Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage W&I/IBA/03/17448

Vergelijkbare documenten
Schatting effect aangepaste Schattingsbesluit (asb) op aandeel afwijzingen WIA (september

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Grootste stijging aantal nieuwe WIA-uitkering in het hoger beroepsonderwijs

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon Telefax

UWV Tijdreeksen 2017

R e g i s t r a t i e k a m e r. Landelijk instituut sociale verzekeringen. 28 februari 2001 mw. drs. N.M. van Seumeren

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

STICHTING. Aan de voorzitter en leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Geachte dames en heren,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage(n): Notitie maximering ziekengeldlasten uitzendsector

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

ECLI:NL:CRVB:2016:218

Bijlage(n): Beantwoording Kamervragen lid Smeets (PvdA)

ECLI:NL:CRVB:2017:221

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

UWV Kennisverslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

UWV Tijdreeksen 2018

2½ JAAR NA HET EERSTE ZIEKTEJAAR: WERKEN MET WAO-UITKERING? 12-maandszieken over hun arbeidsongeschiktheid, gezondheid, herbeoordeling en reïntegratie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van het lid Van Hijum

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Voorhangprocedure van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (29544)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A. overleg XV

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage. Project Walvis/SUB/ 04/9300

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Verzekerbaarheid werknemers

Premiedifferentiatie en eigenrisicodragen van Ziektewet- en WGA-uitkeringen van vangnetters

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verzuimduur en WIA-instroom uitzendkrachten: vergelijking UWV en Acture 2017

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Modernisering Ziektewet

UWV Kennisverslag

Let op: in onderstaand overzicht is de nieuwe regeling voor Wajonguitkeringen, die zijn ingegaan vanaf 1 januari 2015, nog niet verwerkt.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

DEEL VI WIA TOETREDING

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Langdurigheidstoeslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Datum 17 mei 2016 Betreft Memorie van antwoord voorstel van Wet verbetering hybride markt WGA

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Verburg (CDA) over de WAO herkeuring in Marokko.

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Het belang van begeleiding

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014

Werknemers 1 ZIEK. werknemer en verzekerd voor ZW en WIA is degene die een ww-uitkering geniet

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

ONTWERP- VERKLARING INZAKE REÏNTEGRATIE BIJ GEDEELTELIJKE ARBEIDSGESCHIKTHEID D.D. 1 DECEMBER 2005

In deze brief presenteer ik de resultaten van deze onderzoeken. Ook stuur ik de onderzoeksrapporten mee.

Onderzoek Arbeidsongeschiktheid. In opdracht van Loyalis. juni 2013

2. Ontwikkelingen met betrekking tot de WAO-in- en uitstroom en het aantal lopende uitkeringen

WGA Financieringskeuze

Vooruitgang door vernieuwend werkgeven. Rutte III Vertrouwen in de toekomst

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

VOOR RE-INTEGRATIE EN TIJDELIJK INKOMEN

De belangrijkste valkuilen bij de re-integratie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

WGA: Pijler van inzetbaarheidsbeleid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

Arbeidsgehandicapten in Nederland

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE. Herziening zwangerschapsrichtlijn

szw Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

- Achtergrond. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de heer H.G.J. Kamp Postbus LV DEN HAAG. Geachte heer Kamp,

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

DE WIA, EEN INGEWIKKELDE WET

./. Hierbij zend ik u een afschrift van mijn brief aan Borea. In het vertrouwen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Ontwerp wijziging Schattingsbesluit

JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van de leden Ulenbelt en van Gesthuizen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

UWV Kennisverslag

10. Veel ouderen in de bijstand

Bekijk hier de uitspraak van de Commissie van Beroep GCHB

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Daar word je samen beter van! Modernisering Ziektewet

2513AA22. De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE

Bijlage uitkomsten dagloonmonitor

Motie mw. Verburg over behandelings- en betalingstermijn

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Transcriptie:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Uw brief Onderwerp Nadere analyse gedeeltelijke WAOuitkeringen Ons kenmerk W&I/IBA/03/17448 Datum 1 april 2003 Op 17 december 2002 heb ik met de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een Algemeen Overleg gevoerd over de uitvoering van de WAO. Tijdens dit overleg is door de Commissie verzocht om een nadere analyse naar aanleiding van een recent onderzoek naar de toekenning van gedeeltelijke WAO-uitkeringen. Ik heb de Commissie toegezegd met een dergelijke analyse te komen. Hierbij doe ik u deze analyse toekomen. De analyse bestaat uit twee onderdelen. Het eerste deel betreft een reactie op opzet en inhoud van het genoemde onderzoek. Het tweede deel betreft een nadere analyse met betrekking tot de uitvoeringsaspecten. Ik sluit af met mijn conclusies. Inhoud van het onderzoek Inleiding Het onderzoek waar de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het Algemeen Overleg van 17 december 2002 aan refereerde, betreft een onderzoek van De Jong en Thio getiteld Donner versus Veldkamp, over nut en nadeel van gedeeltelijke WAOuitkeringen. Het onderzoek richt zich op de vraag of het Nederlandse stelsel van gedeeltelijke WAO-uitkeringen om met de woorden van de onderzoekers te spreken een vloek of een zegen is. Voormalig Minister Veldkamp - de grondlegger van de WAO was een warm voorstander van gedeeltelijke uitkeringen, omdat die werkhervatting bevorderen. Als werknemers wegens gezondheidsproblemen minder productief worden en via de WAO een loonkostensubsidie krijgen, kunnen werkgevers hen zonder problemen in dienst houden. De opzet van Veldkamp staat of valt bij de veronderstelling dat het UWV bij machte is in alle gevallen nauwkeurig de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Als dat niet het geval is, ontstaat er in de WAO ruimte voor zelfselectie : werknemers of werkgevers kunnen gebruik maken van gedeeltelijke WAO-uitkeringen ter financiering van werkarrangementen die weliswaar hun voorkeur hebben, maar waarvoor de WAO niet bedoeld is. De Commissie

2 Donner verwacht dat dit het geval zal zijn en dat het voor de uitvoerder van de WAO bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid veelal onmogelijk zal blijken onderscheid te maken tussen arbeidsongeschiktheid uit medische oorzaken en ongeschiktheid als gevolg van bijvoorbeeld motivatie-problemen of sociaal-economische omstandigheden, waarvoor de WAO niet is bedoeld. De Commissie Donner concludeerde daarom dat de verzekering van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet bij wet verplicht gesteld dient te worden. Via een vergelijking van de totale groep van ingestroomde WAO ers met diegenen die 18 maanden na ziekmelding een gedeeltelijke WAO-uitkering hebben en een econometrische analyse naar de vraag in hoeverre arbeidsdeelname en arbeidsongeschiktheid elkaar beïnvloeden trachten de onderzoekers in beeld te krijgen wie gelijk heeft; de Commissie Donner of Veldkamp. Wie krijgt een gedeeltelijke WAO-uitkering? Het beeld van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten blijkt sterk af te wijken van de typische WAO er die sinds de jaren negentig de boventoon is gaan voeren in de WAO-statistieken. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten onderscheiden zich van andere categorieën doordat het veel vaker gaat om mannen, zij zijn gemiddeld ook ouder, hoger opgeleid, en vaker kostwinners. Gedeeltelijk arbeidsongeschikten hebben bovendien gemiddeld een hoger inkomen en een langer dienstverband. De onderzoekers signaleren verder dat gedeeltelijke WAO-uitkeringen tegenwoordig vaak terecht komen bij een type werknemers dat sprekende gelijkenis vertoont met de arbeidsongeschikten uit de tijd dat werkloosheid nog verdisconteerd werd in de WAO. Gedeeltelijke uitkeringen blijken daarnaast beduidend vaker te worden toegekend aan werknemers die het werk (meestal hun oude werk) ten dele alweer hebben hervat voordat zij voor het eerst met het UWV te maken krijgen. De onderzoekers wijzen er verder op dat bij UWV-USZO beduidend meer gedeeltelijke uitkeringen worden toegekend dan elders. Econometrische analyse Uit econometrische analyse blijkt duidelijk een wisselwerking tussen arbeidsdeelname en arbeidsongeschiktheid. Allereerst blijkt de kans op toelating tot de WAO groter naarmate de kansen op arbeidsdeelname beter waren. Dit effect kan vrijwel volledig aan gedeeltelijke WAO-uitkeringen worden toegeschreven. Aan de andere kant blijkt echter dat naarmate zieken een grotere kans hebben op een gedeeltelijke WAO-uitkering, de kans toeneemt dat zij gedeeltelijk werkzaam zullen blijven. Daarmee hebben Veldkamp en de Commissie Donner volgens de onderzoekers beiden gelijk. Conclusies De conclusie van het onderzoek luidt dat een systeem zoals Veldkamp voor ogen stond effectief zou kunnen zijn. Aan de volgende voorwaarden zou volgens de onderzoekers dan moeten worden voldaan: gedeeltelijke uitkeringen worden alleen toegekend na een volledig medisch-arbeidskundig onderzoek naar de mate van arbeidsongeschiktheid. Door het verbeterde Poortwachtersregime worden al stappen in deze richting gezet; de toekenning van volledige uitkeringen wordt streng bewaakt; de huidige loonkundige bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid als verlies aan verdienvermogen wordt vervangen door een systeem waarbij verlies aan

3 arbeidscapaciteit op uitsluitend medische gronden de mate van arbeidsongeschiktheid bepaalt. Nadere analyse met betrekking tot opzet en inhoud van het onderzoek Alhoewel zeker sprake is van een interessant onderzoek, kunnen op basis van het onderzoek geen uitspraken gedaan worden over nut of nadeel van de gedeeltelijke WAO-uitkeringen. Het pleit tussen beide hypothesen (de Commissie Donner versus Veldkamp) is immers - zoals de onderzoekers zelf ook stellen - met dit onderzoek niet beslecht. Dit wordt mede ingegeven door de beperkingen in de onderzoeksopzet die de onderzoekers zelf ook aangeven. Zo is geen sprake geweest van dossieronderzoek en gelden de uitkomsten van de econometrische analyse los van overige kenmerken van de arbeidsongeschikten, zoals gezondheid, opleiding, gezinssamenstelling en leeftijd. Daarnaast zien de gebruikte steekproeven op twaalfmaands zieken uit 1998 en 1999. De onderzoekers constateren onder meer dat de kans op toelating tot de WAO groter is naarmate de kansen op arbeidsdeelname beter zijn. Twaalf maanden-zieken met een relatief kansrijke positie op de arbeidsmarkt hebben een grotere kans op WAO-toetreding. De onderzoekers noemen dit een opmerkelijk en pervers effect dat in strijd is met iedere common sense. Deze bevinding is bij eerste beschouwing inderdaad opmerkelijk. Echter, de conclusie kan sterk samenhangen met de methode die de onderzoekers gehanteerd hebben. Zij vergelijken 12 maanden-zieken met 18 maanden-zieken. Daarbij gaan zij voorbij aan het feit dat in het eerste ziektejaar veel zieken herstellen en dat dit herstel en werkhervatting ook afhankelijk is van de arbeidsmarktpositie van de zieke werknemer. Degenen met een sterke arbeidsmarktpositie hebben in het eerste ziektejaar mogelijk meer kans op werkhervatting dan degenen met een zwakkere positie op de arbeidsmarkt. Het ligt in de rede te verwachten dat de groep met een sterke positie op de arbeidsmarkt minder snel aan de poort van de WAO belandt. Onder de groep 12 maanden-zieken heeft dus reeds een selectie plaatsgevonden en bijgevolg zullen degenen die een goede arbeidsmarktpositie hebben en de 12-maanden grens bereiken procentueel gezien vaker een WAO-uitkering toegekend krijgen. Aangezien in het onderzoek de WAO-instromers niet worden vergeleken met de voor de WAO verzekerde populatie, kan niet aangegeven worden of er inderdaad sprake is van een opmerkelijke bevinding of dat dit mogelijk verklaard kan worden uit het herstel in het eerste ziektejaar. Daarnaast leidt het loonkundig element in de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid ertoe dat mensen aan de onderkant van de loonverdeling een relatief lage kans op een gedeeltelijke uitkering hebben en relatief hoge kansen op een volledige uitkering of geen uitkering. Dit komt omdat bij een laag loon over het algemeen of functies geduid worden met een aan het laatste loon vergelijkbare loonwaarde, waardoor er geen recht ontstaat op WAOuitkering, of niet voldoende functies geduid kunnen worden waardoor er recht bestaat op een volledige WAO-uitkering. De mogelijkheid dat wel voldoende functies geduid kunnen worden, maar vooral met een lagere loonwaarde waardoor recht ontstaat op een gedeeltelijke WAO-uitkering, komt bij lage loonschalen in veel mindere mate voor. Nadere analyse met betrekking tot uitvoeringsaspecten Ik heb aan het UWV gevraagd om naar aanleiding van het onderzoek met een nadere analyse te komen, gericht op de uitvoeringsaspecten. Deze analyse heb ik recent ontvangen.

4 Met name het claimbeoordelingsproces bij de toekenning van gedeeltelijke WAO-uitkeringen is in dit kader van belang. Daar waar het UWV overgaat tot toekenning van een (gedeeltelijke) WAO-uitkering zonder volledig medisch en arbeidskundig onderzoek, bestaat het risico dat andere factoren dan objectief medisch vast te stellen ziekte of gebrek bij de toekenning van WAO-uitkeringen een rol spelen. Dat dit met name bij UWV-USZO het geval zou kunnen zijn wordt mede ingegeven door het Ctsv-onderzoek De uitvoering van de WAO door USZO van december 2001. Een sluitende verklaring voor het grote aandeel gedeeltelijk arbeidsongeschikten bij de overheid is niet te geven. Wel kan worden aangegeven dat de overheid qua WAOinstroomkans nauwelijks afwijkt van de marktsector. De gemiddelde instroomkans van de overheidssectoren bedroeg 1,48% in de jaren 1999, 2000 en 2001, terwijl het instroompercentage van de overige sectoren in deze periode 1,52% bedroeg. De WAOinstroom op zichzelf is dus geen reden voor ongerustheid bij de overheidssectoren. Uit de nadere analyse van het UWV blijkt dat in de periode 1999 tot en met het eerste halfjaar van 2002 het aandeel gedeeltelijke arbeidsongeschikten als uitkomst van de claimbeoordeling per einde wachttijd dus als percentage van het aantal gekeurden - is toegenomen van 26,7% naar 31,6%. Van deze groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten is het aandeel van diegenen bij wie geen arbeidskundige beoordeling heeft plaatsgevonden gedaald van 8,0% naar 4,4%. Met name van 2001 naar 2002 bij de overgang van FIS naar CBBS heeft een belangrijke afname plaatsgevonden van 7,4% naar 4,4%. Het gaat dan om uitkeringsgerechtigden die zoveel mogelijk werken in de oude functie. Over de periode 1999 2002 is het aandeel volledig arbeidsongeschikten afgenomen van 49,7% naar 38,4%. Specifiek voor UWV-USZO zijn de volgende cijfers van toepassing. Het aandeel gedeeltelijk arbeidsongeschikten als uitkomst van de claimbeoordeling per einde wachttijd is over de periode 1999 2002 min of meer gelijk gebleven, tussen 40% en 45%. Het aandeel gedeeltelijk arbeidsongeschikten bij wie geen arbeidskundige beoordeling heeft plaatsgevonden is gestaag gedaald van 29% naar 4%. Het aandeel volledig arbeidsongeschikten is in dezelfde periode gedaald van 34% naar 23%. Het UWV concludeert dat zich een aantoonbare verbetering in de uitvoeringspraktijk met betrekking tot de gedeeltelijk arbeidsongeschikten heeft voor gedaan. Met het thans beschikbare sturings- en kwaliteitsborginginstrumentarium wordt de uitvoering volgens UWV adequaat gestuurd en gemonitord. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat de onderzoekspopulatie van De Jong en Thio ziet op 12 maand-zieken in 1998 en 1999. Over de periode 1999 2002 daalt het aandeel volledig arbeidsongeschikten en stijgt het aandeel gedeeltelijk arbeidsongeschikten en het aandeel afwijzingen. Even zo belangrijk is de daling van het aandeel gedeeltelijk arbeidsongeschikten bij wie geen arbeidskundige beoordeling heeft plaatsgevonden. Dit deel daalt aanzienlijk. Dit betekent dat in een groter deel dan in het verleden sprake is van een toetsing op gangbare arbeid. In algemene zin lijkt het UWV daarmee in staat om zoals ook de onderzoekers als voorwaarde stellen - de mate van arbeidsongeschiktheid nauwkeurig vast te stellen; in veel meer gevallen wordt namelijk niet alleen de mate van hervatting van het eigen werk bezien, maar ook of betrokkene in staat is andere gangbare arbeid te verrichten. Wel wordt nog veelvuldig gebruik gemaakt van de medische urenbeperking. Het UWV kan de ontwikkeling in de toepassing van de medische urenbeperking over dezelfde periode niet aangeven: pas sinds

5 de ingebruikname van het CBBS begin 2002 - vindt rechtstreekse registratie van dit gegeven plaats. Het UWV merkt daarnaast op dat de Wet verbetering Poortwachter als belangrijk voordeel heeft dat UWV bij aanvang van het beoordelingsproces over meer informatie beschikt dan voorheen. Dit bevordert de kwaliteit van de claimbeoordeling einde wachttijd. Anderzijds zijn de beoordeling van de reïntegratie-inspanningen en de claimbeoordeling einde wachttijd, volgens het UWV, op zichzelf staande beoordelingen. Daar waar de reïntegratie-inspanningen als voldoende zijn aan te merken en hebben geleid tot gedeeltelijke werkhervatting in eigen werk, betekent dit niet als vanzelf dat voor het overige sprake zal zijn van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Conclusies Al met al concludeer ik dat het door de onderzoekers gesignaleerde risico dat het UWV zich bij de claimbeoordeling te veel laat leiden door voldongen feiten, de afgelopen jaren sterk is verkleind. In meer gevallen dan voorheen vindt een volledig medisch en arbeidskundig onderzoek plaats. Met name ook ten aanzien van de toepassing van de medische urenbeperking zal uit de integrale IWI-rapportage over de Sociale Verzekeringen in 2002 moeten blijken of deze positieve lijn zich voortzet. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (mr. A. J. de Geus)