Bijbelstudie Jakobus 2:14-26 Vraag vooraf: Wie bewonder jij om zijn/haar geloof (persoon van vandaag of uit het verleden)? Waaraan was zijn/haar geloof zichtbaar? Print de bijlage uit 1 en neem 5-10 minuten om de tekst voor jezelf te bestuderen. De volgende punten kun je daarin meenemen: Wat valt op, is opmerkelijk, treft onaangenaam (!). Welke woorden, zinsdelen roepen vragen op, zijn onduidelijk, wekken nieuwsgierigheid (?). Kernwoorden onderstrepen, verbanden tussen woorden en zinsdelen, tegenstellingen ontdekken. Indeling in alinea s en stukjes. De stukjes parafraseren (dus in eigen woorden) Opschriften verzinnen voor alinea s/stukjes/pericopen. Markeren, onderstrepen, aantekeningen maken, vragen / gedachten opschrijven. Je kunt ook even analytisch naar de structuur kijken, dit maakt je bewust van wat voor soort tekst dit is en dit heeft gevolgen voor de interpretatie. Dit gedeelte de heeft stijl van redeneren, je kunt per stukje kijken of het bijvoorbeeld een: vraag, wedervraag, stelling, argument, conclusie, voorbeeld of schriftverwijzing is. Vragen voor de bespreking: 1 Aan wie schreef Jakobus dit ook al weer, hoe sluit dit gedeelte daar bij aan? 2 Vergelijk vers 18 HSV met andere vertalingen, wat valt op? Wat zou Jakobus bedoelen? 3 Jakobus zegt meerdere malen u ziet. Vind jij Jakobus zijn betoog steekhoudend of ben je nog niet overtuigd? 4 Wat wordt er in Romeinen 4 (met name 4:1-3 (17-25)) gezegd en tegenover elkaar gezet en wat in Jakobus 2:14-26? Hoe verhoud zich dit tot elkaar? 5 Vergelijk dit gedeelte met Ef. 2:8-10 2 en Mat 24:31-46, wat is de algemene boodschap van deze drie gedeelten? 6 Vers 19 - Wat voor geloof is wél tot behoud (zaligmaking)? 7 Vers 23,24 spreken deze verzen elkaar niet tegen? Hoe moeten we dit uitleggen? (Hieronder staan de teksten uit Genesis, de tekst waarnaar verwezen wordt, Gen 15:6 en wat God tegen Abraham zegt nadat hij bereid was zijn zoon te offeren Gen. 22:16-18). Gen. 15:5 Toen leidde Hij hem naar buiten, en zeide: Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw nageslacht zijn. 6 En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid. 1 Alleen de eerste, de tweede is alleen voor de gespreksleider, wees zuinig met papier 2 Ef 2:8-10: Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God en geen gevolg van uw daden, dus niemand kan zich erop laten voorstaan. Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid.
Gen. 22:16 Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, 17 zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen. 18 En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt. 8 Bij wie (spreek alleen in algemene termen wat voor soort christenen) zou je deze boodschap op het hart willen drukken? 9 Hoe laat jij zien dat je de Heer vertrouwt? Slotvraag: Terug naar de eerste vraag, wat kun jij komende twee weken doen om meer te worden als de persoon die jij hoog acht?
Bijlage 1 - Jakobus 2:14-26 HSV 14 Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken? 15 Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel, 16 en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, word warm en word verzadigd, en u zou hun niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft dat dan? 17 Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood. 18 Maar nu zal iemand zeggen: U hebt geloof en ik heb werken. Laat mij dan uw geloof zien uit uw werken en ik zal u uit mijn werken mijn geloof laten zien. 19 U gelooft dat God één is en daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen. 20 Maar wilt u weten, o nietig mens, dat het geloof zonder de werken dood is? 21 Is Abraham, onze vader, niet uit de werken gerechtvaardigd, toen hij Izak, zijn zoon, op het altaar offerde? 22 Ziet u wel dat het geloof samenwerkte met zijn werken en dat door de werken het geloof volmaakt is geworden? 23 En de Schrift is vervuld die zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. 24 U ziet dus nu dat een mens uit werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit geloof. 25 En is Rachab, de hoer, niet op dezelfde manier uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boden heeft ontvangen en langs een andere weg heeft laten weggaan? 26 Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder de werken dood.
NBV 14 Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? 15 Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, 16 en een van u zegt dan: Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk! zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften wat heeft dat voor zin? 17 Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood. 18 Maar dan zegt iemand: De een gelooft, de ander doet. Laat mij maar eens zien dat je kunt geloven zonder daden; ik zal u door mijn daden tonen dat ik geloof. 19 U gelooft dat God de enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat ook, en ze sidderen. 20 Dwaas, wilt u het bewijs dat geloof zonder daden nutteloos is? 21 Werd het onze voorvader Abraham niet als een rechtvaardige daad toegerekend dat hij zijn zoon Isaak op het altaar wilde offeren? 22 U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof vervolmaakt wordt door daden. 23 Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem toegerekend als een rechtvaardige daad. Hij wordt zelfs Gods vriend genoemd. 24 U ziet dus dat iemand rechtvaardig wordt verklaard om wat hij doet, en niet alleen om zijn geloof. 25 Werd niet ook Rachab, de hoer, rechtvaardig verklaard om wat ze deed, toen ze de verkenners ontving en langs een andere weg liet vertrekken? 26 Zoals het lichaam dood is zonder de ziel, zo is ook geloof zonder daden dood. NBG 14 Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? 15 Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, 16 en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? 17 Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood. 18 Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt geloof en ík heb werken. Toon mij dan uw geloof zonder de werken, en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken. 19 Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen. 20 Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? 21 Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isaak op het altaar legde? 22 Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken; 23 en het schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. 24 Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof. 25 En is niet evenzo Rachab, de hoer, uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boodschappers in huis nam en langs een andere weg liet heengaan? 26 Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood.
Bijlage 2 - voor gespreksleiders Uit Sleutels tot de Bijbel van David Pawson Er zijn nog andere dingen, die voor veel opschudding onder Bijbellezers hebben gezorgd. In 2:24 zegt Jakobus: U ziet dus, dat een mens gerechtvaardigd wordt door wat hij doet en niet alleen door geloof. Dat lijkt het onderwijs van het Nieuwe Testament - over hoe we rechtvaardig voor God kunnen staan - te ondermijnen en dat van de apostel Paulus in het bijzonder. Luther zei, dat deze brief de fundamentele waarheid van het evangelie over gerechtigheid door geloof alleen heeft ondermijnd. Het karakter van de brief in z n algemeenheid en het onderwijs over geloof in het bijzonder maakten, dat het heel wat moeite heeft gekost om de brief op te laten nemen in het Nieuwe Testament en dat het ook veel moeite kostte om hem erin te houden. Het was één van de laatste brieven die in 350 na Christus definitief in de Bijbel werden opgenomen. Hoe moeten we nu omgaan met die schijnbare tegenstelling? Ik wil daarover een aantal opmerkingen maken: 1 Jakobus is in het jaar 62 na Christus gestorven, dus kan hij onmogelijk de brieven van Paulus over dit onderwerp hebben gelezen. Hij kende overigens Paulus wel, want hij probeerde Paulus ertoe over te halen om zich aan de wet der Nazarenen te houden en zo te laten zien, dat hij nog steeds een Jood was (u leest dat in Handelingen 21:18-25). Dus als die twee brieven elkaar tegenspreken, dan is dat niet opzettelijk. 2 Paulus schreef zijn brieven voor de heidenen, terwijl Jakobus voor de Joodse gelovigen schreef, dus hadden beiden een totaal ander doel voor ogen. Paulus beschermde de heidenen tegen het Joodse wetticisme, maar Jakobus probeerde de Joden van het heidense vrijgevochten leven weg te houden. Dus hoeft het ons ook niet te verbazen, dat ze zich op een ander thema richten. 3 Als we het hebben over de specifieke probleemteksten, dan zien we dat het woord werken verschillende betekenissen heeft. Paulus schrijft over de werken der wet, terwijl Jakobus het heeft over de werken van het geloof - dat wil dus zeggen: doen. Wat Jakobus wil zeggen, is: Geloof zonder werken is dood. Hij geeft geen uitleg over de werken der wet. Hij geeft een voorbeeld om duidelijk te maken, dat liefde zonder daden inhoudloos is. Stel, dat iemand tegen een broeder zegt: Ach kerel, heb je niks om aan te trekken en niks te eten? Nou, God zegene je, broeder, God zegene je! Jakobus vraagt dan: Wat heeft dat voor zin? Dat is liefde zonder daden; liefde zonder de daden van liefde. Dus als hij het over geloof heeft, dan heeft hij het over geloof zonder daden. En als je niet uit geloof handelt, dan heb je geen geloof. Zeggen dat je geloof hebt, zal je niet redden. Geloof moet in daden omgezet worden. Hij zegt, dat de demonen ook in God geloven en dat zij sidderen! Maar dan gaat hij voorbeelden geven van geloof mét daden en dan noemt hij Abraham en Rachab - een goede man en een slechte vrouw. Ze handelen beiden uit geloof; de een bereid om leven te nemen en de ander bereid om het te redden. Abraham handelde uit geloof, toen hij het offer van zijn zoon aan het voorbereiden was; en die was zijn enige hoop op nakomelingen. Rachab de prostituee handelde in geloof toen ze voor de verspieders zorgde en ze vroeg hen om haar te redden bij de ophanden zijnde invasie.
Jakobus zegt, dat geloof niet iets is, wat je alleen kunt belijden. Je moet laten zien, dat je gelooft in Jezus door je daden. Je zult plat op je gezicht gaan, als Hij je niet opvangt. Dat is geloof. Dus heeft Jakobus volledig gelijk als hij zegt, dat geloof zonder werken je niet kan redden, want zulk geloof is zo dood als een pier. Geloof is niet het opzeggen van de geloofsbelijdenis; het is handelen in geloof en laten zien, dat je de Heer vertrouwt. Dus in de brieven van Paulus en Jakobus geeft God ons zicht op dit belangrijke onderwerp vanuit twee verschillende gezichtshoeken, waardoor we in balans komen en de hele waarheid kunnen overzien. Wetticisme zegt, dat we door werken gered kunnen worden; losbandigheid zegt, dat we gered kunnen worden zonder iets te doen; maar vrijheid (en dat is de positie van een christen) zegt, dat je gered bent om daden te verrichten, maar dan uiteraard wel goede werken, daden van liefde. Zelfs Paulus, met stip de kampioen van de gerechtigheid door het geloof, zegt in Efeze 2: "Want hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: werklui, die in Christus Jezus geschapen zijn om de weg te gaan van de goede daden die God mogelijk heeft gemaakt." Dus worden we niet gered door goede werken, maar worden we gered om goede werken te kunnen verrichten; we zullen ook naar onze daden worden geoordeeld. Jakobus, die met stip de kampioen van de werken is, zegt in 2:5, dat gelovigen 'rijk moeten zijn door het geloof'. Wetticisme zegt: "We zullen op alle manieren vastleggen, dat je niet vrij bent om te zondigen; we stellen regels en bepalingen op." Losbandigheid zegt: "We zijn vrij om te zondigen." Vrijheid zegt: "We hebben de vrijheid om niet te zondigen." Nu klinkt dit misschien wel als erg mooie clichés, maar ze zijn toch waar. Dit is het belangrijkste wat we in ons leven als christen goed moeten begrijpen: we moeten de verschillen tussen deze drie motto's goed doorzien, want dat is het hart van het evangelie; en we hebben zowel Paulus als Jakobus nodig om deze verschillen helder te krijgen. Dus als het gaat om de algemene vraag van 'geloof contra werken', dan denk ik dat de Brief van Jakobus de rest van het Nieuwe Testament nodig heeft en de rest van het Nieuwe Testament de Brief van Jakobus. Bij zijn beoordeling van de Brief heeft Maarten Luther de plank volledig misgeslagen. Hij zei, dat deze brief het pure tegendeel was van Paulus en al de andere Bijbelboeken; maar Maarten Luther was zeker net zo feilbaar als de paus, die hij tegenover zich had. Hij was té zeer gericht op de leer van de rechtvaardiging om te kunnen zien, hoe belangrijk Jakobus' benadering echt was. Geloof moet handelen en het moet uitgewerkt worden in daden. Wat God bewerkt heeft in ons, moeten wij uitwerken in de wereld, in een totaal vijandige leefomgeving.