Toespraak in de Amsterdamse Studentenekklesia op 15 februari 2009 door Ad van Nieuwpoort Het roepen van namen Ten geleide In de Nederlandse taal is sprake van 'namen noemen'. In het bijbelse Hebreeuws is sprake van 'namen roepen'. Naam is roeping. Lezing uit het evangelie van Lukas 1:5-23.57-71a Het geschiedde in de dagen van Herodes, de koning van Judea: een priester met de naam Zacharias, behorend tot de priestergroep van Abia, had een vrouw, uit de dochters van Aäron, haar naam was Elisabet. Zij waren beiden rechtvaardigen voor het aangezicht van God, Zij gingen volmaakt in alle opdrachten en voorschriften van JHWH. Zij hadden geen kind omdat Elisabet onvruchtbaar was; en beiden waren al heel ver op de weg van hun dagen. Het geschiedde terwijl hij zijn priesterlijke dienst verrichtte - omdat zijn groep de beurt had voor het aangezicht van God - dat hij volgens priesterlijke gewoonte door het lot werd aangewezen om het wierookoffer te ontsteken. Hij ging binnen in het heiligdom van JHWH. Heel het volk, grote menigte, stond buiten te bidden, dat uur van het wierookoffer. Een engel van JHWH liet zich aan hem zien, staand aan de rechterzijde van het wierookaltaar. Geschokt om wat hij zag was Zacharias, angst overviel hem. De engel sprak tot hem: Vrees niet, Zacharias, want jouw bidden is gehoord: Elisabet, je vrouw, zal jou baren een zoon en je zult roepen zijn naam Johannes ; er zal vreugde zijn voor jou en verblijding, velen zullen zich over zijn geboorte verheugen; hij zal groot zijn voor het aangezicht van JHWH, geen wijn zal hij drinken, geen drank die benevelt, vervuld zal hij worden van heilige geest vanaf de schoot van zijn moeder. Velen van Israëls kinderen zal hij doen keren naar JHWH, hun God. Hij is het die zal gaan voor zijn aangezicht uit in de geest en de kracht van Elia om de harten der vaderen te bekeren tot de kinderen, de ongehoorzamen tot het inzicht der rechtvaardigen, om JHWH te bereiden een volk dat gereed is. 1
Zacharias sprak tot de engel: Hoe zal ik dit weten? Want ik ben oud en ook mijn vrouw is al heel ver op de weg van haar dagen. De engel antwoordde hem en sprak: Ik ben Gabriël, die staat voor het aangezicht van God, ik ben gezonden om tot jou het woord te spreken, om jou dit goede nieuws te brengen. Zie, jij zult zwijgen en geen woord kunnen spreken tot op de dag dat dit geschieden zal daarom:omdat jij geen vertrouwen hebt geschonken aan mijn woorden die te bestemder tijd zullen worden vervuld. Het volk stond te wachten op Zacharias, verbaasd dat hij zo lang in het heiligdom bleef. Hij kwam naar buiten en kon geen woord tot hen spreken - toen wisten zij dat hij een visioen gezien had in het heiligdom. Hij gebaarde naar hen, hij bleef stom. En het geschiedde toen de dagen van zijn dienst vervuld waren, ging hij naar zijn huis. Toen voor Elisabet de tijd vervuld was dat zij baren zou, bracht zij een zoon ter wereld. En die rondom haar woonden en haar bloedverwanten hoorden het dat JHWH haar zijn ontferming had betoond op grootse wijze en zij verheugden zich met haar. En het geschiedde op de achtste dag dat zij kwamen om het jongetje te besnijden en zij riepen hem met de naam van zijn vader: Zacharias. Maar zijn moeder antwoordde en zei: Nee, hij zal geroepen worden Johannes. Zij zeiden tot haar: Er is niemand van jouw bloedverwanten die met die naam geroepen wordt. Zij gebaarden zijn vader hoe hij hem wilde roepen. Hij vroeg een plankje om op te schrijven en hij schreef: Johannes is zijn naam. En op datzelfde ogenblik werd zijn mond geopend en zijn tong losgemaakt en hij sprak, en hij zegende God. En het geschiedde: ontzag beving allen die rondom hen woonden en in heel het gebergte van Judea werd dit alles een verhaal van mond tot mond. En allen die het hoorden, sloten het in hun hart en zeiden: Wat zal hij worden, deze kleine jongen? Want de hand van JHWH was met hem. En Zacharias, zijn vader, werd vervuld van heilige geest 2
en hij sprak, als een profeet: Gezegend JHWH, de God van Israël, die zocht en vond en vrijkocht zijn volk: een hoorn van bevrijding voor ons opgericht in het huis van David, zijn jongen. Zo, bij monde van zijn heilige profeten had hij het gesproken, eeuwen her: dat hij ons bevrijden zou. Toespraak mijn moeder is mijn naam vergeten, mijn kind weet nog niet hoe ik heet. hoe moet ik mij geborgen weten? noem mij, bevestig mijn bestaan, laat mijn naam zijn als een keten. noem mij, noem mij, spreek mij aan, o, noem mij bij mijn diepste naam. voor wie ik liefheb, wil ik heten. Zo dicht Neeltje Maria Min. Over het roepen van namen gaat het. De naam als het eerste en laatste, als het meest wezenlijke van een mens. Zonder jouw eigen naam en de naam van iemand anders kunnen wij niet leven. Is er geen menselijke werkelijkheid mogelijk. Dat klinkt wellicht kras en overdreven, toch is het een van de oerwaarheden die aan ons menselijk bestaan ten grondslag liggen. Een wereld waarin geen namen meer klinken is een onwereld, een onwerkelijkheid. De joods/christelijke denker Eugen Rosenstock Hussey (1888-1973) heeft de crisis van onze tijden omschreven als Sprachnot, noem het taalnood. Het echte spreken ontbreekt. Wij leven in algemeenheden, met algemene begrippen en aanduidingen. En die Sprachnot vindt haar oorzaak in het verdwijnen en buiten werking stellen van de námen. We maken het zelf mee hoe mensen worden gereduceerd tot bankrekeningen, academische titels en sofinummers (burger-servicenummers noemen ze dat tegenwoordig eufemistisch). Van belang is niet je naam, maar je CV. Dat wat je waard bent ligt niet in je naam, maar in je status. We maken mee hoe in die zin mensen worden gereduceerd tot een soort. We spreken van allochtonen, van buitenlanders, van homo s, van zwarten, van daklozen van juppen en junks, van snelle zakenmensen, van rijken en van armen. Allemaal soorten. We zijn er in ons eigen land kampioen in om elkaar in te delen in groepen en soorten. De kerk voorop. Allemaal in een hokje. Dat is veilig. We zijn het ons nauwelijks bewust maar onze taal wordt erdoor vervuild. Het gaat in het geniep, zoals ook Victor Klemperer heeft geanalyseerd in de Taal van het Derde Rijk, maar het kan catastrofale gevolgen hebben. Rostenstock Hussey heeft gelijk. Als namen wegvallen dan storten we in de leegte en de sprakeloosheid. Namen zijn stichtingen van erkenning en liefde, en omgekeerd van haat en afgrijzen. Namen werken in op de ziel en brengen ons tot spreken en handelen. Namen leggen verbindingen, maken ontmoetingen mogelijk. 3
Daarom ook staat de bijbel zo vol namen. En het eerste wat de mens te doen krijgt in de bijbel is het roepen van de namen. Alles moet bij name genoemd. De kosmos wordt zo gehumaniseerd. Want een naam drukt in de hebreeuwse woordwereld uit wat je rol is in je leven. Wat ten diepste je roeping is, je betekenis. Soms moet daarom een naam ook worden veranderd. Denk aan het verhaal over Jakob bij de Jabbok. Jakob betekent letterlijk zoiets als hielenlichter. En als hielenlichter kan Jakob in dat verhaal zijn broeder niet tegemoet treden. Hij zal Israel! geroepen worden. Met een nieuwe naam. Israël: een mens die worstelt met het geheim van god en mensen. Zo begint hij zijn leven van vooraf aan. Tal van andere voorbeelden zijn te noemen. Vandaag gaat het in onze tekst over het roepen van de naam van die wondere zoon van Zacharias en Elisabeth. Een mens is pas werkelijk geboren als zijn naam heeft geklonken. Pas dan onderscheidt dat wezentje zich van al die andere wezens. Het is een ervaring die elke ouder kent. En de grote vraag is met welke naam dit kind geroepen zal moeten worden. Lukas weet in de geest van de hebreeuwse bijbel dit tot een uiterst beslissend moment te maken. De ouverture van zijn evangelie zet in met die twee stokoude mensen: Zacharias en Elisabeth. Voortgeschreden in hun dagen zijn ze, zo hebraiserend schrijft Lukas. Ze lijken op die andere twee oudjes uit de boeken van Tora: Abraham en Sara. Geen kind. Geen zoon. Naar bijbels besef betekent dat: geen toekomst. Het houdt op. Niets meer te hopen en niets te verwachten. Het menselijk leven is uitgeteld en uitgesproken. Daarvoor staan ook die Zacharias en Elisabeth. Noem het cynisme. Bij elk sprankje van verandering zeggen: het zal toch wel niets worden. Bij elk woord dat Barack Obama spreekt zeggen: hij krijgt het toch niet voor elkaar. En bij elk vredesoverleg in het Midden Oosten roepen: de geschiedenis wijst uit dat het toch niets meer wordt. Een toestand waarin we elkaar aankijken. Wie gaat wat zeggen? Ik niet. Ik ben moe. Ik geloof het niet meer. Zacharias houdt zijn religie nog wel op peil maar weet eigenlijk niet meer waar het om gaat. Maar dan is daar, zoals we dat kennen in al die bijbelverhalen, een woord van de andere kant. Een volstrekte verrassing. Ineens staat daar die boodschapper uit de hemel in de tempel. De liturgie wordt verstoord met een woord uit de hemel. Elisabeth zal een zoon baren en je zult hem de naam Jochanan, Johannes toeroepen. Een tegendraads woord. Wie gelooft dat nu? Volgens onze berekeningen ondenkbaar, niet te meten, niet in een hokje onder te brengen. Zacharias gelooft het niet. En of hij gelijk heeft! Maar die naam Jochanan, die naam die zegt het. JHWH is een god die niet zonder mensen wil zijn. Jochanan: God is genadig hebben wij ervan gemaakt. Genade : een woord dat aan slijtage onderhevig is gebleken. Zoals jongens op het schoolplein elkaar in de houdgreep houden en dan roepen: genade! Het betekent in de hebreeuwse runentekens iets anders dan het instituut kerk er vaak van gemaakt heeft. Gein, plezier, uiterste betrokkenheid. Het komt uit de sfeer van de verliefdheid. Je oog valt op iemand en dat laat je niet los. Je kan er eenvoudigweg niet meer omheen. Het zet je in vuur en vlam. Dat is wat die naam Jochanan betekent. En nu wordt die Jochanan als teken geschonken: Er is een ander die jou op het oog heeft. Die niet zonder jou wil zijn. Maar jou wil ontmoeten. Met jou geschiedenis wil maken. Die jouw lamlendigheid en cynisme wil doorbreken. In de oorlogsjaren schreef de theoloog K.H. Miskotte het verzetsboekje Bijbels ABC. Hij zocht naar een instrument om die godvergeten Nazi-ideologie te weerstaan. Hij vond het in de bijbelse grondwoorden. Oerwoorden van de menselijke emancipatie. Die bijbel moest worden afgestoft om die woorden 4
opnieuw te kunnen vinden. Want vele interpretaties hadden die woorden monddood gemaakt. En als we niet uitkijken gebeurt dat elke keer weer. En Miskotte ontdekte dat monotheïsme het punt niet is. Er is niet zomaar één God. Er zijn tal van goden die onze agenda s en harten bepalen of het nu wanen zijn of niet. En daarom komt het er zo op aan wie dat is aan wie wij de titel GOD meegeven. Dat is geen vrijblijvend theologisch onderonsje: dat is een zaak van leven of dood. Want ze staan voor de deur met op hun koppelriemen geschreven: Gott mit uns. Het is een beslissing van levensbelang. En zo ontdekte deze Miskotte dat dit nu precies het springende punt is van de bijbelse teksten. Niet de God in het algemeen, maar de Náám is de A van het bijbels ABC. Deze NAAM is de opheffing van de goden. Hij is de NAAM zelf en openbaart zich aanspreekbaar als de bevrijder van slaven, als de minnaar van mensen. Niet als de eeuwige zin in de lucht, niet als de almachtige of de onbewogen beweger, maar als Ik zal er voor jou zijn. Ik heb mijn oog op jou mens laten vallen. En ik zoek jouw naam, die spreek ik uit opdat je geborgen bent in mij. Ik weet nog goed het moment waarop ik deze teksten van Miskotte las. Het sloeg bij mij in als een bom. Dát is het dus. En ik zal u zeggen: het is van beslissende invloed geweest tot op de dag van vandaag. God is niet de verzamelnaam van alles wat boven ons uitstijgt. Is niet het projectiescherm van onze religieuze opborrelingen. Deze God is een partijdig God. Gekleurd. Hij staat aan de kant van verschoppeling. Hij neemt het op voor de uitgekotste tollenaar, maar ook voor die hoer verderop. Deze God is niet te vangen in een partijprogramma. Hij past niet in onze godsdienstige concepten en laat zich niet op sleeptouw nemen door onze goede bedoelingen. Deze God is telkens weer anders dan wij denken. Een geheim. Aanspraak. Het is de grote doorbraak en storing van ons algemene denken. Ons denken in soorten, persoonlijkheden en deugden. Die NAAM vraagt naar onze naam. Wie ben jij? Hoe wil jij heten? Wat is jouw roeping in het leven? Dit Bijbels ABC bleek voor een betere weerstand in de Nieuwe Kerk op de Dam. In een tijd dat mensen gereduceerd werden tot kampnummers. Het is helaas niet enkel toen. In de geheime kampen van de CIA is het niet anders. Mensen, gereduceerd tot hun religieus fanatisme. Geen pogingen om die mens daarachter te ontdekken. Die broer van dat jongetje Mustafa van drie dat zinloos overhoop geschoten werd. Hij werd gek in zijn hoofd en dacht alleen nog maar aan doden, doden, doden! Die jongen zit tegenover je bij die onmenselijke verhoring, bij jouw martelpraktijken. Heb hem al naar zijn naam gevraagd? Nee, niet die Hamas-aanhangers, maar die jongen met een naam en een geschiedenis. Maar ook niet die hebzuchtige graaier in de bankwereld. Ook die graaier heeft een naam en een geschiedenis. Ook hij is aanspreekbaar en te ontmoeten. Wie ben jij? Hoe ben jij zo geworden? Daarover gaat het in die bijbelse teksten. Als een naam geroepen wordt, dan komt die persoon zelf helemaal aan het licht. Mag ik vandaag in deze kring nog even die naam van Jan van Kilsdonk noemen? Als ik hem noem dan zien we hem toch voor ons. Wat gebogen, met die bril en die ogen die niet meer zo goed zien, maar die jou wel zoeken om jou te vragen wie jij ook al weer bent en dan die lach en een goed woord alsof je telkens gezegend werd. En zo noem ik de naam van mijn leermeester Frans Breukelman. De rabbi van de Bloemenmarkt. Wie hem heeft gekend ziet hem nu voor zich. Met dat enorme haar en die pijp en die twinkeling in zijn ogen. Ze leven beiden niet meer maar als we hun namen noemen zijn ze ineens weer helemaal present. Dan 5
horen we hun stemmen. En zo gedenken wij onze vrienden die niet meer onder ons zijn. We noemen hun namen. En dan zijn ze er weer even. Opstanding noemt de bijbel dat. Een naam is het tegenovergestelde van een nuda essentia, een naakt bestaan. Laten we daarom ook niet te snel die godsnaam met die vier wonderlijke medeklinkers JHWH weergeven met eeuwige of zijnde. Dat is veel te algemeen. Hij is genadig en barmhartig, solidair en trouw tot in de dood. Hoe moet die zoon van Elisabeth en Zacharias nu geroepen worden? De familie en de buren hebben zijn naam al klaarliggen: Zacharias natuurlijk. Naar zijn vader. Vertrouwd moet hij heten. Zoals we hem kennen. Eén van ons. Ons project. Mooi produkt van onze inspanningen. Maar die vrouw staat op en roept het uit tegen al die stemmen in: OUCHI! NEEN!, hij moet geroepen worden Jochanan! JHWH is vol gein, onuitputtelijk trouw tot in de dood. Zo moet hij heten en niet anders. Maar Elisabeth, dat meen je toch niet? Hij is toch een van ons? Moet jouw naam niet grootgemaakt worden. Het gaat toch om jouw leven? Nee, nee: anders, anders. Een geheim. Ik weet het ook niet. Geloven zit nu eenmaal niet in mijn binnenzak. Maar ik heb iets gehoord uit die vreemde verhalen van Mozes en de profeten dat het anders is en kan. En dat dát een geheim is. God nogantoe ik ben er zelf in betrokken. En Zacharias pakt het schrijfplankje als is het de stenen tafel zelf. Jochanan is zijn naam. En als hij die naam opschrijft wordt zijn stomheid opgeheven. Een woord, een naam van de andere kant doet hem spreken. En hij zingt en zegent die ene naam hem gegeven. Zo moet het zijn. Huub Oosterhuis slaat de spijker op z n kop: ergens komt een kind vandaan, van ver van buiten zonder naam. Het is nog niemand, spreekt geen woord, heeft van de dood nog niet gehoord, het huilt nog van geboortepijn en weet niet wie het ooit zal zijn. Dan roepen mensen jij jij jij woon hier bij ons, woon hier bij mij, de wereld wordt een huis voor jou en liefde maakt een mens van jou.. Ja, als die naam wordt geroepen is het uit met het cynisme, de bitterheid en de kou: Jochannan is onder ons! Zo zal het zijn! 6