Gemeente Woerden Woerden Oktober Treasurystatuut Woerden 2010

Vergelijkbare documenten
Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (Wet financiering decentrale overheden)


De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier; Renterisico

NEE. wethouder Duindam. Van: B.J. Zondag Tel.nr. : Datum: 24 juni Nummer: 14A.00504

Treasurystatuut. Gemeente Westvoorne

Treasurystatuut ISD Werkplein Hart van West-Brabant

RUD UTRECHT. Besluit van het Algemeen Bestuur van de RUD Utrecht

Het algemeen bestuur van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen;

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

- Besluit van het college van burgemeester en wethouders van 7 december 2010 (agendapuntnummer 3.1).

BIJLAGE 2 Was-wordt tabel

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Treasurystatuut Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Treasurystatuut Gemeente Borsele 2015

Treasurystatuut Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant

Treasurystatuut Stichting Openbare Scholengroep Vlaardingen Schiedam (OSVS)

CVDR. Nr. CVDR402982_1. Artikel 1 Begrippenkader In dit statuut wordt verstaan onder:

Drs. Ing. G.B.J. Mensink, Drs. A.B.A.M. Damer, Mr. R.S. Cazemier. Treasurystatuut Openbaar Lichaam Noaberkracht Dinkelland Tubbergen

gelet op artikel 14 van de financiële verordening 2015 en de Wet financiering decentrale overheden;

Treasurystatuut 2010

Bijlage 1 Berekeningsboxen kwantitatieve normen Wet fido

Treasurystatuut Treasurystatuut Veiligheidsregio Kennemerland Pagina 1

Beleidsregels 1. Doelstelling treasuryfunctie 2

Treasurystatuut. november 2018

Bekendmaking van het Treasurystatuut, door het dagelijks bestuur vastgesteld bij besluit van 18 december 2012, nr. 09

Treasurystatuut 2016 Gemeenschappelijke Regeling Avri

Inleiding Treasurybeleid... 2 Doelstellingen, Uitgangspunten, limieten, begrippen, indeling

Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Achterhoek,

Treasurystatuut Gemeente Delft

Treasurystatuut Regio Twente 2016

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Regio Nijmegen,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2014;

Treasurystatuut Gemeente Hollands Kroon 2018

Treasurystatuut. Conceptversie 1.6, december 2014

Officiële uitgave van Gemeentelijke Gezondheidsdienst Noord- en Oost-Gelderland. Treasurystatuut GGD Noord- en Oost-Gelderland 2016

Treasurystatuut 2018

Treasurystatuut Gemeente Reimerswaal

Verordening treasuryfunctie van de gemeente Druten

TREASURYSTATUUT GEMEENTE RIDDERKERK 2017

Gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders,

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent treasurystatuut Treasurystatuut Altena 2019

CVDR. Nr. CVDR77133_1. Treasurystatuut

HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN

Treasurystatuut gemeente Boxtel 2014

Besluit: Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

Treasurystatuut VRU Vastgesteld door het algemeen bestuur d.d. 19 februari 2018

CVDR. Nr. CVDR441922_1. Treasurystatuut 2017

BESLUIT: vast te stellen het navolgende: TREASURYSTATUUT VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING STROOMOOPWAARTS MVS.

Treasurystatuut. Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor; Gelet op de Wet financiering decentrale overheden;

Onderstaande tabel geeft het verloop weer van onze huidige langlopende geldleningen.

TREASURYSTATUUT GEMEENTE KERKRADE 2008

Treasurystatuut. Treasurystatuut

GEMEENTE TERSCHELLING TREASURYSTATUUT 2015

Besluit: - Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Financieringsstatuut Recreatieschap Alkmaarder- en Uitgeestermeer

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Artikel 1 Begrippenkader

Treasurystatuut Gemeente Asten

Nota van toelichting bij Treasurystatuut 2017 Gemeente Gennep

Collegevoorstel. Advies Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen. Aanpassing treasurystatuut

Treasurystatuut Omgevingsdienst regio Arnhem

Treasurystatuut gemeente Tholen

GEMEENTEBLAD. Nr Treasurystatuut 2015 gemeente Heemstede. Hoofdstuk 1 Begrippenkader

Paragraaf Financiering

Treasurystatuut 2014 d.d. 18 februari 2014

Treasurystatuut. Gemeente Nuth. Treasurystatuut van de gemeente Nuth Treasurystatuut pagina 1 van 11 Juni 2009 FIN/2009/9432

2010 BESLUITEN Afdeling: Concernzaken Leiderdorp,

TREASURY STATUUT. Begrippenkader. Artikel 1. Definities In dit statuut wordt verstaan onder:

TREASURY-STATUUT GEMEENTE GRAVE

Treasury reglement. 4 juni van 5

1. DOEL. 1.1 Doelstellingen en randvoorwaarden van het treasury beleid

Aan de raad AGENDAPUNT 6.9

PROVINCIAAL BLAD. gelet op hoofdstuk 5 van de Gemeenschappelijke Regeling Prolander en artikel 12 van de Financiële Reglement Prolander;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2009;

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Treasurystatuut Qsurm units Oen Helder. BeDeodsdeel

CVDR. Nr. CVDR82730_1. Treasury Statuut

1 Inleiding Memorie van toelichting... 11

Treasurystatuut Gemeente Asten

Treasurystatuut 2014

Inleiding. Treasurystatuut. Algemeen

Treasurystatuut RUD Zuid-Limburg

Bijlage 1. Treasurystatuut. Gemeente Ridderkerk. januari 2014

het College van burgemeester en wethouders der gemeente Menaldumadeel;

Besluit van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Shared Service Centrum Ons houdende regels omtrent Treasurystatuut

Goeree-Overflakkee - Beleidsregel treasury (treasurystatuut)

Treasurystatuut 2015

Paragraaf 4: Financiering

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden

Treasurystatuut Gemeente Kollumerland c.a.

TREASURYSTATUUT BEDRIJFSVOERINGSORGANISATIE HAVENSCHAP MOERDIJK

CVDR. Nr. CVDR96238_1. Treasurystatuut. Treasurystatuut

CVDR. Nr. CVDR14355_1. Treasurystatuut 2001( art. 212 Gemeentewet)

Overwegende, dat het gewenst is het treasurystatuut op onderdelen aan te passen

CVDR. Nr. CVDR30882_1. Treasurystatuut 2010

INHOUD Begrippenkader en doelstellingen Treasurystatuut I Begrippenkader...3 II Doelstellingen van de treasuryfunctie...4

Transcriptie:

Gemeente Woerden Woerden Oktober 2010 Treasurystatuut Woerden 2010

Inhoudsopgave Inleiding... 4 Begrippenkader... 5 Artikel 1 Begrippenkader... 5 Algemene doelstellingen... 6 Artikel 2 algemene doelstellingen... 6 Risicobeheer... 6 Artikel 3 algemeen... 6 Artikel 4 renterisico... 6 Artikel 5 kredietrisico... 6 Artikel 6 koersrisico s... 6 Artikel 7 liquiditeitsrisico... 7 Artikel 8 valutarisico... 7 Financiering... 7 Artikel 9 langlopende Leningen... 7 Artikel 10 beleggingen/ langlopende uitzettingen... 7 Kasbeheer... 8 Artikel 11 geldstromenbeheer... 8 Artikel 12 saldobeheer... 8 Artikel 13 liquiditeitenbeheer... 8 Artikel 14 Uitvoering... 8 Artikel 15 citeertitel... 8 Toelichting... 9 Artikel 5 kredietrisico... 9 Artikel 6 koersrisico... 9 Artikel 7 liquiditeitsrisico s... 9 Bijlage 1 Wet Fido en regeling Rudo en Ufdo... 10 Wet financiering decentrale overheden... 10 Artikel 1... 10 Artikel 2... 11 Artikel 3... 11 Artikel 4... 12 Artikel 5... 12 Artikel 6... 12 Artikel 7... 13 Artikel 8... 13 Artikel 9... 13 Artikel 10... 13 Artikel 11... 13 Artikel 12... 14 Artikel 13... 14 Artikel 14... 14 Artikel 15... 14 Artikel 16... 14 Bijlage 2 Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden... 15 Artikel 1... 15 Artikel 2... 15 Artikel 2a... 16 Artikel 3... 16 Artikel 3a... 16 Artikel 4... 16 Artikel 5... 17 Artikel 6... 17

Bijlage 3 Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden... 18 Artikel 1... 18 Artikel 2... 18 Artikel 3... 18 Artikel 4... 18 Artikel 5... 19 Artikel 6... 19 Artikel 7... 19 Artikel 8... 19 Artikel 9... 19 Bijlage... 19 Modelstaat A... 19 Toelichting: liquiditeitspositie in relatie tot kasgeldlimiet... 20 Modelstaat B... 21 Toelichting: renterisico vaste schuld in relatie tot renterisiconorm... 21 Bijlage 4 Toelichting ratings... 22 Wat is een Credit Rating... 22 Overzicht lange termijn ratings... 22 Overzicht korte termijn ratings... 23 Mede-overheden en ratings... 23

Inleiding Met dit treasurystatuut geeft de raad aan het college beleidskaders mee voor het uitoefenen van de treasurytaken. Voor het opstellen van een nieuw treasurystatuut is uitgegaan van de gangbare indeling naar de drie verschillende deelfuncties binnen de treasury n.l.: Risicobeheer; het beperken van risico s zoals o.a. renterisico, kredietrisico s, koersrisico, valuta en liquiditeitsrisico. Kasbeheer; dit omvat het betalingsverkeer en het beheer van de geldstromen op korte termijn. Financiering; dit omvat het beheer van de gelden op lange termijn middels uitzettingen cq. leningen. Hierbij conformeren we ons aan het wettelijk kader; de wet Fido en bijbehorende uitvoeringsregels. Het belangrijkste uitgangspunt van de wet Fido is het beheersen van risico s. Dat uit zich in een tweetal kwalitatieve randvoorwaarden voor het treasurybeleid. De eerste is dat het aangaan en verstrekken van leningen evenals het verlenen van garanties alleen zijn toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. De tweede houdt in dat uitzettingen en derivaten een prudent karakter moeten hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomsten door het lopen van overmatige risico s. Uit deze beide randvoorwaarden komt naar voren dat bankieren zoals het bewust aantrekken van gelden om deze uit te lenen met als doel het genereren van inkomen - verboden is. Ook is het innemen van open posities met derivaten niet toegestaan. Kortom de treasury van decentrale overheden is een servicecentre en geen profitcentre. In de uitvoeringsregeling financiën decentrale overheden (ufdo) wordt concreet handen en voeten gegeven aan het beheersen van de risico s doordat gemeenten moeten voldoen aan de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Beide beogen de renterisico s te begrenzen die verbonden zijn aan financiering door middel van korte schuld en lange schuld. In de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (rudo) worden nadere voorwaarden verstrekt met betrekking tot het uitzetten van gelden. Hierbij worden onder andere eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van de tegenpartijen en wordt aangegeven waarin wel en niet mag worden belegd. De belangrijkste eis daarbij is dat voor uitzettingen altijd de hoofdsom gegarandeerd moet worden aan het einde van de looptijd en dat alleen in vastrentende waarden mag worden belegd. In dit treasurystatuut worden de belangrijkste wettelijke bepalingen opnieuw aangehaald zodat het treasurystatuut zelfstandig kan worden gelezen. Daarnaast treft u aanvullende beleidsmatige kaders die de Raad aan het College meegeeft. De uitwerking van dit kader in het financiële beheer en de financiële organisatie van de treasury, heeft het college verwoord in het uitvoeringsbesluit treasury.

TREASURYSTATUUT VAN DE GEMEENTE WOERDEN 2010 Begrippenkader Artikel 1 Begrippenkader In dit statuut wordt verstaan onder: belegging financiering financiele derivaten geldstromenbeheer intern liquiditeitsrisicobeheer kasgeldlimiet liquiditeitenbeheer liquiditeitspositie koersrisicobeheer kredietrisicobeheer relatiebeheer renterisicobeheer het uitzetten van eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. het aantrekken van vreemd vermogen voor een periode van minimaal één jaar. financiële instrumenten waarmee een transactie kan plaatsvinden waarvan de waarde gerelateerd is aan onderliggende activa, referentieprijzen of indices. omvat al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren, zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer). het beheersen van risico s als gevolg van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjareninvesteringsplanning. Het wettelijk maximumbedrag waarvoor gemiddeld per kwartaal de liquiditeitspositie negatief mag zijn. omvat het beheer van liquiditeiten tot één jaar. omvat het totaal van de rekeningcourantsaldi, kasgeld- en daggeldleningen og/ug. het beheersen van de risico s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen. het beheersen van de risico s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling ten gevolge van het niet na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit. omvat het onderhouden van relaties met partijen die actief zijn op financiële markten, waaronder banken en geldmakelaars. het beheersen van risico s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bepaald wenselijk geacht niveau. renterisiconorm De norm waarmee de vaste schuld verminderd met verstrekte leningen - jaarlijks maximaal een renteherziening mag ondergaan. Bedoeling hiervan is het vermijden van renteschokken. Gemeenten die per saldo een schuld lager dan 2,5 mln hebben, zijn vrijgesteld van deze verplichting. Het wettelijk percentage voor de norm ligt nu op 20% van het saldo. saldobeheer treasuryfunctie omvat het beheren van de dagelijkse banksaldi. de uitvoering van alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen en bewaken van financiële posities, financiële stromen en de hieraan verbonden risico s. treasuryfunctionaris de treasurer of de plaatsvervangend treasurer. uitzettingen het beleggen van middelen, anders dan het aanhouden van saldi in rekeningcourant, voor een periode van korter dan één jaar. vastrentende waarden openbare of onderhandse leningen (openbaar is voor iedereen toegankelijk, wet Fido Derivaten onderhands is een overeenkomst tussen twee partijen). de Wet financiering decentrale overheden. Belegingsinstrument die hun waarde ontlenen aan de waarde van een onderliggende waarde, zoals aandelen bv. Belangrijkste derivaten zijn; opties, futures en swaps.

Algemene doelstellingen Artikel 2 algemene doelstellingen a. de treasuryfunctie streeft naar beheersing van renterisico s, kredietrisico s, koersrisico s en interne liquiditeitsrisico s; b. binnen de kaders van de wet Fido, aanvullende regelgeving en de voorschriften die in dit statuut zijn opgenomen wordt gestreefd naar een optimaal renteresultaat; c. interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheer van geldstromen en financiële posities worden geminimaliseerd. d. Het zorgdragen voor een tijdige beschikbaarheid van middelen door het verkrijgen en handhaven van toegang tot financiele markten tegen acceptabele condities. Risicobeheer Artikel 3 algemeen a. Het gebruik van financiële derivaten is uitsluitend toegestaan om financiële risico s te vermijden, als het een prudent karakter heeft en niet zijn gericht op het genereren van inkomen. Artikel 4 renterisico a. Om het renterisico op de lange schuld te beperken mag de renterisiconorm, zoals genoemd in de wet fido, niet worden overschreden. b. Om het renterisico op de korte schuld te beperken mogen de uitstaande korte schulden de kasgeldlimiet, zoals genoemd in de wet fido, niet overschrijden. c. Nieuwe leningen en uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning. d. De rentevisie van de gemeente wordt verwoord in de bestuursrapportages; e. Binnen de kaders streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen. Artikel 5 kredietrisico a. De financiële instelling waar gelden uitgezet worden of andere verbintenissen mee aangegaan worden dienen gevestigd te zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus. b. Uitzettingen korter dan drie maanden vinden uitsluitend plaats bij: financiële instellingen met ten minste een A-rating of een vergelijkbare rating afgegeven door ten minste twee internationaal gerenommeerde rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% geldt. c. Uitzettingen langer dan drie maanden vinden uitsluitend plaats bij financiële instellingen met een AA-rating, toegekend door ten minste twee ratingbureau s. d. Voor beleggingen (langer dan 1 jaar) worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen opgevraagd en vastgelegd; Artikel 6 koersrisico s a. Uitzettingen en beleggingen mogen alleen plaatsvinden in producten waarvan de hoofdsom aan het eind van de looptijd gegarandeerd is. b. Beleggingen mogen alleen plaatsvinden in vastrentende waarden. c. Een uitzondering op bovenstaande bepalingen is de deelname in het kapitaal van een rechtspersoon vanuit de publieke taak. Een belegging in aandelen is dan toegestaan.

d. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeiten planning. e. De gemeente beperkt de koersrisico s op uitzettingen uit hoofde van treasury door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, daggeld, deposito s, obligaties, medium term notes, kasgeldleningen, staatsobligaties, onderhandse leningen, commercial papers en garantieproducten; f. Bij aankoop van obligaties, onderhandse leningen en MTN s dient spreiding plaats te vinden bij de aflossingsdatat van de aangehouden waarden teneinde het risico van grote schommelingen in het rendement te beperken. g. Daarnaast dient de looptijd gedurende welke de waarde wordt aangehouden zoveel mogelijk afgestemd te worden op de resterende looptijd van de waarde. Artikel 7 liquiditeitsrisico a. Het liquiditeitsrisico wordt beperkt door gebruik van een liquiditeitenplanning waardoor geanticipeerd kan worden op eventuele tekorten. Deze liquiditeitenplanning geeft een beeld van de korte termijn. Artikel 8 valutarisico a. Valutarisico s worden uitgesloten door uitsluitend in euro s te handelen. Financiering Artikel 9 langlopende Leningen a. Leningen met een looptijd vanaf een jaar worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de publieke taak. b. Leningen met een looptijd vanaf een jaar worden niet aangetrokken met het doel deze tegen een hoger rendement uit te zetten. c. Bij het aantrekken van gelden voor een periode vanaf één jaar worden minimaal twee partijen benaderd voor een offerte. d. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen, medium term notes (MTN) en roll-over leningen; Artikel 10 beleggingen/ langlopende uitzettingen a. Voor de beleggingen moet in ieder geval worden voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 4, 5 en 6 en 8. b. Voor elke belegging worden minimaal twee offertes opgevraagd bij verschillende instellingen, alvorens een belegging wordt gedaan. c. De beleggingen mogen minimaal betrekking hebben op een looptijd van 5 jaar alsmede een minimaal gegarandeerd rendement ter hoogt van het op dat moment geldende inflatiepercentage. Relatiebeheer Artikel 11. De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: i) Bankrelaties en hun bancaire condities worden tenminste ééns in de 5 jaar beoordeeld; ii) Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 5;

Kasbeheer Artikel 11 geldstromenbeheer a. Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk ondergebracht bij één bankier. b. Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd. c. Het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau, in relatie tot de liquiditeitsplanning op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om een tijdige nakoming van verplichtingen te kunnen garanderen; Artikel 12 saldobeheer a. Bankrekeningen worden op een dusdanige manier gesaldeerd dat de rentekosten zo laag mogelijk blijven. Artikel 13 liquiditeitenbeheer a. Er wordt te allen tijde voor gezorgd dat er voldoende liquiditeit aanwezig is om aan de verplichtingen op korte termijn te voldoen. b. Bij het extern uitzetten van gelden, korter dan een jaar, zijn slechts de in artikel 5 genoemde partijen toegestaan. c. Voor tijdelijke liquiditeitsoverschotten wordt een optimaal renteresultaat nagestreefd tegen aanvaardbare risico s. d. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeldleningen, kasgeldleningen en krediet in rekening courant; e. Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn daggeldleningen aan derden, deposito s, spaarrekeningen en rekening-courant rekeningen; f. Ook mogen onderhandse leningen, garantieproducten en commercial papers gebruikt worden. Deze laatste mogen alleen gebruikt worden als het rendement hoger is dan bij deposito s dan wel een lager tarief dan bij kasgeldleningen. Daarnaast mag hierbij geen verkoop voor het einde van de looptijd zijn. g. Daarnaast mogen de volgende instrumenten alleen gebruikt worden voor tussentijdse uitzettingen: medium term notes, staatsobligaties, obligaties, roll-over leningen, en alleen voor defensief gebruik: rentetermijncontracten, interest rate swaps, opties, rente-opties. Bij gebruik van deze producten dient de raad om toestemming gevraagd te worden. In het advies zal onder meer opgenomen dienen te worden: reden transactie, partij, looptijd, risico s en plaats in het treasurybeleid; h. De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd. Artikel 14 Uitvoering Het college regelt de organisatie van de treasuryfunctie in een afzonderlijk uitvoeringsbesluit. Artikel 15 citeertitel Dit statuut kan worden aangehaald als Treasurystatuut Woerden 2010. Artikel 16 Inwerking treden Het treasurystatuut Woerden 2010 treedt in werking met ingang van 1-1-2011 en vervangt het statuut Woerden 2004.

Toelichting Algemeen Het Treasurystatuut van de gemeente heeft tot doel om met het college afspraken te maken over de voorwaarden waaraan het aantrekken en uitzetten van geld moet voldoen. Artikelgewijs Artikel 5 kredietrisico De Wet Fido biedt ruimte om, naast de instellingen met een solvabiliteitsratio van 0%, financiële instellingen die geen officiële rating hebben geldleningen te verstrekken (regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden, artikel 2c). Er is bewust gekozen om hiervan geen gebruik te maken, omdat de gemeente een terughoudend treasurybeheer voorstaat en niet de deskundigheid in huis heeft om de kredietwaardigheid te beoordelen van grote financiële instellingen. Artikel 6 koersrisico Het koersrisico wordt beperkt doordat garantie van de hoofdsom een vereiste is bij uitzettingen. Dit betekent dat alleen mag worden belegd in vaste waarden van zeer kredietwaardige tegenpartijen. Aandelen zijn dan ook niet toegestaan. Uitzondering kan een belegging in aandelen in het kader van de publieke taak zijn. Artikel 7 liquiditeitsrisico s Om voldoende grip te hebben op de liquiditeit wordt een liquiditeitenplanning opgesteld aan de hand waarvan beoordeeld wordt of geld kan worden weggezet of moet worden geleend.

Bijlage 1 Wet Fido en regeling Rudo en Ufdo Wet financiering decentrale overheden Geldend op 08-03-2010 Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (Wet financiering decentrale overheden) http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/opschrift/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Opschrift/geldigheidsdatum_08-03- Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op grond van veranderde omstandigheden en nieuwe inzichten ten aanzien van het financieringsbeleid van openbare lichamen wenselijk is nieuwe regels vast te stellen ter herziening van de Wet financiering lagere overheid; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/aanhef/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Aanhef/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. openbare lichamen: o 1. provincies; o 2. gemeenten; o 3. waterschappen; o 4. lichamen, ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, die bevoegd zijn tot het aangaan, garanderen en verstrekken van geldleningen; o 5. door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen; b. rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding; c. financiële derivaten: financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices; d. netto-vlottende schuld: het gezamenlijk bedrag van: o 1. de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar; o 2. de schuld in rekening-courant; o 3. de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in de kas gestorte gelden van derden, en o 4. overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld; verminderd met het gezamenlijk bedrag van: o 5. de contante gelden in kas; o 6. de tegoeden in rekening-courant, en

o 7. de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar; e. gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal: het gemiddelde van de netto-vlottende schuld op de eerste dag van iedere maand in het desbetreffende kwartaal; f. kasgeldlimiet: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar; g. renterisico op de vaste schuld: mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer; h. de renterisiconorm: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar; i. 3%-norm voor het EMU-saldo van de overheid: de referentiewaarde voor het vorderingensaldo van de overheid zoals vastgelegd in artikel 104C en Protocol nr. 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie; j. toezichthouder: het bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam; k. Onze Ministers: o 1. Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indien het de in onderdeel a, onder 1, 2 en 5 bedoelde lichamen en organen betreft; o 2. Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat indien het de in onderdeel a, onder 3, bedoelde lichamen betreft; o 3. Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indien het de in onderdeel a, onder 4, bedoelde lichamen en organen betreft alsmede Onze Minister van Verkeer en Waterstaat voor zover aan de in onderdeel a, onder 4, bedoelde lichamen en organen waterschappen deelnemen; l. begrotingstotaal: de totale lasten op de begroting. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel1/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel1/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel1/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 2 1.Openbare lichamen gaan leningen aan, zetten middelen uit of verlenen garanties uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. 2.Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of, in afwijking van het eerste lid, middelen uitzetten anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Terzake van de uitvoering van dit lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld. 3.Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. 4.Openbare lichamen sluiten ten gunste van personeel of politieke ambtsdragers van openbare lichamen geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door andere financiële instellingen. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel2/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel2/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel2/geldigheidsdatum_08-03-

Artikel 3 1.Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling een percentage voor de berekening van de kasgeldlimiet vast. Onze Ministers zenden eens per drie jaar aan de Staten-Generaal een verslag houdende overwegingen met betrekking tot de hoogte van het percentage, bedoeld in de eerste volzin. 2.Voor de kasgeldlimiet geldt een minimumbedrag van 300 000. 3.Onze Ministers kunnen bij ministeriële regeling een hoger minimumbedrag vaststellen dan het in het tweede lid genoemde bedrag. 4.Het op basis van het eerste lid vast te stellen percentage voor de kasgeldlimiet en het op basis van het derde lid vast te stellen minimumbedrag kunnen verschillend zijn voor de verschillende categorieën openbare lichamen. 5.De toezichthouder van de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 5, kan na overleg met het bestuur van de gemeenschappelijke regeling een afwijkend percentage voor de kasgeldlimiet voor een gemeenschappelijke regeling vaststellen. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel3/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel3/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel3/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 4 1.De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet. 2.Indien een openbaar lichaam voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder. 3.Zolang het plan, bedoeld in het tweede lid, niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd kan de toezichthouder een aanwijzing geven om alsnog een aangepast plan in te zenden en om maatregelen te treffen om te voldoen aan de kasgeldlimiet. De toezichthouder kan voorts bepalen dat voor het aangaan van nieuwe geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van minder dan één jaar voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist. De toezichthouder kan daarbij een maximum vaststellen voor de schuld in rekening-courant van het openbare lichaam met inachtneming van de op dat moment bestaande betalingsverplichtingen van het openbare lichaam. 4.Het toezicht, bedoeld in het derde lid, vervalt zodra het in het derde lid bedoelde plan naar het oordeel van de toezichthouder voldoende ten uitvoer wordt gelegd. 5.De toezichthouder kan bij incidentele wijzigingen in het inkomsten- en uitgavenpatroon ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde verplichting voor een periode van maximaal twee kwartalen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen gesteld. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel4/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel4/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel4/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 5 1.Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling een percentage voor de berekening van de renterisiconorm en een minimumbedrag voor de renterisiconorm vast, alsmede regels ten aanzien van de bepaling van het renterisico op het begrotingstotaal.

2.Het op basis van het eerste lid vast te stellen percentage voor de renterisiconorm en minimumbedrag kunnen verschillend zijn voor de verschillende categorieën openbare lichamen. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel5/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel5/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel5/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 6 1.Het renterisico op het begrotingstotaal van een openbaar lichaam overschrijdt de renterisiconorm niet. 2.De toezichthouder geeft, indien door een openbaar lichaam niet wordt voldaan aan het eerste lid, het openbare lichaam een aanwijzing om maatregelen te nemen ten einde het renterisico op het begrotingstotaal te verminderen. 3.Indien het openbare lichaam geen gehoor geeft aan de aanwijzing van de toezichthouder, bedoeld in het tweede lid, legt het openbare lichaam een plan om aan het eerste lid te voldoen ter goedkeuring voor aan de toezichthouder. Zolang dit plan niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd, kan de toezichthouder bepalen dat voor het aangaan van het begrotingstotaal voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist. 4.Het voorafgaand toezicht, bedoeld in het derde lid, vervalt zodra het in het derde lid bedoelde plan naar het oordeel van de toezichthouder voldoende ten uitvoer wordt gelegd. 5.De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde verplichting. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen gesteld. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel6/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel6/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel6/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 7 1.Indien een dreigende overschrijding van de 3%-norm voor het EMU-saldo van de overheid door een ongewenste ontwikkeling van het EMU-saldo van de openbare lichamen wordt veroorzaakt, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter beheersing van het EMU-saldo van de openbare lichamen. 2.Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten- Generaal. 3.Indien aan Nederland een boete wegens overschrijding van de EMU-norm wordt opgelegd en de decentrale overheden daarin een aandeel hebben, kan de minister van Financiën vaststellen voor welk deel decentrale overheden bijdragen in de boete, na regulier bestuurlijk overleg tussen de fondsbeheerders en de instanties die representatief geacht kunnen worden voor de desbetreffende decentrale overheden. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel7/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel7/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel7/geldigheidsdatum_08-03-

Artikel 8 1.Onze Ministers stellen bij ministeriële regeling regels ten aanzien van de berekening en de verstrekking door de openbare lichamen van gegevens, welke nodig zijn voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. 2.De gegevens hebben slechts betrekking op: o a. liquiditeits- en schuldpositie; o b. ontvangen waarborgsommen; o c. de kasgeldlimiet; o d. het renterisico op het begrotingstotaal; o e. de renterisiconorm; o f. aangegane geldleningen; o g. uitzettingen; o h. verleende garanties met betrekking tot de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen; of o i. het EMU-saldo van de openbare lichamen. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel8/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel8/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel8/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 9 Onze Ministers zenden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel9/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel9/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel9/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 10 [Wijzigt de Provinciewet.] http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel10/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel10/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel10/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 11 [Wijzigt de Gemeentewet.] http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel11/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel11/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel11/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 12 [Wijzigt de Waterschapswet.] http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel12/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel12/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel12/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 13 De Wet financiering lagere overheid wordt ingetrokken. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel13/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel13/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel13/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 14 Onze Ministers kunnen gedurende een door hen te bepalen termijn en onder door hen te stellen voorwaarden aan openbare lichamen ontheffing verlenen van artikel 2, eerste en tweede lid, in verband

met een zorgvuldige beëindiging van op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande aanspraken en verplichtingen. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel14/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel14/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel14/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 15 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel15/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel15/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel15/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 16 Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiering decentrale overheden. http://wetten.overheid.nl/bwbr0011987/artikel16/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel16/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/Artikel16/geldigheidsdatum_08-03- Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's-gravenhage, 14 december 2000 Beatrix De Minister van Financiën, G. Zalm De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries Uitgegeven de eenentwintigste december 2000 De Minister van Justitie, A. H. Korthals

Bijlage 2 Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden Geldend op 08-03-2010 Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/opschrift/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Opschrift/geldigheidsdatum_08-03- De Minister van Financiën; Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat; Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet financiering decentrale overheden, Besluit: http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/aanhef/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Aanhef/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet financiering decentrale overheden; b. lidstaat: staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; c. financiële onderneming: een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen. d. solvabiliteitsratio: het in een lidstaat voor een financiële onderneming voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover aangehouden naar risicograad gewogen activum; e. vastrentende waarden: openbare en onderhandse leningen; f. nazorgfondsen: fondsen als bedoeld in artikel 15.47 van de Wet Milieubeheer. g. rating: taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau; h. nettingovereenkomst: een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is; i. waardepapieren: documenten met een geldswaarde, zoals een bewijs van een aandeel of obligatie. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/artikel1/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel1/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel1/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 2 1.Openbare lichamen zetten, al dan niet tegen waardepapieren, slechts gelden uit bij en gaan slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die:

o a. gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee ratingbureaus; en o b. voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus. 2.Indien de gelden worden uitgezet of de verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten worden aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren ten minste over een A-rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus beschikken. 3.Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/artikel2/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel2/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel2/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 2a 1.Openbare lichamen gaan geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten. 2.Openbare lichamen zetten tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, onverminderd artikel 2, eerste en tweede lid. 3.Indien een openbaar lichaam een nettingovereenkomst heeft afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoeld in het tweede lid, is artikel 2, eerste en tweede lid, niet van toepassing. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/artikel2a/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel2a/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel2a/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 3 Openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de wet, zetten uitsluitend gelden uit in de vorm van: a. producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het einde van de looptijd intact is, uitgezet bij een instelling die voldoet aan artikel 2; b. vastrentende waarden, uitgegeven door een instelling die voldoet aan artikel 2. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/artikel3/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel3/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel3/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 3a 1.Nazorgfondsen mogen, in afwijking van artikel 3, gelden uitzetten in de vorm van beleggingen in aandelen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs en in onroerend goedfondsen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs, mits zeker wordt gesteld dat de hoofdsom, gecorrigeerd voor inflatie, ten minste aan het einde van dertig jaar intact is door middel van: o a. vastrentende waarden, uitgegeven door een instelling die voldoet aan artikel 2, of o b. overige uitzettingen tegen rente bij een instelling die voldoet aan artikel 2.

2.Voor de bepaling van het gedeelte van de portefeuille dat aangehouden moet worden in de vorm van uitzettingen als bedoeld in het eerste lid onder a en b, geldt een nominale rekenrente van 5% en een inflatiecorrectie van 2%. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/artikel3a/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel3a/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel3a/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 4 1.Derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico's. Dit houdt in dat geen open posities worden ingenomen. Derivaten worden afgesloten met een instelling die voldoet aan artikel 2; 2.In afwijking van het eerste lid, laatste volzin, kunnen derivaten ook worden afgesloten op een gereglementeerde markt in de Europese Economische Ruimte, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder toezicht staande effecteninstelling. Een wijziging van deze Richtlijn gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/artikel4/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel4/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel4/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 5 Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet financiering decentrale overheden in werking treedt. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012076/artikel5/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel5/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/Artikel5/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 6 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden. De Minister van Financiën, G. Zalm

Bijlage 3 Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden Geldend op 08-03-2010 http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/opschrift/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Opschrift/geldigheidsdatum_08-03- De Minister van Financiën; Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Verkeer en Waterstaat; Gelet op de artikelen 3, 5 en 8 van de Wet financiering decentrale overheden, Besluit: http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/aanhef/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Aanhef/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 1 In deze ministeriële regeling wordt verstaan onder: a. Het bedrag aan renteherziening: Het bedrag aan leningen die een onderdeel vormen van de vaste schuld, gesaldeerd met verstrekte geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, waarvan op grond van de leningvoorwaarden de rente in het lopende kalenderjaar op basis van de leningvoorwaarden eenzijdig door de tegenpartij kan worden herzien. b. Het bedrag aan herfinanciering: Het bedrag aan nieuwe leningen in een jaar met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, gesaldeerd met nieuw verstrekte leningen voor zover dezelfde rentetypische looptijd, voor zover dit het bedrag van de verplicht afgeloste leningen niet overstijgt. c. De wet: De Wet financiering decentrale overheden. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel1/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel1/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel1/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 2 1.Voor de openbare lichamen wordt het percentage, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet als volgt vastgesteld: o a. voor de provincies: 7,0%; o b. voor de gemeenten: 8,5%; o c. voor de waterschappen: 23%; o d. voor de gemeenschappelijke regelingen: 8,2%. 2.Voor de openbare lichamen wordt het in artikel 5 van de wet genoemde percentage als volgt vastgesteld: o a. voor de provincies: 20%; o b. voor de gemeenten: 20%; o c. voor de waterschappen: 30%; o d. voor de gemeenschappelijke regelingen: 20%. 3.Voor de renterisiconorm geldt een minimumbedrag van 2.500.000 euro. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel2/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel2/geldigheidsdatum_08-03-

2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel2/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 3 Het renterisico op de vaste schuld in een jaar wordt als volgt berekend: de som van het bedrag aan herfinanciering en het bedrag aan renteherziening op de vaste schuld. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel3/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel3/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel3/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 4 1.De openbare lichamen zenden aan de toezichthouder o a. Jaarlijks tezamen met het jaarverslag een opgave van: 1. Het begrotingstotaal bij aanvang van het voorgaande jaar en het komende jaar; 2. De kasgeldlimiet bij aanvang van het voorgaande jaar; 3. De gemiddelde netto vlottende schuld in elk van de kalenderkwartalen van het voorgaande jaar; 4. De renterisiconorm bij aanvang van het komende jaar; 5. Het renterisico op de vaste schuld over de komende vier jaren. 2.De openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, lid a, van de wet zenden aan het Centraal bureau voor de statistiek driemaandelijks een opgave van de stand van het EMU-saldo op een door het Centraal Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze. 3.Een openbaar lichaam kan toezending van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde gegevens aan de toezichthouder achterwege laten, indien de kasgeldlimiet van deze openbare lichamen gelijk is aan het wettelijke minimumbedrag. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel4/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel4/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel4/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 5 Het Centraal Bureau voor de Statistiek zendt iedere drie maanden voor het einde van het eerstvolgende kwartaal verzamelopgaven van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde gegevens aan Onze Minister van Financiën. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel5/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel5/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel5/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 6 De opgaven bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden verstrekt overeenkomstig de als bijlage bij deze regeling gevoegde modelstaten. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel6/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel6/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel6/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 7 1.Gedurende het jaar van inwerkingtreding van de wet, mag een openbaar lichaam in overleg met de toezichthouder stapsgewijs het nieuwe percentage van de kasgeldlimiet, als bedoeld in artikel 3 van de wet, eerste lid, bereiken. 2.Gedurende het jaar van inwerkingtreding van de wet, is, in afwijking van artikel 2, tweede lid, een percentage van de renterisiconorm van 30% van toepassing.

http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel7/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel7/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel7/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 8 Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet financiering decentrale overheden in werking treedt. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel8/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel8/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel8/geldigheidsdatum_08-03- Artikel 9 Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden. http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/artikel9/geldigheidsdatum_08-03- 2010/informatiehttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel9/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Artikel9/geldigheidsdatum_08-03- De Minister van Financiën, G. Zalm http://wetten.overheid.nl/bwbr0012075/slotformulierenondertekening/geldigheidsdatum_08-03- 2010/afdrukken_optieshttp://wetten.overheid.nl/BWBR0012075/Slotformulierenondertekening/geldig heidsdatum_08-03- Bijlage Modelstaat A Liquiditeitspositie over het... kwartaal van het jaar... Van de decentrale overheid: Provincie... Gemeente... Waterschap... Gemeenschappelijke regeling... In de provincie:... Toelichting: liquiditeitspositie in relatie tot kasgeldlimiet De modelstaten A over de kwartalen van het voorafgaande jaar worden normaliter eenmaal per jaar als onderdeel van de financieringsparagraaf bij de begroting en het jaarverslag naar de toezichthouder verzonden. De liquiditeitspositie heeft betrekking op de financiering met een rentetypische looptijd van korter dan een jaar. Een derivaat kan daarbij de looptijd van de financiering veranderen. Zo kan een derivaat vaste schuld omzetten in een korte schuld met variabele rente. De liquiditeitspositie is het saldo van (a) de vlottende of korte schulden, zoals schulden in rekening-courant en in bewaring zijnde kasgelden van derden en (b) de vlottende middelen zoals kasgelden en tegoeden in rekening-courant. De liquiditeitspositie heeft betrekking op het gehele openbaar lichaam, alsmede op de gemeentelijke kredietbank en op diensten zoals het grondbedrijf, exclusief interne schuldverhoudingen. De gemiddelde liquiditeitspositie van de drie kwartaalmaanden wordt getoetst aan het bedrag van de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet heeft betrekking op het totaal van de begroting van het lopende jaar naar de stand van 1 januari. Als de gemiddelde liquiditeitspositie van drie achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet overschrijdt, dan dient de betrokken decentrale overheid de drie

kwartaalrapportages toe te zenden aan de toezichthouder, met daarbij een plan om weer te voldoen aan de kasgeldlimiet. Berekening (bedragen x 1.000) Stappen (1 4) (1) (2) = (3) ultimo maand 1 ultimo maand 2 ultimo maand 3 (1) Vlottende schuld (2) Vlottende middelen (3) Netto vlottend (+) of Overschot middelen ( ) (4) gemiddelde van (3) Stappen (5 9) Variabelen Bedragen (5) kasgeldlimiet (6a) = (5>4) ruimte onder de kasgeldlimiet (6b) = (4>5) overschrijding van de kasgeldlimiet Berekening kasgeldlimiet (5) (7) Begrotingstotaal (8) Percentage regeling (5) = (7) x (8) / 100 Kasgeldlimiet Modelstaat B Renterisico vaste schuld over de jaren... Van de decentrale overheid: Provincie... Gemeente... Waterschap... Gemeenschappelijke regeling... In de provincie:... Toelichting: renterisico vaste schuld in relatie tot renterisiconorm Modelstaat B wordt eenmaal per jaar als onderdeel van de financierings-paragraaf bij de begroting en het jaarverslag naar de toezichthouder verzonden. Op deze staat wordt over het renterisico van de komende vier jaren gerapporteerd. Het renterisico heeft betrekking op de vaste schuld en op het bedrag waarover renterisico wordt gelopen. Naast de renteherzieningen zijn hiervoor ook de aflossingen van belang, want het renterisico wordt verkleind door aflossingen in de tijd te spreiden. Het renterisico heeft betrekking op het gehele openbaar lichaam, op de gemeentelijke kredietbank en op diensten