Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Vergelijkbare documenten
Eindexamen natuurkunde pilot havo II

Examen HAVO natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde havo II

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde pilot havo II

Eindexamen natuurkunde havo II

Correctievoorschrift HAVO

Examentraining Leerlingmateriaal

Examen HAVO. natuurkunde 1

natuurkunde 1,2 Compex

Vraag Antwoord Scores

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Correctievoorschrift HAVO

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 14. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Woensdag 24 mei, uur

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde (pilot) Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

natuurkunde havo 2015-II

Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 1 woensdag 30 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL COMPEX

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Examentraining Leerlingmateriaal

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

TENTAMEN NATUURKUNDE

Examen HAVO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 13. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Examen HAVO. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Oefenopgaven havo 5 et-4: Warmte en Magnetisme Doorgestreepte vraagnummers (Bijvoorbeeld opgave 2 vraag 7) zijn niet van toepassing.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 12 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Havo 5 oefen et

Voortgangstoets NAT 4 HAVO week 11 SUCCES!!!

Examen VMBO-BB. natuur- en scheikunde 1 CSE BB. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Examen HAVO. natuurkunde 1

Opgave 1 Millenniumbrug

Uitwerkingen van de opgaven in Basisboek Natuurkunde

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 1 vrijdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Correctievoorschrift HAVO 2012

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd.

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Examen VWO natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL COMPEX

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

natuur- en scheikunde 1 CSE KB

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

natuurkunde 1,2 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift opgenomen.

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

NATUURKUNDE. Figuur 1

verbrandingsgassen uit. Waarom is het gebruik van elektriciteit als energiebron niet altijd goed voor het milieu?

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

Uitwerking examen Natuurkunde1,2 HAVO 2007 (1 e tijdvak)

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2007-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2008-II

Eindexamen vmbo gl/tl nask1 compex I

Examen HAVO. natuurkunde 1

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Transcriptie:

Examen HAVO 2011 tijdvak 2 woensdag 22 juni 13.30-16.30 uur natuurkunde (pilot) Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 30 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 78 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg, berekening of afleiding gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg, berekening of afleiding ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. HA-1023-f-11-2-o

Opgave 1 Vooruitgang In de jaren 30 van de vorige eeuw kende Nederland een periode van grote armoede. Zelfs kinderen moesten worden ingezet om zwaar werk te doen. Op de foto is te zien hoe twee schipperskinderen het schip de Vooruitgang van hun ouders voorttrekken. De kinderen moesten het schip vanuit stilstand in beweging brengen en trokken het schip dan urenlang door de trekvaarten om op de plaats van bestemming aan te komen. Het (v,t)-diagram van het op gang brengen van het schip is in figuur 1 weergegeven. figuur 1 v (km/h) 3,0 2,0 1,0 0,0 0 50 100 150 200 t (s) 4p 1 Bepaal hoeveel meter het schip in de eerste 150 s heeft afgelegd. De massa van het schip is 50 10 3 kg. 4p 2 Bepaal de grootte van de resulterende kracht op het schip gedurende de eerste 30 s. HA-1023-f-11-2-o 2 lees verder

Vanaf t = 150 s beweegt het schip met een constante snelheid. 1p 3 Hoe groot is dan de resulterende kracht op het schip? Op de uitwerkbijlage staat een kaart van het netwerk van trekvaarten in Nederland. De trekvaart tussen Arnhem en Nijmegen is in werkelijkheid 20 km lang. De kinderen trekken het schip met een gemiddelde snelheid van 2,9 km/h van Gouda naar Leiden. 3p 4 Bepaal met behulp van de uitwerkbijlage hoeveel uur deze reis duurt. Bij een constante snelheid van 2,9 km/h leveren de kinderen samen een vermogen van 0,27 paardenkracht. Eén paardenkracht is gelijk aan 736 W. 3p 5 Toon aan dat de wrijvingskracht op de boot bij die snelheid 0,25 kn is. Op een bepaalde dag trekken de kinderen de boot gedurende 5,0 uur voort met een constante snelheid van 2,9 km/h. De energie die hiervoor nodig is komt uit voeding. Van de energie uit deze voeding wordt 25% omgezet in arbeid. 4p 6 Bereken hoeveel kilogram gekookte aardappelen de kinderen samen zouden moeten eten om de benodigde hoeveelheid arbeid op die dag te kunnen verrichten. Gebruik hierbij tabel 82A van Binas. Als de kinderen het eindpunt naderen, stoppen ze met trekken en laten ze de boot uitdrijven zodat het schip tot stilstand komt. De gemiddelde wrijvingskracht tijdens het afremmen is 0,10 kn. 3p 7 Bereken, met behulp van de kinetische energie van de boot, de afstand die de boot dan nog aflegt. HA-1023-f-11-2-o 3 lees verder

Opgave 2 Harp Al in het oude Egypte speelde men harp. Op de foto in figuur 1 zie je een Egyptenaar een hoekharp bespelen. In figuur 2 is de hoekharp schematisch getekend. De snaren van deze hoekharp zijn allemaal even dik, van hetzelfde materiaal en met dezelfde spankracht gespannen. figuur 1 figuur 2 Als een snaar wordt aangetokkeld, gaat hij trillen. De golfsnelheid in elke snaar is 4,0 10 2 m/s. Eén van de snaren heeft een lengte van 45 cm. 3p 8 Bereken de frequentie van de grondtoon van deze snaar. 2p 9 Leg uit of een langere snaar een hogere of een lagere grondtoon geeft. Als een snaar trilt, kan de harpist de eerste boventoon laten horen door op de juiste plek de snaar met een vinger licht te dempen. Op de uitwerkbijlage is de snaar twee keer getekend. 3p 10 Voer de volgende opdrachten uit: Geef op de uitwerkbijlage de plaats van de knoop/knopen (K) en buik/buiken (B) aan bij een snaar die trilt in de grondtoon. Geef op de uitwerkbijlage de plaats van de knoop/knopen (K) en buik/buiken (B) aan bij een snaar die trilt in de eerste boventoon. Geef in de tekening van de grondtoon met een pijltje aan waar de harpist de snaar licht gedempt heeft. HA-1023-f-11-2-o 4 lees verder

De golfsnelheid v in een snaar is te berekenen met: v F s m Hierin is: F s de spankracht (in N); de lengte van de snaar (in m); m de massa van de snaar (in kg). 3p 11 Laat zien dat F s dezelfde eenheid heeft als v. m Tegenwoordig kan men snaren kopen die gemaakt zijn van staal of van nylon. We vergelijken een stalen snaar met een nylon snaar. Beide snaren zijn even lang, even dik en met dezelfde kracht gespannen. 3p 12 Welke snaar geeft de hoogste toon? Licht je antwoord toe. Professor John Tyndall heeft in 1867 tijdens een figuur 3 lezing van het Royal Institution in Londen een harp op magische wijze een wijsje laten spelen. In de vloer van de zaal was precies onder de harp een gat geboord. In dit gat paste een houten stok die in de kelder op de klankkast van een piano steunde en in de zaal contact maakte met de harp. Als er in de kelder op de piano werd gespeeld, leek het in de zaal alsof de harp uit zichzelf muziek begon te maken. Zie figuur 3. 2p 13 Beantwoord nu de volgende vragen: Op welk natuurkundig verschijnsel is deze demonstratie gebaseerd? Wat is de rol van de houten stok bij deze demonstratie? HA-1023-f-11-2-o 5 lees verder

Opgave 3 Alfadetector Carla en Harry gaan een experiment uitvoeren waarbij zij de dracht van alfadeeltjes in lucht willen bepalen. Figuur 1 is een foto van de opstelling die ze gebruiken. Uit een radioactieve bron komen alfadeeltjes die in de richting van een detector bewegen. In figuur 2 is de detector van achteren te zien. De detector bestaat uit een dunne metaaldraad en twee metaalplaten. Tussen de draad en de metaalplaten staat een hoge spanning. Als een alfadeeltje in de buurt van de metaaldraad voldoende moleculen van de lucht ioniseert, vindt er een elektrische ontlading plaats tussen één van de metaalplaten en de dunne metaaldraad, waardoor een vonk ontstaat. In figuur 2 zijn vier vonken te zien. figuur 1 Carla en Harry verschillen van mening over de manier figuur 2 waarop een alfadeeltje de moleculen van de lucht ioniseert. Carla zegt: Het alfadeeltje bestraalt de moleculen van de lucht. Harry zegt: Het alfadeeltje botst tegen de moleculen van de lucht. 1p 14 Wie heeft gelijk? Eén alfadeeltje kan maar één vonk maken. Carla en Harry tellen gemiddeld 24 vonken per minuut. Volgens Harry is de activiteit van de bron gelijk aan 0,40 Bq. Carla is het hiermee oneens en denkt dat de activiteit van de bron groter is. 2p 15 Leg uit wie gelijk heeft. HA-1023-f-11-2-o 6 lees verder

In figuur 3 is het elektrische gedeelte van figuur 3 de detector schematisch weergegeven. De grootte van de weerstand R is 100 MΩ. Carla en Harry discussiëren over de vraag hoe groot de spanning tussen de metaaldraad en een metaalplaat is op het moment dat er geen vonk is. Volgens Carla is deze spanning 2,0 kv. Volgens Harry is deze spanning 4,0 kv. 2p 16 Leg uit wie gelijk heeft. V R A 4,0 kv Als er wel een vonk is, verandert de spanning tussen de draad en één van de metaalplaten. Volgens Carla neemt deze spanning af, volgens Harry neemt deze spanning toe. 2p 17 Leg uit wie gelijk heeft. De voltmeter in figuur 3 wijst tijdens een elektrische ontlading 250 V aan. 2p 18 Bereken de stroomsterkte die de ampèremeter nu aangeeft. Als radioactieve bron wordt americium-241 gebruikt. 3p 19 Geef de vervalvergelijking van Am-241. De americium-241-bron is vijf jaar oud. 2p 20 Leg uit of de activiteit in die vijf jaar merkbaar is afgenomen. Carla en Harry gaan nu met de opstelling van figuur 1 de dracht van de alfadeeltjes in lucht bepalen. In deze opstelling is het mogelijk met de bron te schuiven. 2p 21 Leg uit hoe ze met deze opstelling de dracht van de alfadeeltjes kunnen bepalen. HA-1023-f-11-2-o 7 lees verder

Opgave 4 Kruiken Babybedjes worden vaak nog verwarmd met kruiken. figuur 1 Meestal is dat een roestvrij stalen fles die gevuld is met heet water. Zie figuur 1. De roestvrij stalen kruik uit figuur 1 heeft een massa van 0,43 kg en is gevuld met 1,1 liter heet water. s Nachts koelt de kruik met water af van 85 C tot 35 C. 4p 22 Bereken hoeveel warmte de kruik met water dan heeft afgestaan. In ziekenhuizen zijn kruiken niet gevuld met water maar met natriumacetaat. In de tabel hieronder staan enkele stofeigenschappen van natriumacetaat en water. smeltpunt ( C) smeltwarmte* (Jkg 1 ) dichtheid bij 70 C (kgm 3 ) water 0 3,34 10 5 0,978 10 3 natriumacetaat 58 2,89 10 5 1,45 10 3 * De smeltwarmte van een stof is de hoeveelheid energie die nodig is om 1 kg van die stof volledig te laten smelten. Deze warmte komt vrij als de stof stolt. Om de warmteafgifte van een kruik gevuld met natriumacetaat te vergelijken met een identieke kruik gevuld met water, wordt tijdens het afkoelen van beide kruiken een (temperatuur,tijd)-diagram opgemeten. Zie figuur 2. figuur 2 temperatuur 85 80 75 70 65 A 60 55 50 45 40 water B natriumacetaat C 35 0 2 4 6 8 10 12 tijd (uur) HA-1023-f-11-2-o 8 lees verder

In de grafiek van de kruik die gevuld is met natriumacetaat zijn drie punten A, B en C aangegeven. 2p 23 Geef in de tabel op de uitwerkbijlage met kruisjes aan in welke fase(n) het natriumacetaat zich bevindt bij A, B en C. 2p 24 Geef in de tabel op de uitwerkbijlage met kruisjes aan of de kruik wel of geen warmte afstaat bij A, B en C. In het eerste uur van de meting geldt voor de afgegeven warmte Q het volgende verband: Q c V T Hierin is: c de soortelijke warmte in Jkg 1 K 1 ; ρ de dichtheid in kgm 3 ; V het volume in m 3 ; ΔT het temperatuurverschil in C. 2p 25 Leid dit verband af met behulp van formules uit Binas. In het eerste uur van de meting blijkt de kruik die gevuld is met natriumacetaat evenveel warmte per seconde te verliezen als de kruik die gevuld is met water. 4p 26 Leg uit of de soortelijke warmte van natriumacetaat bij 70 C groter, kleiner of gelijk is aan de soortelijke warmte van water. Gebruik in je antwoord ook de grafiek van figuur 2. In een ziekenhuis worden kruiken figuur 3 opgewarmd in een kruikenmoeder. In dit apparaat zitten negen schachten (openingen) waarin de kruiken passen. Zie figuur 3. De kruikenmoeder is helemaal gevuld met water dat wordt verwarmd met een elektrisch verwarmingselement. 1p 27 Wat is de belangrijkste vorm van warmtetransport van het element naar een schacht? Om een kruik op te warmen is 7,0 10 5 J aan energie nodig. Het element in de kruikenmoeder heeft een vermogen van 1,2 kw. 3p 28 Bereken hoeveel minuten er minimaal nodig zijn om negen kruiken tegelijk op te warmen. bron: Dörr Kampen Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. HA-1023-f-11-2-o 9 lees verder

Opgave 5 Slagboom Bij het oversteken van een provinciegrens in India moet tol betaald worden. Auto s moeten er stoppen voor een eenvoudige slagboom en mogen na betalen van het tolgeld weer doorrijden. Aan het rechteruiteinde van de slagboom hangt als contragewicht een zak met stenen. Zie figuur 1. Aan het linkeruiteinde van de slagboom is een touw vastgemaakt waarmee de slagboom bediend kan worden. Zie figuur 2. figuur 1 figuur 2 Op de uitwerkbijlage is de slagboom vereenvoudigd en op schaal weergegeven. De slagboom kan draaien om punt S en wordt in evenwicht gehouden met het touw. Als het touw wordt losgelaten gaat de slagboom omhoog. 1p 29 Ligt het zwaartepunt van de slagboom met contragewicht links of rechts van S of precies in S? Het moment van de zwaartekracht op de slagboom met contragewicht ten opzichte van punt S is gelijk aan 69 Nm. Het moment van de spankracht in het touw zorgt voor evenwicht. De lengte van de slagboom is 6,20 m. 5p 30 Voer de volgende opdrachten uit: Construeer in de figuur op de uitwerkbijlage de arm van de spankracht ten opzichte van punt S. Bepaal de werkelijke grootte van de arm van de spankracht. Bereken de grootte van de spankracht. Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. HA-1023-f-11-2-o* 10 lees verder einde