OPRICHTING van de stichting: Stichting Inlichtingenbureau, gevestigd te 's-gravenhage Heden, **, is voor mij, mr. Frank Jan Oranje, notaris te 's-gravenhage, verschenen: **, te dezen handelend als schriftelijk gevolmachtigde van de publiekrechtelijke rechtspersoon: de Staat der Nederlanden, zetelend te 's-gravenhage, te dezen kantoorhoudende ten kantore van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (2595 BJ) 's-gravenhage, Anna van Hannoverstraat 4. Volmacht. Van de volmacht aan de comparant blijkt uit een onderhandse akte van volmacht, welke aan deze akte wordt gehecht. De comparant, handelend als vermeld, heeft verklaard een stichting op te richten met de volgende statuten: STATUTEN. Naam en zetel.
Artikel 1. 1. De stichting draagt de naam: Stichting Inlichtingenbureau. 2. Zij heeft haar zetel in de gemeente 's-gravenhage. Doel en middelen. Artikel 2. 1. De stichting heeft ten doel het voor gemeenten - ten behoeve van de door hen uit te voeren wettelijke taken in het kader van de sociale zekerheid - verrichten van feitelijke werkzaamheden ter zake van de coördinatie en dienstverlening op het gebied van gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden in het kader van werk en inkomen, met het oog op onder meer bestrijding van fraude en bevordering van samenwerking tussen de verschillende uitvoeringsorganisaties op het terrein van de sociale zekerheid. 2. Zij tracht dit doel te bereiken door: a. het uitvoeren van de haar op basis van artikel 122 van de Algemene bijstandswet en artikel 44 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen opgedragen wettelijke taken; b. het informeren, voorlichten en ondersteunen van gemeenten; c. het voeren van overleg met partijen waarvan zij ten behoeve van gemeenten informatie verkrijgt; d. het beheren van een systeem ten behoeve van gegevensuitwisseling; e. het informeren en adviseren aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hierna te noemen: "de Minister", omtrent de uitvoering van haar taken en het doen van voorstellen ter verbetering; f. het verrichten van andere taken waarvoor de Minister haar schriftelijk opdracht of toestemming heeft gegeven. Vermogen. Artikel 3. Het tot verwezenlijking van het doel der stichting bestemde vermogen wordt gevormd door: a. eenmalige of periodieke rijksbijdragen; b. overige baten. Bestuur: samenstelling, benoeming en ontslag.
Artikel 4. 1. Het bestuur bestaat uit ten minste vijf natuurlijke personen. Bestuurders van de stichting dienen hun werkzaamheden te verrichten zonder last of ruggespraak en uitsluitend in het belang van de stichting. 2. De Minister benoemt de voorzitter van het bestuur. De overige bestuurders worden benoemd door het bestuur, met dien verstande dat: a. twee bestuurders worden benoemd uit een bindende voordracht van ten minste twee personen voor iedere vacature, op te maken door de statutair te 's-gravenhage gevestigde vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: Vereniging van Nederlandse Gemeenten; b. één bestuurder wordt benoemd uit een bindende voordracht van ten minste twee personen, op te maken door de statutair te Utrecht gevestigde vereniging met volledige rechtsbevoegdheid: Vereniging van Directeuren van Overheidsorganen voor Sociale Arbeid (Divosa); c. één bestuurder dient te beschikken over gebleken expertise op het gebied van informatica en/of de bescherming van persoonsgegevens. Het bestuur is vrij in de benoeming indien de voordracht niet uiterlijk drie maanden na het ontstaan van de vacature werd opgemaakt en aan het bestuur werd medegedeeld. 3. Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden met dien verstande dat, ingeval er slechts één bestuurder in functie is, deze bestuurder slechts bevoegd zal zijn tot bestuurshandelingen voorzover nodig tot het voeren van het beheer voor de dagelijkse gang van zaken van de stichting. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. 4. De bestuurders worden benoemd voor de in het benoemingsbesluit van de Minister of in het besluit van het bestuur vermelde termijn van ten hoogste twee jaren; zij zijn onmiddellijk herbenoembaar. 5. De Minister kan een bestuurder schorsen wegens door hem gepleegde onregelmatigheden of verwaarlozing van zijn taak. Indien de Minister een bestuurder heeft geschorst, dient de Minister binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten hetzij tot ontslag hetzij tot opheffing of handhaving van de schorsing; bij gebreke daarvan vervalt de schorsing. Een besluit tot handhaving van de schorsing kan slechts eenmaal worden
genomen en de schorsing kan daarbij ten hoogste worden gehandhaafd voor drie maanden, ingaande op de dag waarop de Minister het besluit tot handhaving heeft genomen. Indien de Minister niet binnen de voor de handhaving bepaalde termijn tot ontslag of tot opheffing van de schorsing heeft besloten, vervalt de schorsing. 6. Onverminderd het gestelde in artikel 298 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek defungeert een bestuurder: a. door zijn overlijden; b. doordat hij failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend; c. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest; d. door zijn aftreden; e. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank; f. door zijn ontslag, verleend door de Minister indien de bestuurder was benoemd door de Minister dan wel nadat de bestuurder door de Minister overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid was geschorst; g. door zijn ontslag, verleend door alle overige bestuurders. 7. Besluiten tot het benoemen van bestuurders kunnen door het bestuur slechts worden genomen met algemene stemmen, uitgebracht in een vergadering van het bestuur waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Besluiten tot ontslag van een bestuurder kunnen slechts worden genomen ten aanzien van de door het bestuur benoemde bestuurders, met algemene stemmen, uitgebracht in een vergadering van het bestuur waarin alle overige bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn en op voorstel van de voorzitter. 8. De Minister is bevoegd tot het aanwijzen van een waarnemer in het bestuur. 9. Een waarnemer als bedoeld in het vorig lid van dit artikel is geen bestuurder van de stichting; deze waarnemer wordt uitgenodigd de vergaderingen van het bestuur bij te wonen. Het bestuur draagt zorg dat de waarnemer de ter zake relevante stukken voor en van de bestuursvergadering ontvangt.
Bestuur: taak en bevoegdheden. Artikel 5. 1. Het bestuur is belast met het besturen der stichting. 2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Besluiten tot het aangaan van de in dit lid bedoelde rechtshandelingen kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen, uitgebracht in een vergadering van het bestuur waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn en op voorstel van de voorzitter. Bestuur: vertegenwoordiging. Artikel 6. 1. Het bestuur is bevoegd tot vertegenwoordiging van de stichting in en buiten rechte. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan de voorzitter tezamen met een andere bestuurder. 2. Het bestuur kan besluiten tot verlening van volmacht aan een of meer der bestuurders, aan medewerkers van het bureau van de stichting alsook aan derden om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. Bestuur: werkwijze. Artikel 7. 1. Voorzover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. 2. Iedere bestuurder is bevoegd tot het uitbrengen van één stem. 3. Bij staking van stemmen in een bestuursvergadering heeft de voorzitter van het bestuur een beslissende stem. Indien bij verkiezing tussen meer dan twee personen door niemand een volstrekte meerderheid is verkregen, wordt herstemd tussen de twee personen die het grootste aantal stemmen kregen, zo nodig na tussenstemming. 4. Het bestuur kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering waarin
ten minste drievijfde van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Is in een vergadering minder dan drievijfde van de bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden ten minste twee en ten hoogste vier weken nadien, in welke tweede vergadering rechtsgeldig kan worden besloten, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders, omtrent de onderwerpen welke in de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst doch waarover in die vergadering bij ontbreken van het quorum niet kon worden besloten. Bij de oproeping tot de nieuwe vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders. 5. De voorzitter alsook ten minste twee van de overige bestuurders zijn gelijkelijk bevoegd vergaderingen van het bestuur bijeen te roepen. 6. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur geschiedt schriftelijk op een termijn van ten minste veertien dagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, onder opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergaderingen van het bestuur worden gehouden ter plaatse binnen Nederland, te bepalen door de voorzitter. Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de bestuurders en degenen die daartoe door de voorzitter zijn uitgenodigd. 7. Een bestuurder kan zich door een andere bestuurder ter vergadering schriftelijk doen vertegenwoordigen. Een bestuurder kan slechts één medebestuurder ter vergadering vertegenwoordigen. 8. De voorzitter van het bestuur leidt de vergaderingen van het bestuur; de voorzitter van het bestuur is bevoegd een andere bestuurder met het voorzitterschap te belasten. Bij afwezigheid van de voorzitter, zonder dat een ander met het voorzitterschap is belast, voorziet de vergadering zelf in haar leiding. 9. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergadering worden gehouden, met dien verstande dat, indien een of meer bestuurders zulks verlangen, stemmingen schriftelijk geschieden. 10. Het door de voorzitter van de vergadering ter vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt
voor de inhoud van een genomen besluit, voorzover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt overeenkomstig het in de wet bepaalde een nieuwe stemming plaats indien de meerderheid der vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming. 11. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering en ten blijke daarvan door de voorzitter en de secretaris van die vergadering ondertekend. 12. Het bestuur kan, met inachtneming van deze statuten, een reglement opstellen waarin de verdeling van haar taak over de verschillende bestuurders wordt geregeld. 13. Bestuurders ontvangen voor de door hen ten behoeve van de stichting te verrichten werkzaamheden een vergoeding. De omvang van de werkzaamheden en de vergoeding worden gespecificeerd in het werkprogramma en de begroting. Bureau. Artikel 8. 1. De stichting heeft een bureau ter voorbereiding en ter uitvoering van de besluiten van het bestuur en de dagelijkse werkzaamheden. 2. Het bestuur benoemt de medewerkers van het bureau van de stichting, onder wie een directeur, en kan deze schorsen of ontslaan. 3. De bezoldiging en de overige arbeidsvoorwaarden van de medewerkers, onder wie de directeur, van het bureau van de stichting worden door het bestuur vastgesteld. Begrotingen en richtlijnen. Artikel 9. Het bestuur zendt jaarlijks aan de Minister vóór een door deze te bepalen datum een begroting en een werkprogramma. Het werkprogramma wordt eveneens ter
kennis gebracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en van Divosa. Boekjaar en jaarstukken. Artikel 10. 1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar. 2. Het bestuur stelt jaarlijks, voor vijftien maart, over het afgelopen boekjaar een jaarverslag vast met bijbehorende jaarrekening, bestaande uit een balans, een staat van baten en lasten en de toelichting daarop, vergezeld van het verslag en de verklaring van de registeraccountant, zoals bedoeld in het volgende lid van dit artikel. De jaarrekening dient zoveel mogelijk te voldoen aan de systematiek en de normen zoals vermeld in titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 3. De controle van de jaarrekening geschiedt door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent als omschreven in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze brengt omtrent zijn onderzoek een verslag uit aan het bestuur en legt omtrent zijn onderzoek een verklaring af. Reglementen. Artikel 11. 1. Het bestuur kan reglementen vaststellen, wijzigen of opheffen. 2. Reglementen mogen niet in strijd zijn met de wet of deze statuten. Statutenwijziging. Artikel 12. 1. De Minister is bevoegd de statuten te wijzigen. Het bestuur is eveneens bevoegd de statuten te wijzigen, doch niet dan na schriftelijke toestemming van de Minister. 2. Het besluit van het bestuur tot statutenwijziging behoeft een meerderheid van tweederde van de stemmen, uitgebracht in een voltallige vergadering van het bestuur. Is in de vergadering waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is niet voltallig, dan zal een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee weken en niet later dan vier weken na de bedoelde vergadering, waarin het besluit kan worden genomen met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen, doch ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde
bestuurders. Bij de oproeping tot de nieuwe vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders. 3. Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt ten minste twee weken. Het bepaalde in artikel 7, vierde lid, derde zin, van deze statuten is van overeenkomstige toepassing. 4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notarile akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd de notarile akte van statutenwijziging te tekenen. 5. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het door de Kamer van Koophandel en Fabrieken gehouden handelsregister. Ontbinding en vereffening. Artikel 13. 1. De Minister is bevoegd tot ontbinding te besluiten. Het bestuur is eveneens bevoegd tot ontbinding te besluiten, doch niet dan na schriftelijke toestemming van de Minister. 2. Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in het tweede en derde lid van het voorgaande artikel van overeenkomstige toepassing. 3. Tenzij de Minister anders besluit, is het bestuur met de vereffening belast. 4. De vereffenaars doen aan het in het vijfde lid van het voorgaande artikel bedoelde register opgaaf van de ontbinding alsmede van hun optreden als zodanig en van de gegevens over henzelf die van een bestuurder worden verlangd. 5. De Minister is namens de Staat der Nederlanden gerechtigd tot het (positief) overschot na vereffening. De boeken en bescheiden van de ontbonden stichting worden opgenomen in het archief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
6. Op de vereffening zijn overigens de bepalingen van titel 1 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Slotbepaling. Artikel 14. In alle gevallen waarin de wet noch deze statuten voorzien, beslist het bestuur. Overgangsbepaling. Artikel 15. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op eenendertig december tweeduizend één. EINDE STATUTEN. Slotverklaring. Ten slotte heeft de comparant, handelend als vermeld, verklaard dat bij deze oprichting worden benoemd tot bestuursleden van de stichting in de achter hun naam vermelde functie: 1. **, wonende te (**) **, **, geboren te ** op **: voorzitter; 2. **, wonende te (**) **, **, geboren te ** op **: **, benoemd op voordracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten; 3. **, wonende te (**) **, **, geboren te ** op **: **, benoemd op voordracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten; 4. **, wonende te (**) **, **, geboren te ** op **: **, benoemd op voordracht van Divosa; 5. **, wonende te (**) **, **, geboren te ** op **: **, die beschikt over gebleken expertise op het gebied van informatica en/of de bescherming van persoonsgegevens. Slot akte. De comparant is mij, notaris, bekend. WAARVAN AKTE in minuut is verleden te 's-gravenhage op de datum in het hoofd dezer akte vermeld. Na mededeling van de zakelijke inhoud van deze akte aan de comparant en het geven van een toelichting daarop, heeft de comparant verklaard tijdig voor het verlijden van deze akte gelegenheid te hebben gehad om van de inhoud van deze akte kennis te nemen en daarvan ook kennis te hebben genomen, met de inhoud van deze akte in te stemmen en op volledige voorlezing daarvan geen
prijs te stellen. Onmiddellijk na voorlezing van in elk geval die gedeelten van deze akte, waarvan de wet voorlezing verplicht stelt, is deze akte vervolgens eerst door de comparant en onmiddellijk daarna door mij, notaris, ondertekend.