDERWIJS EN ONDERZO EK Artikel 4.1. Begripsbepaling hoofdstuk 4 1. In dit hoofdstuk en in bijlage 4 bij dit besluit wordt onder universiteit verstaan een universiteit waaraan een academisch ziekenhuis is verbonden. 2. In dit hoofdstuk wordt onder "deel academische ziekenhuizen" verstaan het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek, bedoeld in artikel 1.2, derde lid, onderdeel e. Artikel 4.3. Rente en afschrijvingen 1988 tot en met 1992 1. Uit het deel academische ziekenhuizen wordt aan de universiteiten een bedrag toegekend gelijk aan de som van de vergoedingen die op grond van het tweede lid zijn berekend over het in tabel a van bijlage 4 bij dit besluit vermelde OCW-deel van de investeringsbedragen voor de projecten van het desbetreffende academisch ziekenhuis. De projecten zijn ingedeeld in de categorieën bouw, startkosten, bouwrente, en kleine werken. 2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, is samengesteld uit: a. het jaarlijks over het investeringsbedrag te berekenen afschrijvingsbedrag, bedoeld in tabel a van bijlage 4 bij het besluit, totdat het investeringsbedrag volledig is vergoed, en b. de jaarlijks te berekenen rentevergoeding, bedoeld in het vierde lid, voor het desbetreffende jaar, over het verschil tussen het investeringsbedrag en de gec umuleerde afschrijvingen. 3. Onder gecumuleerde afschrijvingen, bedoeld in het tweede lid, met betrekking tot enig begrotingsjaar wordt verstaan het gecumuleerde afschrijvingsbedrag (stand 2007), bedoeld in tabel a van bijlage 4 bij dit besluit, vermeerderd met het product van het afschrijvingsbedrag, bedoeld in die tabel, en het aantal jaren dat sinds 2007 is verstreken. 4. Bij ministeriële regeling wordt voor de investeringen voor academische ziekenhuizen voor een bepaald begrotingsjaar een rentepercentage vastgesteld voor een tijdvak van 10 jaar. Na die periode wordt het rentepercentage telkens voor een tijdvak van 10 jaar bij ministeriële regeling vastgesteld Artikel 4.4. Rente en afschrijvingen 1993 tot en met 1996 1. Uit het deel academische ziekenhuizen wordt aan de universiteiten een bedrag toegekend gelijk aan de som van de vergoedingen die op grond van het tweede lid zijn berekend over het in tabel b proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 7

van bijlage 4 bij dit besluit vermelde OCW-deel van de investeringsbedragen voor de projecten van het desbetreffende academisch ziekenhuis. De projecten zijn ingedeeld in de categorieën bouw, startkosten, en kleine werken. 2. Artikel 4.3, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing. 3. Artikel 4.3, vierde lid, is van toepassing. Artikel 4.5. Rente en afschrijvingen 1997 tot en met 2003 1.. Uit het deel academische ziekenhuizen wordt aan de universiteiten een bedrag toegekend gelijk aan de som van de vergoedingen die op grond van het tweede lid zijn berekend over het in de besluiten inzake bouwvolume, bedoeld in het zesde lid, vermelde OCW-deel van de investeringsbedragen voor de projecten van het desbetreffende academisch ziekenhuis. De projecten zijn ingedeeld in de categorieën bouw, startkosten, en kleine werken. 2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, is samengesteld uit: a. het jaarlijks over het investeringsbedrag te berekenen afschrijvingsbedrag, totdat het investeringsbedrag volledig is vergoed, en b. de jaarlijks te berekenen rentevergoeding, bedoeld in het vierde lid, voor het desbetreffende jaar, over het verschil tussen het investeringsbedrag en de gecumuleerde afschrijvingen. 3. Onder gecumuleerde afschrijvingen, bedoeld in het tweede lid, met betrekking tot enig begrotingsjaar verstaan de som van de totaal vergoede afschrijvingsbedragen met betrekking tot het OCW-deel van een investeringsbedrag sedert de vaststelling van het besluit inzake bouwvolume waarin dat investeringsbedrag is opgenomen, met inbegrip van het afschrijvingsbedrag voor dat begrotingsjaar. 4. De afschrijvingspercentages voor deze categorieën bedragen onderscheidenlijk 3,2%, 2,5% en 5%. 5. Artikel 4.3, vierde lid, is van toepassing. 6. Jaarlijks voor 1 november nemen Onze minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een besluit waarin het voor het daaropvolgende begrotingsjaar toegestane bouwvolume wordt vastgesteld. In dat besluit worden in elk geval opgenomen het investeringsbedrag per academisch ziekenhuis en het OCW-deel daarvan. Artikel 4.6. Rente en afschrijvingen vanaf 2004 1. Uit het deel academische ziekenhuizen wordt aan de universiteiten een bedrag toegekend gelijk aan de som van de vergoedingen die op grond van het tweede lid zijn berekend over het in de besluiten inzake bouwvolume, bedoeld in het vijfde lid, vermelde OCW-deel van de investeringsbedragen voor het desbetreffende academisch ziekenhuis. 2. Artikel 4.5, tweede en derde lid, is van toepassing. 3. Het afschrijvingspercentage voor de investeringsbedragen bedraagt 3,36%. 4. Artikel 4.3, vierde lid, is van toepassing. 5. Artikel 4.5, zesde lid, is van toepassing. Artikel 4.7. Basisvoorziening Van het na toepassing van de artikelen 4.3 tot en met 4.6 resterende deel van het deel academische ziekenhuizen wordt 75% zodanig over de universiteiten verdeeld dat: a. aan de rijksbijdrage van elke universiteit een bedrag van 14.000.000 wordt toegevoegd, en b. het na toepassing van onderdeel a resterende bedrag nader wordt verdeeld naar rato van het in tabel c van bijlage 4 bij het besluit voor de desbetreffende universiteit vermelde getal. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 8

Artikel 4.8. Onderwijs en onderzoek Van het na toepassing van de artikelen 4.3 tot en met 4.6 resterende deel van het deel academische ziekenhuizen wordt 25% zodanig over de universiteiten verdeeld dat: a. 30% gelijkelijk wordt verdeeld, b. 35% wordt verdeeld naar rato van de aantallen aangewende leerrechten, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, voor de opleiding voor het beroep van arts, en c. 35% wordt verdeeld naar rato van de aantallen promoties aan de universiteit in het wetenschapsgebied geneeskunde in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar. HOOFDSTUK 5. INVOERINGS- EN OVERGANGSBEPALINGEN Paragraaf 1. Algemene bepaling Artikel 5.1. Gelijkstelling opleidingen en personen 1. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum wordt voor de toepassing van dit besluit een voortgezette hbo-opleiding als bedoeld in artikel 18.20 van de wet gelijkgesteld met een masteropleiding. Een persoon aan wie een getuigschrift voor een voortgezette hbo-opleiding is uitgereikt, wordt gelijkgesteld met een persoon aan wie de graad Master is verleend. 2. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum wordt voor de toepassing van dit besluit een hboopleiding, anders dan een voortgezette opleiding, een bachelor- of een masteropleiding, gelijkgesteld met een bacheloropleiding. Een persoon aan wie een getuigschrift voor een dergelijke opleiding is uitgereikt, wordt gelijkgesteld met een persoon aan wie de graad Bachelor is verleend. 3. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum wordt een student die is ingeschreven voor een ongedeelde wo-opleiding als bedoeld in artikel 18.15 van de wet voor wie de som van het verbruik van leerrechten bij bachelor- of ongedeelde opleidingen ten hoogste zes bedraagt, geacht te zijn ingeschreven voor een bacheloropleiding. Indien de bedoelde som groter is dan zes, wordt hij geacht te zijn ingeschreven voor een masteropleiding. Een persoon aan wie een getuigschrift voor een ongedeelde wo-opleiding is uitgereikt, wordt gelijkgesteld met een persoon aan wie zowel de graad Bachelor als de graad Master is verleend. 4. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum wordt een persoon aan wie de graad Master is verleend en aan wie nooit de graad Bachelor is verleend, gelijkgesteld met een persoon aan wie zowel de graad Bachelor als de graad Master is verleend. Paragraaf 2. Afwijkende bekostigingsbepalingen voor het begrotingsjaar 2008 Artikel 5.2. Onderwijsdeel in 2008 In afwijking van artikel 2.4 vindt de verdeling, bedoeld in dat artikel, voor het begrotingsjaar 2008 plaats volgens regels vast te stellen bij ministeriële regeling. Artikel 5.3. Onderzoeksdeel in 2008 In afwijking van artikel 3.5, eerste lid, wordt voor het begrotingsjaar 2008 het na toepassing van de artikelen 3.1 tot en met 3.4 resterende bedrag van het onderzoeksdeel wo per universiteit vastgesteld bij ministeriële regeling. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 9

Paragraaf 3. Afwijkende bekostigingsbepalingen voor de begrotingsjaren 2009 tot en met 2012 Artikel 5.4. Toepassing paragraaf 3 van hoofdstuk 5 Deze paragraaf is van toepassing op de begrotingsjaren 2009 tot en met 2012. Artikel 5.5. Fictief verbruik van leerrechten 1997-2007 1. Ten behoeve van de berekening van het aantal leerrechten, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, wordt van elke student die in de periode 1 september 1997 tot en met 31 augustus 2007 voor een opleiding aan een instelling was ingeschreven, op basis van het register het aantal leerrechten voor bacheloropleidingen en masteropleidingen dat hij in die periode zou hebben aangewend indien de wet van 2006 (Stb. ) [= de wet Financiering in het hoger onderwijs] met ingang van 1 september 1997 in werking zou zijn getreden, vastgesteld. 2. Indien de student is ingeschreven voor een bacheloropleiding of een masteropleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg en aan hem de graad Bachelor of de graad Master voor een opleiding anders dan een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg is verleend, wordt onder verbruik, bedoeld in het eerste lid, verstaan het aantal aangewende leerrechten vanaf het tijdstip waarop de graad is verleend. Artikel 5.6. Meetelling aangewende leerrechten tot 2013 1. Voor de toepassing van artikel 2.2, eerste lid, tellen de leerrechten die door een student voor een bacheloropleiding zijn aangewend mee, voorzover voor die student het aantal vanaf 1 september 2007 aangewende leerrechten, vermeerderd met het verbruik voor bacheloropleidingen, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, het aantal leerrechten behorende bij die opleiding niet overschrijdt. Leerrechten van studenten aan wie voor 1 september 2007 de graad Bachelor is verleend, tellen niet mee. 2. In afwijking van het eerste lid tellen de leerrechten die door een student voor een bacheloropleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg zijn aangewend mee, indien aan die student voor 1 september 2007 de graad Bachelor voor een opleiding anders dan een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg, voorzover voor die student het aantal vanaf 1 september 2007 voor bacheloropleidingen aangewende leerrechten, vermeerderd met het verbruik in bacheloropleidingen of masteropleidingen, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, het aantal leerrechten behorende bij die opleiding niet overschrijdt. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op masteropleidingen. Artikel 5.7. Vermeerdering aangewende leerrechten 1. Voor de toepassing van artikel 2.2, tweede lid, wordt het aantal aangewende leerrechten, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, per persoon vermeerderd met het verbruik in bacheloropleidingen bij de desbetreffende instelling, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, waarbij het aantal leerrechten per persoon ten hoogste het aantal leerrechten behorende bij de betreffende opleiding bedraagt. Leerrechten van personen aan wie voor 1 september 2007 de graad Bachelor is verleend tellen niet mee. 2. In afwijking van het eerste lid wordt het aantal aangewende leerrechten, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, per persoon aan wie in de peilperiode de graad Bachelor voor een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg is verleend en aan wie voor 1 september 2007 de graad Bachelor is verleend voor een opleiding anders dan een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg, vermeerderd met het verbruik in bacheloropleidingen bij de desbetreffende proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 10

instelling, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, waarbij het aantal leerrechten per persoon ten hoogste het aantal leerrechten behorende bij de betreffende opleiding bedraagt. Daarbij blijven personen aan wie voor 1 september 2007 de graad Bachelor voor een opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg is verleend buiten beschouwing. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op personen aan wie de graad Master is verleend. HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN Artikel 6.1. Intrekking Bekostigingsbesluit WHW Het Bekostigingsbesluit WHW en de daarop gebaseerde Regeling bekostiging hoger onderwijs 2004 worden ingetrokken. Artikel 6.2. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008. Artikel 6.3. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Bekostigingsbesluit WHW 2008. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 11

Bijlagen bij het Bekostigingsbesluit WHW 2008 Bijlage 1. Bekostigingsniveaus van opleidingen CROHO-onderdeel bekostigingsniveau ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Economie laag Gezondheidszorg - opleidingen geneeskunde, tandheelkunde, diergeneeskunde, klinische techologie, advanced nursing practice en physician assistent top - overige opleidingen hoog Gedrag en maatschappij laag Landbouw hoog Natuur - opleiding farmacie top - overige opleidingen hoog Onderwijs hoog Recht laag Techniek hoog Taal en cultuur - kunstopleidingen in het hoger beroepsonderwijs hoog - overige opleidingen laag. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 12

Bijlage 2. Onderwijsopslag Tabel a. Openbare en bijzondere universiteiten met uitzondering van de universiteit met onderwijs en onderzoek op het terrein van landbouw en natuurlijke omgeving, de Open Universiteit en de theologische universiteiten percentage bedrag in Universiteit Leiden [gereserveerd] [gereserveerd] Rijksuniversiteit Groningen Universiteit van Amsterdam Universiteit Utrecht Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Twente (Enschede) Erasmus Universiteit Rotterdam Universiteit Maastricht Vrije Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen Universiteit van Tilburg Open Universiteit (Heerlen) 0 Protestantse Theologische Universiteit (Kampen) 0 Theologische Universiteit Apeldoorn 0. Tabel b. Openbare universiteit met onderwijs en onderzoek op het terrein van landbouw en natuurlijke omgeving percentage bedrag in Wageningen Universiteit 100 proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 13

Tabel c. Bijzondere hogescholen met uitzondering van die met onderwijs op het terrein van landbouw en natuurlijke omgeving percentage bedrag in Hogeschool IPABO Amsterdam/Alkmaar [gereserveerd] [gereserveerd] Amsterdam Hogeschool van Amsterdam Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten Gerrit Rietveld Academie, Hogeschool voor Beeldende Kunsten en Vormgeving (Amsterdam) Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Arnhem) ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten (Arnhem) Avans Hogeschool Breda-Tilburg (Breda) Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (Breda) Saxion Hogeschool IJselland (Deventer) Iselinge Educatieve Faculteit, hogeschool voor onderwijsberoepen (Doetinchem) Christelijke Hogeschool Ede Fontys Hogeschool Eindhoven Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool (Eindhoven) Fontys Hogeschool Pabo Eindhoven Design Academy Eindhoven Hogeschool Drenthe (Emmen) Saxion Hogeschool Enschede Christelijke Hogeschool De Driestar (Gouda) Haagse Hogeschool ( s-gravenhage) Hotelschool Den Haag ( s-gravenhage) Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans ( s-gravenhage) Hogeschool INHOLLAND ( s-gravenhage) Hanzehogeschool Groningen Hogeschool Zuyd (Heerlen) Hogeschool De Kempel (Helmond) Hogeschool Edith Stein (Hengelo) Fontys Hogeschool s-hertogenbosch Avans Hogeschool s-hertogenbosch Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Christelijke Hogeschool Nederland (Leeuwarden) Hogeschool Leiden Fontys Hogeschool Pabo Limburg (Roermond) Hogeschool Rotterdam Codarts, Hogeschool voor de Kunsten (Rotterdam) Fontys Hogeschool Sittard Fontys Hogeschool Tilburg proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 14

percentage bedrag in Hogeschool Utrecht [gereserveerd] [gereserveerd] Hogeschool voor de Kunsten (Utrecht) Protestants Christelijke Hogeschool Marnix Academie (Utrecht) HogeschoolDomstad (Utrecht) Fontys Hogeschool Venlo Hogeschool Zeeland (Vlissingen) Hogeschool Helicon (Zeist) Hogeschool Windesheim (Zwolle) Gereformeerde Hogeschool (Zwolle) Katholieke Pabo Zwolle. Tabel d. Bijzondere hogescholen met onderwijs op het terrein van landbouw en natuurlijke omgeving percentage bedrag in Christelijke Agrarische Hogeschool (Dronten) [gereserveerd] [gereserveerd] Hogeschool INHOLLAND ( s-gravenhage) HAS Den Bosch s-hertogenbosch) Van Hall Instituut (Leeuwarden) Hogeschool Larenstein (Velp) Stoas Hogeschool (Wageningen). proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 15

Bijlage 3. Onderzoek Tabel a. Bekostigingsniveaus van promoties Economie laag Gezondheidszorg hoog Gedrag en maatschappij laag Landbouw hoog Natuur hoog Onderwijs hoog Recht laag Techniek hoog Taal en cultuur laag. Tabel b. Onderwijs met een ontwerperscertificaat Onderwijs verbonden aan de Universiteit van Amsterdam - Restaurator-in-opleiding Onderwijs verbonden aan de Technische Universiteit Delft - Proces- en Apparaatontwerpen (voor de chemische, biotechnologische en milieutechnologische industrie) - Bioprocestechnologie. Onderwijs verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven - Architechtural Design Management Systems - Informatie en Communicatie Technologie - Logistics Management Systems - Wiskunde voor de Industrie - Fysische Instrumentatie - Proces- en Produktontwerp - Software Technology - User-System Interaction. Onderwijs verbonden aan de Universiteit Twente (Enschede) - Computational Mechanics - Procestechnologie. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 16

Tabel c. Percentages voor onderzoeksscholen Universiteit Leiden 9,153 Rijksuniversiteit Groningen 9,662 Universiteit van Amsterdam 11,851 Universiteit Utrecht 12,809 Technische Universiteit Delft 14,802 Technische Universiteit Eindhoven 8,000 Universiteit Twente (Enschede) 6,228 Erasmus Universiteit Rotterdam 5,279 Universiteit Maastricht 3,814 Vrije Universiteit Amsterdam 8,036 Radboud Universiteit Nijmegen 8,075 Universiteit van Tilburg 2,291. Tabel d. Bedragen voor toponderzoeksscholen Universiteit Leiden 1.700.000 Rijksuniversiteit Groningen 5.200.000 Universiteit van Amsterdam 2.900.000 Universiteit Utrecht 4.500.000 Technische Universiteit Delft 1.100.000 Technische Universiteit Eindhoven 5.300.000 Erasmus Universiteit Rotterdam 700.000 Vrije Universiteit Amsterdam 1.300.000. Tabel e. Strategische overwegingen percentage bedrag in Universiteit Leiden Rijksuniversiteit Groningen Universiteit van Amsterdam Universiteit Utrecht Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Eindhoven Universiteit Twente (Enschede) Erasmus Universiteit Rotterdam Universiteit Maastricht Vrije Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen Universiteit van Tilburg proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 17

percentage bedrag in Open Universiteit 0 11.174.000 Protestantse Theologische Universiteit (Kampen) 0 Theologische Universiteit Apeldoorn 0 Wageningen Universiteit 100. Tabel f. Ontwerp en ontwikkeling of toegepast onderzoek hbo met uitzondering van hbo op het terrein van landbouw en natuurlijke omgeving percentage Hogeschool IPABO Amsterdam/Alkmaar (Amsterdam) 0,563 Hogeschool van Amsterdam 7,542 Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten 2,093 Gerrit Rietveld Academie, Hogeschool voor Beeldende Kunsten en Vormgeving (Amsterdam) 0,425 Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Arnhem) 6,313 ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten (Arnhem) 1,572 Avans Hogeschool Breda-Tilburg (Breda) 3,408 Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (Breda) 1,624 Saxion Hogeschool IJselland (Deventer) 1,528 Iselinge Educatieve Faculteit, hogeschool voor onderwijsberoepen (Doetinchem) 0,231 Christelijke Hogeschool Ede 0,931 Fontys Hogeschool Eindhoven 4,157 Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool (Eindhoven) 0,542 Fontys Hogeschool Pabo Eindhoven 0,466 Design Academy Eindhoven 0,249 Hogeschool Drenthe (Emmen) 0,665 Saxion Hogeschool Enschede 3,638 Christelijke Hogeschool De Driestar (Gouda) 0,398 Haagse Hogeschool ( s-gravenhage) 4,775 Hotelschool Den Haag ( s-gravenhage) 0,509 Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans ( s-gravenhage) 1,174 Hogeschool INHOLLAND ( s-gravenhage) 10,317 Hanzehogeschool Groningen 5,669 Hogeschool Zuyd (Heerlen) 4,315 Hogeschool De Kempel (Helmond) 0,292 proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 18

percentage Hogeschool Edith Stein (Hengelo) 0,366 Fontys Hogeschool s-hertogenbosch 0,257 Avans Hogeschool s-hertogenbosch 1,877 Noordelijke Hogeschool Leeuwarden 2,524 Christelijke Hogeschool Nederland (Leeuwarden) 1,774 Hogeschool Leiden 1,501 Fontys Hogeschool Pabo Limburg (Roermond) 0,297 Hogeschool Rotterdam 5,839 Codarts, Hogeschool voor de Kunsten (Rotterdam) 0,777 Fontys Hogeschool Sittard 0,273 Fontys Hogeschool Tilburg 3,962 Hogeschool Utrecht 8,385 Hogeschool voor de Kunsten (Utrecht) 1,530 Protestants Christelijke Hogeschool Marnix Academie (Utrecht) 0,408 HogeschoolDomstad (Utrecht) 0,319 Fontys Hogeschool Venlo 0,550 Hogeschool Zeeland (Vlissingen) 1,058 Hogeschool Helicon (Zeist) 0,179 Hogeschool Windesheim (Zwolle) 4,134 Gereformeerde Hogeschool (Zwolle) 0,367 Katholieke Pabo Zwolle 0,217. Tabel g. Ontwerp en ontwikkeling of toegepast onderzoek hbo op het terrein van landbouw en natuurlijke omgeving percentage Christelijke Agrarische Hogeschool (Dronten) 14,97 Hogeschool INHOLLAND ( s-gravenhage) 12,00 HAS Den Bosch ( s-hertogenbosch) 19,03 Van Hall Instituut (Leeuwarden) 18,95 Hogeschool Larenstein (Velp) 25,73 Stoas Hogeschool (Wageningen) 9,32. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 19

Bijlage 4. Rente en afschrijvingen academische ziekenhuizen Tabel a. Rente en afschrijvingen, gedeelte 1988 tot en met 1992 Universiteit Rente Investeringen Universiteit Leiden 8,36% Rijksuniversiteit Groningen 8,74% Universiteit Utrecht 7,9% Erasmus Universiteit Rotterdam 8,63% Universiteit Maastricht 9,10% Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen 8,75% 9,28% 9,24% totaal t/m1992 OCW-deel Afschrjvingen per jaar Gecumuleerd afschrijvingsbedrag stand 1996 bouw 112.180 28.045 899 3.660 startkosten 3.948 987 25 99 bouwrente 20.939 5.235 131 528 kleine werken 2.950 737 37 201 bouw 140.011 35.003 1.072 5.054 kleine werken 2.950 737 37 201 bouw 42.973 10.743 344 2.752 startkosten 19.286 4.821 121 966 bouwrente 10..645 2.661 67 534 kleine werken 2.950 737 37 201 bouw 93.479 23.370 748 2.991 bouwrente 18.425 4.606 115 461 kleine werken 2.950 737 37 201 bouw 138.403 55.361 1.439 12.166 startkosten 11.934 4.774 119 1.099 bouwrente 15.928 6.371 159 1.346 kleine werken 2.950 737 37 201 bouw 1.634 408 13 52 bouwrente 80 20 0 2 kleine werken 2.950 737 37 201 bouw 19.876 4.969 159 1.122 bouwrente 3.664 916 23 92 kleine werken 2.950 737 37 201 bouw 44.425 11.106 355 1.422 startkosten 4.084 1.021 26 102 bouwrente 10.162 2.540 64 254 kleine werken 2.950 737 37 201 Tabel b. Rente en afschrijvingen, gedeelte 1993 tot en met 1996 proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 20

Universiteit Universiteit Leiden Rijksuniversiteit Groningen Universiteit Utrecht Universiteit Rotterdam Universiteit Maastricht Universiteit van Amsterdam Vrije Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen Investering 1993 1994 1995 1996 OCWdeel Gecum. afschrijving Investering OCWdeel Gecum. afschrijving Investering OCWdeel Gecum. afschrijving Investering OCWdeel Gecum. afschrijving Bouw 58 300,0 14 575,0 1 399,2 53 900,0 13 475,0 862,4 50 000,0 12 500,0 400,0 16 100,0 4 025,0 0,0 Startkosten 10 200,0 2 550,0 191,3 10 500,0 2 625,0 131,3 10 800,0 2 700,0 67,5 9 900,0 2 475,0 0,0 Kleine werken 3 500,0 875,0 175,0 3 500,0 875,0 131,3 5 000,0 1 250,0 125,0 5 000,0 1 250,0 62,5 Bouw 74 300,0 18 575,0 1 783,2 73 100,0 18 275,0 1 169,6 62 400,0 15 600,0 499,2 52 700,0 13 175,0 0,0 startkosten 0,0 0,0 0,0 6 600,0 1 650,0 82,5 11 200,0 2 800,0 70,0 11 500,0 2 875,0 0,0 Kleine werken 5 000,0 1 250,0 250,0 5 000,0 1 250,0 187,5 5 000,0 1 250,0 125,0 5 000,0 1 250,0 62,5 Kleine werken 3 500,0 875,0 175,0 3 500,0 875,0 131,3 5 000,0 1 250,0 125,0 5 000,0 1 250,0 62,5 Bouw 9 600,0 2 400,0 230,4 7 900,0 1 975,0 126,4 5 200,0 1 300,0 41,6 6 700,0 1 675,0 0,0 Kleine werken 5 000,0 1 250,0 250,0 5 000,0 1 250,0 187,5 5 000,0 1 250,0 125,0 5 000,0 1 250,0 62,5 Kleine werken 3 500,0 875,0 175,0 3 500,0 875,0 131,3 5 000,0 1 250,0 125,0 5 000,0 1 250,0 62,5 Bouw 5 800,0 1450,0 139,2 3 100,0 775,0 49,6 700,0 175,0 5,6 10 300,0 2 575,0 0,0 Startkosten 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 100,0 25,0 0,0 Kleine werken 5 000,0 1 250,0 250,0 5 000,0 1 250,0 187,5 5 000,0 1 250,0 125,0 5 000,0 1 250,0 62,5 Bouw 10 600,0 2 650,0 254,4 25 100,0 6 275,0 401,6 23 400,0 5 850,0 187,2 16 300,0 4 075,0 0,0 Startkosten 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2 800,0 700,0 0,0 Kleine werken 5 000,0 1 250,0 250,0 5 000,0 1 250,0 187,5 5 000,0 1 250,0 125,0 5 000,0 1 250,0 62,5 Bouw 16 400,0 4 100,0 393,6 15 600,0 3 900,0 249,6 20 800,0 5 200,0 166,4 41 900,0 10 475,0 0,0 Startkosten 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2 000,0 500,0 0,0 Kleine werken 5 000,0 1 250,0 250,0 5 000,0 1 250,0 187,5 5 000,0 1 250,0 125,0 5 000,0 1 250,0 62,5 proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 21

Tabel c. Getallen in m2 Universiteit Leiden 102.189 Rijksuniversiteit Groningen 120.341 Universiteit van Amsterdam 154.733 Universiteit Utrecht 120.947 Erasmus Universiteit Rotterdam 121.102 Universiteit Maastricht 72.567 Vrije Universiteit Amsterdam 91.629 Radboud Universiteit Nijmegen 99.675. proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 22

NOTA VAN TOELICHTING I. Algemeen deel 1. Inleiding Het onderhavige besluit strekt tot uitvoering van onder meer artikel 2.6 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en komt in de plaats van het Bekostigingsbesluit WHW. De reden voor een integrale wijziging van het huidige bekostigingsbesluit zijn de voornemens in de beleidsbrief Financiering in het hoger onderwijs van 29 oktober 2004 (Kamerstukken II 2004-2005 29 853, nr. 1) over het berekenen van de rijksbijdrage die universiteiten en hogescholen ontvangen vanwege het verzorgen van geaccrediteerd hoger onderwijs voor universiteiten en hogescholen. De Tweede Kamer heb ik in verband met de voornemens in de beleidsbrief een toelichting gestuurd bij mijn brieven van 10 februari 2005, 16 maart 2005, 21 april 2005 en 29 juni 2005. Het nieuwe besluit treedt naar verwachting per 1 januari 2008 inwerking. Het besluit hangt samen met het wetsvoorstel Financiering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2005-2006, 30387, nr. 2) en in het bijzonder met de invoering van leerrechten en aanpassing van de collegegeldsystematiek. In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op de maatregelen betreffende de herziening van de bekostiging van onderwijs. In hoofdstuk 3 gaan we in op aanpassingen van de bekostiging van het onderzoek. In hoofdstuk 4 is de bekostigingssystematiek vanwege de wettelijke taken van academische ziekenhuizen toegelicht. In de daarop volgende hoofdstukken is ingegaan op de inrichting van de regelgeving, de financiële gevolgen, het gevoerde overleg en de uitvoeringstoets. Deze nota van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. 2. Naar een integrale bekostiging van het hoger onderwijs 2.1. Bekostiging studenten met leerrechten, diplomaopslag en onderwijsopslag De rijksbijdrage aan universiteiten en hogescholen vanwege het verzorgen van geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen wordt vanaf 2008 wordt gebaseerd op: a. het aantal studenten dat leerrechten aanwendt, b. het aantal verleende graden (de diplomaopslag), en c. de onderwijsopslag. Met dit besluit vervallen de afzonderlijke bepalingen voor reguliere bekostiging van universiteiten en hogescholen (inclusief op- en afbouwregelingen), van de Open Universiteit, voor lerarenopleidingen wo en hbo, voor het kunstonderwijs, voor medische opleidingen (inclusief de vaste bedragen voor proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 23

numerus fixus geneeskunde, tandheelkunde en klinische technologie, en de werkplaatsfuncties tandheelkunde en diergeneeskunde) en voor huisvesting van universiteiten en hogescholen. Het aantal studenten dat leerrechten aanwendt Leerrechten zijn persoonsgebonden rechten op door de overheid gefinancierd onderwijs aan een door het Rijk bekostigde universiteit of hogeschool. Leerrechten zijn vertaald in de periode dat een student het wettelijk collegegeld betaalt én in de overeenkomstige bekostiging van instellingen vanwege het verzorgen van hoger onderwijs. In de wet is bepaald welke studenten aanspraak maken op leerrechten en aanvullende of extra leerrechten. Leerrechten worden voor een bachelor- en een masteropleiding uitgedrukt in periodes van een half jaar. Zo is de aanspraak op bekostigd onderwijs bij aanvang voor een hbo-bacheloropleiding acht halve jaren en bij de aanvang van een wo-bacheloropleiding zes halve jaren. Bij aanvang van een masteropleiding heeft de student leerrechten corres ponderend met de wettelijke studielast van de betreffende opleiding. Voor masteropleidingen geldt dezelfde systematiek als voor de bacheloropleidingen, waarbij sprake is van een aanspraak voor een periode van tussen de twee en acht halve jaren afhankelijk van de studielast van de opleiding. Met het inzetten van een leerrecht gaat de student de verplichting aan om het wettelijk collegegeld te betalen, terwijl de instelling op haar beurt de verplichting aangaat om onderwijs te verzorgen voor een periode van een half jaar. Een student schrijft zich voor een onbepaalde duur in voor een opleiding tot het moment van uitschrijving. De student geeft daarbij (dus) aan bij welke opleiding hij of zij leerrechten inzet. Elke keer dat een student een leerrecht inzet, vermindert de voor hem beschikbare aanspraak op leerrechten met één. Elk half jaar dat de student dus is ingeschreven, vermindert dit aantal. Bij een overstap van een bacheloropleiding naar een andere bacheloropleiding heeft de student het tegoed behorend bij de nieuwe opleiding, verminderd met de leerrechten die eerder zijn verbruikt. Dit geldt ook voor de masteropleidingen. Het betekent bijvoorbeeld dat een student die een jaar is ingeschreven geweest bijvoorbeeld voor de masteropleiding voor het beroep tot arts (geneeskunde) met zes leerrechten overstapt naar een tweejarige masteropleiding (bijvoorbeeld biologie), hij voor het volgen van laatstgenoemde opleiding nog (vier min twee is) twee leerrechten van een half jaar overheeft. De instelling waarop een student zijn keus laat vallen, ontvangt bekostiging om een geaccrediteerde opleiding te verzorgen. Ook voor de studenten die opleidingen of onderwijseenheden bij de Open Universiteit volgen is sprake van leerrechten. De bekostiging vanwege het verzorgen van onderwijs door de Open Universiteit zal vanaf het begrotingsjaar 2008 geënt worden op deze leerrechten en overigens de systematiek volgen die voor de overige instellingen van hoger onderwijs van toepassing zijn. Met inachtneming van de aanpassingen van de onderzoeksbekostiging die vanaf het begrotingsjaar 2007 in werking zijn getreden, vervalt daarmee de aparte bekostigingssystematiek voor de Open Universiteit. Uitgangspunt is dat een persoon slechts mag worden ingeschreven voor een CROHO-opleiding en aanspraak heeft op leerrechten, indien het de bedoeling van de instelling is hem daadwerkelijk op te leiden voor het behalen van het aan die opleiding verbonden graad. De inschrijving van een student dient te strekken tot het geven en doen volgen van de opleiding waarvoor deze student wordt ingeschreven. Het aanbieden van delen van opleidingen waarvan het volgen niet tot het verwerven proeve van het ontwerp-bekostigingsbesluit WHW 2008 (4815) 24