Historie Van Dam orgel te Gramsbergen K. Pasveer Bij het onderzoek naar de lotgevallen van het orgel, kwam ook een aantal zaken naar boven die, zij het niet direkt, toch met het orgel te maken hebben, b.v. de organisten die het orgel hebben bespeeld, de orgeltrapper etc., waarvan het jammer zou zijn U die zaken te te onthouden, evenals het jubileum van een "windmaker". Er is dan ook getracht om er een prettig leesbaar artikel van te maken. Om in de stijl van de tijd te blijven, werd zo veel mogelijk gekozen voor de teksten "zooals" die in de archieven en notulenboeken werd gebezigd. Historie Van Dam Orgel Gramsbergen. Het orgel werd gemaakt door de orgelmakers L. van Dam & Zonen te Leeuwarden. Een bericht over de ingebruikneming is te vinden in de Kerkelijke Courant van 13 november 1897 nr. 46, pagina (2). Daar staat dat het Orgel werd bekostigd uit vrijwillige bijdragen van leden der gemeente en verleende medewerking van drie families buiten de gemeente. Ds. Joh. Vinke preekte over Jesaja XII:5. Datum van ingebruikname: 31 oktober. Op de binnenkant van een der deuren boven de speeltafel staat: Ingewijd 1 November 1898. (in potlood) De Kerk dateerd uit 1878, tegen de oude toren gebouwd in plaats van de oude kerk, die in 1672 verwoest is geweest en daarna weer hersteld was. Het orgel is een tweeklaviers balustrade-orgel met bovenwerk boven het hoofdwerk en aangehangen pedaal. Jan Jongepier, maart 1992. Lotgevallen: In 1971 vond een restauratie plaats door de Fa. Ernst Leeflang te Apeldoorn, onder advies van Klaas Bolt. De windladen werden gerestaureerd, op de gereserveerde sleep van het Bovenwerk, die zonder twijfel bestemd was voor een doorslaande Klarinet 8 vt, werd een Flageolet 1 vt aangebracht. Het registeropschrift 'muet' bleef gehandhaafd. Jan jongepier, maart 1992. Tot zover Jan Jongepier in het rapport van maart 1992 Het nieuwe orgel De hieronder vermelde gegevens werden geput uit de notulen van Kerkvoogden en Notabelen welke bewaard zijn gebleven. In de kerk van voor 1878, wordt in de notulen van Kerkvoogden en Notabelen, gesproken over een Scheuerorgel dat in de kerk heeft gestaan. Later wordt vermeld dat voor het oude orgel nog geen belangstelling bestaat en dientengevolge moet worden opgeslagen. In de vergadering van Kerkvoogden en Notabelen van 20 juli 1894 wordt bekend gemaakt "dat de kerkvoogden zijn verblijd met een aanzienlijke gift van ƒ1000,- ten behoeve van de kerk, geschonken door iemand die onbekend wenst te blijven, met de bepaling dat die gelden moeten worden belegd, waartoe pogingen zullen worden aangewend.
Op 25 maart 1895 wordt voor het eerst gesproken over een nieuw orgel. Op 22 oktober 1895 wordt weer gesproken over de wenschelijkheid van een nieuw kerkorgel, vooral op verlangen van de Weleerw. Heer Vinke, predikant alhier. "In aanmerking nemende dat de financiën der Kerk niet of moeilijk toelaten om de kosten van een nieuw orgel te bestrijden, zal moeten blijken of de gemeenteleden door vrijwillige inzetting genegen zijn voldoende bij te dragen, wordt goedgevonden in het begin des volgenden jaar die zaak eens nader ter hand te nemen." Aan het eind van de vergadering op 27 februari 1896: "Eindelijk wordt nog gesproken over de aankoop van een nieuw orgel en de wijze hoe de gelden daarvoor te vinden, waarover in een volgende vergadering nader zal worden gehandeld. 25 maart 1896: "Na langdurige deliberatie besloten in tegenwoordigheid van Ds. Vinke bij de gemeenteleden te beproeven hoeveel zal worden ingetekend voor een nieuw kerkorgel, en zoo daartoe genoegzame belangstelling wordt betoond, te besluiten tot de aankoop van een nieuw orgel". 12 mei 1896: "De voorzitter deelt mede dat deze vergadering is belegd om meer bepaald te spreken voor den aankoop van een nieuw orgel. Was in de vorige vergadering besloten bij de gemeente aan te kloppen ter bekoming der noodzakelijke gelden. Zulks is geschied, en met zekerheid mag worden gerekend van de gemeente minstens ƒ2000.- zal worden gevonden, terwijl men voornemens is ook bij elders wonenden tegemoetkoming aan te vragen. De totstandkoming van een nieuw orgel kan derhalve als verzekerd worden aangemerkt. Thans is het de vraag van wie het orgel aan te kopen. Ds. Vinke heeft reeds hier en daar inlichtingen ingewonnen, onder anderen bij de Heeren Van Dam en Zonen te Leeuwarden, door welke Heeren in het vorig jaar ook een orgel is geleverd in de Hervormde Kerk te Hellendoorn. Ook de voorzitter komt met teekeningen en prijsaanbiedingen, doch wijl de firma Van Dam te Leeuwarden algemeen bekend staat als een uitstekend orgelmaker, wordt daarop meer de aandacht gevestigd, en om met het werk van de firma bekend te worden, besloten, het orgel te Hellendoorn eens te bezien en onderzoeken, om zoodat orgel naar genoegen wordt bevonden, aan Ds. Vinke op te dragen eens te schrijven aan de Heeren Van Dam, en die uit te nodigen één hunner te zenden, ten einde eens met de kerkvoogden over een nieuw orgel te spreken". In de vergadering van Kerkvoogden en Notabelen van 25 juni 1896 deelt de voorzitter mede dat de vergadering is belegd enkel om te spreken over het aan te kopen kerkorgel. Hij deelt mede dat aan de kerk te Hellendoorn een bezoek is gebracht en het nieuwe orgel aldaar uitstekend is bevallen, en naar het oordeel der commissie, het vertrouwen kan worden geschonken aan de familie Van Dam te Leeuwarden, doch het orgel te Hellendoorn wordt nog als te klein voor de kerk te Gramsbergen geacht. Verder dat één der Heeren Van Dam op uitnodiging van Ds. Vinke naar hier is overgekomen, de kerk heeft bezichtigd, tekeningen heeft getoond, en orgels aanbiedt alnaar de mindere of meerder volledigheid vanaf ƒ2600.- tot ƒ 2900.- en ƒ3200.- en hoger. Eén van ƒ3200.- zou inzonderheid als geschikt voor de kerk te Gramsbergen kunnen worden waargemerkt, zoo daartoe de middelen maar beschikbaar waren. Wat echter niet is kan nog komen.er wordt geacht te kunnen worden beschikt uit vrijwillige toezeggingen voor een bedrag van ƒ2644.- minstens, en mischien is nog meer te vinden bij andere gegoeden, daarom wordt moed gegeven dat de gelden wel zullen komen en in elk geval de kerk te Gramsbergen wel in staat is het ontbrekende te verschaffen. Met het oog op dit wordt dan besloten voor vast te
besluiten tot den aankoop van een orgel van ƒ2900.-, ja zelfs het er op aan te houden tot bekomen van een orgel van ƒ3200.-. In dezen zullen de Heeren Van Dam te Leeuwarden worden in kennis gesteld, en hun worden opgedragen het leveren van een kerkorgel van ƒ2900,- of ƒ3200,- tegen augustus 1897, terwijl kerkvoogden voor ultima februari 1897 zullen kunnen opgeven tot welke der genoemde prijzen een orgel verland wordt. Voorts op te geven eenige voorwaarden als te betalen binnen een maand na aflevering ƒ2500,-, en het overige een jaar later zoo als zal worden overeengekomen. Verder als beding te stellen aan de kerkvoogden over te laten de keuze om het orgel door een of meerdere deskundigen, door de kerkvoogden aan te wijzen te doen keuren, laatstelijk het oude orgel in de kerk alhier gratis te stemmen. 31 juli 1896: De voorzitter opent de vergadering, ook de orgelfabrikant de Heer Van Dam uit Leeuwarden is aanwezig. De voorzitter geeft te kennen dat deze vergadering is belegd tot het opmaken van het contract tot de aankoop van een orgel voor de Herv. Kerk alhier. Nadat een en ander ruimschoots besproken is wordt overgegaan tot "het teekenen van het contract in dubbel" waarvan ieder der beide partijen een exemplaar tot zich zal nemen. De levering van het orgel zal plaats hebben uiterlijk tegen 1 augustus 1897, en wel een orgel zoo volledig mogelijk voor de prijs van ƒ3200,-, tenzij kerkvoogden voor 1 februari 1897 te kennen geven aan de Heeren Van Dam te Leeuwarden de bedoelde som van ƒ3200,- niet te kunnen besteden en aldaar een orgel wenschen van ƒ. 2900,-. Tijd van betaling binnen een maand na voldoende goedkeuring, zooals in het contract is vermeld de som van ƒ 2500,-, en de rest binnen een jaar na dien tijd. Kerkvoogden achten het zooveel mogelijk wenschelijk de firma Van Dam die twintig jaar garantie toezegd ook te belasten met het stemmen van het nieuwe orgel tegen een bedrag van ƒ20.- jaarlijks. 30 juni 1897: Wordt ter tafel gebracht een schrijven van de orgelfabrikanten L. Van Dam en Zoonen inhoudende de mededeling dat tegen 1 augustus a.s. zij niet gereed kunnen zijn met den bouw van het orgel te Gramsbergen, wel tegen half september beginnende. Wordt hiermede genoegen genomen, tenzij de genoemde Heeren ook het verf en schilderwerk op zich nemen. Wordt besloten het aanbrengen van twee kolommen onder de tribuun van den voorzitter over te laten in mededoverleg met de orgelfabrikant. Deelt de voorzitter mede dat het oude orgel nog geen liefhebber vindt, en daarin geen verandering komende zal moeten worden bewaard. In de vergadering van zaterdag 2 oktober 1897 wordt besloten ƒ200.- te bezigen tot de kosten van het nieuwe kerkorgel. De voorzitter deelt mede dat de Heeren Van Dam en Zoonen uit Leeuwarden bezig zijn met het daarstellen van het nieuwe orgel, en de kerkvoogden weldra de bij de firma Doyer en Kolff te zwolle belegde ƒ1500.- bevorderd zijn, en die zijn opgezegd tegen september 1897. Wordt verder besloten 15 october a.s. zitting te houden in de Consistoriekamer tot ontvangst van de voor het orgel ingetekende gelden welke nog niet betaald zijn. Wordt aan de vergadering medegedeeld de Kerkvoogden de Heeren Van Dam te hebben ontlast van de hun wegens te late oplevering van het orgel opgelegde kosten van het schilderwerk, zullende nu gemelde Heeren worden belast met de zorg voor het uitvoeren van het noodige schilderwerk waarvan de kosten door hen zijn overeengekomen met de schilder Veurink alhier, tegen een bedrag van ca. ƒ75.-. De Heeren Van Dam nemen verder op zich in 1898 het orgel gratis te stemmen. Wordt besloten wanneer er zich geen bijzondere omstandigheden voordoen naar het oordeel van kerkvoogden, geen keuring van het orgel door een deskundige noodig te achten wijl tot op heden alle redenen van tevredenheid bestaan over het werk der
orgelfabrikanten, ook zou zoo het moet nodig blijken, keuring zou plaats vinden voor de betaling van den 2e termijn. De voorzitter deelt mede dat men zich voorsteld de inwijding van het nieuwe orgel plaats te laten vinden op 24 oktober aanstaande. In de gecombineerde vergadering van 2 februari 1899, wordt door de voorzitter te kennen gegeven dat: "Veurink, schilder alhier nog steeds aanspraak maakt op een bedrag van ƒ20,- wegens meerdere kosten voor het schilderen van het nieuwe orgel in 1897. Wordt besloten aan L. Veurink deze ƒ20.- uit te keren onder beding, de orgelkast nog eens wordt gevernist. Over organisten Op 28 oktober 1920 kent de vergadering van kerkvoogden en notabelen de Heer Boveen, organist der kerk een gratificatie toe van ƒ 60.-- wegens trouwe plichtsbetrachting, voor 40 jaren trouwen dienst als organist. In de vergadering van 23 november 1922 deelt de voorzitter mede dat er een schrijven is binnengekomen van den organist den heer H. Boveen, waarin hij bedankt wegens langdurige ziekte, als organist der Hervormde Gemeente tegen 1 januari a.s., hetwelk hem door kerkvoogden en notabelen op de meest eervolle wijze wordt verleend. Na eenige deliberatie door den vergadering over het benoemen van een nieuwen organist wordt met algemene stemmen benoemd tegen 1 januari 1923 J.A. Bodewitz Jr. te Gramsbergen, op een salaris van ƒ200.- per jaar. Dan wordt er een aantal jaren niet meer over het orgel en de organisten c.q. orgeltrappen gesproken tot aan het eind van het jaar 1938. 3 november 1938. Op 1 november 1938 had J.H. van der Haar 40 jaar zijn funktie als orgeltrapper in getrouwheid vervuld, waarvoor hem door de kerkvoogden uit erkentelijkheid een gesloten couvert met tien gulden inhoud door de kerkvoogden uit erkentelijkheid werd aangeboden. Tevens werd het jaarlekse traktement verhoogd naar ƒ 60,-. In dezelfde vergadering werd eveneens besloten om het traktement van den organist J.A. Bodewitz te verlagen met ƒ 50,-, en alzoo te brengen van 200 naar 150 gulden per jaar. Hier wordt weer gesproken over de toestand van het orgel: "Naar aanleiding van het ontvangen schrijven van den orgelbouwer P. van Dam uit Leeuwarden, die elk jaar het orgel stemt en in 1897 het orgel had geleverd, werd met algemene stemmen besloten aan de kerk vrij mandaat te geven voor eventuele restauratie, waarop de Heren Van Dam in hun schrijven wezen. Reeds enkele jaren achtereen was door den stemmer mondeling gewezen op de wenschelijkheid. Thans werd bedoeld schrijven ontvangen. Indien tot restauratie moet worden overgegaan zal met een lijst gecollecteerd worden." Donderdag 26 januari 1939, een vergadering van Kerkvoogden, Notabelen en Kerkeraad. Al was het niet vaak voorgekomen dat gecombineerd werd vergaderd, thans bestond de reden, orgelrestauratie, en dankbaar werd geconstateerd, dat nu gezamenlijk onder ogen kon worden gezien op welke wijze het benodigde bedrag bijeen moest worden gebracht. Reeds enkele jaren was de noodzaak van restauratie bekend, doch zagen de kerkvoogden geen mogelijkheid tot uitvoering. Nu kon niet langer worden gewacht. Bij monde van den voorzitter van de kerkeraad verklaarde ook deze de noodzaak er van in te zien. Daar dus in beide college's dezelfde opvatting aanwezig was, stelde de voorzitter voor met lijsten te collecteren en alzoo een beroep te doen op de offervaardigheid in de gemeente, want de begroting 1939 laat geen grote extra uitgaven toe. De totale minimale kosten zijn door de firma P. Van Dam orgelbouwer te Leeuwarden geraamd op ƒ765.--.
Aangezien er nog twee "blanco" registers op het orgel aanwezig zijn en de adviseur Herman H. Kaldenberg, Orgelist der Grote Kerk te Meppel van oordeel is dat: een Subbas 16' en eventueel Cello 8' van grote waarde zullen zijn, indien ze worden aangebracht, en een fraai geheel zullen vormen, meende de voorzitter de totale kosten stellig op ƒ1000,- te mogen stellen. Aangezien Ds. Kool, voorzitter zijnde van een vereniging, die een verenigingsgebouw wil stichten, verzoekt om met de collecte te willen wachten tot eerst genoemde vereniging in mei a.s. zal hebben gecollecteerd, wordt besloten die voor de Kerkvoogdij te houden in juli. Donderdag 15 juni 1939. De President-kerkvoogd stelt ter bespreking aan de orde de collecte ten bate van de restauratie van het orgel. Op een vraag van de heer Passies, deelt de president mede, dat de kosten der restauratie naar voorlopige begroting wel bijna duizend gulden zullen bedragen. Ds. Kool brengt in het midden, dat de plaatsing van renteloze aandelen voor het te bouwen verenigingsgebouw niet doorgaat, maar dat een gewone collecte zal worden gehouden. Hij brengt het verzoek over of deze mischien aan die voor het orgel vooraf kan gaan. Na bespreking wordt besloten volgens het advies der kerkvoogden de orgelcollecte niet uit te stellen en deze in de tweede helft van augustus te houden. Naar aanleiding van enkele opmerkingen onderstreept de Pres. kerkvoogd nog, dat een collecte de eenige mogelijkheid is, om de gelden te verzamelen. 16 oktober 1939. Op deze vergadering was als enig punt aan de orde de opdracht tot restauratie van het orgel. Deze werd verleend aan de firma P. van Dam te Leeuwarden voor een bedrag van f.765,-. Wind maken 27 april 1948. Binnenkort is de organist 25 jaar gehuwd, terwijl hij met 1 januari zijn 25-jarig jubileum als organist had herdacht. Besloten werd met zijn 25-jarig huwelijksfeest Bodewitz een enveloppe met ƒ25,- aan te bieden. Als laatste punt dat ter sprake werd gebracht, deelde de voorzitter mede, dat in het najaar de windmaker J.H. van der Haar zijn functie 50 jaar zal hebben vervuld. In principe besloten de kerkvoogden hem dan een pensioen van ƒ100,- per jaar te verlenen, terwijl geen opvolger zal worden aangesteld, doch men wil trachten elektrische windvoorziening aan te brengen. In een volgende vergadering met de notabelen zal ook dit ter sprake worden gebracht. 28 mei 1948 Elektrische windvoorziening van het orgel. Aan het college van notabelen wordt mededeling gedaan, dat in het najaar de windmaker J. van der Haar 50 jaar in functie zal zijn geweest. Voorgesteld wordt hem op de meest eervolle wijze pensioen te verlenen. Men zal geen opvolger benoemen, tenzij de kosten meer dan ƒ1500,- zullen bedragen. Alzoo wordt met algemene stemmen zowel het vorige als dit voorstel aangenomen. In de vergadering van kerkvoogden op 16 juni 1948 wordt besloten de elektrische windvoorziening van het orgel op te dragen aan de firma P. van Dam te Leeuwarden. De kosten van deze installatie worden begroot op 8 a ƒ900,-. Nauwkeurige prijsopgave kon niet worden gedaan, omdat de motor uit Zwitserland moet komen. De voorzitter zal bij electricien H.J. Reinders informeren, of het inderdaad verantwoord is een Zwitserse Meidinger motor te bestellen, deze zal plm. ƒ300,- meer moeten kosten dan een Hollandse. De vergadering werd beeindigd, waarna geinformeerd werd bij genoemde Reinders. Deze raadde de Zwitserse motor aan.
24 mei 1949. Ingekomen schrijven van de firma P. van Dam te Leeuwarden, dat in sept. a.s. de electrische windmachine verwacht mag worden. 5 october 1950. Belletje aan het orgel. Op voorstel van de voorzitter wordt met algemene stemmen besloten een belletje aan te leggen vanuit de consistorie naar het orgel, om de organist te kunnen waarschuwen. De restauratie die niet door gaat 18 mei 1961. De kerkvoogden vragen machtiging het orgel grondig te laten nazien. Dan blijkt uit het archief van Orgelbouw Ernst leeflang te Apeldoorn dat in 1961 opnieuw de behoefte bestond om het orgel grondig na te laten zien. In een brief gericht aan de kerkvoogdij op 6 maart 1962, word een restauratie-voorstel gedaan voor een totaal bedrag van ƒ 20.340,-, met daarbij zeer veel ingrijpende veranderingen, geheel in de stijl van de zestiger jaren. Het was overigens in de periode eerder regel dan uitzondering, dat orgels naar neo-barok model werden omgebouwd, waarbij b.v. pijpwerk werd opgeschoven en derhalve versneden, om er een geheel ander register van te maken, of, het verdween gewoon. Deze handelswijze was min of meer een mode-verschijnsel, en de orgelmaker in deze handelde te goeder trouw. Het eindresultaat was vaak een instrument dat niet meer te herkennen was. Dit is het orgel van Gramsbergen gelukkig bespaard gebleven. Van de dispositie van het Bovenwerk zou alleen de Gemshoorn 2' nog aanwezig zijn geweest. Wanneer de kerkvoogdij toen haar fiat had gegeven, zou, om alles weer terug te kunnen restaureren naar de situatie van 1897, mischien het drie-voudige bedrag benodigd zijn geweest. Achteraf mogen we bijzonder blij zijn, dat de ingediende offerte niet is gehonoreerd door het college van Kerkvoogden en Notabelen. Notulen van de vergadering van kerkvoogden en notabelen op woensdag 29 maart 1967. In deze vergadering wordt besloten een fonds te vormen voor een geheel nieuw meubilair in de kerk en voor de toekomstige restauratie van het orgel. De tweede restauratie 21 juni 1970: Als commissie van bijstand orgelrestauratie worden aangewezen de heer De Weerd en K. Pasveer. Via deze orgelcommissie zal een adviseur worden ingeschakeld. Als adviseur werd aangetrokken Klaas Bolt uit Haarlem. Op 26 juni 1970 (het gaat nu bijzonder snel) vraagt Bolt namens de Kerkvoogdij, offerte aan Ernst Leeflang Orgelbouw te Apeldoorn voor de restauratie van het orgel in de N.H. Kerk. Deze restauratie zal in hoofdzaak omvatten een grondige revisie van de windladen, de balg en de windkanalen en het herstel van de beschadigde pijpranden. Naar verkiezing mogen in de windladen sleepringen of een z.g.n. verende sleepconstructie worden aangebracht, alsmede andere voorzieningen (bijv. dekplaten), die i.v.m. de garantie door U noodzakelijk worden geacht. De mechaniek wordt niet ingevoerd en blijft onveranderd. Slechts de rammel, die wordt veroorzaakt door het aangehangen pedaal, zal, zo mogelijk, worden verminderd of opheheven, terwijl mischien hier en daar wat draadwerk zal moeten worden vernieuwd. De windmotor geruisloos opstellen. Voor het overige blijf het orgel ongewijzigd. Een identiek verzoek gaat naar de Orgelmakers Reil te Heerde.
Op 11 juli 1970 schrijft Bolt nog snel even een kattebelltje aan Leeflang, met het verzoek een separate kostenopgave te maken voor een vrij pedaal met een Subbas 16 en een gedekt 8, achter het orgel op te stellen met een eenvoudige afdekking en een houten achterwand, alsmede voor een hoog register, bijv. een 1 voet op de open plaats op het tweede klavier. Woensdag 26 augustus 1970: Besloten wordt de restauratie van het orgel te gunnen aan de fa. Leeflang te Apeldoorn, voor het door hem ingeschreven bedrag ad ƒ23.952,60 Klaas Bolt (gemachtigd door de kerkvoogdij) geeft opdracht tot restauratie van het instrument aan Ernst Leeflang Orgelbouw te Apeldoorn, met dien verstande dat (voorlopig?) zal worden afgezien van een uitbreiding van het instrument, en verzoekt Leeflang Het kontrakt ter ondertekening aan de Kerkvoogdij te zenden; dit gebeurt op 27 augustus 1970. Op 10 augustus 1971 Schrijft Leeflang aan Bolt, dat inmiddels een begin is gemaakt met de restauratiewerkzaamheden, en nodigd Bolt uit voor een bezoek aan de werkplaats. Op 23 augustus ontvangt de kerkvoogdij een schrijven van Ernst Leeflang betreffende extra werkzaamheden aan het orgel, en wel voor het vervangen van de oude orgelventilator, alsmede voor het volledig herstel van de klavieren en klavierkoppel, toetsbeleg, en het opnieuw belederen van de klavierkoppel. Aan deze extra werkzaamheden geeft de kerkvoogdij fiat, en bericht Leeflang dit op 10 september 1971 aan Klaas Bolt. Dat de restauratie nagenoeg gereed was, moge blijken uit de brief van 11 december 1971, waarin Klaas Bolt het volgende schrijft aan de kerkvoogdij: "Mijne Heren, Hiermede verklaar ik dat de restauratie van het orgel in Uw kerk tot mijn volle tevredenheid is voltooid en kan worden goedgekeurd. De fa. Leeflang heeft het werk met veel zorg en vakbekwaamheid uitgevoerd en het orgel blijkt een goede klank en een aanzienlijk volume te bezitten..." In deze brief geeft Bolt ook al aan, dat de Trompet 8' niet uit de bouwtijd van het orgel stamt, maar van jongere datum is. Uit de archieven is tot op heden niet duidelijk geworden wanneer dit register is geplaatst en door wie. Verder wordt nog melding gemaakt van de vernieuwde windmotor, en wordt geadviseerd om temperatuur en luchtvochtigheid goed te bewaken. Van de gelegenheid gebruik makend, uit Bolt zijn teleurstelling over het besluit, het karakteristieke interieur van de kerk te laten veranderen en te moderniseren. "Een verbouwing en verandering van het meubilair betekent bovendien meestal een aantasting van de akoestiek." Het is jammer dat Klaas Bolt niet meer heeft kunnen ervaren, dat de akoestiek in het kerkgebouw na de restauratie belangrijk is verbeterd. Bolt sluit af met dank voor de prettige samenwerking. Op 11 januari 1972 ontvangt het college van kerkvoogden de goedkeuring van de Orgelcommissie Der Nederlands Hervormde Kerk te 's Gravenhage, betreffende de restauratie. De commissie stemt in met de bevindingen van Klaas Bolt en wenst het college geluk met met de totstandkoming hiervan, en spreekt daarbij de hoop uit, "dat het orgel gedurende een lange reekds van jaren zijn taak in de Eredienst op waardige wijze zal mogen vervullen.
12 mei 1975 Jubileum dhr. De Weerd. In verband met het 25-jarig jubileum van de organist op 16 mei a.s. wordt besloten mede op verzoek van dhr. De Weerd, dit feit 's avonds om 20.00 uur te gedenken in de bovenzaal van het Dorpshuis, dit in samenwerking met de gehele kerkeraad. Ook de koster zal hierbij worden uitgenodigd. Besloten wordt, dat Ds. Sytsema de leiding van deze avond zal verzorgen, terwij de jubilaris een enveloppe met inhoud zal worden aangeboden namens kerkvoogdij en notabelen, terwijl mevr. De Weerd een bloemstuk zal worden aangeboden. Roep om verlichting Zo'n 15 jaren gaan voorbij. Doordat in 1971 de traktuur niet is gerestaureerd, wordt het bespelen steeds moeilijker. Waar bij de vorige (deel)restauratie al sprake was van uitgesleten draaipunten, gaat de slijtage nu aanzienlijk verder. Op de meest ergerlijke momenten treden storingen op. Van de organisten werd steeds meer krachtsinspanning gevraagd. Het instrument wordt steeds taaier, de animo het instument te bespelen taant. Het gemis van een vrij pedaal doet zich gelden. Een idee voor het in eigen beheer aanbrengen van een vrij pedaal neemt vastere vorm aan, een aan de kerkvoogdij wordt gevraagd een klein bedrag beschikbaar te stellen voor aankoop van 2e hands pijpwerk en een windlade. Om niets aan het orgel te beschadigen wordt voorgesteld de traktuur elektrisch uit te voeren. Het college van Kerkvoogden stelde het gevraagde geld beschikbaar. Van de fa. Hagels uit Dedemsvaart werdt gebruikte Subbas 16' gekocht, alsmede 12 nieuw gemaakte extra pijpen, om een Gedekt 8" te kunnen kreëren (unit) Het werkte. Het begeleiden van de gemeentezang kreeg meer kleur, en heel geleidelijk verbeterde de kwaliteit. Ongemerkt onstond er een subtiel samenspel tussen gemeente en organist. Men ontdekte al vrij snel wat de organist bedoelde met het zingen van een gebed of een lofzang. De inzet van het te zingen lied werd gelijkmatiger, het tempo werd aangenamer. Ook in het aangebouwde vrij pedaal traden steeds vaker storingen op, die het noodzakelijk maakte, dat het pijpwerk regelmatig van de lade gehaald moest worden gehaald om de storing te kunnen verhelpen. Veel muziek kon niet worden gespeeld. Omstreeks 1988 werd de kerkvoogdij benaderd met het voorstel om het niet gerestaureerde deel van het orgel onder handen te nemen, met daaraan gekoppeld, zo mogelijk een nieuw vrij pedaal te laten aanbrengen. We hebben aan het begin van dit artikel al gelezen, dat dit geen sinnecure is. Kerkvoogden en Notabelen zijn mensen die (gelukkig) niet over een nacht ijs gaan. Na diverse besprekingen zijn Gerrit Lennips, Erik Pasveer en Koert Pasveer op uitnodiging van enkele orgelmakers ettelijke gerestaureerde (hoofdzakelijk) Van Dam orgels gaan bezoeken en bespelen, zoveel mogelijk bouwjaar eind negentiende eeuw. De genoten gastvrijheid van orgelmakers en Kerkbeheerders was bijzonder. Juist door deze faciliteiten verkreeg men een goed beeld van de gerestaureerde instrumenten. In overleg met het college werd besloten, op voorhand Jan Jongepier uit leeuwarden (Van Dam kenner bij uitstek) te vragen het adviseurschap op zich te nemen. Op 12 juli 1991 bracht de Orgelcommissie van de Nederlands Hervormde Kerk uit Leidschendam een voorlopig rapport uit. Het was de commissie bekend dat er informatieve kontakten waren met Jan Jongepier, die ook door de commissie werd beschouwd als de Van Dam kenner bij uitstek, men kon zich hier zonder reserve mee verenigen. Na aanvaarding van het adviseurschap heeft Jongepier na gedegen onderzoek een rapport opgesteld waarin het instrument volledig bloot gelegd is. Aan de hand van dit rapport werd aan drie orgelmakers verzocht offerte uit te brengen voor restauratie en het plaatsen van een vrij pedaal. Het restauratie- c.q. uitbreidingsplan hield in: het dichten van de windkanalen, het restaureren van de mechanieken die in 1971 buiten beschouwing zijn gebleven, het restaureren van de speeltafel, manuaalkoppel en pedaalklavier,
het vervangen van het 1' voet register op het bovenwerk door een 8' tongwerk, het plaatsen van een vrij pedaal van drie stemmen t.w. Subbas 16' eiken, Octaaf 8' metaal, en een Basson 16', stevels en koppen van mahoniehout. Afnemen van pijpwerk, roosters en stokken van de bovenwerklade, om te kontroleren op waterschade (ca. 12 jaar geleden), het opnieuw inregelen van traktuur, klaviatuur, de diepgang, het toucher, eventueel de veerspanning onder de ventielen te verminderen teneinde een lichtere speelaard te verkrijgen. De restauratie en uitbreidingswerkzaamheden worden opgedragen Orgelbouw Ernst Leeflang te Apeldoorn, die ook de vorige (deel)restauratie tot volle tevredenheid heeft uitgevoerd. Na het verstrekken van de restauratie-opdracht, is met succes gepoogd het Van Dam Orgel meer in de openbaarheid te brengen door het organiseren van orgelbespelingen, het inschakelen van de media etc. Overige informatie betreffende het orgel: K. Pasveer 0524-561656 k.pasveer@ziggo.nl Tot slot de dispositie van het orgel, na de restauratie: Hoofdwerk: Bovenwerk: Bourdon 16 Salicionaal 8 Prestant 8 Viola di Gamba 8 Holpijp 8 Fluit Dolce 8 Violon 8 Salicet 4 Octaaf 4 Gemshoorn 2 Roerfluit 4 Dulciaan 8 (was Flageolet 1 ) Quint 3 Tremblant (bovenwerk, inliggend) Octaaf 2 Cornet IV Manuaalkoppel Trompet 8 baskant Windlosser Trompet 8 diskant Afsluiters beide manualen Pedaal: Subbas 16 Tremulant (hoofdwerk-bovenwerk, opliggend) Octaaf 8 Koppel Pedaal-Hoofdwerk Basson 16 Koppel Pedaal-Bovenwerk