Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen. Bestedingsanalyse

Vergelijkbare documenten
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen

HET FWO IN BEELD Een overzicht van de bestedingen in

Evaluatie Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen

Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen

Drieëntachtigste Jaarverslag

Wat kan het FWO voor mij doen?

Vierenzeventigste Jaarverslag

Bestedingsanalyse Egmontsstraat Brussel

Bestedingsanalyse

ONDERFINANCIERING HOGER ONDERWIJS IN KAART

ADVIES 77bis. Beleidsbrief 'Wetenschaps- en Technologisch Innovatiebeleid' HOOFDLIJNEN

Advies 71bis :37 Pagina 1. ADVIES 71bis STEUNPUNTEN BELEIDSRELEVANT ONDERZOEK. Voorontwerp van WIJZIGEND besluit

Vijfenzeventigste Jaarverslag

Tachtigste Jaarverslag

Bestedingsanalyse

Bestedingsanalyse Egmontsstraat Brussel 02/

Evaluatie Odysseusinitiatief. Volledige naam

Tweeëntachtigste Jaarverslag

Statuut Onderzoekers BURSAAL/AAP/WP

Bestedingsanalyse FWOBestedingsanalyse FWOBestedingsanalyse FWO. Bestedingsanalyse Egmontstraat Brussel

E-loket. Doelstellingen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Bestedingsanalyse

Experimenteel reglement: Innovatieve partnerprojecten

Vademecum inzake Organisatie en Werking

ADVIES 84 OPRICHTING VAN HET INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP INSTITUUT VOOR INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE

Negenenzeventigste Jaarverslag

Rise- Innovatieve start-ups

Transitiereglement voor de subsidiëring van culturele projecten met een regionale uitstraling

STEUNKREDIET VOOR HUMAAN VOEDINGSONDERZOEK REGLEMENT

FONDS WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VLAANDEREN

REGLEMENT INNOVATIEVE PARTNERPROJECTEN

Wetenschappelijk personeel (WP) Militantenvergadering 6 juni 2018

Eenentachtigste Jaarverslag

VR DOC.0290/1BIS

Wetenschappelijke Integriteit

Hervormingen selectieprocedures fundamentele programma s en SB beurs. juni 2017

Huishoudelijk Reglement Departement

Art. 3. De subsidie, vermeld in artikel 4, kan ten vroegste ingaan vanaf 1 april 2019 en kan uiterlijk lopen tot en met 31 maart 2021.

Reglement beurzen Emmanuel van der Schueren (EvdS)

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

GECOÖRDINEERDE STATUTEN

FONDS WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VLAANDEREN

Facultair reglement Mobiliteitsfonds FPPW

met de Jon Sneyers 20 februari 2008 Info- en discussieavond, Universiteit Antwerpen Dept. Computerwetenschappen K.U.Leuven

Advies. Wijzigingsbesluit strategisch basisonderzoek en FWO-Vlaanderen. Brussel, 29 januari 2018

! " #" $ % & $ & "! ' ( ) & ) & ) * + *,+ *,+ + -.& / 0 (

VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

OVEREENKOMSTIG DE BESLUITEN VAN MEI 2010 VERSIE

Hervormingen selectieprocedures fundamentele programma s en SB-beurs

Advies. Over het voorontwerp van decreet tot invoering van een verhoogd abattement bij hypotheekvestiging op de enige woning

Beleidsplan. voor. de Stichting Collectieve Marorgelden Israël SCMI. Achtergrond

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg;

MEMORIE VAN TOELICHTING

Reglement met betrekking tot de toekenning van subsidies voor projecten voor duurzame mobiliteit.

Reglement met betrekking tot de ZAP-mandaten in het tenure trackstelsel

FONDS WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VLAANDEREN

contact Danny Huysmans

Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen

Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (BS )

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP DEPARTEMENT ALGEMENE ZAKEN EN FINANCIEN

Zesenzeventigste Jaarverslag

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Tekort aan onderzoekers

ADVIES 159 FWO-SAMENWERKINGS- OVEREENKOMST EN BELEIDSPLAN JUNI 2011

VLIR VLIR VLIR. Statistische gegevens betreffende het personeel aan de Vlaamse universiteiten. Vlaamse Interuniversitaire Raad

TRANSITIEREGLEMENT VOOR CULTURELE PROJECTEN MET EEN BOVENLOKALE UITSTRALING

Belangrijke informatie i.v.m. het budget

Steun aan jonge innovatieve ondernemingen

VLAAMSE RAAD VOOR WETENSCHAPSBELEID

COMMENTAAR BIJ DE OPROEP VAN DE ONDERWIJSMINISTERS AAN DE HOGER ONDERWIJS- EN ONDERZOEKSINSTELLINGEN IN DE REGIO'S BREMEN, NEDERLAND,

Status Vertrouwelijk Werkdocument Finaal document

Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor de specifieke dienstverlening

Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal

Medisch dossier Overeenkomst vaste huisarts patiënt

ADVIES OVER HET FONDS TER STIMULERING VAN STEDELIJKE EN PLATTELANDSINVESTERINGEN

ADVIES OVER HET VOORONTWERP VAN BESLUIT HOUDENDE DE INSTELLING VAN EEN FINANCIERINGSKANAAL VOOR HET BASISONDERZOEK IN VLAANDEREN

Betreft: Geïntegreerd inspectieverslag. Geachte Voorzitter,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 03 / 2004 van 15 maart 2004

HET BRUSSELS GEWEST ONDERTEKENT DE EERSTE INSCHAKELINGSCONTRACTEN!

BRAIN-be BELGIAN RESEARCH ACTION THROUGH INTERDISCIPLINARY NETWORKS

Reglement FWO-onderzoeksproject (tot en met oproep 2018) ALGEMEEN REGLEMENT

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit:

Doctoraatsreglement DC Pag. 1 van 5

Gecoördineerde tekst:

Statuten. Diensten van de Eerste minister

Hervormingen selectieprocedures fundamentele programma s en SB-beurs. Oktober 2017

Bijzondere examenreglementen

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Subsidiereglement Bedrijf en buurt

VLAAMSE RAAD ONTWERP VAN DECREET

Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen. Beleidsplan

STOA-REGLEMENT BESLUIT VAN HET BUREAU VAN 4 MEI gezien het STOA-reglement dat het Bureau op 19 april 2004 heeft goedgekeurd,

Bijlage 6. Belangrijke informatie i.v.m. het budget. 1. Algemeen. 2. Betoelaagd bedrag. 3. Personeelskosten

VR DOC.1387/1BIS

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei

Transcriptie:

Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen Bestedingsanalyse 1991 2000

I AUTONOMIE VAN HET F.W.O.VLAANDEREN Sinds de Vlaamse Raad van Bestuur binnen het federaal gestructureerde N.F.W.O. (Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek) autonomie verwierf, die werd bevestigd door de nieuwe statuten (KB 8/3/92, BS 28/3/92, BBS 2/7/92), is heel wat veranderd in de werking van deze instelling. De Vlaamse Raad van Bestuur geeft hieraan de nodige zichtbaarheid door vanaf 1 oktober 1996 naar buiten te treden als Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen, afgekort F.W.O. Vlaanderen. De statuten werden tevens aangepast aan de nieuwe structuur en samenstelling van de Wetenschappelijke Commissies (KB 20/6/1997, BBS 13/11/1997 en 11/12/1997). II EVOLUTIE VAN DE BESLUITVORMING De voornaamste realisaties die moeten leiden tot een zorgvuldige besteding van de middelen zijn: A. Vernieuwde Wetenschappelijke Commissies: De op 1 januari 1997 aangetreden nieuwe Wetenschappelijke Commissies, die instaan voor de selectie, de intermediaire en ex post evaluatie van mandaten en kredieten, zijn het meest in het oog springende resultaat van de grondige evolutie die in het F.W.O. Vlaanderen plaatsgrijpt. Deze Wetenschappelijke Commissies zijn de emanatie van de gehele wetenschappelijke gemeenschap en omvatten elk, naast 6 leden uit de Vlaamse wetenschappelijke gemeenschap, ook 6 leden uit de Franstalige wetenschappelijke gemeenschap en 2 buitenlandse experts, die allen als volwaardig lid fungeren. Het algemene uitgangspunt hierbij is dat de rechtstreeks betrokken Vlaamse wetenschappelijke gemeenschap steeds in de minderheid is in de optiek om een zo groot mogelijke objectiviteit na te streven en het Vlaamse onderzoek te situeren en te laten evolueren binnen de internationale tendensen om het in een groter geheel aan waarde te laten winnen. De gezamenlijke expertise van de leden put zoveel mogelijk het bevoegdheidsdomein van de betrokken Commissie uit. De expertise van de Commissies en de gehanteerde procedures o.a. de uitgebreide raadpleging van externe referenten staan borg voor kwaliteitsoptimalisatie van het fundamenteel onderzoek in Vlaanderen. 3

1) Advies ex ante : aanvragen komende van de wetenschappelijke gemeenschap worden door de Wetenschappelijke Commissies, samen met adviezen van externe referenten, volgens criteria eigen aan de betrokken wetenschapssector en de betrokken interventiecategorie, geëvalueerd. De wetenschappelijke gemeenschap tekent, op basis van wetenschappelijke criteria, langs de Wetenschappelijke Commissies om, door de selectie die ze doorvoeren en het stellen van prioriteiten, een domeinspecifiek wetenschapsbeleid uit. De voornaamste wijzigingen waren het invoeren, sinds de selectie m.b.t. 9394 van wel omschreven specifieke en objectieve criteria, via de vraag om advies die aan de externe referenten worden voorgelegd en waarin wordt gevraagd zowel descriptief als numeriek te quoteren. De criteria worden aan de hand van opmerkingen van referenten en Commissieleden regelmatig bijgestuurd. De gehanteerde selectie en evaluatiecriteria zijn vastgelegd in een vademecum dat ook beschikbaar is via internet. Het aantal referenten en het interuniversitair en/of internationaal karakter van deze adviesvorm is recht evenredig met het belang van de toelagecategorie. Leden van advies en bestuursorganen van het F.W.O. Vlaanderen worden sinds de selectie 9495, bij deze procedure uitgesloten. Met ingang van de selectie 9596 worden ook de coauteurs van publicaties van de postulanten uitgesloten. Deze werkwijze wordt algemeen toegepast voor alle aanvragen bij het F.W.O.Vlaanderen die een zekere budgettaire impact hebben. Het feit dat de wetenschappelijke gemeenschap zelf de aanvragen opstelt (een bottom up regeling) is de beste garantie dat snel ingespeeld wordt op wetenschappelijke tendensen en nieuwe ontwikkelingen. In de aanvraagformulieren werd een vraag opgenomen naar de situering van het onderzoek in het geheel van het onderzoek van de betrokken onderzoekseenheid en de situering in nationale en internationale context. Samen met het advies van externe en buitenlandse referenten en de inbreng van de leden van de Wetenschappelijke Commissies van buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt coherentie in het wetenschappelijk onderzoek en internationale samenwerking nagestreefd en wordt versnippering tegengegaan. 4

2) Evaluatie ex post : vertrekkend van verslagen van mandaat en kredietgenieters evalueren de wetenschappelijke commissies, zowel tijdens de uitvoering van mandaten en projecten, als op het einde ervan de wetenschappelijke aanwending van mandaten en kredieten die zij aanbevolen hebben. Sinds de zittijd 9394 wordt aan alle verslagen een quotering toegekend en kunnen de Wetenschappelijke Commissies ook bijsturen. De resultaten van deze evaluatie zijn een doorslaggevend element bij het eventuele voortzetten van de steun van het F.W.O.Vlaanderen en bij de selectie van nieuwe mandaat en kredietaanvragen. Tevens ontstaat hierdoor een terugkoppeling die een invloed heeft op de beoordelingswijze en procedure van de Wetenschappelijke Commissies en de aard van de selectie en beoordelingscriteria. Dit terugkoppelingsmechanisme zorgt voor verhoogde kwaliteit van het gesteunde onderzoek en kwalitatief betere mandaat en kredietaanvragen. Ook de Gebiedsraden spelen een rol in een terugkoppeling als brug tussen de Wetenschappelijke Commissies en de bestuursorganen en als reflectiegroepen i.v.m. de problematiek en de werkwijze van de Commissies en de specifieke problemen in hun wetenschapsgebied in relatie met de werking van het Fonds. Er werden specifieke criteria ingevoerd, eigen aan de betrokken wetenschapssector en de bedoelde interventiecategorie. Ook deze evaluatiecriteria zijn in het Vademecum opgenomen en zijn op internet beschikbaar. Voor de mandaathouders met een contract met onbepaalde duur, voor wie de implicatie van een negatieve beoordeling wel het zwaarst uitvalt, werd sinds 1994 een overlegprocedure ingevoerd met inbreng van onafhankelijke externe experts voor beide partijen. De Raad van Bestuur waakt over de kwaliteit van de evaluatie door de Wetenschappelijke Commissies. 3) Er werd ook een Interdisciplinaire Commissie Internationale Wetenschappelijke Contacten ingesteld die als taak heeft alle aanvragen voor kredieten voor Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschappen, kredieten voor studie en stageverblijven in het buitenland, voor het actief deelnemen aan internationale congressen en voor het organiseren van internationale congressen in België te evalueren. Aldus zijn nu alle beslissingen van de Raad van Bestuur gebaseerd op wetenschappelijk advies. 5

4) Tenslotte zijn er talrijke ad hoc jury s die advies geven omtrent aanvragen voor wetenschappelijke prijzen en het Evaluatie en begeleidingscomité van het MaxWildiersfonds. B. Gebiedsraden, bestaande uit de Voorzitters van de betrokken Wetenschappelijke Commissies, waken er sinds 1/1/1997 over dat alle dossiers optimaal in al hun specificiteit worden behandeld door één of meerdere Commissies. Eertijds werden de aanvragen die niet bij één discipline konden worden ondergebracht aan meerdere Commissies voorgelegd, die vrij waren hierover al dan niet een oordeel uit te brengen. Omdat inter en transdisciplinaire aanvragen dreigden tussen twee stoelen te vallen werden bij het invoeren van het nieuwe Commissiesysteem de verschillende Commissies verplicht een advies uit te brengen over alle voorgelegde dossiers. Met ingang van de selectie 1999 werd het systeem verfijnd en bepalen de Gebiedsraden, op voordracht van de aanvragers, de Wetenschappelijke Commissies die een advies uitbrengen over een deelaspect van een aanvraag én deze die budgettaire voorstellen dienen te doen. C. De bestuursorganen : De Raad van Bestuur van het F.W.O.Vlaanderen en zijn Bureau hebben ook hun eigen taak geherwaardeerd. Zij nemen op basis van de wetenschappelijke adviezen vanuit de Wetenschappelijke Commissies beslissingen en laten zich hierbij leiden door algemene en specifieke wetenschappelijke noden om een coördinerend beleid te voeren naar de instellingen toe. Dit coördinerend beleid zal bevorderd worden doordat de bevoegdheid niet langer verdeeld is over een te groot aantal organen, doch samengebald bij de Raad van Bestuur. Deze evolutie werd mogelijk door een aantal maatregelen van de Vlaamse Regering. Het F.W.O.Vlaanderen situeert zich hierdoor duidelijk en ondubbelzinnig op het interuniversitair echelon en zou ruimte moeten kunnen bieden aan initiatieven die de intrauniversitaire mogelijkheden te boven gaan, om aldus het wetenschappelijk onderzoek op hoger plan te tillen, het in te schakelen in een groter geheel en tot coherente samenwerking te komen. Kwaliteit, originaliteit en vernieuwend karakter van het onderzoek zijn alom tegenwoordige criteria. Op niveau van de Raad van Bestuur worden 6

ook opties genomen inzake de interventiecategorieën en beleidsopties naar de toekomst toe. Voor het uitstippelen van zijn beleid kan de Raad van Bestuur o.a. gebruik maken van zeer expliciete begrotingsdocumenten, die alle financiële middelen van het Fonds, van gelijk welke herkomst, groeperen. Tevens is er een groeiende integratie in de Vlaamse adviesorganen inzake wetenschappelijk onderzoek, zoals de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid en zijn Commissies, alsook een nauwere betrokkenheid bij de werkzaamheden van de Vlaamse Interuniversitaire Raad en de Administratie Wetenschap en Innovatie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Na lange voorbereiding en indringende discussies werd op 28/11/1995 het Beleidsplan 1996 2000 goedgekeurd. Dit Beleidsplan steunt op ruim overleg met de wetenschappelijke gemeenschap en houdt rekening met de beleidsopties van de overheid en suggesties van de Vlaamse administratie en de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid. De Raad van Bestuur van het F.W.O.Vlaanderen heeft zich op deze wijze ingeschakeld in de internationale tendensen van het "science management" zoals deze worden gevolgd door de meest prestigieuze Amerikaanse en Europese "Research Councils" en zal verder de ingeslagen weg van continue zelfevaluatie en bijsturing blijven volgen om de meest geëigende procedures op te stellen om het nietgeoriënteerd wetenschappelijk onderzoek in stand te houden, te stimuleren en te bevorderen en zo optimaal mogelijk de ter beschikking staande financiële middelen aan te wenden, waarbij zo waterdicht mogelijke waarborgen worden geboden zowel aan de wetenschappelijke gemeenschap als aan de financierende overheden. 7

III BESTEDING VAN DE MIDDELEN A. Evolutie van middelen en mogelijkheden De budgettaire inspanningen van de Vlaamse Gemeenschap ten gunste van het fundamenteel onderzoek hebben het F.W.O.Vlaanderen toegelaten zijn actiemiddelen gestadig verder uit te bouwen zonder kwaliteitsverlies. De interactie tussen de Vlaamse Regering en het F.W.O.Vlaanderen is gekristalliseerd in de op 1 juli 1997 ondertekende Beheersovereenkomst. Deze kadert in de uitvoering van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap en heeft de rol van het F.W.O.Vlaanderen als het Vlaamse instrument ter bevordering van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek definitief vastgelegd. De Regering heeft hierbij haar afstandelijk beleid t.o.v. een onafhankelijk F.W.O.Vlaanderen bevestigd, d.w.z. dat de Overheid zich niet inlaat met het vastleggen van onderzoeksonderwerpen of met de selectie, maar dit overlaat aan het Fonds dat hiervoor zo optimaal mogelijke procedures hanteert. Ze biedt de wetenschappelijke gemeenschap de garantie inzake de continuïteit van de toelageverlening en de Vlaamse Gemeenschap en haar Regering de garantie inzake kwaliteit, toezicht en controle. Dankzij de verhoogde steun aan het fundamenteel onderzoek door de Vlaamse Gemeenschap konden de krachtlijnen van het Beleidsplan 1996 2000 van het F.W.O.Vlaanderen voor een groot deel constructief geïmplementeerd worden. De evolutie van de verdeling van de middelen over de verschillende actiemiddelen is opgenomen in tabel 1. De belangrijkste posten nl. mandaten en onderzoeksprojecten ontwikkelen zich volledig gelijklopend, ondanks de diverse herkomst van toelagen en bijbehorende verschillende beleidsopties. Het was een doordachte beleidsoptie van het Fonds geleidelijk te groeien om de hoogstaande kwaliteit te kunnen blijven garanderen en om stabiele slaagpercentages op langere termijn te bekomen. De VRWB geeft in zijn publicatie Vlaanderen, koploper in wetenschap 8

en technologie evaluatie van 4 jaar inhaalbeweging en beleidsvisie voor de toekomst?, (oktober 1999) een overzicht van de evolutie van de onderzoekssteun vanaf 1991 tot heden met nadruk op de periode 1995 1999. Ook deze cijfers illustreren dat het F.W.O.Vlaanderen niet de snelste groeipool vormt. Hopelijk kan de ingezette groei afgerond worden door de huidige Regeringen. Ter illustratie weze vermeld dat het nietgerichte onderzoek in Vlaanderen in de periode 19911999 steeg met 118,98% en in het F.W.O.Vlaanderen met 113,42%. Het verschil is echter veel groter in de beleidsperiode 19951999 waarin het nietgericht onderzoek groeit met 76,06%, het totale wetenschapsbeleid samen met O & O uitgaven met 62,84% en het F.W.O.Vlaanderen slechts met 56,90%. Een overzicht van de evolutie van de toelagen van de Vlaamse Gemeenschap is opgenomen in tabel 2. Een zelfde overzicht van de toelagen van de nationale Overheid is opgenomen in tabel 3. 9

Uitgaven 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 Mandaten 1.132 45% 1.282 45% 1.414 47% 1.529 47% 1.567 44% 1.746 46% 1.987 46% 2.167 48% 2.242 48% Wetenschappelijke Contacten 84 3% 81 3% 77 3% 77 2% 110 3% 116 3% 94 2% 100 2% 89 2% Kredieten aan Navorsers 43 2% 38 1% 95 3% 94 3% 116 3% 111 3% 39 1% 67 1% 71 2% Onderzoeksprojecten 1.141 45% 1.304 46% 1.289 43% 1.408 43% 1.603 45% 1.679* 44% 2.046* 47% 2.020* 45% 2.050 44% Diversen 115 5% 121 5% 133 4% 149 5% 157 5% 176 4% 182 4% 182 4% 185 4% TOTAAL 2.515 100% 2.826 100% 3.008 100% 3.257 100% 3.553 100% 3.828 100% 4.348 100% 4.536 100% 4.637 100% Tabel 1 : Evolutie van de toelagespreiding over de actiemiddelen van het F.W.O.Vlaanderen in miljoenen BEF. (Alle verschillende toelagen inbegrepen) Tabel opgemaakt op basis van aangepaste begrotingen. Met vastleggingen voor latere uitgaven is geen rekening gehouden. De kostprijs van de permanente onderzoekers is continu opgenomen bij mandaten, terwijl die eertijds boekhoudkundig bij de onderzoeksprojecten hoorde. Vanaf 1/10/2000 zijn deze onderzoekers echter naar het Z.A.P. overgeheveld. * Gelden voor het MaxWildiersfonds worden besteed vanaf 2000 e.v.. 10

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Rubrieken 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 ** Basistoelage NFWO / FWO 660,7 704,7 742,1 770,4 800,5 827,8 3.093,7 3.362,7 3.669,3 3.675,7 Onderzoeksprojecten 1.280,0 1.406,5 1.094,4 ( 1) Impulsprogramma 100,0 103,8 106,8 108,7 110,0 ( 1) Mandaten 629,9 ( 1) FKFO 426,8 449,8 476,0 ( 2) FGWO 333,2 361,7 384,5 ( 2) IIKW 302,5 318,8 340,3 ( 2) VNC 8,0 8,0 8,2 8,3 8,3 8,3 8,3 8,3 ARCP 1,5 1,5 1,5 1,5 2,0 ( 1) AIDS 9196 28,4 29,0 22,2 20,4 25,0 BHIR ( 1) Totaal 1.723,2 1.864,9 2.081,4 2.185,9 2.343,9 2.696,1 3.212,0 3.371,0 3.677,6 3.684,0 Index 100,0 108,2 120,8 126,9 136,0 156,5 186,4 195,7 213,4 213,8 Tabel 2 : Evolutie van de toelagen van de Vlaamse Gemeenschap* (bedragen in miljoenen BEF). * Aangeduid is ( n) naar welke post zekere begrotingsposten werden overgedragen ** Toelage na aftrek van 32,9 miljoen, die overgeheveld wordt naar het B.O.F. i.v.m. de overheveling van de permanente F..O.W.mandaathouders naar het Z.A.P. 11

Rubrieken 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 ** Volksgezondheid FGWO AIDS (1) 89,7 83,9 28,4 91,9 29,0 102,9 22,2 103,9 18,9 106,3 105,1 96,0 96,0 96,0 Econ. Zaken IIKW 77,0 77,0 79,1 80,4 82,4 84,0 84,0 84,4 85,2 86,4 Wetenschapsbeleid ESRFmandaten Extra onderzoekers Mandaten F.W.I. 3,6 3,6 308,0 * 3,6 118,3 * 3,6 70,6 143,4 219,1 0,8 292,3 5,5 296,0 8,5 Nationale Loterij (1) Doctorandi suppl. vorig jaar Apparatuur suppl. vorig jaar Fund.Menswet.. suppl. vorig jaar 140,0 275,0 66,0 140,0 275,0 55,0 140,0 275,0 55,0 137,5 5,5 275,0 55,0 145,5 248,5 12,7 47,7 4,9 121,4 13,1 13,7 192,9 27,6 21,4 38,7 5,3 4,3 165,0 206,9 41,5 166,6 7,2 197,6 13,9 39,7 2,8 166,6 197,6 39,7 166,6 200,0 40,0 Algemeen Recup. werkgeversbijdragen S.Z. (2) 7,5 41,2 84,9 101,5 125,0 Totaal 647,7 662,9 981,6 800,4 668,1 706,8 787,1 913,0 984,4 1.018,5 Index 100,0 102,3 151,4 123,5 103,1 109,1 121,5 141,0 152,0 157,2 Tabel 3 : Evolutie van de nationale toelagen Vlaamse sector (Bedragen in miljoenen BEF) * Toelagen die de volledige duur van Postdoctorale Mandaten (1ste periode) dekken en gespreid over 3 jaar werden aangewend. ** Initiële begroting 2000 (1) Toelagen telkens 1 jaar later ingeschreven op F.W.O.begroting om de besteding te laten samenvallen met de uitbetaling. (2) Recuperatie in het juiste jaar ingeschreven, doch door F.W.O.Vlaanderen het jaar daarop aangewend. 12

Met deze veelheid en diversiteit van toelagen bouwt het F.W.O. Vlaanderen één coherent beleid uit en één overzichtelijk aanbod van actiemiddelen t.o.v. de wetenschappelijke gemeenschap. Het ware onzinnig dit in een bestedingsanalyse uiteen te rafelen, daar de begrotingsaffectatie van de toekenningen aan bepaalde financieringsluiken dikwijls arbitrair gebeurt. Daar echter sommige toelagen zoals deze van Volksgezondheid en deze van Economische Zaken doelgericht voor één ruime discipline toegewezen worden, net als de kleine toelage voor de menswetenschappen van de Nationale Loterij, zullen de middelen van de Vlaamse Gemeenschap uiteraard complementair zijn in deze gebieden. De toelage voor apparatuur van de Nationale Loterij zal quasi volledig aan de menswetenschappen voorbijgaan, daar zij hierop geen beroep doen. Daarom gaan de volgende overzichten over de totaliteit van de actie van het F.W.O.Vlaanderen. Waar dit ter zake doet wordt wel de inbreng van de verschillende financiers toegelicht. De grootste extrainvestering is tot stand gekomen onder invloed van het beleid van de Vlaamse Regering. In recente jaren verhoogde de federale overheid de toelage voor doctorandi van de Nationale Loterij, in feite een aanpassing ter compensatie van een jarenlange achtergebleven indexatie, en kende het F.W.O.Vlaanderen de invoering van de toelage DWTC voor extra onderzoekers en kon het ook de werkgeversbijdrage voor Sociale Zekerheid recuperen voor de netto aangeworven onderzoekers t.o.v. het bestand 1995 met ingang van 1/10/1996 (KB 5/3/1997). B. Mandaten 1) Het predoctorale mandaat Aspirant, dat vroeger een arbeidsovereenkomst behelsde, werd met ingang van 1/10/1991 omgevormd tot een beurs, onderworpen aan de RijksSociale Zekerheid, doch vrijgesteld van inkomstenbelasting, wat toeliet een groter aantal Aspiranten aan te stellen zonder nadeel voor de betrokkenen. Vanaf 1/10/94 is deze beurs gelijk aan de nettowedde van een Assistent, waar ze eerst ca. 10% hoger lag. De promotors van deze mandaathouders werd een grotere 13

verantwoordelijkheid toegewezen door vanaf de selectieperiode 1993 1994 te eisen dat zij zouden instaan voor voldoende begeleiding en omkadering van de doctorandi om binnen de duur van het mandaat een doctoraat op proefschrift mogelijk te maken. De verhoogde toelage aan het Fonds liet vanaf 1/10/1996 toe jaarlijks ca. 150 Aspirantendoctorandi aan te trekken met een beurs van vier jaar tegenover vroeger 100 per jaar. In de zorg voor het aantrekken van de meest talentrijke jongeren wordt gestreefd naar een bestand van 600 doctorandi. Hierin wordt gedurende 4 opeenvolgende jaren 60 miljoen extra geïnvesteerd. De evolutie van het mandatenbestand is opgenomen in tabel 4 en de verdeling per wetenschapsgebied in tabel 5. Een historisch overzicht van de selectie is opgenomen in tabel 9. Van het totale bestand Aspiranten zijn er continu 120 ten laste van de toelage van de Nationale Loterij en dankzij de recente verhoging van die toelage is dit opgelopen tot 140. Voor de consolidatie van het verhoogde Aspirantenbestand is nog een extra toelage van 50 miljoen noodzakelijk. Bij de verdeling per wetenschapsgebied weze opgemerkt dat er samen met de vernieuwing van het systeem van de Wetenschappelijke Commissies ook een nieuwe groepering van Commissies in wetenschapsgebieden (met vooral een herschikking van de biologische en medische wetenschappen en het uitsplitsen van interdisciplinaire onderwijsgehelen zoals o.a. landbouw en geografie) gebeurde, waarbij de specifieke onderzoeksdisciplines bij geëigende Commissies werden gerangschikt. Het oudere systeem van wetenschapssectoren is bijgevolg moeilijk vergelijkbaar met de nieuwe onderzoeksgebieden. 2) Overgang tussen de verschillende mandaten: Wat in deze verdeling opvalt is dat de overgang van Aspirant naar Postdoctoraal Onderzoeker niet zonder gevolgen is voor de spreiding over de wetenschapsgebieden. (Cfr. tabellen 5, 6 en 7). De menswetenschappen boeten een deel van hun aandeel in ten gunste van de exacte en de biologische wetenschappen. De andere gebieden consolideren hun aandeel. Dit is louter terug te voeren tot het aanbod van kandidaten en niet tot de slaagkansen. In de permanente onderzoekers zien we vooral de ondermaatse 14

vertegenwoordiging (t.o.v. de postdocs) van de gedrags en maatschappijwetenschappen en de medische wetenschappen en een boventallige vertegenwoordiging van de exacte wetenschappen. (Dit laatste is een gevolg van de opname in dit korps van reeds lang in dienst zijnde en verdienstelijke onderzoekers uit het vroegere I.I.K.W.). De spreiding is erg stabiel doordat de doorstroming zich beperkt tot 5 % van het korps per jaar. 15

Mandaat Jaar Aspirant Bijzondere doctoraatsbeurzen en grants Postdoctoraal Onderzoekers Permanenten (O.L., O.D.) 1991 390 2 82 202 1992 409 6 123 192 1993 412 2 175 196 1994 401 2 211 199 1995 409 6 209 198 1996 445 8 243 196 1997 480 3 310 196 1998 1999 2000 527 566 582 8 4 4 362 371 416 197 198 Tabel 4 : Evolutie van het mandatenbestand (cijfers telkens op 1 oktober) O.L. : Onderzoeksleiders O.D. : Onderzoeksdirecteurs (vanaf 1/10/2000 overgedragen aan het Z.A.P. van de universiteiten) 16

Wetenschapssector Natuur en Exacte Wet. Biomedische Wet. Toegepaste Wet. Taal en Cultuurwet. Maatschappijwet. Totaal Jaar n % n % n % n % n % n % n % 1991 110 28,2 81 20,8 72 18,5 75 19,2 52 13,3 390 100 1992 107 26,2 92 22,5 79 19,3 75 18,3 56 13,7 409 100 1993 104 25,2 89 21,6 82 19,9 72 17,5 65 15,8 412 100 1994 105 26,2 87 21,7 84 20,9 63 15,7 62 15,5 401 100 1995 101 24,7 100 24,5 76 18,6 65 15,9 67 16,3 409 100 1996 * 107 24,0 106 23,8 85 19,1 76 17,1 71 16,0 445 100 Wetenschapsgebied Jaar Exacte Wet. Biologische Wet. Medische Wet. Toegepaste Wet. Cultuur en taalwet. Gedrags en maatschappijwet. Totaal 1996 * 101 22,7 58 13,0 95 21,4 44 9,9 77 17,3 70 15,7 445 100 1997 110 22,9 56 11,7 113 23,5 42 8,8 86 17,9 73 15,2 480 100 1998 1999 2000 114 21,6 125 22,0 128 22,0 63 12,0 73 12,9 81 13,9 123 23,3 118 20,9 122 20,9 42 8,0 45 8,0 40 6,9 101 19,2 110 19,4 115 19,8 84 15,9 95 16,8 96 16,5 527 100 566 100 582 100 Tabel 5 : Aspiranten evolutie van het mandatenbestand volgens wetenschapssector of gebied. * Gegevens in beide indelingen laten de verschuiving zien veroorzaakt door het herschikken van de wetenschapsgebieden. 17

Wetenschapssector Natuur en Exacte Wet. Biomedische Wet. Toegepaste Wet. Taal en Cultuurwet. Maatschappijwet. Totaal Jaar n % n % n % n % n % n % 1991 27 32,9 17 20,7 17 20,7 13 15,9 8 9,8 82 100 1992 41 33,3 27 22,0 24 19,5 23 18,7 8 6,5 123 100 1993 52 29,7 47 26,9 33 18,9 30 17,1 13 7,4 175 100 1994 61 28,9 58 27,5 40 19,0 34 16,1 18 8,5 211 100 1995 59 28,2 58 27,8 41 19,6 37 17,7 14 6,7 209 100 1996 * 71 29,2 66 27,2 44 18,1 39 16,1 23 9,4 243 100 Wetenschaps Gebied Jaar Exacte Wet. Biologische Wet. Medische Wet. Toegepaste Wet. Cultuur en taalwet. Gedrags en maatschappijwet. Totaal 1996 * 63 25,9 44 18,1 50 20,6 22 9,1 43 17,7 21 8,6 243 100 1997 72 23,2 62 20,0 67 21,6 29 9,4 55 17,7 25 8,1 310 100 1998 1999 2000 93 25,7 83 22,4 91 21,9 62 17,1 71 19,1 75 18,0 88 24,3 96 25,9 113 27,2 30 8,3 34 9,2 33 7,9 59 16,3 58 15,6 68 16,3 30 8,3 29 7,8 36 8,7 362 100 371 100 416 100 Tabel 6 : Postdoctoraal Onderzoekers evolutie van het mandatenbestand volgens wetenschapssector of gebied. * Gegevens in beide indelingen laten de verschuiving zien veroorzaakt door het herschikken van de wetenschapsgebieden. 18

Wetenschapssector Natuur en Exacte Wet. Biomedische Wet. Toegepaste Wet. Taal en Cultuurwet. Maatschappijwet. Totaal Jaar n % n % n % n % n % n % n % 1991 90 44,6 34 16,8 37 18,3 35 17,3 6 3,0 202 100 1992 87 45,3 30 15,6 34 17,7 33 17,2 8 4,2 192 100 1993 87 44,4 31 15,8 36 18,4 35 17,8 7 3,6 196 100 1994 85 42,7 32 16,1 37 18,6 38 19,1 7 3,5 199 100 1995 86 43,4 30 15,2 38 19,2 37 18,7 7 3,5 198 100 1996 * 86 43,9 29 14,8 37 18,9 37 18,9 7 3,5 196 100 Wetenschapsgebied Jaar Exacte Wet. Biologische Wet. Medische Wet. Toegepaste Wet. Cultuur en taalwet. Gedrags en maatschappijwet. Totaal 1996 * 80 40,8 28 14,3 23 11,7 20 10,2 38 19,4 7 3,6 196 100 1997 80 40,8 28 14,3 24 12,2 22 11,2 35 17,9 7 3,6 196 100 1998 1999 79 40,1 78 39,4 29 14,7 29 14,7 24 12,2 26 13,1 23 11,7 22 11,1 35 17,8 35 17,7 7 3,5 8 4,0 197 100 198 100 Tabel 7 : Permanente Onderzoekers (Onderzoeksleiders en Onderzoeksdirecteurs) evolutie van het mandatenbestand volgens wetenschapssector of gebied. Worden met ingang van 1 oktober 2000 overgeheveld naar het Z.A.P. van de universiteiten. * Gegevens in beide indelingen laten de verschuiving zien veroorzaakt door het herschikken van de wetenschapsgebieden. 19

3) Gedurende drie jaren konden 70 Postdoctoraal Onderzoekers worden aangeworven met de Vlaamse toelage i.p.v. de vroegere 35 per jaar. In het raam van de nadruk die én door het Fonds én door het beleid van de Minister van Wetenschapsbeleid op de uitbouw van het postdoctorale niveau, als een bijzonder productieve fase in een onderzoekersloopbaan, werd gelegd, werd het mandaat Aangesteld Navorser van twee jaar met ingang van 1/10/1992 omgevormd tot het mandaat Postdoctoraal Onderzoeker dat 3 jaar duurt met een mogelijke verlenging en tussentijdse selectieve reducties van 1/3 en met ingang van 1/10/1996 verder uitgebreid tot 3 periodes van drie jaar met tussentijdse selectieve reducties van ½. Deze ingroei streeft naar een bestand van ca. 400 onderzoekers. Deze verhoging van het aantal mandaathouders van het F.W.O.Vlaanderen is zeker te verantwoorden daar de spanning tussen het aantal streng geselecteerde kandidaten, die door de Wetenschappelijke Commissies werden voorgesteld, en de budgettair mogelijke vacatures in het verleden dramatisch hoog lag. De extra investering per jaar van de Vlaamse Gemeenschap hiervoor lag op 80 miljoen. De overige verhoging van het bestand werd gerealiseerd met nationale middelen waardoor het streefcijfer verder verhoogt tot ca. 500. Deze nationale toelage dekte vanaf 9697 17 Postdocs (het overige deel van de betrokken toelage werd besteed aan projecten), vanaf 9798 loopt dit op tot 65 en vanaf 9899 tot 99 Postdocs. Vanaf 1/1/98 zijn er ook nog 32 Postdocs ten laste van de recuperatie van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid oplopend tot 50 vanaf 1/1/1999. De evolutie van het bestand is opgenomen in tabel 4, de verdeling per wetenschapsgebied in tabel 6 en een evolutie van de selectie in tabel 9. Voor het afronden van de expansie is nog een extra toelage van 90 miljoen nodig. Het verder aanhouden van de federale politiek inzake het vrijstellen van de werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid is hierbij een onontbeerlijk element. Daar de Raad van Bestuur echter besliste dat een deel van deze federale middelen ten gunste diende te komen van de projecten werd dit verrekend in de verdeling van de Vlaamse middelen over de actiemiddelen van het Fonds. Tevens krijgen Postdoctorale Onderzoekers per periode van 3 jaar de mogelijkheid een mobiliteitstoelage te verwerven om gedurende één jaar onderzoek door te voeren aan een andere instelling. Deze mobiliteit zal 20

bij de selectie als een positief element worden beschouwd. Aldus biedt men doctors op proefschrift voldoende tijd om een internationaal erkend wetenschappelijk niveau te bereiken en de nodige ervaring in andere instellingen op te doen. Ten einde dit postdoctorale mandaat naadloos te laten aansluiten op het Aspirantschap wordt van de kandidaten slechts een openbare verdediging van hun doctoraat verwacht tegen uiterlijk 1 juni. 4) Om de band tussen de medischklinische praktijk en het medischfundamenteel klinisch onderzoek nog te verstevigen werden de Fundamenteel Klinische Mandaten aangepast en op drie jaar gebracht met een mogelijke verlenging van twee jaar in plaats van de vroegere twee jaar met mogelijks 2 verlengingen met één jaar. Met ingang van 1/9/1999 wordt dit verder uitgebreid tot een mandaat van drie jaar met twee mogelijke verlengingen van drie jaar. Het aantal mandaten evolueerde zoals opgenomen in tabel 8. Jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 Aantal 5 10 14 14 13 13 19 19 23 28 Duur 2+2x1 jaar 3+2 jaar 3x3 jaar Tabel 8 : Evolutie van het aantal Fundamenteel Klinische Mandaten. 5 ) De permanente mandaten nl. Onderzoeksleiders en Onderzoeksdirecteurs werden toegekend aan onderzoekers op hoogstaand wetenschappelijk niveau. Zij ontvingen een contract van onbepaalde duur van het niveau docent, faculteitsgeaggregeerde of hoofddocent. Dit contingent dat van overheidswege tot 200 was beperkt vormde de top van de mandatenpiramide van het F.W.O.Vlaanderen. Met ingang van 1 oktober 2000 worden deze mandaathouders overgeheveld naar het ZAPkorps van de universiteiten. Deze doorstroming was in feite de finaliteit van deze onderzoekers van meet af aan. Deze overdracht zal noch voor universiteiten, noch voor het Fonds nadelige financiële gevolgen hebben. Tevens wordt ervoor gezorgd dat de overgang geen nadelige sociale gevolgen heeft voor de betrokkenen. Het ligt trouwens in de bedoeling dit korps in de toekomst uit te breiden om nieuwe mensen te kunnen aantrekken en een beter 21

toekomstperspectief te bieden voor het groeiende korps Postdoctoraal Onderzoekers. De mandaathouders die zulks wensen kunnen hun mandaat van het F.W.O.Vlaanderen voleinden. Zij worden tegen kostprijs aan de onthaalinstellingen aangerekend. In februari 2000 was er dus géén oproep tot kandidaten meer, zelfs niet voor promoties, daar deze zouden ingaan vanaf het ogenblik dat het F.W.O.Vlaanderen niet langer werkgever is. 22

Jaar Aspirant Postdoctoraal Onderzoeker Onderzoeksleider A V T A V T A V T 1991 238 149 102 78 66 45 13 12 10 1992 242 152 103 94 75 49 13 13 13 1993 277 157 95 165 127 73 44 38 6 1994 313 199 100 146 117 60 26 26 14 1995 312 199 102 133 111 38 33 28 10 1996 361 247 142 201 158 71 38 34 11 1997 363 266 151 194 169 101 47 40 6 1998 362 260 151 170 144 90 44 38 8 1999 330 268 151 146 128 97 54 40 12 2000 342 263 151 189 158 93 Tabel 9 : Historisch overzicht van de selectieprocedures mandaten A : aangevraagd V : voorgesteld T : Toegekend Gemiddelde slaagkans : 19911995 : Aspiranten : 36% Postdoctoraal Onderzoekers : 43% Onderzoeksleider : 41% 19962000 : Aspiranten : 42% Postdoctoraal Onderzoekers : 51% Onderzoeksleider : 20% (19961999) 23

Wet. Sector Jaar Natuur en exacte wet. A T S% Biomedische wet. A T S% A T S% Toegepaste wet. A T S% Taal en cultuurwet. A T S% Maatschappijwet. A T S% Totaal A T S% 1991 73 31 42 47 32 68 48 21 44 34 13 38 36 14 38 238 102 43 1992 58 26 45 61 28 46 40 20 50 49 14 29 34 15 44 242 103 43 1993 56 22 39 55 20 36 51 22 43 63 14 22 52 17 33 277 95 34 1994 62 26 42 72 26 36 58 17 29 62 17 27 59 14 24 313 100 32 1995 64 24 38 56 26 46 59 19 32 66 16 24 67 17 25 312 102 33 1996 82 36 44 88 36 41 66 27 41 73 23 32 52 20 38 361 142 39 Wet. gebied Exacte wet. Biologische wet. Medische wet. Toegepaste wet. Cultuur en taalwet. Gedrags en maatschap. wet. Totaal 1997 62 33 53 47 17 36 74 34 46 25 14 56 81 29 36 74 24 32 363 151 42 1998 59 31 53 28 15 54 81 37 46 28 11 39 87 32 37 79 25 32 362 151 42 1999 57 34 60 55 24 44 63 28 44 25 11 44 73 28 38 57 26 46 330 151 46 2000 59 37 63 49 21 43 73 33 45 29 10 34 76 29 38 56 21 38 342 151 44 Gemiddeld 9700 58 44 46 44 38 37 44 Aantal Wet. Com. 9 4 7 3 4 4 31 Tabel 10 : Evolutie van de slaagkansen van de Aspiranten per wetenschapssector of gebied. A : aangevraagd T : toegekend S% : slaagpercentage 24

Wet. sector Jaar Natuur en exacte wet. A T S% Biomedische wet. A T S% A T S% Toegepaste wet. A T S% Taal en cultuurwet. A T S% Maatschappijwet. A T S% Totaal A T S% 1991 29 16 55 14 8 57 14 8 57 15 8 53 6 5 83 78 45 58 1992 31 16 52 24 11 46 17 9 53 16 10 63 6 3 50 94 49 52 1993 41 16 39 47 25 53 33 14 42 32 12 38 12 6 50 165 73 44 1994 43 17 40 32 15 47 26 10 38 27 9 33 18 9 50 146 60 41 1995 38 9 24 33 10 30 21 7 33 26 8 31 15 4 27 133 38 29 1996 50 20 40 63 20 32 36 12 33 25 9 36 27 10 37 201 71 35 Wetenschapsgebied Exacte wet. Biologische wet. Medische wet. Toegepaste wet. Cultuur en taalwet. Gedrags en maatsch. wet. Totaal 1997 46 18 39 44 24 55 37 22 59 16 11 69 31 16 52 20 10 50 194 101 52 1998 43 23 54 24 13 54 40 25 63 11 7 64 28 12 43 20 10 50 170 90 53 1999 32 22 69 28 20 71 36 20 56 17 13 76 20 14 70 13 8 62 146 97 66 2000 37 21 57 40 16 40 44 25 58 14 5 36 29 15 52 25 11 44 189 93 49 Gemiddeld 9700 54 55 60 63 54 51 56 Aantal Wet. Com. 9 4 7 3 4 4 31 Tabel 11 : Evolutie van de slaagkansen van de Postdoctoraal Onderzoekers per wetenschapssector of gebied. A : aangevraagd T : toegekend S% : slaagpercentage 25

6) Gelijke kansen voor beide geslachten weerspiegelen zich in de geleidelijke voortschrijdende feminisering van het mandatenbestand. In dit kader werd ook besloten mandaten te schorsen tijdens ouderschaps, zwangerschaps en borstvoedingsverlof en te verlengen met de nietgepresteerde periode. Tevens kunnen vanaf 1998 vrouwelijke mandaathouders die tijdens hun mandaat Postdoctoraal Onderzoeker in zwangerschapsverlof geweest zijn, zo gewenst, hun aanvraag voor een hernieuwing van hun mandaat één jaar uitstellen om zich opnieuw volledig te kunnen inwerken in het onderzoek en met optimale kansen te kandideren. Een overzicht van de feminiseringstendens is opgenomen in de tabellen 12 en 13. Bij doctorandi vertoont het ganse in functie zijnde bestand nu een vrouwelijke vertegenwoordiging van 42 %, waarbij de gebieden van de biologische, medische en taal en cultuurwetenschappen beduidend beter scoren. In alle gebieden schrijdt de feminisering gestadig verder. In de taal en cultuurwetenschappen verandert dit het traagst, daar het vrouwelijke aandeel reeds 20 jaar terug beduidend hoger lag dan in de andere sectoren. Bij de postdocs zien wij quasi dezelfde verdeling doorstromen met een achterstand van 10 jaar (met op dit ogenblik een vrouwelijke vertegenwoordiging van 35 %) waarbij de vrouwen in de gebieden van de exacte en toegepaste wetenschappen hun achterstand consolideren en het vrouwelijke aandeel vooral aangroeit in de biologische en gedrags en maatschappijwetenschappen. De taal en cultuurwetenschappen daarentegen verloren aanzienlijk bij de overgang naar postdocs. Blijkbaar stromen de dames in deze gebieden eerder naar andere maatschappelijke geledingen door. Uit tabel 14 blijkt dat de gemiddelde slaagkans van dames en heren, zowel pre als postdoctoraal quasi identiek is. De schommelingen over de jaren heen zijn te wijten aan de selectie op basis van persoonsgebonden kwaliteit. Duidelijk blijkt ook dat de ondervertegenwoordiging van dames voortvloeit uit hun ondervertegenwoordiging bij de kandidaten. Permanente mandaten van 1976 tot 1998 zijn quasi stabiel (het mannelijk 26

aandeel bedraagt nu 88%). Dit is eerder verklaarbaar als men rekening houdt met het feit dat er slechts 5 % jaarlijkse doorstroming is in dit korps en het merendeel van de mandaathouders zich situeert in het gebied van de exacte wetenschappen en nog meer in het bijzonder voor een groot deel in de fundamentele materiewetenschappen. Gelijke kansen over de wetenschapsgebieden heen vereisen een onafhankelijkheid van de kansen van het Commissiesysteem. Dat kwaliteit en niet het aantal Commissies in een gebied belangrijk is blijkt duidelijk uit de tabellen 10 en 11. 27

Natuur en exacte Wetenschappen Biomedische wetenschappen Toegepaste wetenschappen Taal en Cultuurwetenschappen Maatschappijwetenschappen M V % M M V % M M V %M M V % M M V % M M V % M M V % M 7677 42 4 91 22 5 81 28 2 93 37 17 69 27 7 79 156 35 82 8687 75 15 83 29 24 55 41 9 82 46 20 70 24 10 71 215 78 73 9697 73 35 68 48 58 45 60 25 71 48 28 63 37 33 53 266 179 60 Totaal Exacte Wetenschappen Biologische wetenschappen Medische wetenschappen Toegepaste wetenschappen Taal en Cultuurwetenschappen Gedrags en maatschappijwetenschappen 9798 80 30 73 30 26 54 48 65 43 36 6 86 47 39 55 40 33 55 281 199 59 9899 9900 0001 85 89 22 29 36 36 75 71 72 32 30 37 31 43 44 51 41 46 50 50 52 73 68 70 41 42 43 36 37 33 6 8 7 86 82 82 59 62 64 42 48 51 58 56 56 47 59 57 37 36 39 56 62 59 309 327 335 Totaal 218 239 247 59 58 58 Tabel 12 : Manvrouw verhouding van de Aspiranten in functie bij het begin van het academiejaar M : mannen V : vrouwen % M: % mannen t.o.v. totaal. Natuur en exacte Wetenschappen Biomedische wetenschappen Toegepaste wetenschappen Taal en Cultuurwetenschappen Maatschappijwetenschappen M V % M M V % M M V % M M V % M M V % M M V % M M V % M 7677 20 3 87 15 2 88 9 100 10 3 77 11 100 65 8 89 8687 23 2 92 10 3 78 11 100 4 1 80 2 1 67 50 7 88 9697 58 12 83 39 26 60 34 10 77 34 9 79 16 5 76 181 62 74 Totaal Exacte wetenschappen Biologische wetenschappen Medische wetenschappen Toegepaste wetenschappen Taal en Cultuurwetenschappen Gedrags en maatschappijwetenschappen 9798 59 13 82 37 24 61 36 32 53 26 3 90 42 13 76 16 9 64 216 94 70 9899 9900 0001 68 66 72 25 17 19 73 80 79 41 45 51 21 26 24 66 63 68 47 45 52 41 51 61 53 47 46 26 30 28 4 4 5 87 88 85 44 40 43 15 18 25 75 69 63 18 19 25 12 10 11 60 66 69 244 245 271 Totaal 118 126 145 67 66 65 Tabel 13 : Manvrouw verhouding van de Postdoctorale onderzoekers in functie bij het begin van het academiejaar M : mannen V : vrouwen % M: % mannen t.o.v. totaal. 28

1995 1996 1997 1998 1999 2000 over de 6 jaar heen M V T M V T M V T M V T M V T M V T M V T Aspiranten Aangevraagd 191 121 312 219 142 361 203 160 363 210 152 362 203 127 330 205 137 342 1.231 839 2.070 Toegekend 64 38 102 80 62 142 84 67 151 95 56 151 87 64 151 87 64 151 497 351 848 Slaagpercentage 33,5 31,4 32,7 36,5 43,6 39,3 41,4 41,9 41,6 45,4 36,8 41,7 42,9 50,4 45,8 42,4 46,7 44,2 40,4 41,8 40,9 Postdoc. Ond. Aangevraagd 102 31 133 139 62 201 127 67 194 105 65 170 96 50 146 121 68 189 690 343 1.033 Toegekend 29 9 38 54 17 71 62 39 101 59 31 90 66 31 97 64 29 93 334 156 490 Slaagpercentage 28,4 29,0 28,6 38,9 27,4 35,3 48,8 58,2 52,1 56,2 47,7 52,9 68,8 62,0 66,4 52,9 42,7 49,2 48,4 45,5 47,4 Tabel 14 : Slaagkansen per geslacht van Aspiranten en Postdoctoraal Onderzoekers M : man V : vrouw T : totaal 29

7) Evolutie van slaagkansen Het grotere aanbod van mogelijkheden heeft in de Aspiranten en Postdoctoraal Onderzoekers meer kandidaten aangetrokken. Toch is het slaagpercentage erop vooruitgegaan tijdens de voorbije legislatuur. Vooral bij de Postdoctoraal Onderzoekers is 1993 een jaar waarin vele in het buitenland tewerkgestelde postdocs gepoogd hebben terug te keren. Uiteraard leidt een groter aantal Postdoctoraal Onderzoekers een paar jaar later tot meer aanvragen Onderzoeksleider. De slechte slaagkansen aldaar worden wat gemilderd door het toewijzen van een aantal verlengingen aan kandidaten die nog in aanmerking komen voor een tweede of derde Postdoctoraal Onderzoeksmandaat. De laatste jaren wordt het aantal nieuwe mandaten wat ingeperkt ten voordele van een aantal verlengingen. Tijdens de laatste jaren is de vraag naar dit hogere mandaat sterk toegenomen en de slaagkans dramatisch slechter geworden. Het totaal aantal mandaathouders ligt echter bij overheidsbeslissing op maximaal 200, zodat alleen afvloeiingen kunnen worden opgevuld. Gelukkig verhoogt de opnamecapaciteit van de universiteiten geleidelijk aan door het eindigen van de benoemingen die tijdens de universitaire expansie in de zeventiger jaren zijn ontstaan, de resultaten van saneringsplannen die vruchten beginnen af te werpen en de verhoogde steun aan de universiteiten door de Vlaamse Gemeenschap. * * * C. Kredieten ten persoonlijke titel De Kredieten aan Navorsers zijn bestemd voor werkings en uitrustingskredieten voor persoonlijk onderzoek van, vooral jonge, individuele onderzoekers. De evolutie van de verdeling van de bestede middelen per weten 30

schapsgebied is opgenomen in tabel 15. Tijdens de selectiesessie 1998 werd besloten voortaan de Kredieten aan Navorsers begrotingstechnisch te behandelen zoals de projecten en bijgevolg deze aanvragen toe te kennen op de begroting 1999. Daarom staan op 1998 alleen een deel van de kredieten ingeschreven die met betrekking tot het academiejaar 9798 hierop geboekt werden. 31

Wetenschapssector Natuur en Exacte Wet. Biomedische Wet. Toegepaste Wet. Taal en Cultuurwet. Maatschappijwet. Totaal Jaar bedrag in kbef % bedrag in kbef % bedrag in kbef % bedrag in kbef % bedrag in kbef % bedrag in kbef % bedrag in kbef % 1992 7.814 25,7 14.474 47,6 7.014 23,1 0,0 1.100 3,6 30.402 100 1993 7.360 26,1 10.575 37,4 6.990 24,7 2.025 7,2 1.300 4,6 28.250 100 1994 25.799 27,1 43.987 46,2 15.544 16,3 6.920 7,3 2.980 3,1 95.230 100 1995 32.458 29,5 41.201 37,4 26.469 24,0 5.063 4,6 4.892 4,5 110.083 100 1996 28.625 24,1 54.274 45,6 23.147 19.5 6.647 5,6 6.150 5,2 118.843 100 wetenschapsgebied Jaar Exacte Wet. bedrag in kbef % Biologische Wet. bedrag in kbef % Medische Wet. bedrag in kbef % Toegepaste Wet. bedrag in kbef % Cultuur en taalwet. bedrag in kbef % Gedrags en maatschappijwet. bedrag in kbef % Totaal bedrag in kbef % 1997 19.226 17,6 23.954 21,9 41.818 38,2 12.068 11,1 10.403 9,5 1.889 1,7 109.358 100 1998 2.810 7,2 4.128 10,6 21.073 54,0 7.571 19,4 3.100 7,9 350 0,9 39.032 100 1999 2000 10.906 16,3 14.221 19,6 12.571 18,7 19.572 27,0 27.902 41,6 26.126 36,0 7.392 11,0 7.958 10,1 4.660 6,9 3.665 5,1 3.700 5,5 900 1,2 67.131 100 72.442 100 Tabel 15 : Evolutie Kredieten aan Navorsers verdeeld per wetenschapsgebied. (Uitgaven, toegewezen aan één boekhoudkundig jaar) 32

Vooral op te merken valt de sterke ontwikkeling van het aandeel van de biomedische sector. Het toegekende bedrag werd opgetrokken tot meer dan 100 miljoen per jaar. Het terugvallen van het totaalbedrag vanaf 1999 is te wijten aan het terugbrengen van deze kredieten tot hun oorspronkelijk doel door de nadruk meer te leggen op het ondersteunen van individuele projecten en jonge onderzoekers en de gevestigde ploegen te verwijzen naar de onderzoeksprojecten. Het jaarlijks bedrag werd aldus beperkt tot 70 à 80 miljoen. Het toegekende bedrag 1999 heeft geleden onder de overmaatse vraag om onderzoeksprojecten, die een druk heeft gelegd op de volledige begroting. Het basisbedrag is sinds 1/10/1999 opgetrokken tot 100.000 BEF, het limietbedrag blijft 1.500.000 BEF. Een evolutie van de selectie is opgenomen in tabel 16. Jaar n Aangevraagd Bedrag in kbef N Toegekend Bedrag in kbef Slaagkans In % Gemiddeld krediet in kbef 1991 203 176.563 135 81.755 46 606 1992 206 201.506 92 49.915 25 543 1993 213 187.694 76 51.157 27 673 1994 222 218.682 96 56.348 26 587 1995 246 237.344 152 112.739 48 742 1996 239 238.900 140 108.083 45 772 1997 238 243.444 161 134.184 55 833 1998 237 247.761 135 120.001 48 889 1999 238 243.833 109 76.334 31 700 2000 223 235.944 106 72.442 31 683 Tabel 16 :Kredieten aan Navorsers evolutie van de selectie. (de redenen waarom deze tabel niet verder wordt uitgesplitst zijn opgenomen als uitleg bij de projecten) D. Onderzoeksprojecten, die worden toevertrouwd aan eminente onderzoekseenheden, steunen op mensen en middelen. Het bestand aan 33

ondersteunend wetenschappelijk en technisch personeel kon dankzij de verhoogde toelagen sterk worden opgetrokken, wat bij de aanvang van het overzicht, nog niet het geval was. De evolutie van de bestede middelen is opgenomen in tabel 17. De permanente onderzoekers van het Fonds stonden vroeger begrotingstechnisch op de projecten, doch zijn voor de duidelijkheid nadien op de post mandaten geheven, vanaf het ogenblik dat dit juridisch mogelijk was. Een historisch overzicht van de selectieprocedure is opgenomen in tabel 18. 34

2000 Exacte Wet. Biologische Wet. Medische Wet. Toegepaste Wet. Taal en cultuur wet. Gedrags en Maatschappijwet. 140 84 237 65 101 99 520.249 26,14 227.436 11,43 562.821 28,28 176.996 8,90 275.581 13,85 226.841 11,40 107 34 53 35 119 102 6 1 6 3 5 2 55 33 104 3 1 1 2 9 1 331.823 127.083 296.738 90.181 244.011 205.382 91.985 27.003 57.454 51.072 1.650 775 96.441 73.350 208.629 35.743 29.920 20.684 TOTAAL 726 1.989.924 100,00 450 23 202 7 1.295.218 229.939 464.767 Tabel 17 : Evolutie van de onderzoeksprojecten, uitgesplitst per wetenschapsgebied. W : Wetenschappelijk medewerker, W 1/2 : halftijds wetenschappelijk medewerker OL : Onderzoeksleider OLF : Onderzoeksleider weddeschaal faculteitsgeaggregeerde OD : Onderzoeksdirecteur T : Technisch medewerker, T 1/2 : halftijds technisch medewerker Opmerking: De vergelijkingstabel omvat de projecten ten laste van alle toelagen aan het F.W.O.Vlaanderen, zowel afkomstig van de Vlaamse Gemeenschap met inbegrip van het MaxWildiersfonds, de federale Regering en de Nationale Loterij, doch met uitsluiting van de projecten ten laste van de actie Levenslijn daar deze een discontinu beeld zouden veroorzaken. Het opmerkelijk lage peil van de besteding voor Onderzoeksprojecten 1992 is te wijten aan het met 1 jaar verschuiven van de aanwending van de toelagen van de Nationale Loterij waarvan het bedrag meestal maar bekend is op het einde van het jaar en die slechts het volgende jaar worden uitgekeerd. Op deze wijze worden de beschikbaarheid van de toelagen en het jaar van de aanwending ervan beter op elkaar afgestemd. Dit heeft vooral zichtbaar gevolg in de rubriek uitrusting. Het dalen van de besteding in 1996 is artificieel door het begrotingstechnisch verschuiven van de last van de permanente onderzoekers naar het toelageaandeel mandaten. Het peil 1998 ligt hoger dan normaal o.i.v. de Beheersovereenkomst die een bedrag van meer dan 100 miljoen, verbonden aan voorwaarden voor de permanente onderzoekers een jaar eerder ter beschikking stelde dan vroeger. Dit verhoogde éénmalig de besteding met 110 miljoen. De bedragen 2000 zijn nog niet definitief.

Om een zuinige en effectieve besteding van de middelen van de Onderzoeksprojecten na te streven, gekoppeld aan een verhoogde wetenschappelijke en beheersmatige verantwoordelijkheid van de promotors, wordt met ingang van 1 januari 1997 voor de Onderzoeksprojecten overgestapt op een zogenaamde enveloppefinanciering. Voor het eventuele toegekende personeel worden vaststaande voltijdsequivalenten toegekend en verdwijnen alle administratieve restricties qua leeftijds anciënniteits en weddeschaallimieten. Er kan bijgevolg vrij beroep gedaan worden op min of meer ervaren personeel naargelang de vereisten van het project. Positieve saldi kunnen dan worden aangewend voor bijkomend personeel of werking, negatieve saldi dienen gedekt door werkingsmiddelen of andere bijdragen. Dit systeem resulteerde reeds in 1997 in extra werkingsmiddelen ten bedrage van 112 miljoen, terwijl alle personeelsposten bezet waren. In 1998 liep dit op tot meer dan 200 miljoen, wat toelaat de groei van de forfaitaire personeelskost af te remmen. De bijkomende investering van de Vlaamse Gemeenschap bedroeg voor de projecten 100 miljoen. Daarnaast is er een krediet ter ondersteuning van de menswetenschappen van 100 miljoen sinds 1997. Van de bedragen 1997, 1998 en 1999 wordt 30 miljoen besteed aan grote congressen in het kader van een specifieke actie om het Europese en/of internationaal Vlaams onderzoek, waarin Vlaamse onderzoekers een vooraanstaande rol spelen, internationaal bekend te maken. De overige 270 miljoen wordt met ingang van 1/1/2000 in het raam van het Max Wildiersfonds aan archiefgebaseerd wetenschappelijk onderzoek besteed, waarbij naast het wetenschappelijke aspect ook belang gehecht wordt aan ontsluiting, wetenschappelijke inventarisatie en valorisatie én van resultaten én van het archief. Van 1991 tot nu is de ondersteuning van apparatuur quasi gelijk gebleven met een paar tijdelijke pieken. De werking is met 36% toegenomen en het ondersteunend personeel met 36%, geconcentreerd in wetenschappelijk personeel. Het tijdelijke MaxWildiersfonds vervormt de resultaten echter voor ca. 10% in positieve zin. Deze personeelsaangroei komt in absolute aantallen vooral sterk ten goede aan de menswetenschappen; die ca. 40% van het personeel verwerven. 38

Deze ontwikkeling laat nog de nood open aan een investeringsbeleid voor grote apparatuur en ook de groeiende internationaliseringstendens stelt zijn financiële eisen. Om personeels en werkingskosten één slaagkans op drie te kunnen bieden zou een aangroei van de toelage van 400 miljoen noodzakelijk zijn, wat meteen een oplossing zou kunnen bieden voor het uitbouwen van de internationale samenwerkingsverbanden en grotere speerpuntprojecten 39

Jaar Aangevraagd in miljoen BEF Toegekend in miljoen BEF Slaagkans in % Gemiddeld 1 ste jaar project in miljoen BEF 1991 1992 1993 1994 1995 1.906 1.791 1.742 1.806 1.861 658 261 + 766 642 779 35 15 44 36 42 2,960 2,317 3,539 3,200 4,031 1996 1997 1998 1999 2000 1.749 2.343 2.557 2.833 2.524 774 804 957 * (837) 704 * (824) 743 44 Na 34 correctie 37 33 25 29 29 2,431 2,764 2,944 3,032 3,276 Gemiddeld 9195 Gemiddeld 96 2000 1.821 2.401 621 796 34 33 ** Tabel 18: Historisch overzicht selectieprocedure Onderzoeksprojecten. + Het opmerkelijk lage peil 1992 is te wijten aan het verschuiven van de toelagen van de Nationale Loterij (cfr. tabel 17) * Het bedrag toegekend 1998 omvat 120 miljoen toegekend tijdens de selectie 1999. ** Het gemiddelde krediet per project werd berekend na een correctie doorgevoerd door samenvoeging van toelagen op verschillende toelagebronnen (bvb. Vlaamse Gemeenschap en Nationale Loterij) die werden toegewezen aan één project. Omwille hiervan kan tabel 17 hiervoor niet dienen als berekeningsbasis. Uit tabel 18 blijkt dat het aangevraagde jaarlijkse bedrag gemiddeld 670 miljoen hoger ligt dan vroeger terwijl een 180 miljoen meer kan worden toegewezen. De verhoogde middelen hebben dus een verhoogde vraag geschapen. Toch moet erop gewezen worden dat de totale jaarlijks bestede (toekenningen + terugkerende uitgaven) middelen met ca. 400 miljoen zijn aangegroeid sinds 1996. Het gemiddelde slaagpercentage is lichtjes gedaald van 34% naar 32%. Te wijten aan het aanvraagpiekjaar 1999 dat een zeer slechte score gaf. Dit was te wijten aan een historisch ontstaan gefaseerd eindigen van de voormalige I.I.K.W. projecten, een fasering die nu doorbroken is en géén verdere periodiciteit zal opleveren. Ook 2000 gaf een niet zo best resultaat daar, in dit overgangsjaar tussen regeringen, de groei bruusk tot een einde kwam. Hopelijk start er in 2001 een consolidatieperiode van minimum 2 jaren. 40