Prof. dr. D. H. Th. Vollenhoven 1892-1978 86
Prof. dr. D. H. Th. Vollenhoven 6 juni 1978 overleed Dirk Hendrik Theodoor Vollenhoven in de leeftijd van 86 jaar. Hij was vanaf 1926 hoogleraar in de wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit. Meer dan 35 jaar heeft hij alle studenten dezer universiteit onderwijs in de wijsbegeerte gegeven, met dien verstande, dat Zuidema later een deel der studenten voor zijn rekening nam. Belangrijker is nog dat Vollenhoven in die tijd een aantal studenten binnen zijn faculteit opleidde tot de voltooiing van de studie in de wijsbegeerte. Velen van hen doceren thans zelf wijsbegeerte zowel in ons land als in vele andere landen. Vollenhoven heeft school gemaakt zowel aan de universiteit als in breder kring. Het is de school van de calvinistische, nu meestal reformatorisch genoemde, wijsbegeerte. Tezamen met Dooyeweerd heeft hij zich daarin in de traditie van o.a. Augustinus, Kuyper en Bavinck geplaatst. In 1935 kreeg deze school gestalte en bestendigheid door de oprichting van de Vereniging voor Calvinistische Wijsbegeerte, waarvan Vollenhoven tot 1963 de nauwgezette en bezielende voorzitter was. In dit opzicht is het zonder twijfel aan hem in de eerste plaats te danken, dat deze wijsgerige beweging tot grote bloei kwam. Met Dooyeweerd heeft hij de basis gelegd voor een rijke oogst van wijsgerige studies van vele geestverwanten. Ook alweer vooral door zijn initiatief en inspanning is in r947 de Stichting Bijzondere Leerstoelen voor Calvinistische Wijsbegeerte opgericht. Tot 1961 was hij voorzitter van deze stichting. Zij kwam in die tijd, uitsluitend gesteund door particuliere bijdragen, tot de oprichting van zes leerstoelen aan openbare universiteiten en hogescholen. Onvergetelijk is voor zijn vrienden en geestverwanten de dienst die hij de Vereniging en de Stichting heeft verleend. In de week, waarin hij stierf is Ir. J. H. Santema als eerste gepromoveerd voor een leerstoel van de Stichting aan de Technische Hoge school te Delft. Dat is niet in de laatste plaats een vrucht van zijn werk. Zijn omvangrijke organisatorische taak stond zijn wetenschappelijke arbeid niet in de weg. Het hart van zijn bestaan was de studie en de resultaten bracht hij in onderwijs en gesprekken tot zijn leerlingen en overige geestverwanten. De publicaties bereikten uiteraard een wijder kring. Vollenhoven heeft zich vooral toegelegd op de geschiedenis der wijsbegeer- 87
te. Hij streefde naar een overzicht met inzicht, een systematiek van deze geschiedenis. Aan deze taak heeft hij zich gegeven, zolang hij kon. Het lijkt mij passend enige hoofdzaken van deze systematiek te vermelden. Zij gaat ervan uit dat er samenhang, verband en vergelijkbaarheid in de geschiedenis der wijsbegeerte bestaat. Om deze te ontdekken is een methode nodig die, zoals Vollenhoven zegt, aan de bewerking van het materiaal moet ontstaan. Het materiaal wordt gevormd door de problemen die de filosofen stelden en hun oplossingen ervoor. Vandaar dat hij zijn methode de probleemhistorische methode noemt. Hij beseft een maatstaf nodig te hebben voor de beoordeling van de problemen en hun oplossingen. Zijn maatstaf, beheerst door het geloof in Christus, is de drieslag: God, de door Hem gestelde wet en de door Hem geschapen kosmos. Vollenhoven onderscheidt in het onderzoek van de geschiedenis tijdstromingen en typen. Voor de tijdstromingen is primair de vraag, hoe men de plaats van de wet zag en hoe dat inzicht in de geschiedenis bij volgende filosofen ontwikkelde. Maar er zijn ook, meent hij, typische trekken in de problemen, die blijvend zijn, die in alle concepties een rol spelen dan wel in sommige daarvan. Dat is dan de benadering van typen. Het onderzoek van de tijdstromingen en de typen leverde hem een verscheidenheid op die, in de gestalte van het netwerk als het ware, hem in staat stelde filosofen op de kruispunten daarvan te plaatsen. Vollenhoven besefte zeer wel, dat aldus nog slechts de basis gelegd was voor het inzicht in de geschiedenis der wijsbegeerte en dat daarop de beschouwing van de filosoof zelf vervolgens ondernomen moest worden. Maar het was daartoe volgens hem dan wel de noodzakelijke basis. Hij heeft dit werk niet voltooid, mede omdat hij nimmer schroomde op grond van nieuwe vondsten zijn systematiek te corrigeren, hoe ingrijpend de correctie ook uitviel. Hij was uitzonderlijk nauwgezet, ook zeer bescheiden en altijd bereid iets van een ander te leren en zijn eigen inzichten zonodig te corrigeren. Het kan niet ontkend worden, dat juist deze systematiek van de geschiedenis der wijsbegeerte voor velen van ons te moeilijk was. Ik vraag mij zelfs af, of iemand haar geheel begrepen heeft. Dat lag vooral aan een eigenaardig verschijnsel in de discussie met Vollenhoven over deze systematiek. Hij vond zijn inzichten en onderscheidingen zo vanzelfsprekend, dat hij nadere uitleg niet nodig achtte en vermoedelijk ook niet mogelijk achtte, terwijl wij herhaaldelijk niet begrepen wat zijn argumenten waren en niet zelden evenmin
wat zijn inzicht betekende. Zuidema, één van de weinigen die er meer van begreep, merkte toch op dat, hoewel hij vele conclusies uit De Geschiedenis der Wijsbegeerte" treffend juist achtte, hij dikwijls niet begreep hoe Vollenhoven ertoe gekomen was. Gelet op deze moeilijkheid en in aanmerking genomen dat Vollenhoven slechts in zijn geschriften verspreide aanwijzingen gaf over zijn eigen systematische wijsbegeerte, is het verheugend dat de bevoegde instanties van de Vrije Universiteit de Centrale Interfaculteit een medewerker toegezegd hebben, die in de publicaties van Vollenhoven de elementen van deze systematiek zal opsporen en zo mogelijk in kaart zal brengen. Was op dit terrein de communicatie moeilijk, in uiteenzettingen van Vollenhoven en in gesprekken met hem over algemene wijsgerige onderwerpen en godsdienstige zaken bleek hoe rijk, hoe fijnzinnig en diepzinnig zijn gedachtenwereld was. Daarbij was zijn stijl voornaam en waren zijn gesprekken altijd geestrijk en geestelijk. Zij die hem kenden vonden het een groot voorrecht met hem om te gaan. Men won dan steeds prachtige inzichten en men genoot van zijn hartelijkheid, zijn trouw en zijn bescheidenheid. Hij was toegewijd en nauwgezet en leidde door een grote zelfbeheersing een zeer gedisciplineerd leven. Als het om de zaak ging legde hij als vanzelfsprekend ook anderen deze maatstaf aan. En dat gebeurde dan zonder bescheidenheid, als vanzelfsprekend en met grote kracht. Sommigen, die een andere karakterstruktuur hadden gingen daar wel eens onder gebukt, maar ook dat begreep hij niet. Soms leek zijn nauwgezetheid tot in details zelfs wat overdreven. Ik herinner mij een vergadering van een commissie onder zijn leiding. Ik was juist toegetreden en voor het eerst aanwezig. Behalve Vollenhoven was er verder niemand anders gekomen. Maar hij had een agenda van diverse punten, die weer onderverdeeld waren. Welnu, deze agenda moest geheel afgewerkt worden, ook al kreeg hij van de enige andere aanwezige geen enkel weerwoord. Ik heb nimmer zo'n wonderlijke vergadering bijgewoond. In dit alles is toch onze verbondenheid met Vollenhoven nog niet in het hart geraakt. Wat ons aan hem verbond en tot de gemeenschappelijke inspanning voor de reformatorische wijsbegeerte bezielde was niet de geleerde, ook niet de mens Vollenhoven, maar kwam tot uiting in zijn geloof, dat hem zo vroom en ootmoedig maakte. Niet de wijsbegeerte bindt ons, 89
schreef hij eens. Het is veeleer de band aan Gods Woord, omdat we door genade hebben geleerd alleen uit den Christus te willen leven en de religie als hartezaak de kern is geworden van heel ons bestaan". Vollenhoven wilde slechts onderzoeken en inzicht winnen bij het licht, dat de Heilige Schrift heeft ontstoken over de kosmos. Hoe vanzelfsprekend liet hij het Woord van God weerklinken in zijn spreken en schrijven. Hij wilde met Paulus de redeneringen en elke schans die opgeworpen wordt tegen de kennis van God slechten, en elk bedenksel als krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid van Christus. Hij verwachtte geen grote dingen. De geschiedenis leerde hem, hoe zwak en klein de kring van geestverwanten steeds was en hoe snel de dwaling binnendrong. Dat maakte hem niet moedeloos, want hij wist ook dat de waarheid over geweldige kracht beschikt en dat de blijdschap van het geloof in eigen kring zeer aanstekelijk is. De familie schreef op de rouwkaart zeer treffend dat Vollenhoven door de dood is gegaan. Hij is verlost voor het heil in de gemeenschap van Christus in Gods Rijk. Totdat ieder van ons op zijn tijd die weg zal gaan moeten wij naar zijn voorbeeld, in het besef van onze onbelangrijkheid, getrouw de dienst van God in ons werk, ook in de christelijke wijsbegeerte, waarnemen. H. van Riessen 90