De Blauwe reiger (Ardea cinerea) en de Aalscholver (Phalacrocorax carbo) in de eendenkooi van Meetkerke

Vergelijkbare documenten
IV De eendenkooi van Meetkerke, een 500 jaar oud verhaal

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Aalscholvers in Vlaanderen

De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

IV Vogels en dieren: zich aanpassen aan een veranderende samenleving

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

(nestkastproject) Koningshof

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE

Terug een topjaar voor de bruine kiekendieven in de Westkustpolders

Onderzoek Vleermuizen en jaarrond beschermde nesten. Bos en voormalige tennisbaan. Mahlerlaan Amsterdam

Blauwe Reiger. Purperreiger

Inhoud. Voedsel. Leefgebieden Visarend. Ruud Kampf. Bijna alleen vis: Broedpaar: 175 kg per gezin /seizoen

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

RINGWERK OEVERZWALUWEN:

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Overzicht broedperiode 1) en voorkeur broedgebied (bos)vogels.

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

werkdocument U : TTT-.J 170' r rijksdienst voor de.jsselmeerpolders Roofvogel- en uilen broedgegevens van 1977 tot en met 1982 in de

Het verhaal van Europa

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

VOGELRINGSTATION OUD NAARDEN 4 e KWARTAAL OVERZICHT 2012

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

nederlandse naam Franse naam manchot du Cap Engelse naam African penguin wetenschappelijke naam Spheniscus demersus Klasse vogels Verspreidingsgebied

Brusselse bevolking per nationaliteitsgroep - alle leeftijden (2014)

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

Ganzen, Gasten Met Lasten! Voor de een schitterend, voor de andere een ware plaag

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Algemene weetjes over de Slechtvalk

HAK-AL 2009 nr. 5: IJsvogels tussen Lek en Linge in 2008 door Marcel Kok

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

Jaarverslag 2018, Kerk- en Steenuilenwerkgroep NH, regio 9

Vinken, waar komen ze vandaan

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Bruine kiekendieven in 2005

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

Onverstoorbare Blauwe Reigers

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

Verblijfstoerisme Oost-Vlaanderen Analyse aankomsten en overnachtingen

COMMERCIËLE RESULTATEN WERELD 2009*

Resultaten 2014 en trends kolonievogels in Zuid-Holland zuid Districtscoördinator Sander Terlouw:

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Het Zwin door Thierry ROBYNS DE SCHNEIDAUER

POLSSLAG VLAAMSE HORECA

De roek als broedvogel in Laarbeek - Inventarisatie

Vogelwacht Akkerwoude e.o.

Roeken in ZW-Drenthe

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

Product Marktbeeld Poinsettia 2014 FloraHolland productteam Bloeiend seizoen

Algemeen. Wat zijn we dit jaar van de Grutto. stijgen de aantallen in de Zuid-Spaanse enzuid-portugese rijstvelden.

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

Ooievaars.nl

WETENSCHAPPELIJK VERSLAG 2018

Welke uilen en roofvogels zijn dat?

Verslag telling aalscholvers en blauwe reigers in het Kippenest in De Wieden op 9 mei 2009

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

Vogelwerkgroep De Kempen. Nieuwsbrief. Wespendievenonderzoek in de Kempen 2012.

Bos van Aa versus Oeverzwaluw : Succesverhaal of niet?

Rugzakjestocht Reigers kijken

Verslag 2017 Uilenwerkgroep de Oelenwappers

EVOLUTIE VAN GROTE MEEUWEN Eric Stienen, Wouter Courtens, Marc Van de walle, Nicolas Vanermen & Hilbran Verstraete

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

Regionale verdeling van de vastgoedactiviteit

Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties?

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

KAVEL 2 EN 3 FLORA- EN FAUNADOSSIER. Opdrachtgever: O.G.A. periode : versie: : 16 mei Auteur : M. Kuiper

Bijlage VMBO-GL en TL

Terug naar het Grenslandpad-overzicht. Camping Oud Heille

Hoofdstuk 7 Samenwerking in Europa

Jaarverslag Bijeneters 2017

Vestiging en recente toename van Raven als broedvogel in Noord Brabant

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

CORSENDONK HOTEL DUINSE POLDERS

Prijzen houden stand, maar de activiteit daalt. derde trimester met 5,1% naar beneden ten opzichte van de derde trimester van 2009.

Cursusdag 4: Les lokatie. Brugge: Boeverbos, Leopold III laan, 41

Draaihals, verdwenen als broedvogel op de Meinweg

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Stichting Natuur- en Vogelwacht Dordrecht Noorderelsweg 2 A, 3329 KH Dordrecht, tel.: , info@vogelwacht.eu,

TOERISTISCHE AANKOMSTEN EN OVERNACHTINGEN IN 2010

ALGEMEEN OMZET FEBRUARI /02/2016. Boordtabellen Horeca. Synthese:

Achter de Schotbalken. Een evaluatie

Situatie steenuilen in Zeeland vóór 1940

België heeft een vlag met 3 verticale banden: zwart, rood en geel. Hoe is de vlag van jouw thuisland?

Monitoring steenuil in 2012

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

DAKNAMSE MEERSEN 23 APRIL 2017

Sinds haar oprichting in 1956 heeft Stadsherstel zeshonderd panden in. Amsterdam en omgeving gered. Panden die soms al op de nominatie stonden

VERSLAG MIDWINTER ROOFVOGELTELLING 2014

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN

B1 Hoofddorp pagina 1

Transcriptie:

De Blauwe reiger (Ardea cinerea) en de Aalscholver (Phalacrocorax carbo) in de eendenkooi van Meetkerke Leo Declercq 1900-1945 In 1924 schrijft Ch.Dupond dat de eigenaar, de heer A. d Ydewalle 1 van Beernem, zijn eendenkooi nooit gekend heeft zonder de gemengde kolonie van reigers en aalscholvers. Hij vermeldt verder dat gedurende de laatste jaren en vooral sedert de oorlog (1914-1918) het aantal broedparen aalscholvers fel toenam. Precieze aantallen van aalscholvers worden voor die periode niet gegeven (Verheyen 1966, artikel als bijlage). Voor de Eerste Wereldoorlog broedden hier al aalscholvers die gezien de gegevens van Verheyen (1966) teruggaan tot omstreeks 1900. Van 1933 tot 1939 wordt in de kolonie geringd door Léon Lippens. Dit is pionierswerk, want officieel startte het ringwerk in België in 1927. Het ringen van grote aantallen aalscholvers en blauwe reigers is en blijft vrij uitzonderlijk (81 van de 88 terugmeldingen zijn tot 1993 nog steeds van het ringwerk 1933-1939). De resultaten zijn opmerkelijk; het aantal terugmeldingen is behoorlijk groot, wat tevens een indicatie is voor de jacht op de soort (39,8% afschot, van 49 % is de doodsoorzaak niet bekend, zie tabel Phalacrocorax carbo Finding circumstances). Lippens ringde 566 jonge aalscholvers. (566 : 7 jaar betekent een 80 per jaar, 2 à 4 jongen per nest betekent circa 20 à 40 nesten.) Wellicht werden niet alle nesten bereikt en er zijn ook nesten die minder en uiteindelijk geen jongen voortbrengen. Van deze jongen waren er 24 terugmeldingen in België, Frankrijk 30, Nederland 6, Italië 5, Tunesië 5 Spanje 3, Portugal 3, Engeland 2, Duitsland 1 en in Algerije 1 (Lippens/ Wille 1972). De gegevens verwerkt door het ringwerk (Roggeman, et al 1995) geven enkele detailverschillen met Lippens/Wille, zie tabel Terugmeldingen (1932-1964) en kaart Phalacrocorax carbo 00720 in bijlage (met dank aan Paul Vandenbulcke) 2. Op een foto van aalscholvers in de kolonie van Meetkerke (1938) schrijft Léon Lippens: Er waren aldaar meer dan 100 nesten tot in 1943. (foto collectie Jan Desmet) Verheyen vermeldt verder dat in 1940 de kolonie uit een 100-tal nesten bestond (verhouding aalscholver-blauwe reiger niet gekend). Verheyen gaat verder: Geleidelijk vergrootte deze broedplaats zodat in 1943 127 aalscholvers en 65 blauwe reigernesten geteld werden. De strategische overstromingen (Tweede Wereldoorlog) van 1944 hebben voor gevolg gehad dat de aalscholvers hun nest bouwden zowat overal in het overstroomde gebied binnen een straal van ongeveer 1 km rond de eendenkooi (dat feit was vroeger nooit gebeurd) en dat ze in 1945 definitief Meetkerke als broedplaats verlieten. Hoe het komt dat de aalscholvers in 1945 verdwenen wordt niet vermeld. Het lijkt eigenaardig, omdat de reigerkolonie wel bleef. Het bomenbestand decimeerde, misschien was het biotoop te boomarm geworden voor aalscholvers, de verstoring, verdelging te groot. definitief verlieten zal vervangen moeten worden door zoiets als voor lange tijd. Hoeveel aalscholvers er in 1944 gebroed 1 De familie van Outryve d Ydewalle was eigenaar van de eendenkooi sinds 1770, A. d Ydewalle leefde van 1873 tot 1940. 2 Recente trekbewegingen van aalscholvers geringd in Wallonië geven aan dat die nu veel minder ver gaan (med. Vandenbulcke, P.).

hebben, blijft voorlopig ongedocumenteerd (door de oorlogssituatie?). Volgens de beschrijving zouden het er wellicht meer dan de 127 van 1944 moeten geweest zijn. In de eerste helft van de twintigste eeuw had de aalscholver binnen zijn ecologische niche een ongelooflijke veerkracht. Niettegenstaande continue vervolging slaagde de soort erin zich nog staande te houden. Voor de periode 1920-1945 deed de kolonie te Meetkerke het trouwens opmerkelijk goed. Het ringwerk van Léon Lippens in de jaren dertig en geen of minder verdelging door de oorlogssituaties spelen daar wellicht een positieve rol bij. Voor de blauwe reigers gaat het voor de periode 1900-1940 over minimaal 30 tot maximaal 60 broedparen. Al geeft Lippens voor 1933-1939 hogere cijfers: 75-100 koppel. In die periode worden ook blauwe reigers geringd zomaar eventjes een 1000-tal. (1000: 7 jaar= 142, 2 à 4 jongen per nest is 35 à 72 nesten). Voor de periode 1932 1964 zijn er 178 terugmeldingen van blauwe reiger (zie tabel Terugmeldingen (1932-1964)). Zoals bekend zijn de meeste vogels vrij sedentair. Een klein aandeel trekt verder : 6 meldingen voor Portugal, 1 voor Marokko. Het aantal blauwe reigers heeft in die periode blijkbaar weinig last van hoge aantallen aalscholvers. Het aantal broedparen blauwe reiger in 1945 was daarentegen (ten opzichte van de aalscholver) ongemeen groot. In het totaal werden 350 nesten geteld; 185 bevonden zich in het bos grenzend aan de eendenkooi en de rest in de populieren gelegen in haar omgeving. Wegens de hoger vernoemde overstroming stierven de meeste bomen waarop de reigers hun nesten gebouwd hadden zodat het aantal koppels in het daaropvolgende jaar (1946) fel in aantal verminderd was; juiste cijfers ontbreken evenwel. (Verheyen 1966) De Blauwe reiger na 1945 De enorme piek in 1945 is in 1950 al verschraalt tot nog slechts 14 koppel (Rodts, A.),L. Lippens telde 17 nesten. De achteruitgang wordt deels verklaard doordat het onderwater zetten (oorlogssituatie) tijdelijk was en in 1946 het gebied weer droger, bereikbaar was. Door de overstroming stierven ook heel wat broedbomen af. Tegen 1960 kruipt de kolonie uit een diep dal en haalt weer 30 à 50 nesten, maar de koude winter 62-63 en de alsmaar slechter wordende waterkwaliteit (verstoring?) resulteert in 1969 in 7 koppels. Blauwe reigers zijn gevoelig voor harde winters. De winter 62-63 is erom bekend dat de populatie in Noordwest Europa sterk verminderde, in Nederland bijvoorbeeld met 45%. Net als in Nederland stijgt daarna onder impuls van de zachte winters en het geleidelijk beschermen van de soort het aantal broedparen. In 1974 noteert Guido Burggraeve opnieuw 46 koppel. Het jaar erop slechts 16. Hoe dat komt is niet zo duidelijk, de winter 74-75 is in elk geval zeer zacht. Uitschieters zijn nog 1980 met 81 koppel (wat erg veel lijkt, gezien de strenge winter 78-79) en 1995 met 50 koppel (Karelse 2003). De meeste jaren zijn 20 à 25 koppel eerder de regel. In de huidige omstandigheden (2006-2010) krijgt men de indruk dat de populatie daalt onder invloed van de aalscholvers. Voor de Tweede Wereldoorlog blijkt dat niet het geval en gaan hoge aantallen blauwe reiger hand in hand met hoge aantallen aalscholver. Of het de aalscholvers zijn of andere aspecten uit de ecologie van de blauwe reiger die de aantallen nu laag houden, zou nader onderzocht moeten worden. Opvallend is dat hoge aantallen blauwe reigers in de eendenkooi na 1945 vrij zeldzaam zijn. Dit in tegenstelling tot grotere kolonies in de regio zoals die van Westkerke die regelmatig de 100 broedparen overschreed zowel in de jaren vijftig (Verheyen 1966) als in de jaren zeventig (Guido Burggraeve).

Blauwe reigers stichtten de laatste 20 jaar meer verspreid nieuwe, kleinere kolonies. Blijkbaar zorgen jacht en verstoring voor het ontstaan van minder, maar grotere kolonies. Sinds de bescherming van de blauwe reiger in Nederland daalde daar de gemiddelde grootte van 50 naar 20 broedparen. In landen waar predatie door de mens hoog blijft, zijn de kolonies net zoals voorheen bij ons: weinig in aantal, maar soms met zeer veel broedparen (Zwarts, L. et al 2009). Wellicht speelt dit ook hier een rol en gaan blauwe reigers nu gemakkelijker een andere stek op zoeken, daar waar ze vroeger verplicht werden zich in enkele grote kolonies te vestigen. Voor 2009 en 2010 kunnen de hardere winters de daling helpen verklaren. Kolonie van blauwe reiger te Westkerke aantal broedparen 1946 xx vestiging te Westkerke 1952 70 1954 103 1955 > 100 Na 1955 felle achteruitgang 1965 80 1966 60à65 1974 119 Guido Burggraeve 1975 123 Guido Burggraeve 1976 121 Guido Burggraeve 1977 124 Guido Burggraeve Gegevens 1946 1966, Verheyen 1966 De laatste vier jaar broeden ook blauwe reigers aan de Katte. Gezien het zo nabij is en ook in de Lage Moeren gelegen, werden ze in de tabel (zie bijlage Jaartallen met broedgegevens sinds 1900 ) samengeteld met de koppels van de eendenkooi. Het lijkt erop dat de blauwe reiger uitwijkt naar rustiger oorden van 2007 tot en met 2010 gaat het om respectievelijk 5, 5 à 9, 9 en 4 à 9 koppel (Jozef Vansteenkiste). De eendenkooi van Meetkerke is één van de unieke plaatsen waar de blauwe reiger al meer dan 100 jaar elk jaar broedt. De aantallen voor de Tweede Wereldoorlog zijn gemiddeld een stuk hoger dan erna (zie bijlage minima en maxima per 5 jaar). Dat de blauwe reiger jaarlijks in de eendenkooi broedde, heeft wellicht te maken met de minder fanatieke vervolging in vergelijking met de aalscholver en zijn veel minder uitgesproken voorkeur voor bredere viswateren wat zijn voedselaanbod ten goede kwam. De Aalscholver na 1945 De aalscholver werd gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw verdelgd. Hij wordt beschouwd als een visconcurrent. Bij Verheyen (1966) krijg je er voor de kolonies een idee van: uit de

nesten schieten, de bomen kappen als dat eerste niet genoeg effect heeft. Ook uit mondelinge bronnen (Becuwe en Burggaeve) blijkt nogmaals de enorme weerzin voor de aalscholver (visconcurrent). Bij Verheyen (1966) of meer recent in Vogels in de kop deel 1 (Desmet 2009) vindt men er veel voorbeelden van. In de meeste Europese landen werd de aalscholver op een gelijkaardige manier bejegend. De aalscholver stond er in de jaren zestig (watervervuiling en verdroging waren dan ook nog eens zijn deel) in heel West-Europa erg slecht voor. Dit leidt in de jaren zeventig tot beschermende maatregelen, geformaliseerd in 1979. Na 1945 is de aalscholver voor lange tijd geen broedvogel meer in de eendenkooi. Begin jaren zestig wordt een kleine opflakkering van de aalscholver vastgesteld: 1961-1965 werden 4-8 koppel genoteerd (Lippens,L.). Het zou de laatste broedplaats in België zijn tot 1994. In 1961 noteert Lippens een laat broedgeval in de eendenkooi: op 27 augustus nog nestjongen (Lippens/Wille) of dit te maken heeft met verstoring vroeger op het seizoen is niet duidelijk. Naast afschot heeft de aalscholver vanaf de jaren zestig zwaar af te rekenen met toenemende watervervuiling die nog tot in de jaren tachtig bijzonder hoog blijft. Het was voor de aalscholver eind jaren zestig en tot de jaren tachtig door de zeer vergaande vervuiling niet mogelijk om te vissen in de Gentse Vaart, de Oostendse Vaart, de ringvaart rond Brugge, de Brugse Reien, evenveel plaatsen waar nu overal aalscholvers hun voedsel vinden. De toename in Nederland, de verbetering van de waterkwaliteit (zie Vansteenkiste 1999), de bescherming van de aalscholver in Vlaanderen (en daarbuiten) hebben er toe geleid dat er in 1997 hier voor het eerst sinds 32 jaar weer aalscholvers broeden: ongeveer 8 koppel. Bij wijze van spreken zijn we dan weer waar het verhaal was geëindigd in 1965. Ditmaal stijgt het aantal jaar op jaar om te komen tot een kolonie van 100 tot 120 koppels (zie overzicht). Opmerkelijk is dat de West-Vlaamse kolonies precies op dezelfde plaatsen terugkomen. Blijkbaar zijn er ondertussen weinig andere geschikte biotopen bijgekomen. Hoe het de kolonie verder zal vergaan valt af te wachten. Er zijn tekenen van verval van de bomen. Aalscholvers (en reigers)doen door de vele uitwerpselen hun broedbomen afsterven. Als die op korte termijn samen omvallen, blijven er weinig geschikte broedplaatsen over en implodeert de kolonie. Mogelijks deed zich zoiets (onder andere omstandigheden)voor in 1945. De kansen tot herlokaliseren zijn nu iets gemakkelijker, omdat het verjagen nu niet vanzelfsprekend is in tegenstelling tot de periode voor 1970. Herlokalisatie hoeft niet evident te zijn, aangezien aalscholverkolonies erg beperkt blijven en Meetkerke blijkbaar al vele decennia, misschien al eeuwen, een goede, weinig vervangbare broedplaats voor de aalscholver in de regio is. Meer koppels binnen de eendenkooi is weinig waarschijnlijk. Zoals de cijfers aangeven is zowat het maximum bereikt. Ook de oude cijfers geven nooit meer dan 127 koppel wat in dezelfde orde ligt. Dit is tevens een signaal voor de vissers die er soms van uitgaan dat de aalscholver ongebreideld zal toenemen. Paling rapen In het begin van de jaren zestig bezocht Filip Calleeuw als kleine jongen de eendenkooi. Hij woonde in Varsenare en zat samen in de klas (lagere school) met het zoontje van de boer die aan de eendenkooi woonde. Een bezigheid was paling rapen. Dat bestond erin de uit de nestbomen gevallen palingen op te rapen. Zowel aalscholver als blauwe reiger eten veel paling (als die voorradig

is); de paling wordt ingeslikt en naar het nest gebracht. Blijkbaar weten toch nog wat palingen te ontsnappen en vallen weer naar beneden. Zo kon men op een middag een 6 à 8 palingen rapen van een duim dik. Cormoroânen Landbouwers uit de omgeving spraken van Cormoranen die in d eendekooie weunden (Vansteenkiste 1999). In het Engels is aalscholver cormorant, in het Duits K/Cormoranen, in het Frans Cormoran. Ook in het Nederlands werd Cormoraan vroeger gebruikt, blijkbaar leefde/leeft het verder in het dialect. Het werk is nooit af De cursus Rondleiden in de Lage Moeren van Meetkerke en het materiaal dat al door de Vlaamse Landmaatschappij werd samengebracht, inspireerde om na te gaan of er nog meer informatie over aalscholver en blauwe reiger voor deze unieke locatie kon worden verzameld. Er werden veel nieuwe gegevens toegevoegd, maar er blijven nog hiaten en vragen. Misschien, dat hopen we althans, zal het weer onder de aandacht brengen van deze kolonie stukjes van de puzzel helpen vinden. Wie aanvullingen heeft, mag ze altijd doorspelen, het plaatje kan er steeds mooier en interessanter door worden. Met veel dank aan Marc Becuwe, Guido Burggraeve, Daniël Demeyere, Frank Descheemaeker, Jan Desmet, Paul Vandenbulcke en Jozef Vansteenkiste voor hun gegevens, aanvullingen, opzoekingwerk en hun waardevolle informatie. Literatuur Desmet J. (1980). De eendenkooi van Meetkerke. De Roerdomp 20, 7-9 Desmet, J. (2009). Vogels in de kop deel 1. Atlas Karelse, D. (2003). Advies herinrichting eendenkooi Meetkerke. VLM Leo Zwarts, Rob G. Bijlsma, Jan van der Kamp, Eddy Wymenga. (2009) Living on the Edge, Wetlands and birds in a changing Sahel. KNNV Publishing Lippens, L. & Wille, H. (1972). Atlas van de Vogels in België en West-Europa. Lannoo/tielt/utrecht ISBN 90 0209 0399 3 Vansteenkiste, J. (1999). Aalscholvers in de Meetkerkse Moeren 1972-1998. Doedeljoe 23, april 1999 Artikel als bijlage Verheyen, R.F. (1966).Het voorkomen van de blauwe reiger, Ardea cinerea cinerea (L.) in België, en de evolutie van de reigerstand in die landen welke de Belgische populatie kunnen beïnvloeden. Giervalk 56/4: 374-403. Artikel als bijlage Walter Roggeman, Daniël Huisseune, Didier Vangeluwe, Paul Vandenbulcke & Patrick Vandousselare. (1995) Databank Belgisch Ringwerk Gaviidae to Anatidae. Studiedocumenten van het K.B.I.N.