Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regeling OM-afdoening

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

R e g i s t r a t i e k a m e r. Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

2017D25309 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Openbare internetconsultatie van 2 juni 2016 tot en met 3 juli 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ivo Opstelten Minister van Veiligheid en Justitie Postbus EH DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de commissie, Dezentjé Hamming-Bluemink

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2018D22525 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Datum 17 juli 2017 Betreft Reactie op nader voorlopig verslag aangaande het voorstel van wet van het lid Kuiken Wet zorgplicht kinderarbeid.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Omzendbrief nr. COL 16/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. Wenselijkheid van het afzien van een akoestisch onderzoek

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

34095 Initiatiefnota van de leden Gesthuizen en Merkies: Het centraal aandeelhoudersregister in de strijd tegen witwassen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 2 november 2009 Onderwerp Verkeersveiligheid landbouwverkeer

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Maatregelen op het gebied van autobelastingen ( Autobrief ) VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld..

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Lijst van vragen - totaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 mei Openbaar gedeelte. 1. Verslag van de vergadering van 15 februari 2017 Voorstel: vaststellen

NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DE TOELATINGSREGELING BIJ SERVICEFLATS

2015D08919 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19285 Wijziging van de Wegenverkeerswet (invoering ademanalyse) Nr. 4 VOORLOPIG VERSLAG Vastgesteld 19 december 1985 De vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat, 1 met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel belast, brengt als volgt verslg uit over haar voorlopige bevindingen. Inleiding ' Samenstelling: leden: Van Rossum (SGP), De Beer (VVD), De Boois (PvdA), Van der Doef (PvdA), Rienks (PvdA), voorzitter, Eversdijk (CDA), Dijkman (PPR), Castricum (PvdA), Blaauw (VVD), Hennekam (CDA), ondervoorzitter, Couprie (CDA), Zijlstra (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Blauw (VVD), Wolters (CDA), Nijland (CDA), Tommei (D'66), Te Veldhuis (VVD), Jorritsma- Lebbink (VVD), Paulis (CDA), Leijnse (PvdA). Plv. leden: Ubels-Veen (EVP), Korthals (VVD), Konings (PvdA), Spieker (PvdA), Van den Bergh (PvdA), Van Noord CDA), Kosto (PvdA), Bruggeman (VVD), Mateman (CDA), Schartman (CDA), Veldhoen (PvdA), Frinking (CDA), Lauxtermann (VVD).Van den Toorn (CDA), De Visser (PvdA), Van Es (PSP), Van Rey (VVD), Van der Kooij (VVD), Hermsen (CDA), De Waart (PvdA). «Het rijden onder invloed is door de gevolgen, zowel in het humanitaire vlak als uit een oogpunt van kosten voor politie, justitie en op het terrein van de gezondheidszorg, tot een maatschappelijk probleem van de eerste orde geworden», schrijft de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in de op 4 oktober 1985 aan de Tweede Kamer aangeboden nota «Alcohol en samenleving». In deze nota wordt het aangeduide probleem nog eens indringend geschetst waarbij - en het wordt zorgwekkend genoemd dit te moeten constateren - worat gesteld dat «het aantal ter kennis van de politie gekomen gevallen van rijden onder invloed, gezien de geringe pakkans, slechts een fractie van de werkelijke omvang van de problematiek» vormt. Mede gegeven de ernst van de situatie wensten de leden behorend tot de P.v.d.A.-fractie er nog eens hun teleurstelling over uit te spreken dat het na de wetswijziging die geleid heeft tot invoering van de verplichte bloedproef meer dan elf jaar heeft moeten duren vooraleer een volgende (logische) stap ter bestrijding van het alcoholgebruik in het verkeer in een wetsvoorstel kon worden neergelegd. «Ook wij zijn tot de conclusie gekomen, dat de tijd thans rijp is om de invoering van ademanalyse als bewijsmiddel mogelijk te maken», aldus de bewindslieden in de memorie van toelichting. «Beter laat dan nooit», leek genoemde leden in deze de meest gepaste reactie, al realiseerden zij zich dat de vervlogen jaren letterlijk als verloren tijd moeten worden beschouwd. Zij spraken hun bereidheid uit om aan de snelle afhandeling van het wetsvoorstel mee te werken, er vanuit gaande dat een snelle invoering van de wet daarna geen uitvoeringsproblemen meer zal geven. «Spoedige inwerkingtreding gewenst» laat de regering in een overzicht van beleidsvoornemens die vóór 1-1-86 of voor de Tweede-Kamerverkiezingen door de Eerste Kamer zouden moeten worden afgedaan. De leden van de P.v.d.A.-fractie kwamen over het tijdstip van invoering later in hun bijdrage overigens nog te spreken. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 285, nr. 4 1

Dat de problematiek met betrekking tot geneesmiddelen en andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden mede omwille van de tijd buiten beschouwing is gebleven, konden deze leden billijken. Wel vroegen zij om een aanduiding van de manier en het tijdstip waarop de onderhavige kwestie van regeringswege nader aan de orde zal worden gesteld, omdat over de ernst van het probleem - gegeven de vele voorhanden zijnde gegevens - geen onduidelijkheid meer bestaat en de samenhang met alcoholgebruik een evidentie mag worden genoemd. De leden behorende tot de C.D.A.-fractie hadden met bijzondere belangstelling kennis genomen van het voorstel van wet tot invoering van de ademanalyse ter verbetering van de bestrijding van het rijden onder invloed van alcohol. Vooraf wilden zij duidelijk maken, dat zij de invoering als zodanig niet ter discussie zouden stellen. Naast andere maatregelen - zeker ook op het gebied van preventie - om het rijden onder invloed van alcohol effectief te bestrijden, is immers een adequaat bewijsmiddel nodig ter vaststelling van de hoeveelheid gebruikte alcohol. Reeds toen de zg. 1 novemberwet in 1974 van kracht werd, gingen stemmen op om hierbij ademanalyse toe te passen. Nu reeds enige jaren de bloedproef kennelijk aan effectiviteit heeft ingeboet, is aan invoering van ademanalyse niet meer te ontkomen, zeker nu dit middel in andere landen zijn waarde heeft bewezen. De regering constateert terecht, dat per 1 mei 1983 ademanalyse als bewijsmiddel ook al in Engeland is ingevoerd. Kan de regering aangeven, of dit voor het gehele Verenigd Koninkrijk van kracht is of alleen voor Engeland? Wel vroegen deze leden aandacht voor een aantal hiermee in verband staande vragen en opmerkingen. Het moest de leden behorende tot de C.D.A.-fractie allereest van het hart, dat zij het betreurden, dat hun dit wetsvoorstel pas in het najaar van 1985 had bereikt. Zij wezen op de aanvaarding van de motie-van Thijn c.s. in 1972, op de mondelinge vragen van de leden Cornelissen en Van den Broek in 1978 en op de aanvaarding van de motie-castricum c.s. in 1984 - waarnaar in de memorie van toelichting op verschillende plaatsen eveneens verwijzingen zijn te vinden - waarbij een mogelijke invoering alsmaar verder naar de toekomst werd verschoven. Deze leden wilden overigens weten welke complicaties nog waren opgetreden, nadat de regering haar toezegging had gedaan omstreeks de zomer van 1985 een wetsvoorstel strekkende tot invoering van de ademanalyse bij de Kamer aanhangig te maken, waardoor herziening van het eerder voorgenomen tijdschema toch niet tot tijdswinst heeft geleid. Terzake van hierop betrekking hebbende opmerkingen van de Raad van State stelden zij de motie-castricum c.s. mede te hebben ondertekend om snel de indiening van een wetsvoorstel te bevorderen, maar niet zonder dat dit voldoende zou zijn voorbereid. Veeleer wilden zij hierdoor benadrukken, dat de regering niet moest trachten opnieuw het wiel uit te vinden maar juist de voorbereidingen voor een wetswijziging snel moest afronden na allerlei onderzoek en consultatie gedurende de afgelopen jaren. Naar hun mening waren voldoende momenten, bijv. de verschijning van het rapport «Alcohol en verkeer» op 6 juli 1982, aanwezig om tot een stroomversnelling in de voorbereidingsactiviteiten over te gaan. Deze leden zagen de reactie van de bewindslieden hieromtrent graag tegemoet, waarbij zij ook een antwoord verlangden op de vraag of - achteraf bezien - een snellere werkwijze mogelijk zou zijn geweest, bijv. door een andere taakverdeling van de betrokken bewindslieden. In hoeverre maakt het hierbij verschil, of de eerste ondertekenaar coördinerend bewindspersoon dan wel projectbewindspersoon is? De leden behorende tot de C.D.A.-fractie konden instemmen met het hier buiten beschouwing laten van de problematiek met betrekking tot geneesmiddelen en andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, zeker ook omwille van de tijd. Nochtans hadden zij er behoefte aan, de Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 285, nr. 4 2

regering aan te bevelen zeer alert te zijn op de nieuwe mogelijkheden om ook de problematiek met betrekking tot geneesmiddelen en andere stoffen of combinaties van deze stoffen zo goed mogelijk op te lossen. De leden van de V.V.D.-fractie spraken hun waardering uit voor het feit, dat de regering reeds op 7 januari 1985 het onderhavige wetsvoorstel bij de Raad van State ter overweging aanhangig had gemaakt en daarmede zoveel mogelijk uitvoering gegeven aan een motie van die strekking, ingediend tijdens een Uitgebreide Commissievergadering over het Nationaal Plan Verkeersveiligheid op 3 september 1984. Zij betreurden het echter, dat het advies van de Raad zo lang op zich heeft laten wachten namelijk 10 juli 1985. Bovendien werd door hen inzicht verlangd in de oorzaken welke ten grondslag hebben gelegen aan de vertraging waardoor indiening van het voorstel eerst op 31 oktober kon geschieden. Overigens waren deze leden van mening, dat naast invoering van de ademanalyse andere maatregelen moeten worden overwogen, gericht op bestrijding van het rijden onder invloed van alcohol. Zij vestigden in dit verband de aandacht op maatregelen als onmiddellijke intrekking van het rijbewijs en ongeldigverklaring van het rijbewijs bij herhaalde veroordeling, voorstellen gedaan door Veilig Verkeer Nederland in haar campagne van eind 1984 en begin 1985. Gaarne vernamen zij de visie van de regering op dergelijke maatregelen en het eventuele effect daarvan. Bovendien zal het ontmoedigingsbeleid terzake van de regering moeten worden geïntensiveerd. De leden van de fractie van D'66 waren verheugd dat nu dan toch eindelijk het door de Tweede Kamer reeds zo lang en zo herhaalde malen gevraagde wetsvoorstel is ingediend dat de mogelijkheid zal openen de resultaten van ademanalyse te gebruiken als basis voor het strafbaar stellen van rijden onder invloed van alcohol. Zij meenden dat hiermee een belangrijke stap is gezet in de richting van een betere controle, hetgeen zij van groot belang achten gezien het menselijk leed en de hoge maatschappelijke kosten die samenhangen met het rijden onder invloed. Het stelde hen dan ook teleur dat nog niet alle voorbereidingen voor het invoeren van de ademanalyse zijn afgerond. Zij zouden gaarne een overzicht krijgen van de nog te verrichten activiteiten met het bijbehorende tijdschema. Daarbij zouden zij het op prijs stellen te vernemen of de financiering van de voorbereiding van de invoering van de ademanalyse geheel is geregeld en geen aanleiding kan geven tot verdere vertraging. Deze leden gingen er van uit dat zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de ervaringen in Engeland waar de ademanalyse sedert 1 mei 1983 is ingevoerd. Zij zouden het op prijs stellen een exemplaar te mogen ontvangen van het in de memorie van toelichting genoemde evaluatierapport over de in Engeland opgedane ervaringen. De leden van de S.G.P.-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij waardeerden het voorstel positief. Wel wilden zij nog enkele opmerkingen plaatsen en vragen stellen. Allereerst vroegen deze leden naar de aard van de opgetreden complicaties waardoor zelfs het oorspronkelijk door de regering geplande tijdstip niet kon worden gehaald en de door de Kamer gewenste datum met 10 maanden moest worden overschreden. Hangt deze vertraging samen met de vertraging die is opgetreden bij de andere wijzigingen van de Wegenverkeerswet waarvan wetsvoorstellen bij de Kamer zijn ingediend (16092 en 16972)? Het verbaasde deze leden enigszins dat in het wetsvoorstel, ondanks 10 maanden extra tijd, de problematiek met betrekking tot geneesmiddelen en andere stoffen niet in de beschouwingen konden worden meegenomen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 285, nr. 4 3

De leden van de S.G.P.-fractie vroegen verder naar huidige gegevens over het alcoholgebruik in het verkeer. Heeft zich in de laatste jaren een daling voorgedaan of is het gebruik weer gaan stijgen? Tot hoever denkt de bewindsman dat het alcoholgebruik in het verkeer kan worden teruggedrongen als de nieuwe apparatuur is ingevoerd? De fractie van de R.P.F, had met grote belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij achtte een strenge controle op alcoholgebruik in het verkeer ter verbetering van de verkeersveiligheid onontbeerlijk en tevens passend in een alcoholontmoedigingsbeleid. Voorts sprak zij haar waardering uit over de spoedige totstandkoming van het wetsvoorstel, ongeveer een jaar nadat in een Kameruitspraak op de spoedige invoering van de ademtest als bewijsmiddel van alcoholmisbruik was aangedrongen. Mag hieruit worden afgeleid, dat de bewindslieden eveneens overtuigd zijn van het wezenlijk belang van invoering van deze nieuwe test, dat zij zelfs gedeeltelijk de kritische kanttekeningen van de Raad van State hieromtrent weerstaan? De wenselijkheid van ademanalyse als bewijsmiddel Dat aan het bestaande systeem van opsporing, bewijsvoering en afdoening nogal wat nadelen zijn verbonden, heeft de praktijk sinds 1974 geleerd, zo stelden de leden van de P.v.d.A.-fractie. Het is daarom des te verwonderlijker dat het voorliggende wetsvoorstel zo lang op zich heeft laten wachten. Een gemiste kans, zo stelden zij, waardoor het rendement van de inzet van politie en justitie lange tijd nadelig is beïnvloed. Deze leden beaamden dat de eventuele nadelen aan de invoering van de ademanalyse niet tegen de voordelen opwegen. Het rendement van de opsporing kan aanzienlijk worden vergroot door invoering van de ademanalyse maar evenzeer door efficiency-maatregelen op het administratieve en operationele vlak, zoals aangeduid door de heer C.F. Kuijten van de CPVC op een themadag van het Regionaal Orgaan voor de Verkeersveiligheid in Friesland op 15 november 1985. De leden van de P.v.d.A.-fractie zouden het op prijs stellen wanneer in de memorie van antwoord zo concreet mogelijk op de suggesties van de heer Kuijten wordt ingegaan. Ook op diens pleidooi voor een controlemethodiek zoals bepleit tijdens de negende Internationale Conferentie over alcohol, drugs en verkeersveiligheid, waarbij in ons land artikel 33, vierde lid, van de Wegenverkeerswet kan worden gehanteerd, zouden deze leden graag een reactie tegemoet zien. Het was hun overigens opgevallen dat genoemde functionaris in nogal kritische zin over de voortvarendheid waarmee in ons land het onderhavige vraagstuk wordt aangepakt, heeft gesproken. Zij konden zich in de teneur van zijn bijdrage zeer wel vinden. Hoewel het voorliggende wetsvoorstel daartoe niet het meest geëigende kader vormt, wilden zij, wellicht ten overvloede, nog eens benadrukken dat een krachtdadige integrale aanpak van het probleem dringend noodzakelijk is. De leden van de P.v.d.A.-fractie stelden zich voor daarover bij de behandeling van het MPV II nader van gedachten te wisselen. Alvorens op de ademanalyse zelf in te gaan, vroegen de leden behorende tot de C.D.A.-fractie naar het effect van de ademtest door middel van blaaspijpjes. Is het waar dat van de automobilisten met (iets) meer dan 0,5 prom. alcohol in het bloed, er maar één op de zes wordt betrapt? En dat van de automobilisten met 1 prom. of meer het er maar één op de drie betreft? Waaraan - zo dit waar is - ligt de grote mate van onnauwkeurigheid? Is het in deze omstandigheden niet beter, de promillegrenzen niet te laag te stellen, temeer daar in de nabije toekomst de selectietest in de meeste gevallen zonodig door een ademanalyse wordt gevolgd? Zou hierdoor de pakkans niet worden vergroot? Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 285, nr. 4 4

De aan het woord zijnde leden erkenden de nadelen die zijn verbonden aan de bloedproef, de ingreep in de lichamelijke integriteit, de ingewikkelde en tijdrovende procedure met negatieve gevolgen voor het rendement van de inzet van politie en justitie. Naar hun mening hadden de bewindslieden genoegzaam aangetoond, dat de voordelen van de ademanalyse groter zijn dan de nadelen en dat de tijd rijp is om de invoering ervan als bewijsmiddel mogelijk te maken. De bewindslieden leggen nogal grote nadruk op het gelijkwaardig zijn van de uitkomsten van de bloedproef enerzijds en de ademanalyse anderzijds. Zeker nu om verschillende redenen de bloedproef als alternatief bewijdsmiddel dient te worden gehandhaafd onderschreven de leden behorende tot de C.D.A.-fractie het belang van gelijkwaardige uitkomsten. Zij vroegen echter naar de consequenties ervan, als het ene middel nauwkeuriger zou blijken te zijn dan het andere. Tevens stelden zij de vraag, of het nog steeds onmogelijk is om met ademanalyse-apparatuur het gebruik van geneesmiddelen en verdovende middelen aan te tonen, zoals de toenmalige minister van Justitie antwoordde op vragen van de leden Cornelissen en Van den Broek. In hoeverre komen hieruit consequenties voort? Nadere beschouwing ademanalyse: invoering van een maximaal toelaatbaar ademalcoholgehalte De leden van de P.v.d.A-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van de meer technische beschouwing in deze paragraaf. Zij constateerden dat tenminste de indruk wordt gewekt dat de introductie van de ademanalyse een zeer gecompliceerde operatie is, en vroegen zich af hoe zulks zich verhoudt tot de grote ervaring die met de in het geding zijnde apparatuur gedurende een reeks van jaren op talloze plaatsen in de wereld is opgedaan. Deze leden gingen er overigens van uit dat alle zwaarwegende technische problemen inmiddels overwonnen zijn en moeilijkheden van die aard de spoedige invoering van de ademanalyse niet in de weg zullen staan. Zij zouden het voorts op prijs stellen wanneer een beschouwing zou kunnen worden gegeven over de «praktijk» van de thans als norm gehanteerde promillages en - in het verlengde daarvan - de normen die in het onderhavige wetsvoorstel worden gehanteerd. Uit onderzoek is gebleken, dat tussen het eerste contact met de bestuurder en het begin van de ademproef een periode van ten minste 20 minuten moet zijn verstreken, zo lazen de leden behorende tot de C.D.A.-fractie in de memorie van toelichting. Zij namen aan dat onder «ademproef» ademanalyse moet worden verstaan en niet de op straat uit te voeren ademtetst. Deze leden vroegen, hoe lang na het gebruik van alcohol nog betrouwbare gegevens zijn te verkrijgen door ademanalyse. Zij dachten hierbij aan bijvoorbeeld later opgespoorde bestuurders van voertuigen die na het begaan van een overtreding of misdrijf waren doorgereden. De leden behorende tot de C.D.A.-fractie stelden voorts de vraag, welke verschillen er bestaan bij de toepassing van de bloedproef dan wel van de ademanalyse met betrekking tot het gecombineerd gebruik van alcohol en andere stoffen? Is het wenselijk bij een bepaalde combinatie de voorkeur aan de bloedproef te geven boven ademanalyse? De leden van de fractie van D'66 konden instemmen met de voorgestelde constructie, waarbij naast een bloedalcohollimiet als uitgangspunt voor de strafbaarstelling ook een ademalcohollimiet wordt genomen. Deze constructie is echter slechts te rechtvaardigen indien er een constante verhouding bestaat tussen het bloedalcoholgehalte en het ademalcoholgehalte. Uiteraard is deze zogenaamde omrekeningsfactor een gemiddelde. Deze leden zouden gaarne worden geïnformeerd over de spreiding rond dit gemiddelde. Daarnaast zal een zekere spreiding optreden rond een gemid- Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 285, nr. 4 5

delde waarde indien het ademalcoholgehalte meerdere malen wordt gemeten. Kan reeds inzicht worden gegeven in deze spreiding en in de correctiefactor die als gevolg hiervan moet worden gehanteerd. Met betrekking tot de omrekeningsfactor (2300 milliliter lucht - 1 milliliter bloed) vroegen de leden van de S.G.P.-fractie of deze overeenkomt met omrekeningsfactoren in andere landen waar men met ademanalyse-apparatuur werkt. De leden van de S.G.P.-fractie vroegen met welke apparatuur de eerste selectietest wordt uitgevoerd bij de periodieke controles. De toepassing van ademanalyse in de praktijk Aansluitend op hun voorlaatste opmerking in de vorige paragraaf hadden de leden van de P.v.d.A.-fractie kennis genomen van de mededeling dat nog het nodige werk moet worden verricht voordat de ademanalyse feitelijk kan worden toegepast. Zij meenden er echter vanuit te mogen gaan dat zeer snel nadat het wetsvoorstel tot wet is verheven - kan het zijn: onmiddellijk daarna - de feitelijke doorvoering ervan zal plaatsvinden. De leden van de P.v.d.A.-fractie vroegen zich overigens af of het niet voor de hand ligt om in de toekomst alle bij een ongeval betrokken bestuurders op alcoholgebruik te controleren. Meergenoemde CPVC-functionaris heeft erop gewezen dat buitenlands onderzoek aantoont dat bij ± 40% van de verkeersongevallen alcohol in het spel is. In Nederland constateert de politie een veel lager percentage. «Ik geloof niet dat dat komt door een beter rijgedrag van onze alcomobilisten», aldus Kuijten. Het leek de leden van de P.v.d.A.-fractie maatschappelijk uiterst relevant die stelling aan de werkelijkheid te toetsen. Zou het overigens uit wetenschappelijk oogpunt geen aanbeveling verdienen ook dodelijke en ernstige gewonde verkeersslachtoffers op alcoholgebruik te onderzoeken? De leden van de fractie van D'66 vroegen zich af waarom de laagste van de gemeten waarde voor het ademalcoholgehalte voor het bewijs zal worden gebruikt en niet bijvoorbeeld het rekenkundig gemiddelde van de twee waarnemingen. Zij vreesden dat de invoering van de ademanalyse wel eens contra-produktief zou kunnen gaan werken indien alle onzekerheden, zowel in de omrekeningsfactor, als in de correctiefactor, als bij de feitelijke invoering van de meting van het ademalcoholgehalte, systematisch in het voordeel van de verdachte werken. Deze leden zouden hierover graag nadere informatie verkrijgen, mede aan de hand van de vraag welke onderlinge verschillen tussen de beide metingen als maximaal zullen worden geaccepteerd. Deze laatste vraag leidde bij hen tot een volgende, namelijk hoe zal worden gehandeld indien de beide meetresultaten onaanvaardbaar van elkaar afwijken. Daarnaast vroegen zij zich af in hoeverre het mogelijk moet zijn op verzoek van de verdachte af te wijken van de eis dat tussen het eerste contact met de bestuurder en het begin van de ademproef een periode van tenminste 20 minuten zijn verstreken. Zij gingen er van uit dat het gebruik van de eenvoudige selectie-apparatuur op straat nog geen onderdeel is van de ademproef. Is deze opvatting juist? Invoering en overgangsrecht; gevolgen voor de werklast van politie en justitie Opnieuw spraken de leden van de P.v.d.A-fractie hun grote zorg uit over de voortvarendheid waarmee aan de invoering van de ademanalyse is/wordt gewerkt. Het verbaasde deze leden in hoge mate dat alle noodzakelijke maatregelen voor de introductie daarvan inmiddels (nog) niet zijn genomen. Zij wensten in de memorie van toelichting een gedetailleerd inzicht te verkrijgen in de wijze waarop organisatorisch, personeel, materieel en financieel een snelle invoering van de ademanalyse, zoals ook door de Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,19 285, nr. 4 6

regering bepleit, zal worden voorzien. Aan een «ontsnappingsclausule» zoals voorzien in artikel III van het wetsvoorstel hadden deze leden voor alsnog geen behoefte. Het kwam hen voor dat de regering in de voorbije kabinetsperiode ingrijpende en ingewikkelde operaties op zeer korte termijn heeft doorgevoerd. Kan inmiddels worden aangegeven wat het op blz. 9 van de memorie van toelichting aangekondigde overleg tussen de tweede ondertekenaar en het Openbare Ministerie voor resultaten heeft opgeleverd? De bewindslieden stellen voor de wet niet later in werking te laten treden dan één jaar na de afkondiging daarvan in het Staatsblad, zulks in verband met aangekondigde onderzoeken en de opstelling van de uitvoeringsvoorschriften. De leden behorende tot de C.D.A.-fractie vroegen of de bewindslieden inmiddels voortgang hebben geboekt met deze werkzaamheden. De aan het woord zijnde leden konden billijken, dat na de inwerkingtreding van de wet eventueel nog op de oude voet kan worden voortgewerkt, gelet op de nodige ademanalyse-apparaten, de kosten hiervan, overgangsproblemen e.d. Wel vroegen zij, of deze termijn moet worden bepaald op drie jaar na inwerkingtreding, d.w.z. vier jaar na de afkondiging in het Staatsblad. Is een dergelijke geleidelijke invoering over vier jaar niet erg lang, temeer daar de bloedproef als middel blijft bestaan? Gezien het streven naar ontmoediging neigden deze leden ertoe de afwijzing van de regering om een onderscheid te maken tussen alcoholmisdrijven en alcoholovertredingen te onderschrijven. Zij konden zich eveneens vinden in de mogelijkheid, eventueel de transactiebevoegdheid van het Openbaar Ministerie inzake artikel 26 binnen nader te bepalen grenzen te delegeren aan de politie, ingeval de toeneming van de werklast bij politie en justitie hiertoe zou nopen. Is deze delegatie mogelijk zonder wijziging van artikel 74 WvS? De leden van de V.V.D.-fractie hadden met ongenoegen kennisgenomen van het feit dat de drie jaar duurt eer de ademanalyse-apparatuur in het gehele land operationeel zal zijn. Zij achtten een dergelijke periode onaanvaardbaar om in samenhang met andere maatregelen te komen tot een effectieve bestrijding van het rijden onder invloed. In hoeverre zijn reeds voorbereidingsmaatregelen genomen, die een aanzienlijke bekorting van deze periode kunnen bewerkstelligen? Deze leden konden zich vinden in de overwegingen dat invoering van de ademanalyse als bewijsmiddel zou kunnen leiden tot een vergroting van de pakkans. Zij vroegen zich echter af of daadwerkelijk meer tijd beschikbaar zal komen voor opsporing en vervolging. De werklast in de huidige situatie manifesteert zich niet alleen ten aanzien van de afwikkeling van de bloedproef zelve, maar veeleer op het administratieve vlak i.c. de vervaardiging van het proces-verbaal. In dit verband verwezen zij naar het rapport van de subgroep Alcohol en Verkeer van de Permanente Contactgroep voor de Verkeersveiligheid, waarin gesteld wordt dat met de invoering van de ademanalyse de werklast van politie en justitie zullen toenemen. Als gevolg van het feit, dat door de ademanalyse direct inzicht wordt verschaft omtrent de juiste hoogte van het AAG zal van het rijverbod minder gebruik behoeven te worden gemaakt en daarmee het aantal processen-verbaal toenemen. Uit de memorie van toelichting was deze leden gebleken, dat dit probleem deels door de regering wordt onderkend en deels onderschat. Het compenserend effect dat uitgaat van het vereenvoudigd en geautomatiseerd vervaardigen van de processen-verbaal zal naar de mening van deze leden niet voldoende zijn. Bovendien bevindt deze mogelijkheid zich nog in de onderzoeksfase, en bestaat daarover nog geen enkele zekerheid, hoewel het ter adstructie wordt aangevoerd. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 285, nr. 4 7

Het ware duidelijk dat de leden van de V.V.D.-fractie nogal sceptisch stonden tegenover de extra tijd die beschikbaar zou komen voor verhoging van de opsporingsintensiteit. Zij wensten dan ook daarover door de regering geïnformeerd te worden als enerzijds het vervaardigen van het proces-verbaal geautomatiseerd gaat worden en anderzijds dit om financiële redenen geen doorgang kan vinden, temeer daar geen inzicht verschaft kan worden over de financiële consequenties van het voorstel. Voorts verlangen deze leden van de regering informatie binnen welke grenzen de transactiebevoegdheden van het Openbaar Ministerie gedelegeerd kan worden aan de politie. Naar hun mening is een transactie door de politie voorlopig de enige mogelijkheid om te komen tot een vermindering van de werklast van de politie en justitie. In dit verband vroegen zij de regering het invoeren van het onderscheid tussen overtreding en misdrijf terzake van de artikelen in de Wegenverkeerswet die betrekking hebben op het rijden onder invloed van alcohol, wederom te overwegen. Een dergelijk onderscheid zou samen met een ombuigingsbeleid tot een effectieve bestrijding kunnen leiden van het rijden onder invloed en behoeft daar geenszins mee in strijd te zijn. De leden van de fractie van D'66 hadden er begrip voor dat invoering van de ademanalyse niet van de ene dag op de andere in het gehele land kan worden gerealiseerd, en dat gedurende een zekere tijd ook op de huidige wijze moet kunnen worden gewerkt. Zij meenden echter dat een periode van drie jaar hiervoor ongewenst lang is en zouden gaarne worden geïnformeerd over de mogelijkheden (en de consequenties daarvan) om deze periode te bekorten. Zij vroegen zich af of door de invoering van de ademanalyse de werklast voor justitie inderdaad zal toenemen, zoals de regering veronderstelt, dan wel dat de invoering van de ademanalyse, begeleid door een intensieve voorlichting, een zodanige positieve werking zal hebben dat hiervan geen of nauwelijks sprake zal zijn. Zij realiseerden zich dat in dit laatste geval wel sprake blijft van het toenemen van de werkdruk bij de politie. De leden van de S.G.P.-fractie vonden de invoeringstermijnen wel wat lang. Kan precies worden aangegeven welke onderzoeken nog moeten worden verricht alvorens de wet in werking kan treden? Tevens wensten deze leden informatie over de opleiding die het personeel moet volgen om de gewenste apparatuur te kunnen bedienen. Waaruit bestaat die opleiding, hoe lang duurt deze, en wie moet die opleiding volgen? De fractie van de R.P.F, kon instemmen met een zo spoedig mogelijke invoering van de ademanalyse-apparatuur en zij onderschreef de redenen, welke de bewindslieden hiervoor aanvoerden. Te denken valt aan de vermindering van een groot aantal bloedproeven. De bloedproef is weliswaar een betrouwbaar, maar omslachtig bewijsmiddel, waarvan bovendien de uitslag niet direct bekend is. Het nieuwe middel maakt een meer slagvaardig optreden mogelijk en verhoogt de pakkans, waardoor het rendement van de opsporing kan worden verhoogd. Wel waren naar aanleiding van de memorie van toelichting nog enkele vragen gerezen. Zo stelt de memorie, dat de problematiek met betrekking tot geneesmiddelen en andere stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, thans mede omwille van de tijd buiten beschouwing bleven. Betekent dit, dat deze materie nog onderwerp van studie is of leven er bij de bewindslieden gedachten ter oplossing van genoemde problematiek? Kan voorts worden verwacht, dat de uiteindelijke vaststelling van het ademalcoholgehalte, inclusief de bepaling van de correctiefactor, gereed zal zijn als de wetwijziging overeenkomstig artikel IV in werking zal treden? Welke methodiek wordt ter zake in Engeland gehanteerd? Wanneer zullen de praktijkproeven van start gaan, op welke schaal en in welke regio's? Door wie zullen deze proeven worden uitgevoerd? Welke Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 285, nr. 4 8

rechtskracht zullen de verkregen uitkomsten hebben ten opzichte van de meewerkende verdachten? In hoeverre verschilt de huidige selectie-apparatuur die op straat gehanteerd zal worden van de huidige? Tot dusver worden alcoholdelicten beschouwd als misdrijven. De fractie van de R.P.F, kon zich daarmee verenigen, mede gelet op de ernst van mogelijke verkeersongevallen, welke zich onder invloed van alcohol kunnen voordoen. Hoewel zij begrip had voor de zeer waarschijnlijk toenemende werkdruk bij justitie meenden zij de mogelijkheid om de politie transactiebevoegdheid in deze te geven om voornoemde reden te moeten afwijzen. In hoeverre zal de werkdruk bij justitie verlicht kunnen worden, doordat door gebruikmaking van technische apparatuur aan de bewijsvoering en aan de beoordeling van dit misdrijf een objectief criterium ten grondslag ligt? Een overgangstermijn ter invoering van de ademtest kwam de fractie van de R.P.F, alleszins redelijk voor. Is overigens een plan opgesteld op welke wijze de test geleidelijk over het land gespreid ingevoerd kan worden? Kosten van uitvoering van het wetsvoorstel Verwijzend naar een eerdere opmerking zouden de leden van de P.v.d.A.- fractie een gedetailleerd inzicht in de financiële consequenties op prijs stellen. Met grote teleurstelling namen zij kennis van de mededeling dat «in de huidige omstandigheden evenwel strikt de hand moet worden gehouden aan de eis, dat aan het nieuwe systeem een zodanige vorm wordt gegeven, dat het ten opzichte van het huidige op zijn ongunstigst budgettair neutraal is». Welke budgettaire neutraliteit wordt hier bedoeld? Die van alle overheden tesamen? Welke kosten worden thans door Rijk en gemeenten gemaakt voor de handhaving van de vigerende wetgeving, inclusief opsporing en vervolging? De leden behorende tot de C.D.A.-fractie stelden de vraag, of omtrent de met uitvoering van het wetsvoorstel gemoeide kosten inmiddels gegevens zijn te verschaffen. Tijdens de in november jl. gehouden themadag van het Regionaal Orgaan voor de Verkeersveiligheid in Friesland werd bekend gemaakt dat ± 30% van de verkeersdoden - 500 a 600 per jaar - valt bij ongevallen waarbij alcohol in het spel is. Gelet hierop en op de enorme economische schade als gevolg van alcoholongevallen meenden deze leden, dat een betere bestrijding van het rijden onder invloed van alcohol de gemeenschap heel wat waard mag zijn, zelfs moet zijn. Daarom stelden zij de vraag, waarom strikt de hand moet worden gehouden aan de eis dat aan het nieuwe systeem een zodanige vorm wordt gegeven, dat het ten opzichte van het huidige op zijn ongunstigst budgettair neutraal is. De aan het woord zijnde leden konden zich de situatie indenken, dat zeker in de aanvang door aanschaffing van de nieuwe apparatuur de kosten wat hoger uitvallen. De leden van de fractie van D'66 konden zeker niet instemmen met de opvatting van de regering dat het nieuwe systeem een zodanige vorm moet worden gegeven dat het ten opzichte van het huidige in het ongunstigste geval budgettair neutraal is. Zij waren in deze opvatting zeer teleurgesteld, omdat hierin de kosten voor de rijksoverheid als enig criterium worden gehanteerd en niet de veel belangrijker maatstaf van het minimaliseren van de totale kosten van de Nederlandse samenleving als gevolg van het rijden onder invloed van alcohol. Het leek hen bepaald niet denkbeeldig dat extra uitgaven van de rijksoverheid in verband met de invoering van de ademanalyse voor de samenleving als geheel - ook in financieel opzicht - een zeer hoog rendement zullen hebben. Een zo gekwantificeerd mogelijke beschouwing hierover zou door hen op prijs worden gesteld. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19285, nr. 4 9

De leden van de S.G.P.-fractie vroegen ook of reeds iets kon worden gezegd over de kosten van de aan te schaffen apparatuur en hoeveel apparaten zullen moeten worden aangeschaft. Overigens informeerden deze leden ook naar de procedure die bij de aanschaf van de benodigde apparatuur zal worden gevolgd, en of ook de kleinere Nederlandse bedrijven een goede kans hebben om één en ander te leveren. De leden van de S.G.P.-fractie wilden graag uitgelegd zien waaruit de extra werkdruk bij de politie nu precies zal bestaan. Het nemen van een bloedproef neemt toch veel meer tijd in beslag en heeft toch veel meer om handen dan een proef met ademanalyse-apparatuur? Deze leden besloten met de opmerking dat zij op een spoedige invoering van de nieuwe apparatuur hoopten waardoor volgens hen een effectieve controle mogelijk is op het gebruik van alcohol in het verkeer. Aandacht verdient het kostenaspect, zo meende de R.P.F.-fractie; niet slechts met het oog op aanschaf en beheer van de benodigde apparatuur, maar ook gelet op de kosten verbonden aan een snelle administratieve verwerking van een te verwachten groter aantal processen-verbaal. Indien dit laatste aspect onvoldoende wordt meegewogen, zou de verwachte rendementsverhoging van de opsporing wel eens achterwege kunnen blijven tengevolge van de toegenomen werkdruk. Voortgaande automatisering verdient ook met het oog op het bovenstaande, te worden bevorderd. De memorie van toelichting blijft in dit opzicht vaag. De werkelijke kosten zullen uit nader onderzoek nog moeten blijken. Aan het nieuwe systeem moet, aldus de bewindslieden, een zodanige vorm worden gegeven, dat het ten opzichte van het huidige budgettair neutraal is. Dit zal echter niet slechts in het algemeen, maar ook voor de afzonderlijke politiekorpsen moeten gelden, waarbij ook de bijkomende kosten zoals hierboven vermeld aandacht verdienen. Derhalve vroeg de R.P.F.-fractie of de bewindslieden nader op het kostenaspect zouden willen ingaan. Kunnen zij daarbij ook de kosten van de opleiding betrekken? Voorts wilde de fractie van de R.P.F, meer weten over de duur en inhoud van de opleiding. Zal deze ter plaatse gegeven worden? Wie zullen voor de opleiding in aamerking komen? Artikelen Artikel I, onder E De leden behorende tot de C.D.A.-fractie achtten opnemen van een bepaling met betrekking tot verdachten die niet in staat zijn hun wil kenbaar te maken, zoals wordt voorgesteld in het negende lid van artikel 33a, een juiste aanvulling. Een onderzoek van het bloed vindt niet plaats dan nadat de verdachte in de gelegenheid is gesteld zijn toestemming te geven, zo luidt een onderdeel van deze bepaling. Wat zijn hiervan de consequenties ingeval een verdachte bijv. gedurende lange tijd buiten bewustzijn verkeert? Hoe lang kan het bloed worden bewaard wil een onderzoek ervan betrouwbare gegevens opleveren? De voorzitter van de commissie, Rienks De griffier van de commissie, Teunissen Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19285, nr. 4 10