PERSBERICHT Azelastine neusspray: de voorkeursbehandeling bij allergische rhinitis Een verbazingwekkend kwart van de bevolking op onze planeet lijdt aan allergische rhinitis en leeft met de lastige symptomen ervan: rhinorrhoea, neusverstopping, frequente niesbuien en een sterk jeukende mucosale bekleding van de ogen, neus, oren en keel. Deze symptomen zijn niet alleen ergerlijk, maar belemmeren de dagelijkse activiteiten en verminderen de levenskwaliteit van de patiënt. Als de aandoening niet wordt behandeld, kan de aan allergische rhinitis gerelateerde ontsteking uiteindelijk afdalen naar de onderste luchtwegen, zodat astma wordt ontwikkeld. Dit proces wordt door deskundigen allergische mars genoemd. Het doel van de behandeling van rhinitis volgens ARIA ** is: een ongestoorde nachtrust, de mogelijkheid om normale dagelijkse activiteiten te verrichten, geen vervelende symptomen en geen of minimale bijwerkingen van de behandeling. Tegenwoordig staan vele verschillende medicijnklassen ter beschikking om de tekenen en symptomen van rhinitis te behandelen, maar sommige werken beter dan andere. In een recent artikel dat door Sardana en collega s in 2010 1 werd gepubliceerd, werd gemeld dat het met een neusspray toegediende tweede generatie histaminicum azelastine (Allergodil * ) het grootste algemene voordeel biedt bij het verlichten van de symptomen die zijn gerelateerd aan allergische rhinitis, vergeleken met de leukotrieenreceptorantagonist (LTRA) montelukast ot het intranasale corticosteroïde budesonide. Azelastine was vooral doeltreffend bij de behandeling van het irriterende en veel voorkomende symptoom rhinorrhoea en bleek in dit opzicht significant beter dan mometason of intranasaal budesonide. Azelastine wordt topisch toegediend als neusspray. Het is doeltreffend, werkt snel (verlicht alle symptomen binnen 15 minuten), wordt goed getolereerd en kan naar behoefte worden gebruikt voor de behandeling van zowel allergische als niet-allergische rhinitis bij volwassenen en kinderen. 1 P a g e
Allergische rhinitis is een veel voorkomende inflammatoire aandoening van de bovenste luchtwegen en doet zich voor bij ongeveer een kwart van de wereldbevolking. Het ziet ernaar uit dat dit cijfer in de toekomst nog zal stijgen ten gevolge van de complexe interactie tussen de globale klimaatverandering en genetische vatbaarheid. De symptomen van allergische rhinitis zijn onder andere rhinorrhoea (een loopneus), neusverstopping, niezen, waterige ogen en jeukende slijmvliezen van de neus, ogen en keel. Deze symptomen kunnen zich tijdelijk voordoen als gevolg van het vrijkomen van pollen (d.w.z. seizoengebonden allergische rhinitis) of, voor de onfortuinlijke lijders, het hele jaar door aanwezig zijn (d.w.z. chronische allergische rhinitis) als gevolg van niet-seizoengebonden allergenen zoals schimmels en huidschilfers van huisdieren. Allergische rhinitispatiënten hebben te kampen met uiteenlopende symptomen en verschillende combinaties ervan. Daarom is het niet verrassend dat er heel wat verschillende soorten medicijnen verkrijgbaar zijn om ze te behandelen. De behandelrichtlijnen van de Joint Task Force (een Amerikaans comité van verschillende astmaverenigingen), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en ARIA ** bevelen allemaal antihistaminica (topisch en oraal) aan voor de eerstelijnsbehandeling van patiënten met allergische rhinitis. Maar in hoeverre is het gerechtvaardigd om antihistaminica aan te bevelen als eerstelijnsbehandeling? In een recent verschenen artikel van Sardana en collega s 1 van de Penn State Universiteit in de VS werd gezocht naar een antwoord op deze vraag. De auteurs vergeleken de werkzaamheid van drie verschillende klassen medicijnen in drie identieke onderzoeken met identieke opzet die tot doel hadden de individuele symptomen van patiënten met allergische rhinitis te verminderen. De rhinitisbehandelingen die werden vergeleken, waren onder meer budesonide (een intranasaal corticosteroïde), montelukast (een LTRA) en azelastine (een krachtig topisch antihistaminicum). Ze werden geselecteerd op basis van de ontoereikende klinische researchgegevens in een vergelijkende studie. De onderzoeken duurden 8 weken en hadden een dubbelblinde, placebogecontroleerde, cross-over opzet. In het onderzoek geïncludeerd waren volwassen patiënten met chronische rhinitis. Om de drie werkzame behandelingen te vergelijken, werden de individuele en totale rhinitissymptomen van de patiënt geclassificeerd volgens de ernst ervan. De classificatie van nasale symptomen volgens 2 P a g e
de ernst is essentieel voor de keuze van de behandelstrategie en de evaluatie van de behandelresultaten, met inbegrip van de werkzaamheid van de anti-allergische medicijnen bij allergische rhinitis. In het onderzoek van Sardana et al 1 werden de individuele en totale symptomen van rhinitis gescoord op de algemeen erkende Rhinitis Severity Score (RSS). De RSS evalueert de kenmerken van de symptomen die specifiek zijn gerelateerd aan een loopneus, neusverstopping, niezen, jeukende/waterige ogen en jeuk in neus/keel/gehemelte/oren. Individuele rhinitissymptomen werden gescoord op een 4-puntenschaal, waarbij 0, 1, 2 en 3 respectievelijk geen symptomen, lichte symptomen, matige symptomen en ernstige symptomen betekenden. De resultaten van het onderzoek bevestigden dat niet alle medicijnen tegen rhinitis hetzelfde zijn. Intranasaal budesonide, montelukast en azelastine neusspray verschillen niet alleen in hun werkingsmechanisme, maar ook in de mate waarin ze individuele symptomen werkzaam behandelen. De auteurs concludeerden dat..het duidelijk is dat azelastine het grootste algemene nut biedt bij het verlichten van symptomen die worden gerelateerd aan allergische rhinitis. Bij de behandeling van rhinorrhoea bleek de werkzaamheid van Azelastine significant beter dan deze van montelukast. 1 Dit was een verrassend resultaat, omdat leukotriënen bekendstaan als een uiterst krachtig secretoir agens; er kon dus worden verwacht dat montelukast een vergelijkbare vermindering van rhinorrhea zou opleveren als azelastine. Azelastine vertoonde ook een verbetering in de totale RSS, vergeleken met montelukast, hoewel dit geen statistische significantie bereikt. De oculaire symptomen, m.a.w. jeukende/waterige ogen, bleken daarentegen beter (hoewel niet significant beter) te reageren op montelukast dan op azelastine neusspray. 1 Het loont echter de moeite te vermelden dat azelastine ook in de vorm van oogdruppels beschikbaar is. Deze hebben slechts 3 minuten nodig om verlichting te bieden bij rode en jeukende ogen. 2 Een topische behandeling als azelastine neusspray heeft tal van voordelen ten opzichte van een oraal toegediend medicijn zoals montelukast. Ten eerste: met een topische toedieningsvorm kan het medicijn direct op de plaats van de ontsteking worden toegediend. Ten tweede: directe toediening houdt in dat er hogere concentraties van het medicijn kunnen worden bereikt, vergeleken met wat bereikbaar is met een systemische behandeling. En tenslotte worden de kans op interactie met bijkomende 3 P a g e
medicijnen en mogelijke systemische bijwerkingen met topische toediening tot een minimum beperkt. 3 In het onderzoek van Sardana en collega s 1 leverde de vergelijking tussen azelastine neusspray en intranasaal budesonide resultaten op die vergelijkbaar waren met deze die met montelukast werden vastgesteld. Patiënten die azelastine kregen toegediend, rapporteerden een significant sterkere vermindering van rhinorrhea, vergeleken met de patiënten die intranasaal budesonide gebruikten. In de totale symptomenscore ging de voorkeur ook uit naar azelastine neusspray. Dit is een fascinerende observatie, omdat de meeste eerder gepubliceerde onderzoeken hebben aangetoond dat topische nasale corticosteroïden de betere middelen zijn voor alle symptomen. Maar de gegevens van Sardana 1 suggereren dat dit niet altijd het geval is, vooral wanneer de symptomen individueel worden vergeleken. De voordelen van azelastine ten opzichte van intranasale corticosteroïden werden eerder al gerapporteerd door Patel en collega s in de American Journal of Rhinology. 4 In dit onderzoek was het nut van azelastine binnen 15 minuten duidelijk en het hield ook aan gedurende de gehele 8 uur dat de allergene prikkel aanwezig was. Mometason daarentegen had zelfs na een duur van acht uur geen effect op de nasale symptomen. 4 Azelastine neusspray vertoonde ook een werkzaamheid die vergelijkbaar was met het krachtige intranasale corticosteroïde fluticasonpropionaat, zowel wat de vermindering van de symptomen van rhinitis als de verbetering van de levenskwaliteit van de patiënt betreft. Met Azelastine werd deze werking echter beduidend sneller bereikt. 5 Naast de significant betere werkzaamheid van azelastine in vergelijking met intranasaal budesonide, zoals gemeld in het Amerikaans onderzoek 1, heeft azelastine neusspray nog andere voordelen ten opzichte van intranasale corticosteroïden. Het heeft een snellere werking 4 en is flexibel, zowel op het gebied van de dosis (d.w.z. tweemaal daags één of twee keer verstuiven per neusgat) als de dosering (d.w.z. vastgelegde dosis of naar behoefte). Dankzij deze eigenschappen van intranasaal azelastine kan de patiënt zijn behandeling effectief aanpassen aan de eigen individuele behoeften. De optie naar behoefte houdt in dat patiënten alleen azelastine hoeven te gebruiken als hun symptomen zich voordoen. Dankzij het snelle effect (15 min.) 6 en de lang aanhoudende werking van azelastine(12 uur) 7 bereiken ze onmiddellijke en langdurige 4 P a g e
verlichting van de symptomen. Dit is niet het geval met intranasale corticosteroïden. Deze moeten één tot vier weken voor het verwachte begin van het rhinitisseizoen worden toegediend om optimale werkzaamheid te bereiken. Samengevat suggereren deze gegevens dat topische antihistaminica, LTRA s en intranasale corticosteroïden alle leiden tot een verbetering van de symptomen van allergische rhinitis; azelastine lijkt echter het meest algemeen werkzaam te zijn. Referenties 1. Sardana N, et al. Allergy Asthma 2010;31(1):5 9 2. Friedlaender MH, et al. Opthalmology 2000;107:2152-2157 3. Horak F and Zieglmayer UP. Exp Rev Clin Immunol 2009;5:659 669 4. Patel P, et al. Am J Rhinol 2007;21:499 503 5. Behncke VB, et al. J Allergy Clin Immunol 2006;117:263 6. Horak F et al. Curr Med Res Opin 2006;22:151-157 7. Greiff L, et al. Clin Exp Allergy 1997;27:438 444 * Allergodil is een handelsmerk van MEDA Pharma GmbH & Co KG ** Allergic rhinitis and its Impact on Asthma Aanvullende informatie: www.azelastine.info www.meda.se AzelastinENews: Een nieuwe nieuwsbrief over allergische rhinitis biedt patiënten per e-mail een nieuwe gelegenheid om nuttige, up-to-date informatie in te winnen over hun aandoening. AzelastinENews verschijnt vier keer per jaar in het Engels, Spaans, Italiaans, Frans, Pools en Tsjechisch. Er kan worden ingeschreven op de nieuwsbrief op het Azelastine internetportaal http://www.azelastine.info 10.471 characters (including spaces and headings, without additional information). 5 P a g e
Afdrukken vrij van honorarium; bewijsexemplaren worden op prijs gesteld. Neem bij medische vragen contact op met: Dr. Larisa Leibersperger MEDA Pharma GmbH & Co. KG Benzstrasse 1 61352 Bad Homburg Duitsland Tel.: +49 6172 888 2631 E-mail: larisa.leibersperger@medapharma.de MEDA AB (publ) is een toonaangevend internationaal gespecialiseerd farmaceutisch bedrijf. De producten van Meda worden wereldwijd in 120 landen verkocht en het bedrijf wordt vertegenwoordigd door zijn eigen vestigingen in meer dan 50 landen. Het aandeel van Meda is genoteerd als Large Cap op de Nasdaq OMX Nordic Stock Exchange in Stockholm. Ga naar www.meda.se voor meer informatie. MEDA Pharma GmbH & Co. KG Hoofdkantoor: Bad Homburg v.d.h. Kantongerecht: Bad Homburg v.d.h.; HRA 4628 Persoonlijk aansprakelijke vennoot: MEDA Verwaltungs GmbH Amtsgericht Bad Homburg v.d.h.; HRB 9810 Directie: Dr. Jörg-Thomas Dierks, Hans-Jürgen Kromp 6 P a g e