1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Vergelijkbare documenten
1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (herzien); Rotterdam, 30 januari Den Haag, 22 mei 2017

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2016 Nr. 72

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK DE REGERING VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP INZAKE CINEMATOGRAFISCHE COPRODUCTIE

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (herzien)

MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING VOOR DE UITVOERING VAN HET VERDRAG INZAKE SOCIALE ZEKERHEID TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

Samenwerkingsovereenkomst. tussen. het Nederlands Fonds voor de Film en het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw. m.b.t. Nederlands-Vlaamse coproducties

Samenwerkingsovereenkomst. tussen. het Nederlands Fonds voor de Film en het Vlaams Audiovisueel Fonds vzw. m.b.t. Nederlands-Vlaamse coproducties

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

(R2075) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten. Den Haag, 9 september 2016

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Staten-Generaal. Den Haag, 13 november De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

VR DOC.0432/1

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

(R1912) Europees Verdrag inzake de adoptie van kinderen (herzien); Straatsburg, 27 november Den Haag, 25 maart 2010

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Nieuwe visie cultuurbeleid

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2015 Nr. 70

Overeenkomst tot oprichting van de internationale EU-LAC-Stichting; Santo Domingo, 25 oktober Den Haag, 5 april 2019

1/2. Staten-Generaal (R2044) Verdrag tot oprichting van het Caribisch Volksgezondheidsinstituut (CARPHA); Georgetown, 1 juni 2011

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

coproduktie Staten die partij hebben onderte-

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

Staten-Generaal. s-gravenhage, 13 maart De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

TRACTATENBLAD VAN HET

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2002 Nr Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid

Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem (Eucaris); Luxemburg, 29 juni 2000.

(R1938) Verdrag inzake het voorkomen van staatloosheid met betrekking tot statenopvolging; Straatsburg, 19 mei Den Haag, 23 februari 2011

houdende instemming met het verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (herzien), opgemaakt te Rotterdam op 30 januari 2017

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

TRACTATENBLAD VAN HET

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

MONITOR ECONOMISCHE EFFECTEN VAN DE STIMULERINGSMAATREGEL FILMPRODUCTIE IN NEDERLAND. Juli 2014 December 2017

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 1 HERDRUK 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 277 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Staten-Generaal. Den Haag, 23 mei De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

(R2051) Verdrag over de status en werkzaamheden van de Internationale Commissie voor Vermiste Personen; Brussel, 15 december 2014

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

GOUVERNEUR VAN CURA<;AO

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan inzake sociale zekerheid; s-gravenhage, 21 februari 2008.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

6. Film en televisie. 6.1 Nederlands Filmfonds

Fiche 3: Mededeling inzake auteursrecht in de digitale eengemaakte markt

KROATIË BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

(R 1816) Internationaal verdrag ter bestrijding van dopinggebruik bij sport, met bijlagen; Parijs, 19 oktober 2005.

TRACTATENBLAD VAN HET

Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Mexicaanse Staten; s-gravenhage, 24 april 2018

(R2062) Verdrag betreffende de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank; Beijing, 29 juni Den Haag, 15 oktober 2015

TURKIJE BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2016 Nr. 63

MOLDAVIË BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

TRACTATENBLAD VAN HET

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Moldavië inzake internationaal vervoer over de weg

VERDRAG INZAKE SOCIALE ZEKERHEID TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

TRACTATENBLAD VAN HET

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De wijzigingen ten opzichte van de originele versie (doc. 5799/00) staan vetgedrukt, terwijl weggelaten passages met vierkante haken zijn aangegeven.

Transcriptie:

Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2015 2016 34 381 Verdrag inzake de coproductie van films tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Volksrepubliek China; Beijing, 26 oktober 2015 A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 januari 2016. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 7 februari 2016. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State). Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 januari 2016 Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 26 oktober 2015 te Beijing tot stand gekomen verdrag inzake de coproductie van films tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Volksrepubliek China (Trb. 2015, 176). Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan. De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd. De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders kst-34381-1 ISSN 0921-7371 s-gravenhage 2016 Staten-Generaal, vergaderjaar 2015 2016, 34 381, nr. 1 1

Toelichtende nota Algemeen Coproductieverdragen op het gebied van de film zijn een gangbaar instrument om de samenwerking tussen twee landen op het gebied van de filmcoproductie te bevorderen en de ontwikkeling van de filmindustrie in de beide landen te stimuleren. Een dergelijk verdrag stelt de criteria vast voor coproductieprojecten, die in elk van de twee landen willen worden erkend als een nationale productie. Als zodanig worden deze films aangemerkt als «nationale films» en komen deze coproducties dan in aanmerking voor de beschikbare overheidssteun in de respectievelijke landen. Op deze wijze wordt een samenwerkingsvorm gestimuleerd die culturele uitwisseling bevordert, het financiële draagvlak van een filmproductie kan versterken en het verspreidingsgebied van een film bij voorbaat kan vergroten. De belangrijke Europese filmlanden erkennen het belang van een dergelijk instrument als onderdeel van de overheidsbevordering van de nationale filmindustrie. In de loop der jaren is door deze landen een groot aantal van dergelijke verdragen gesloten. In Nederland zijn er, vanaf eind jaren 80 van de vorige eeuw verdragen gesloten met respectievelijk Frankrijk (Trb. 1988, 54), Canada (Trb. 1989, 170) en recent met Duitsland (Trb. 2015, 34). Sinds de eeuwwisseling is het speelveld van de filmindustrie onder invloed van de digitalisering in hoog tempo geïnternationaliseerd. Niet alleen kunnen films hierdoor relatief eenvoudig over de landsgrenzen heen worden vertoond, ook de ontwikkeling, financiering en productie van films komen sinds die tijd in toenemende mate tot stand via internationale samenwerking. Daarbij maken filmprofessionals in verschillende landen gebruik van elkaars kennis en kunde om hun artistieke visie aan te scherpen en de technische kwaliteit van producties te verhogen. Wil de Nederlandse filmsector zich kunnen meten met het internationale aanbod, dan is het belangrijk dat de sector bij deze ontwikkeling aan kan sluiten. Het Nederlands Filmfonds heeft de laatste jaren zijn internationale beleid daarom op dit punt geïntensiveerd en ondersteunt actief de totstandkoming van zowel films waarbij Nederland een meerderheid in de financiering heeft als een minderheidsaandeel. De Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland biedt in aanvulling daarop een extra impuls. Volgens het op 2 oktober 1992 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag inzake cinematografische coproduktie (Trb. 1994, 223; hierna: de Europese Conventie) kwalificeert een film zich als bilaterale coproductie wanneer het land met het minderheidsaandeel in de financiering tenminste 20% inbrengt (artikel 6, tweede lid, van de Europese Conventie). Gezien de hoge kosten van filmproducties, is het met name voor kleine filmlanden niet eenvoudig om te participeren in bilaterale coproducties en kan er in feite alleen in coproducties met drie of meer landen geparticipeerd worden. Wanneer er meer dan twee landen in een coproductie deelnemen, nemen echter ook de complexiteit en de kosten navenant toe. Elke producent heeft immers bestedingsverplichtingen in het eigen land. Voor de hoofdproducent is het niet eenvoudig om de artistieke belangen en economische belangen op een lijn te brengen. Dit is een belangrijke reden waarom er de laatste tijd door kleinere filmlanden opnieuw veel bilaterale coproductieverdragen worden gesloten. Dit beleidsinstrument biedt immers het juridische kader om, in aanvulling op de kaders die zijn vastgelegd in de Europese Conventie, afspraken vast te leggen over de voorwaarden waaraan coproducties tussen verdragspartijen moeten Staten-Generaal, vergaderjaar 2015 2016, 34 381, nr. 1 2

voldoen, en over de verspreiding van de onder het verdrag gecoproduceerde films in de territoria van de verdragspartijen. Daar komt bij dat het aangaan van bilaterale coproducties tussen lidstaten van de Raad van Europa (en andere staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag die de Europese Conventie hebben ondertekend) en overige staten niet in de Europese Conventie is geregeld. Tussen Nederland en de Volksrepubliek China (hierna: China) bestond tot nu toe geen bilateraal filmverdrag. De Nederlandse filmproducenten hebben de laatste jaren echter duidelijk kenbaar gemaakt behoefte te hebben aan bilaterale verdragen op basis waarvan er coproducties kunnen worden aangegaan met landen buiten Europa, waaronder China. Er is de afgelopen jaren ervaring opgedaan met het uitwisselen van kennis en talent tussen Nederland en China, waardoor er over en weer beter zicht is op de aanwezige expertise en mogelijkheden. Ook is er in samenwerking met een aantal nationale filmfondsen in Europa en China een netwerkorganisatie opgezet (genaamd «Bridging the Dragon») om de kennisuitwisseling verder te stimuleren. Een bilateraal verdrag tussen Nederland en China biedt bovendien niet alleen het noodzakelijke kader voor producenten om creatieve en technische coproducties te ontwikkelen. Door het verdrag kunnen tevens gecoproduceerde films aangemerkt worden als nationale films in China en daarmee de markt betreden. Gezien de geldende quotaregeling die de distributie van films uit andere landen in China beperkt, is toetreding tot de markt nu zeer moeilijk. De vertoning van Nederlandse filmproducties in China via filmfestivals is op dit moment al mogelijk, maar de reikwijdte van die festivals is beperkt. Een belangrijk voordeel van het coproductieverdrag met China is dus dat voor Nederlandse films een belangrijk nieuw afzetgebied ontstaat. Uiteraard zal het behoud van de Nederlandse culturele identiteit en de rol van de Nederlandse taal bij coproducties niet uit het oog mogen worden verloren. Niet alleen gezien de duidelijke behoefte van het Nederlandse filmpubliek aan herkenbare verhalen, maar ook omdat dit juist films zijn met een heldere identiteit die doordringen tot de belangrijke internationale festivals. Voor China is dit niet anders. Met het oog daarop zal het Nederlands Filmfonds, in overleg met de betrokken partijen in Nederland en China, de ontwikkelingen op dit gebied nauwgezet volgen. Hoewel in het verdrag de regeringen als partijen worden genoemd, zal het verdrag gelden tussen de staten. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Er is sprake van een coproducent in het kader van dit verdrag als het gaat om een Chinees dan wel Nederlands filmproductiebedrijf of een Chinese dan wel Nederlandse filmproducent die een coproductiefilm produceert. Bij coproducties met derde partijen kan een derde coproducent ook een andere nationaliteit dan de Chinese of Nederlandse nationaliteit hebben. Een film onder dit verdrag is elk audiovisueel werk dat in eerste instantie is vervaardigd voor bioscoopvertoning, televisie, mobiele telefoons en online platforms. Het genre (speelfilm, documentaire of animatie) is daarbij niet relevant. Staten-Generaal, vergaderjaar 2015 2016, 34 381, nr. 1 3

Artikel 2 Dit artikel regelt onder andere dat gecoproduceerde films kunnen worden aangemerkt als nationale film in China en daarmee ook aanspraak kunnen maken op dezelfde voordelen waarop Chinese nationale films aanspraak kunnen maken. Het tweede lid geeft aan dat op een onder dit verdrag gecoproduceerde film geen quotabeperkingen van toepassing zijn. Het derde lid voegt daaraan toe dat eventuele belastingvoordelen in overeenstemming moeten zijn met de geldende wet- en regelgeving in het land. Artikel 3 Dit artikel verwijst naar Bijlage A, waarin de bevoegde autoriteiten staan opgenomen. De coproducties waarop dit verdrag ziet, dienen apart als zodanig te worden erkend door beide verdragsluitende partijen. Voor Nederland zullen deze erkenningen worden afgegeven door het Nederlands Filmfonds, nadat het Filmfonds heeft vastgesteld dat de betreffende coproductie zal voldoen aan de in het verdrag opgenomen criteria. In China is de bevoegde autoriteit het Film Bureau, die de China Film Co-production Corporation aanwijst als uitvoerende organisatie om deze erkenningen af te geven. Artikel 4 Dit artikel ziet op de vereisten voor een voorlopige en een definitieve goedkeuring. Dit wordt nader uitgewerkt in onderdeel B.1 van de Bijlage. De benodigde informatie voor een aanvraag om een voorlopige goedkeuring te verkrijgen staat beschreven in onderdeel B.1 van de Bijlage bij het verdrag. Een voorlopige goedkeuringsbeslissing wordt uiterlijk vijf werkdagen voordat met filmen wordt begonnen gegeven door de bevoegde autoriteiten. De definitieve goedkeuring volgt op basis van de definitieve, afgeronde coproductiefilm. Het proces van een voorlopige goedkeuring en een definitieve goedkeuring is gebruikelijk. Ook Nederlandse films waarvoor het Filmfonds subsidie verstrekt, worden voor productie en na productie inhoudelijk beoordeeld en gekeurd door het Filmfonds. Dezelfde regeling geldt voor coproductiefilms die onder dit verdrag tot stand komen. De afweging daarbij is onder meer in hoeverre de financiële ondersteuning wordt aangewend op de wijze zoals in de aanvraag voor een voorlopige goedkeuring is beschreven. Op basis van gelijkwaardigheid geldt voor China ook deze procedure van voorlopige goedkeuring en definitieve goedkeuring. Artikel 4, zevende lid, beschrijft de labels die China hiervoor hanteert: «Project Establishment» voor een voorlopige goedkeuring en «Film Public Screening Permit» voor de definitieve goedkeurig en de status waarmee publieke vertoning wordt toegestaan (zie ook artikel 11). Artikel 4, vijfde lid, beschrijft daarbij dat dit proces van goedkeuring in overleg tussen de bevoegde autoriteiten moet gebeuren. Beide landen zijn in het proces vrij om eigen beleid, wet- en regelgeving toe te passen. Staten-Generaal, vergaderjaar 2015 2016, 34 381, nr. 1 4

Artikel 5 tot en met 8 De artikelen 5 tot en met 8 betreffen de afspraken over de vereisten die aan coproductiebedrijven, individuele producenten en studio s worden gesteld; de met derden gecoproduceerde films; de verdeling met betrekking tot de aanvraag van de coproductiestatus en de invoer van apparatuur. Artikel 9 In dit artikel staat beschreven dat de personen die betrokken zijn bij de coproductie (zie artikel 1, eerste lid, onder d en e) toegang tot China en/of Nederland moeten krijgen voor het maken en exploiteren van de gecoproduceerde film. Ook moeten zij in China en/of Nederland kunnen verblijven voor de periode die nodig is voor het maken en/of exploiteren van de film. Dit geldt ook voor burgers van het grondgebied van een mogelijke derde coproducent. Deze personen dienen zich te houden aan de relevante wetten in China en Nederland voor inreizen, verblijf en terugkeer. Artikel 10 tot en met 13 Artikel 10 bepaalt dat productiecrews de wetten en culturele gebruiken van het land waar op locatie wordt gefilmd zullen eerbiedigen. Artikel 11 ziet op de toestemming voor publieke vertoning van de uiteindelijke film. Het proces tot aan toekenning van de status waarmee publieke vertoning is toegestaan wordt besproken onder artikel 4 van deze toelichting. Voor Nederland vindt een keuring plaats door het Filmfonds; voor China geeft een «Film Public Screening Permit» de film de status waarmee de publieke vertoning wordt toegestaan. Vervolgens bevatten de artikelen 12 en 13 de afspraken met betrekking tot inzendingen voor internationale filmfestivals en de uitwisseling van films. Artikelen 14 t/m 18 De artikelen 14, 15 en 16 bevatten de gebruikelijke slotbepalingen. In artikel 17 is voor de volledigheid vermeld dat dit verdrag de verplichtingen van Nederland ingevolge de wetgeving van de Europese Unie onverlet laat. In artikel 18 wordt een initiële looptijd van het verdrag van 4 jaar gekoppeld aan het automatische verlengen met telkens 4 jaar, tenzij China of Nederland tijdig aangeeft de verlenging niet te wensen. Bijlage In de Bijlage staan in onderdeel A de bevoegde autoriteiten voor Nederland en China opgenomen. Daarnaast worden in onderdeel B de regels die van toepassing zijn op gecoproduceerde films uitgewerkt. Dit ziet onder meer op de aanvraag voor voorlopige goedkeuring van de film, zoals uitgewerkt in onderdeel B.1 van de Bijlage. Onderdeel B.3 van de Bijlage bepaalt dat de arbeidsomstandigheden in de betreffende landen bij het maken van de coproductie in grote lijnen vergelijkbaar moeten zijn. In onderdeel B.8 van de Bijlage is als hoofdregel bepaald dat de financiële en creatieve inbreng van elke coproducent ten minste 20% en ten hoogste 80% van de totale kosten van de film bedraagt. In uitzonderingsgevallen kunnen de bevoegde autoriteiten andere grenzen overeenkomen, waarbij deze percentages minimaal 10% en maximaal 90% kunnen betreffen. De in de Bijlage opgenomen overeenkomst vormt een integrerend onderdeel van het verdrag en is aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Staten-Generaal, vergaderjaar 2015 2016, 34 381, nr. 1 5

Verdragen tot wijziging van de Bijlage behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel f van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden. Koninkrijkspositie Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders Staten-Generaal, vergaderjaar 2015 2016, 34 381, nr. 1 6