> Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag www.rijksoverheid.nl www.facebook.com/minbzk www.twitter.com/minbzk Uw kenmerk 2015Z17139 en 2015Z17325 Betreft Beantwoording vragen van de leden Albert de Vries en Van Dekken (beiden PvdA, ingezonden 23 september 2015) en de leden Veldman en De Boer (beiden VVD, ingezonden 23 september 2015) Hierbij bied ik u, mede namens de minister van BZK, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die op 23 september 2015 zijn ingezonden met kenmerk 2015Z17139 door de leden Albert de Vries en Van Dekken (beiden PvdA) en de antwoorden op de schriftelijke vragen die op 23 september 2015 zijn ingezonden met kenmerk 2015Z17325 door de leden Veldman en De Boer (beiden VVD). De minister voor Wonen en Rijksdienst, drs. S.A. Blok Pagina 1 van 5
2015Z17139 Vragen van de leden Albert de Vries en Van Dekken (beiden PvdA) aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over het krimpbeleid in Oost-Groningen (ingezonden 23 september 2015) Vraag 1 Wat is uw oordeel over het uitblijven van gezamenlijk krimpbeleid in Oost- Groningen? 1) Antwoord op vraag 1 Allereerst wil ik erop wijzen dat de verantwoordelijkheid voor het krimpbeleid in Oost-Groningen primair berust bij de desbetreffende gemeenten, in samenwerking met de provincie (in het bijzonder vanuit haar regierol op het ruimtelijkeconomisch terrein), de maatschappelijke organisaties, bewoners en bedrijven. Mijn rol is coördinerend (in het bijzonder binnen het Rijk, voor de aanpak van knelpunten in wet- en regelgeving en de bijdragen aan de Samenwerkingsagenda Bevolkingsdaling), faciliterend en stimulerend. Na het opstellen van het Regionaal Woon- en Leefbaarheidbasisplan (RWLP) in 2011, zijn er in deze regio op meerdere thema s waaronder wonen, primair onderwijs en de aanpak van de particuliere woningvoorraad activiteiten ontplooid. Hoe belangrijk op zich deze activiteiten ook zijn, is er voor een volwaardig krimpbeleid een bredere aanpak nodig. Zoals de Noordelijke Rekenkamer in haar rapport Het Krimpbeleid van de provincie Groningen constateert, is er in Oost- Groningen nog geen gedeelde visie op de spreiding van voorzieningen en functies. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen heeft in reactie op het rapport aangegeven dat ze aan de slag wil om vooruitgang in deze regio te boeken. Ik constateer dat er in de regio nu een traject is ingezet om te komen tot een uitvoeringsplan RWLP 2015-2018 dat voorziet in een meer integrale aanpak. Voor deze aanpak wordt nu binnen de regio draagvlak gezocht. Daarna volgt de stap naar het opstellen van het uitvoeringsplan. Vraag 2 Deelt u de mening dat dit een gemiste kans lijkt te worden voor deze regio, nu de gemeenten in deze regio niet in staat blijken om tot goede plannen te komen om de gevolgen van krimp te verzachten? Antwoord op vraag 2 Die mening zou ik delen als het huidige ingezette traject om te komen tot een uitvoeringsplan tot niets gaat leiden. Vooralsnog is er nog steeds sprake van beweging om te komen tot een uitvoeringsplan. Vraag 3 Welke inspanningen heeft u gepleegd om de gemeenten in Oost-Groningen te helpen met het ontwikkelen van krimpbeleid en kan het ontbreken van plannen consequenties hebben voor de extra middelen die de gemeenten ontvangen in deze regio? Vraag 4 Bent u bereid uw kennis en kunde actief aan te bieden aan de gemeenten in deze Pagina 2 van 5
regio zodat zij tot goede samenwerking komen inzake de aanpak van de krimpproblematiek? Antwoord op de vragen 3 en 4 Vanaf de publicatie van het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling in 2009 zijn er inspanningen gepleegd vanuit het Rijk in samenwerking met de provincies om de krimpregio s te ondersteunen bij het opstellen van krimpbeleid en de uitvoering daarvan met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid. In de periode 2012-2014 heeft de ondersteuning van Oost-Groningen onder andere plaatsgevonden op basis van de afspraken die waren opgenomen in het Convenant Groningen op Koers. Momenteel wordt er gewerkt aan nieuwe samenwerkingsafspraken tussen Rijk, Provincie en de regio voor de komende jaren. Ambtenaren van BZK vervullen een adviserende rol in een projectgroep en een stuurgroep die zijn opgericht ten behoeve van de aanpak van de krimp in de regio. Oost-Groningen kan als krimpregio ook profiteren van de vormen van kennisdeling die ik voor alle krimpen anticipeerregio s ondersteun, zoals de website VanMeerNaarBeter, de kennisagenda Bevolkingsdaling, het faciliteren van het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling en het organiseren van congressen en seminars. Het beleid van individuele krimpregio s kan geen gevolgen hebben voor de middelen die deze regio s ontvangen via het gemeentefonds. De uitkering uit het gemeentefonds is namelijk vrij besteedbaar. Afgezien daarvan zie ik op grond van het beschreven traject bij het antwoord op vraag 1 ook geen aanleiding voor financiële maatregelen. 1) rtvnoord.nl Pagina 3 van 5
2015Z17325 Vragen van de leden Veldman en De Boer (beiden VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht Krimpbeleid Oost-Groningen zorgwekkend (ingezonden 24 september 2015) Vraag 1 Kent u het bericht Krimpbeleid Oost-Groningen zorgwekkend? 1) Antwoord op vraag 1 Ja Vraag 2 Kunt u aangeven aan welke voorwaarden de decentralisatie-uitkering Bevolkingsdaling voor Oost-Groningen van 2.242.805 euro voor de periode 2016-2020 2) is gebonden? Antwoord op vraag 2 De middelen zijn onderdeel van het gemeentefonds en daarmee niet aan voorwaarden gebonden. Vraag 3 Deelt u de mening dat de negatieve gevolgen van krimp primair regionaal aangepakt moeten worden en dat de uitkering uit het Gemeentefonds als secundair ter ondersteuning van de regionale plannen gezien moet worden? Antwoord op vraag 3 Het kabinet is van oordeel dat het vraagstuk van bevolkingsdaling is gebaat bij een integrale en gemeenteoverstijgende aanpak. De toekenning van de uitkering aan één centrumgemeente per krimpregio beoogt een dergelijke aanpak te stimuleren. Vraag 4 Deelt u de mening dat Oost-Groningen een voorbeeld mag nemen aan bijvoorbeeld de Marne en Eemsdelta, en bent u bereid om met de regio en de provincie in gesprek te gaan om de plannen voor krimp hier te stimuleren? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 4 Leren van andere regio s/gemeenten is goed en er wordt van elkaar geleerd in Groningen. Ik moet wel wijzen op het feit dat de vergelijkbaarheid ook beperkt is. In het geval van Eemsdelta gaat het om een samenwerking van vier gemeenten, De Marne is een gemeente die nog niet structureel in regionaal verband samenwerkt (al is hier een groeiende oriëntatie in die richting waarneembaar), terwijl het in het geval van Oost-Groningen om zeven gemeenten gaat. Zoals ik in de beantwoording van de vragen van de leden Albert de Vries en Van Dekken heb aangegeven, werk ik al jaren samen met de provincie en de regio op het krimpbeleid. 1) http://www.sronet.nl/nieuws/nieuws/krimpbeleid-oost-groningen- Pagina 4 van 5
zorgwekkend.513819.lynkx#.vfvdigp9ehc.twitter 2) Kamerstuk 34 000-B nr. 29 Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Albert de Vries en Van Dekken (beiden PvdA), ingezonden 23 september 2015 (vraagnummer 2015Z17139 ) Pagina 5 van 5