Woensdag 11 mei, uur

Vergelijkbare documenten
Woensdag 21 mei, uur

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELUK ONDERWIJS IN 1979 , I. Dit examen bestaat uit 4 opgaven. " '"of) r.. I r. ',' t, J I i I.

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

Vrijdag 8 juni, uur

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Vrijdag 19 augustus, uur

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976

1. Een karretje op een rail

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

Woensdag 24 mei, uur

2 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 NATUURKUNDE. Woensdag 28 augustus, uur. Zie ommezijde

Woensdag 30 augustus, uur

2 V-14 EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976 (GYMNASIUM EN ATHENEUM)

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 NATUURKUNDE. Vrijdag 25 mei, uur

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

TENTAMEN NATUURKUNDE

Y rijdag 14 mei, uur

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1974

Woensdag 30 augustus, uur

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 NATUURKUNDE. Vrijdag 19 augustus, uur

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1975 (GYMNASIUM EN ATHENEUM) Vrijdag 22 augustus, uur NATUURKUNDE

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Dit examen bestaat uit 4 opgaven

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlagen: 2 antwoordpapieren

Voor de gewenste gegevens raadplege men het tabellenboekje. Gebruik van tabel I de kolom 'afgeronde waarde'.

Opgave 1 Waterstofkernen

Woensdag 24 mei, uur

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1975

Maandag 15 juni, uur

De snelheid van de auto neemt eerst toe en wordt na zekere tijd constant. Bereken de snelheid die de auto dan heeft.

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

-ft's Examen HAVO en VHBO. ::s ~ ::s ::s

Woensdag 24 mei, uur

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

EXAMEN M!DJ) ELBAAR A.LGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlage: 2 antwoordpapieren

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2018 TOETS 1

Examen HAVO en VHBO. Natuurkunde

methode 2: Voor de vervangingsweerstand van de twee parallel geschakelde lampen geldt:

Eindexamen natuurkunde havo I

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2004-II

Vraag Antwoord Scores

Eindexamen natuurkunde vwo I

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I


Examentraining HAVO5 Oriëntatietoets 1

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.0.

Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2017 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Juli geel Fysica Vraag 1

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 1 vrijdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

2.1 Onderzoek naar bewegingen

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Juli blauw Fysica Vraag 1

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

Extra opdrachten Module: bewegen

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1

Naam: Klas: Practicum: de maximale snelheid bij rennen en de maximale versnelling bij fietsen

Eindexamen havo natuurkunde II

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE

natuurkunde vwo 2017-II

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Herhalingsopgaven 6e jaar

jaar: 1989 nummer: 17

Compex natuurkunde 1-2 havo 2003-I

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Examen HAVO. natuurkunde 1

Examen vwo. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs. Tijdvak 2 Vrijdag 19 juni uur _,

Naam:... examennummer:...

Natuurkunde HAVO & VHBO. Maandag 22 mei uur. vragen

Dit examen bestaat uit dertien opgaven Bijlage : 2 antwoordbladen

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Inhoud. 1 Inleiding energie 19

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2003-I

Transcriptie:

1 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 Woensdag 11 mei, 9.30-12.30 uur NATUURKUNDE Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 712004F-12

2 Benodigde gegevens kunnen worden opgezocht in het tabellenboekje. Het is de bedoeling dat van tabel I wordt gebruikt de kolom "afgeronde waarde". 1. Een glazen bol is gevuld met lucht (figuur I). De bol is via een nauwe buis verbonden met een U-vormige buis waarin zich kwik bevindt. De bol is geplaatst in een bekerglas met water. In het water staat een thermometer. Het water wordt verwarmd met een element waar een elektrische stroom door loopt. Het hoogteverschil h van het kwik in de U-vormige buis wordt nu groter. 1----1 fig. 1 a. I. Wat gebeurt er met de gemiddelde snelheid van de moleculen van de lucht in de bol als de temperatuur van de lucht stijgt? 2. Noem twee redenen waarom deze verandering van de gemiddelde snelheid van de moleculen van de lucht een stijging van de druk veroorzaakt. Bij verschillende temperaturen t wordt het hoogteverschil h tussen de kwikspiegels gemeten. De resultaten zijn vermeld in de tabel. Als barometerstand wordt afgelezen 76,4 cm kwik. t (OC) h (cm kwik) 20,2 0,4 32,3 4,0 48,3 7,7 66,0 12,4 b. Bereken bij alle vier temperaturen de druk van de lucht in de bol. c. Van welke aard is het verband dat er bestaat tussen druk en temperatuur van de afgesloten lucht? Maak dit duidelijk aan de hand van de meetresultaten. De stroom door het verwarmingselement heeft een constant vermogen van 500 W. Om de tien seconden wordt de temperatuur van de thermometer afgelezen (figuur 2). Op het tijdstip t = 0 s wordt de stroom ingeschakeld. Op het tijdstip t = 100 s wordt de stroom uitgeschakeld. De warmte-uitwisseling met de omgeving is te verwaarlozen. 712004F-12

3 " CC) r temperatuur 60 40 20 ---. tijd (s) o o 20 40 60 fig, 2 80 100 120 d. 1. Bereken de hoeveelheid warmte die door het element geleverd is. 2. Bepaal de totale temperatuurstijging van het water. 3. Bereken de warmtecapaciteit van het bekerglas met inhoud. e. Verklaar dat de temperatuur gedurende de eerste tien seconden minder stijgt dan gedurende de volgende tien seconden. 712004F-12 Zie ommezijde

'j. 4 2, Als afstandmeter monteert men op een fiets een zogenaamd "tikkertje" (figuur 3), Het tikkertje werkt als volgt. Aan één van de spaken van het voorwiel zit een pen, Bij iedere omwenteling van dit voorwiel tikt de pen tegen een tand van een tand wielt je, Door deze tik (die men kan horen!) draait het tand wielt je één tand verder. Het tand wielt je is gekoppeld aan een telwerk, zodat men de afgelegde afstand kan aflezen, Na 450 tikken heeft de fiets 1,0 km afgelegd, De afstand ~s, die de fiets aflegt tussen twee opeenvolgende tikken, is steeds dezelfde, fig, 3 a, Bereken deze afs,tand ~s, Een fietser rijdt met constante snelheid, Hij bepaalt de tijd, nodig voor het afleggen van tien maal ~s meter (10 tikken) en vindt 4 seconde, b, Bereken de snelheid van de fiets in meter per seconde en in kilometer per uur. Op een gegeven moment houdt de fietser op met trappen en rijdt door zonder te remmen, Door wrijving neemt de snelheid al Na 35 s staat hij stil, Het fietsen zonder te trappen heet freewheelen. C. Bereken de gemiddelde versnelling tijdens het freewheelen. Ook tijdens het freewheelen heeft de fietser tikken geteld en regelmatig de tijd opgenomen. Thuis gekomen heeft hij uit zijn metingen de afgelegde afstanden berekend. Deze afstanden zijn uitgezet tegen de tijd (figuur 4). Het moment waarop hij ophield met trappen is aangegeven door punt B. 200 180 r afstand (m) 160 140 120 fig. 4 100 80 60 40 20 --+ tijd (s) 0 0 10 20 30 40 50 60 712004F-12

d. I. Bepaal de snelheid van de fiets in het punt C. 2. Bepaal de gemiddelde versnelling op het traject van B naar C. 5 Voor het rijden met een bepaalde constante snelheid is voor het overwinnen van de wrijving een bepaalde kracht nodig. Deze kracht is uitgezet tegen de snelheid in figuur 5. De fietser legt nu met constante snelheid in één kwartier een afstand van 4,5 km af. e. I. Bereken de snelheid van de fietser. 2. Bereken de arbeid, die de fietser verricht om de wrijvingskracht over 4,5 km te overwinnen. 3. Bereken het vermogen van de fietser. 50 40 30 20 10 l kracht (N) snelheid (mis) ~ o o 2 3 4 5 6 fig. 5 712004F- 12 Zie ommezijde

3. Twee luidsprekers G 1 en G 2 brengen dezelfde zuivere toon voort en staan even hard afgesteld. a. l. Welke grootheid bepaalt de toonhoogte van het geluid? 2. Welke grootheid bepaalt de geluidssterkte? 6 De luidsprekers staan op een afstand van 2,0 m van elkaar. MP is een middelloodlijn van G 1 G 2. MP = 10 m. Lijn [staat loodrecht op MP. Op lijn [liggen de punten P, Q en R. PQ = QR = 1,0 m (figuur 6).. 10 m P Q R..... lm I m lijn [ t geluidssterkte Met een microfoon wordt de geluidssterkte in P. gemeten. Vervolgens wordt de microfoon langs lijn [verplaatst. Men constateert maxima en minima. In een diagram is de geluidssterkte als functie van de afstand langs [ uitgezet (figuur 7). Hierbij is aangenomen dat de geluidssterkte in de maxima even groot en in de minima ook even groot is. De geluidssterkte in maxima heeft de waarde B; de geluidssterkte in minima heeft de waarde A. - B afstand langs [ ~ fig. 7 P Q R 712004F-12

b.i. Hoe groot is in P het faseverschil tussen de geluidsgolven afkomstig uit G. en afkomstig uit G z? 2. Verklaar dit faseverschil. c. I.Hoe groot is in Q het faseverschil tussen de geluidsgolven afkomstig uit G 1 en afkomstig uit G z? 2. Verklaar dit faseverschil. G1G Z Voor het punt R op I geldt (met enige benadering): Cl R - G z R = MP ' x PRo d. Bereken hiermee de golflengte van de geluidsgolven. De afstand G l Gz wordt nu tweemaal zo groot gemaakt. MP is weer de middelloodlijn van G1GZ ' e. Schets op het bijgevoegde antwoordpapier in figuur E de geluidssterkte in de punten op I tussen N en S: De frequentie waarmee G l en G z trillen wordt nu tweemaal zo groot gemaakt (de afstand G 1 G z is weer 2,0 m). f Schets op het bijgevoegde antwoordpapier in figuur F de geluidssterkte in de punten op I tussen N en S. Luidspreker Gz wordt nu uitgeschakeld. g. Schets op het bijgevoegde antwoordpapier in figuur G de geluidssterkte in de punten op I tussen N en S. 7 712004F-12 Zie ommezijde

8 4. A I.. T ~ " r \.; 1'-'-'-'-1.... B. K I. I.... I '-I~-----i fig. 8 ~'... I.. 5,0.... cm.-...&...- :s ~ - L T R I ]1 vacuumpomp Door een gloeidraad G loopt een elektrische stroom. Hierdoor wordt een kathode K verhit. Als de kathode in temperatuur stijgt neemt het aantal elektronen dat per seconde de kathode verlaat toe. a. Verklaar dit. De ruimte binnen de gearceerde wand is vacuum gepompt. K, A en T zijn geleiders. Door een potentiaalverschil tussen de kathode K en een anode A worden de elektronen versneld. Neem aan dat de elektronen de kathode verlaten met de snelheid 0,0 mis. De elektronen passeren de anode met de snelheid 6,0.10 6 mis. b. Bereken het potentiaalverschil tussen anode A en kathode K. De elektronen gaan na het passeren van anode A verder met constan te snelheid. c. Hoe blijkt dit uit de elektrische schakeling volgens figuur 8? De elektronen komen vervolgens een homogeen magnetisch veld B binnen. In figuur 8 is dit gebied omsloten door een punt-streep-lijn. De elektronen doorlopen hierin een kwart cirkel met een straal van 5,0 cm. d. Bereken de sterkte van het magnetisch veld B. Als de elektronen uit het magnetisch veld B komen, passeren ze een spleet S. In de praktijk, blijken niet alle elektronen bij het passeren van anode A een snelheid van 6,0.10 6 mis te hebben. De spleet is zo opgesteld, dat de elektronen met een snelheid van 6,0.10 6 mis door het midden van de spleet S gaan en het trefplaatje T in het midden treffen. e. Komen de elektronen met een snelheid iets groter dan 6,0.10 6 mis rechts van het midden (dichter bij R) of links van het midden (dichter bij L) op het trefplaatje T terecht? Licht het antwoord toe. Men brengt nu een groter potentiaalverschil aan tussen anode A en kathode K. f Welke grootheid moet aangepast worden om te zorgen dat de elektronen door S gaan? Moet deze grootheid groter of kleiner gemaakt worden? EI N DE 712 0 04 F - 12*