ZANDGOLVEN LANGS DE NOORDHOLLANDSE KUST

Vergelijkbare documenten
Memo. 1 Introductie. +31(0) Kees den Heijer Roeland de Zeeuw (Shore Monitoring & Research)

De tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof

Duinaangroei na 1990 voor de kust van Noord- en Zuid-Holland

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)

EVALUATIE VAN DE VOOROEVERSUPPLETIE BIJ HEEMSKERK ( ) EINDVERSLAG, BACHELOR EINDOPDRACHT, CIVIELE TECHNIEK, UNIVERSITEIT TWENTE

Ecobeach. Een duurzaam strand door drainage. Brouwersdam, Bas Reedijk. Hoofd afdeling kustwaterbouw BAM Infraconsult

Morfologische ontwikkeling van de kust van Voorne. Quirijn Lodder

Zand voor zuidwest Texel Technisch advies RIKZ over vier mogelijke ingrepen in het Zeegat van Texel

Morfologische effecten

Bijlage 2: Onderbouwing concept suppletieprogramma

Kustlijnkaarten december 2013

Kustlijnkaarten december Colofon Kustlijnkaartenboek 2012

Basiskustlijn Herziening van de ligging van de basiskustlijn. Datum 30 januari 2018

Advies suppletie Vlieland

In de paragrafen 3.1 en 3.2 is de aanpak voor de twee studieonderdelen gepresenteerd.

Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Kustlijnkaarten december 2010

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling

Kustlijnkaarten 2007 december 2006


Evenwichtsligging Kennemerstrand en aanzanding havenmond IJmuiden

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam

Kustlijnzorg in Nederland

3e Monitoringsrapportage projecten "Slimmer omgaan met zand op Schouwen" en "Herstel duindynamiek Kop van Schouwen"

De kust van Noord-Holland; verrassend en leuk.

Beheerbibliotheek Noord-Holland

Weer, klimaat en kust

Kustlijnkaarten 2006 maart 2006

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust

jklmnopq Morfologische analyse van de ontwikkeling van het Nieuwe Schulpengat en de aangrenzende kust Edwin Elias Jelmer Cleveringa

erg n voor en na een onderwatersuppletl

Meten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor

Beheerbibliotheek Rijnland

Voorlopige richtlijnen monitoring en ontwerp onderwatersuppleties

Welkom. Ecobeach Wetenschappelijk traject Workshop 10 september namens: BAM RIJKSWATERSTAAT WINN DELTARES

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Samenvatting. Waddeneilanden

1 Beschrijving van Nutriënten en Geomorfologie. Indicatoren voor selectie van gunstig zeewier locaties.

TU Delft. lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert. C (bijlage) Aanvuliende berekeningen. M.D. Groenewoud.

Ruimtelijke verdeling van functies langs de Nederlandse kust in relatie tot het dynamisch handhaven van de kustlijn

Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten

Dynamiek van het strand bij Noordwijk aan Zee en Egmond aan Zee en het effect van suppleties

Morfologie van Vlieland

Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur

1 Inleiding 1. 2 Verwerking van gegevens Aangeleverde gegevens Verwerking gegevens 3

1. Derde actualisatie suppletieprogramma Actualisatie n.a.v. de berekening van de basiskustlijn 1 januari 2018

Onderbouwing actualisatie suppletieprogramma

.,,3 AU6'~1007. ~ - - y.' _..-...~,_A '~-.._&_-~'-_...:!

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ. Onderwatersuppleties Ontwerprichtlijnen. Report. november WL delft hydraulics Z4099

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust

Rolweerstand van personenwagens op betonwegen

Memo. van Verkeer en Waterstaat. Rijkswaterstaat. Aan Mark Dierikx, Marijke Dirkson (DG Water)

Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust. Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a.

Aanvullende rapportage verkeersveiligheidseffecten experimenten 130km/h

WaterINNovatiebron WINN

Kusterosie van noordwest Ameland: ontwikkelingen op verschillende tijdschalen

Verbeterd toetsen op duinafslag

Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied

Memo. Inleiding. Opzet berekeningen

PONTOS-berekeningen ten behoeve van vliegveld in zee

q.o-2cf 6 SEP havenmond Hoek van Holland grindstrand zuidwal stabiliteit zandige vooroever verslag berekeningen

PROJECTNUMMER E ONZE REFERENTIE B

Een Quickscan van de morfologische ontwikkelingen van het Eierlandse Gat

Richtlijnen. Onderwatersuppleties. RIKZ rapport

Kustverdediging in Nederland anno 2008

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud


DE TERUGTREKKING VAN DE NEDERLANDSE KUSTLIJN. BSc-eindopdracht Civiele Techniek, Universiteit Twente

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Memo Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat 31 AUG Afschrift aan

Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord

nieuw sturmvioeclvoorspellings systeem

Folkert Buiter 2 oktober 2015

Ontwikkeling gefaseerde suppletie Ameland

Nederlandse samenvatting

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Evaluatie strandsuppletie bij Hoek van Holland 2007

provincie H 0 L L A N D ZUID

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dick de Wilde

Drie jaar kustlijnzorg

Beheerbibliotheek Delfland. Beschrijvingen van het kustvak ter ondersteuning van het beheer en onderhoud van de kust

technisch rapport 12 strandhoofden en paalrijen

Inhoud. 1 Achtergrond en opzet van de studie Inleiding Strand- en vooroever suppleties...1 1

Evaluatie van de uitgevoerde suppleties bij Egmond op basis van Argus video waarnemingen

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor, eindevaluatie onderdeel morfologie (2016)

Annemarie van Beek Milieu en Natuurplanbureau Jan Hooghwerff M+P raadgevende ingenieurs

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

EWMA Control Charts in Statistical Process Monitoring I.M. Zwetsloot

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Blauwe Eilanden. conceptontwikkeling in opdracht van Boskalis (maart 2008)

Opdrachtgever: Rijkswaterstaat RIKZ. Evaluatie onderwatersuppleties Noord- en Zuid-Holland. Eindrapport. Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2

Gevoeligheidsanalyse van de invoerparameters voor Graserosie Buitentalud (GEBU) Traject 47-1

Basiskustlijn 2001 Evaluatie ligging Basiskustlijn. september 2003

Start wetenschappelijk traject. Multiconsult bv

Morfo- en sedimentdynamiek van de kustnabije zone te Egmond-aan-Zee ( Nederland )

Populaties beschrijven met kansmodellen

Transcriptie:

Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ ZANDGOLVEN LANGS DE NOORDHOLLANDSE KUST Een bijdrage aan meerjarige suppletieplanning 15 november 2002

Ministerie van Verkeer en Waterstaat jklmnopq Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ ZANDGOLVEN LANGS DE NOORDHOLLANDSE KUST Een bijdrage aan meerjarige suppletieplanning 15 november 2002 Werkdocument: RIKZ/OS/2002.117x Auteur: ir. M. Boers

Inhoudsopgave............................................................................................. Samenvatting 4 Woord vooraf 5 1 Inleiding 6 1.1 Vraagstelling meerjarige suppletieplanning 6 1.2 Werkwijze studie zandgolven langs Noordhollandse kust 6 2 Resultaten toetsing Kustlijn 2001 2.1 Zandgolven en kustlijnhandhaving 8 8 2.2 Meerjarige trend Texel (RSP 9.00 30.81) 9 2.3 Meerjarige trend Den Helder Petten (RSP 1.50 20.23) 10 2.4 Meerjarige trend Camperduin IJmuiden (RSP 26.29 54.75) 11 2.5 Meerjarige trend Rijnland (RSP 56.50 71.00) 12 2.6 Discussie meerjarige trend kustlijnligging 12 3 Literatuuronderzoek zandgolven 3.1 Opzet literatuuronderzoek zandgolven 14 14 3.2 Bevindingen uit literatuuronderzoek zandgolven 16 3.3 Fysica van zandgolven langs de Noordhollandse kust 18 3.4 Meerjarige suppletieplanning en zandgolven 18 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies literatuuronderzoek zandgolven 20 20 4.2 Aanbevelingen meerjarige suppletieplanning 20 4.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek 21 Referenties 22 Bijlage A: Resultaten literatuuronderzoek A.1 Rakhorst (1989) 24 24 A.2 Verhagen (1989) 25 A.3 Boschloo (1990) 26 A.4 Kops (1993) 26 A.5 Wijnberg (1995) 27 A.6 Guillén et al. (1999) 29 A.7 Boers (1999) 30 A.8 Baptist en Van den Boogaard (2000) 32 A.9 Jeuken et al. (2001) 33 A.10 Ruessink en Jeuken (2002, concept) 34 A.11 Van Enckevort (2001) 35 ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 3

Samenvatting............................................................................................. In dit werkdocument vindt een analyse plaats van kustlangse variaties in de meerjarige trend van de kustlijnligging. Vervolgens worden de resultaten hieruit vergeleken met resultaten uit literatuuronderzoek naar de aanwezigheid van zandgolven langs de Noordhollandse kust. Doel hierbij is na te gaan in hoeverre het mogelijk is om te voorzien hoe de kustlijn zich de komende jaren zal gedragen en om, anticiperend hierop, te komen tot een verbeterde meerjarige suppletieplanning. De gevonden informatie over zandgolven lijkt weinig profijt op te leveren voor de optimalisatie van de meerjarige suppletieplanning. Voor de kustvakken Texel en Den Helder - Petten Den De snelheid en richting waarmee zandgolven zich verplaatsen is niet éénduidig in de tijd. Hierdoor is het niet mogelijk een voorspelling te maken waar over een aantal jaren erosie of aanzanding zal optreden. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 4

Woord vooraf............................................................................................. Het advies ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST; EEN BIJDRAGE AAN MEERJARIGE SUPPLETIEPLANNING is uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Kust en Zee in opdracht van de Directie Noord-Holland. De opdrachtgever werd vertegenwoordigd door Ing. A. van der Veer. Het advies is uitgevoerd door ir. M. Boers binnen het project KUSTADVIES*NH onder leiding van drs. L. Uit den Boogaard. De kwaliteitsborging van dit advies is verzorgd door dr. R. Spanhoff. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 5

1 Inleiding............................................................................................. 1.1 Vraagstelling meerjarige suppletieplanning De Directie Noord-Holland van Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de handhaving van de kustlijnligging voor de kustgebieden Rijnland, Noord- Holland en Texel. Teneinde het kustonderhoud efficiënter en effectiever te doen verlopen, wil de Directie aanvullende kennis verkrijgen over het systeem kust. Hiertoe is in een nota een aantal onderzoeksvragen gedefinieerd [Van der Veer (2001)]. De onderzoeksvragen 1 die in het u voorliggende werkdocument aan de orde komen hebben betrekking op patronen van aanzanding en erosie als gevolg van zandgolven langs de Noord-Hollandse kust. In de huidige context verstaan we onder zandgolven massa s zand die zich langs de kust verplaatsen, met een merkbaar effect op de ligging van de kustlijn. Onder invloed van zandgolven zandt op sommige locaties de kust tijdelijk aan, terwijl tegelijkertijd op andere locaties de kust tijdelijk erodeert. Met de verkregen kennis over de aanwezigheid en het gedrag van zandgolven trachten we de Directie Noord-Holland van nuttige informatie te voorzien over toekomstige aanzanding en erosie. Op basis hiervan kan eventueel de meerjarige suppletieplanning als onderdeel van het kustonderhoud worden geoptimaliseerd. 1.2 Werkwijze studie zandgolven langs Noordhollandse kust De kennis die beschreven wordt in dit werkdocument is het resultaat van een literatuurstudie naar zandgolven langs de Noordhollandse kust. De verzamelde kennis wordt vergeleken met de meerjarige trends van het zandvolume in de BKL-schijf van de zogenaamde JARKUS-raaien 23. Tenslotte wordt beschreven of en hoe een meerjarige suppletieplanning rekening kan houden met de aanwezigheid van zandgolven. Dit advies is enkel gebaseerd op in de literatuur beschikbare gegevens. Nieuw onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Onbeantwoorde vragen kunnen worden beantwoord binnen onderzoeksprogramma s als KUST2005. 1 Door deze onderzoeksvraag te beantwoorden, wordt invulling gegeven aan de volgende activiteiten, benoemd in Sectie 8.2 van Van der Veer (2001): Akt. 6. Onderzoeken patroon aanzanding/erosie bij de Koog. Akt. 10. Onderzoeken patroon aanzanding/erosie tussen Callantsoog en Wijk aan Zee. Akt. 15. Onderzoeken verloop aanzanding/erosie van kustvak Rijnland en vergelijken met Zuid-Holland. 2 Voor een beschrijving van de systematiek van de kustlijnhandhaving wordt verwezen naar Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (1995). 3 JARKUS: JAaRlijkse KUStlodingen ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 6

ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 7

2 Resultaten toetsing Kustlijn 2001............................................................................................. 2.1 Zandgolven en kustlijnhandhaving Niet elke zandgolf is even relevant voor de handhaving van de kustlijnligging. Allereerst is de periode van de zandgolf van belang. Zandgolven met een kleine periode 4 worden in de huidige systematiek van kustlijnhandhaving genegeerd. Zandgolven met een periode groter dan meerdere decennia 5 worden beschouwd als structurele verandering van de kustlijnligging. Alle overige zandgolven met periode tussen deze twee grenzen kunnen ervoor verantwoordelijk zijn dat per locatie afwisselend erosie en aanzanding wordt gesignaleerd in de periode tot en met 2010. Informatie over dit laatste type golven is mogelijk van belang bij het opstellen van een meerjarige suppletieinspanning. Behalve de periode is ook de amplitude van de zandgolf van belang. Deze amplitude bepaalt het risico dat de BasisKustLijn (BKL) wordt overschreden. Nu is bij de vaststelling van de BKL voor de Noordhollandse kust reeds rekening gehouden met fluctuaties van de kustlijn in de tijd, door de kustlijnpositie enigszins landwaarts vast te stellen van de positie volgens de standaard rekenmethodiek 6. Hierdoor ontstaat een marge tot 25 meter, waarin dynamiek van de kustlijn wordt toegelaten zonder dat de Directie Noord-Holland genoodzaakt is in te grijpen, bijvoorbeeld door middel van een suppletie [Boers (1999)]. Dit betekent dat zandgolven met amplitudes kleiner dan ± 10 meter bij afwezigheid van structurele erosie geen aanleiding vormen voor de uitvoering van kustsuppleties. In dit hoofdstuk wordt voor de Noordhollandse kust nagegaan of de meerjarige trends van de kustlijnligging 7 aanwijzingen geven over de mogelijke aanwezigheid van zandgolven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt voor de kustgedeelten de kustgedeelten Texel (RSP 8 9.00 30.81), Den Helder Petten (RSP 1.50 20.23), Camperduin IJmuiden (RSP 26.29 54.75) en Rijnland (RSP 56.50 71.00). De meerjarige trends zijn afkomstig uit Van der Veer (2001). Aan de berekende trendwaarden per JARKUS-raai is een kustlangs voortschrijdend gemiddelde toegevoegd om structuren beter zichtbaar te maken. 4 Denk aan perioden van maximaal 3 à 4 jaar 5 Denk aan perioden van minimaal 30 à 40 jaar 6 zie Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (1995) 7 Meerjarige trends van de kustlijnligging worden per JARKUS-raai berekend. Het betreft de lineaire trend van de kustlijnposities in de jaren tot en met 2000. Het aantal jaren waarover de trend wordt berekend varieert per JARKUS-raai. Het maximum aantal jaren bedraagt 10 voor raaien waar geen suppleties zijn uitgevoerd gedurende deze periode. Voor raaien waar wel een suppletie is uitgevoerd, wordt de trend vanaf het jaar van de suppletie berekend. 8 RSP: RijksStrandPalen-lijn ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 8

2.2 Meerjarige trend Texel (RSP 9.00 30.81) De kustlijn van Texel kan worden onderscheiden in drie verschillende kustvakken, namelijk Zuidwest Texel, Centrale kust en Noordwest Texel. Per kustvak worden de meerjarige trendwaarden besproken; deze zijn weergegeven in figuur 2.1. 20 15 meerjarige trend per JARKUS-raai voortschrijdend gemiddelde langs de kust 10 5 Trend [m/j] 0 900 1100 1300 1500 1700 1900 2100 2300 2500 2700 2900 3100-5 -10-15 -20 RSP [km] Figuur 2.1 Meerjarige trend kustlijnligging voor Texel Zuidwest Texel (RSP 9-14) De zuidelijke grens van Zuidwest Texel leggen we bij RSP 9, de eerste JARKUSraai waarvoor een BKL-positie is gedefinieerd. De noordelijke grens leggen we bij RSP 14, in de beurt waarvan een divergentiepunt is met betrekking tot het kustlangse zandtransport [Figuur 2.2]. In dit kustvak heeft het zandtransport een zuidwaartse richting, naar het Marsdiep toe. Figuur 2.2 Divergentie van zandtransport bij RSP 14 [Cleveringa (2001)] ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 9

De meerjarige trend in dit kustvak blijkt redelijk uniform tot RSP 15. Dit betekent dat er geen aanwijzingen te vinden zijn met betrekking tot het voorkomen van zandgolven met een lengte kleiner dan 5 à 10 kilometer. Centrale kust (RSP 14 25) Voor de centrale kust van Texel kiezen we als zuidelijke grens het divergentiepunt bij RSP 14 en als noordelijke grens de monding van de slufter bij RSP 25. De meerjarige trend vertoont in dit kustvak een duidelijk monotoon verloop langs de kust, met sterke erosie in het zuidelijk deel (RSP 15 20) tot enige aanwas in het noordelijk deel (RSP 25). Blijkbaar wordt er meer zand naar het noorden getransporteerd dan vanuit de zee wordt aangevoerd. Bovenop de gemiddeld monotoon verlopende trend zien we in dit kustvak fluctuaties in kustlangse richting die kunnen wijzen op de aanwezigheid van zandgolven met een lengte van circa 1.5 kilometer. Noordwest Texel (RSP 25 30.81) Het kustvak van de noordwest kust van Texel laten we begrenzen door de slufter bij RSP 25 en de Eierlandse dam bij RSP 30.81. Deze strekdam is aangelegd met als doel de erosie binnen dit kustvak tegen te gaan [Rakhorst en Pwa (1993)]. Net zuidwaarts van de dam treedt inderdaad een forse aanzanding op tot wel meer dan 20 meter per jaar. In het zuidelijk deel (RSP 26 29) treedt evenwel nog steeds erosie op van meer dan 10 meter per jaar. Dit beeld toont grote overeenkomsten met het morfologisch gedrag van de kust rond de havenhoofden bij IJmuiden waar ook sprake is van grote aanzanding tegen de havenhoofden en van erosie bij Heemskerk en Bloemendaal. We zien enkele fluctuaties in de trend van dit kustvak bovenop het bijzonder sterke kustlangse trendverloop. Het is echter niet duidelijk of deze fluctuaties wijzen op de aanwezigheid van zandgolven binnen dit kustvak. 2.3 Meerjarige trend Den Helder Petten (RSP 1.50 20.23) 20 15 meerjarige trend per JARKUS-raai voortschrijdend gemiddelde langs de kust 10 5 Trend [m/j] 0 0 200 400 600 800 1000 1200 1400 1600 1800 2000 2200-5 -10-15 -20-25 RSP [km] Figuur 2.3 Meerjarige trend kustlijnligging voor Den Helder - Petten Het kustvak tussen Den Helder en Petten is in morfologisch opzicht een complex gebied, met name door de aanwezigheid van de buitendelta van het Marsdiep. Het blijkt dat de ebgeul het Nieuwe Schulpengat zich tussen 1975 en 1997 verplaatst in de richting de kust, waarbij deze geul zich steeds verder in zuidelijke richting uitstrekt [Van Santen (1999)]. Het Nieuwe Schulpengat zal met name invloed hebben op het noordelijk deel van het kustvak Den Helder - ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 10

Petten en mogelijk ook op de aanwezige zandgolven aldaar. Behalve het Nieuwe Schulpengat wordt dit kustgedeelte tevens beïnvloed door het Fransche Bankje en de Bollen van Kijkduin. Als we kijken naar de meerjarige trend van het kustvak Den Helder Petten, dan lijkt er een ritmisch patroon aanwezig te zijn in het noordelijk deel, tussen RSP 1.50 en RSP 11. Dit patroon kan wijzen op zandgolven met een karakteristieke golflengte van 1.5 à 2 kilometer [figuur 2.3]. Fluctuaties in het zuidelijk deel van het kustvak (RSP 11 20.23) hebben een veel minder regelmatig patroon dan het noordelijk deel. Het is waarschijnlijk dat de trend van de kustlijn sterk is beïnvloed door de intensieve suppletieinspanning gedurende de twee laatste decennia [Van der Veer (2001)]. 2.4 Meerjarige trend Camperduin IJmuiden (RSP 26.29 54.75) Reeds zolang er metingen zijn van de positie van de strandlijnen (sinds 1843), wordt er een verdraaiing van dit kustvak geconstateerd, met een spil bij Egmond aan Zee [Boers (1999)]. In het noordelijk deel tussen Camperduin en Egmond (RSP 26.29 37) treedt erosie op; in het zuidelijk deel (RSP 37 54.75) is de kustlijn redelijk stabiel of licht aanzandend. Door de aanwezigheid van de havenhoofden bij IJmuiden treedt er een forse aanzanding op tegen het noordelijk havenhoofd en een lichte erosie bij Wijk aan Zee. In het noordelijk deel van dit kustvak zijn hier vele suppleties uitgevoerd, als gevolg van de structurele erosie aldaar. Met name bij Egmond en Bergen zijn grote hoeveelheden zand gesuppleerd; hier is de BKL namelijk zeewaarts vastgesteld ten opzichte van de BKL volgens de standaard rekenmethodiek. Dit is gebeurd teneinde de kans op duinafslag onder bebouwing te reduceren [Boers (1999)]. In het zuidelijk deel van dit kustvak is alleen in 1996 een suppletie uitgevoerd, bij Wijk aan Zee. 20 15 meerjarige trend per JARKUS-raai voortschrijdend gemiddelde langs de kust 10 5 Trend [m/j] 0 2600 2800 3000 3200 3400 3600 3800 4000 4200 4400 4600 4800 5000 5200 5400 5600-5 -10-15 -20 RSP [km] Figuur 2.4 Meerjarige trend kustlijnligging voor Camperduin - IJmuiden Als we naar de meerjarige trend kijken voor het kustvak Camperduin IJmuiden, dan blijkt er ten zuiden van Egmond een ritmisch patroon aanwezig wat kan duiden op een zandgolf met een golflengte van 1.5 à 2 kilometer. Ten ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 11

noorden van Egmond is dit patroon veel minder zichtbaar, waarschijnlijk als gevolg van de kustsuppleties gedurende het afgelopen decennium. 2.5 Meerjarige trend Rijnland (RSP 56.50 71.00) 20 15 meerjarige trend per JARKUS-raai voortschrijdend gemiddelde langs de kust 10 5 Trend [m/j] 0 5600 5800 6000 6200 6400 6600 6800 7000 7200-5 -10-15 -20 RSP [km] Figuur 2.5 Meerjarige trend kustlijnligging voor Rijnland Evenals het kustvak Camperduin IJmuiden, wordt een deel van het kustvak Rijnland sterk beïnvloed door de havenhoofden bij IJmuiden. Tegen het zuidelijk havenhoofd is een forse aanzanding opgetreden, ter hoogte van Bloemendaal Zandvoort treedt er erosie op. Om deze erosie te bestrijden zijn in dit gebied reeds enkele suppleties uitgevoerd [Van der Veer (2001)]. Figuur 2.5 laat zien dat er geen duidelijke ritmische patronen in de trend kunnen worden onderscheiden. 2.6 Discussie meerjarige trend kustlijnligging In de voorgaande secties 2.2 t/m 2.5 is een analyse gemaakt van de meerjarige trend van de kustlijnligging. Hierbij is met name gezocht naar kustlangse fluctuaties in de trend die kunnen wijzen op zandgolven. Een overzicht van de resultaten is weergegeven in tabel 2.1. Kustvak Texel Zuidwest Texel (RSP 9-14) Centrale kust (RSP 14 25) Noordwest Texel (RSP 25 30.81) Den Helder Petten Noordelijk deel (RSP 1.50-11) Zuidelijk deel (RSP 11 20.23) Camperduin IJmuiden Noordelijk deel (RSP 26.29 37) Zuidelijk deel (RSP 37 54.75) Rijnland (RSP 56.50 71.00) - Lengte kustlangse fluctuaties meerjarige trend kustlijnligging - 1.5 km - 1.5 à 2 km - - 2 km Tabel 2.1 Kentallen over de lengte van kustlangse fluctuaties in de meerjarige trend van de kustlijnligging. (-: geen informatie) ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 12

Relatie meerjarige trend aanwezigheid zandgolven Er moet en twee opmerkingen worden gemaakt over de relatie tussen de waargenomen fluctuaties in de meerjarige trend en de aanwezigheid van zandgolven: In de eerste plaats kunnen er in een kustvak zandgolven aanwezig zijn, ondanks dat er geen kustlangse fluctuaties aanwezig zijn in de meerjarige trend van de kustlijnligging. Menselijke ingrepen (kustsuppleties, Eierlandse dam) kunnen de invloed van zandgolven op de meerjarige trend overschaduwen. Daarnaast kan de lengte en periode van de zandgolf sterk afwijken van de lengte van het geanalyseerde kustvak en de periode waarover de meerjarige trend is berekend. Er vallen dan nauwelijks kustlangse fluctuaties waar te nemen [zie sectie 2.1]. In de tweede plaats kunnen er kustlangse fluctuaties in de meerjarige trend van de kustlijnligging voorkomen die een andere oorzaak hebben dan zandgolven. Met name de aanpassing van de kust aan uitgevoerde suppleties kan hierbij van belang zijn. Benodigde informatie meerjarige suppletieplanning Stel dat kustlangse fluctuaties in de meerjarige trend uitingsvorm zijn van zandgolven, dan corresponderen de lengtes van de fluctuaties met de golflengtes. Voor het opstellen van een meerjarige suppletieplanning biedt dit echter onvoldoende informatie. Er dient namelijk ook informatie beschikbaar te zijn over de volgende aspecten van de zandgolf, die niet uit de beschikbare meerjarige trend kan worden afgeleid: het type (lopende of staand) de periode de voortplantingssnelheid 9 en richting (alleen voor lopende zandgolven) de fase (alleen voor staande zandgolven) de amplitude 10 9 De voortplantingssnelheid kan worden berekend door de lengte van een zandgolf te delen door de periode. 10 Voor een lopende golf met een bekende voortplantingssnelheid kan de amplitude worden berekend uit de meerjarige trend. Ditzelfde geldt voor een staande golf waarvan de fase en de periode bekend is. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 13

3 Literatuuronderzoek zandgolven............................................................................................. 3.1 Opzet literatuuronderzoek zandgolven In totaal zijn er 11 publicaties gevonden met informatie over zandgolven voor de Noordhollandse kust. In het literatuuronderzoek is aandacht besteed aan de volgende aspecten: gebruikte data gebied periode analyse methode bevindingen overige opmerkingen De verkregen informatie is per publicatie beschreven in bijlage A. Hieronder wordt per aspect in het kort beschreven hoe de verschillende publicaties met deze aspecten omgaan. Gebruikte data De onderzochte publicaties maken gebruik van in totaal drie beschikbare gegevensbestanden. Het oudste gegevensbestand betreft posities van strandlijnen 11 sinds 1843 met een onderlinge afstand van ongeveer 1 kilometer. Vanaf het jaar 1964 zijn bodemgegevens opgeslagen in het JARKUS-bestand. Het betreft kustdwarse lodingen met een onderlinge raaiafstand van ongeveer 250 meter. Het derde gegevensbestand betreft ARGUS-videobeelden voor de locaties Noordwijk en Egmond. Dit laatste gegevensbestand is nog maar van relatief recente datum, maar biedt door de hoge frequentie van opnamen (elk uur bij daglicht) een waardevol inzicht in de korte-termijnfluctuaties van de morfologie in het kustgebied. Tabel 3.1 geeft een overzicht van het aantal malen dat een gegevensbestand is geanalyseerd in de onderzochte publicaties. Het blijkt dat het meeste gebruik is gemaakt van de strandlijnposities. De ARGUS-videobeelden zijn slechts één keer gebruikt. Gegevensbestand Aantal publicaties Strandlijnposities: 7 Duinvoet 6 Gemiddeld Hoogwaterlijn 6 Gemiddeld Laagwaterlijn 6 JARKUS-lodingen 5 ARGUS-videobeelden 1 Tabel 3.1 Aantal malen dat een gegevensbestand in een publicatie wordt toegepast 11 Te weten: de DuinVoet (DV), de Gemiddeld HoogWaterlijn (GHW) en de Gemiddeld LaagWaterlijn (GLW). ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 14

Gebied Langs de kust van Noord-Holland zijn vier kustvakken onderscheiden: Texel, Den Helder Petten, Camperduin IJmuiden en Rijnland. Niet ieder kustvak krijgt evenveel aandacht in de publicaties. Tabel 3.2 geeft per kustvak aan hoeveel publicaties informatie over het betreffende kustvak bevatten. Uit deze analyse blijkt dat de meeste publicaties betrekking hebben op het kustvak Camperduin IJmuiden. Het kustvak Texel wordt het minst geanalyseerd. Kustvak Aantal publicaties Texel 2 Den Helder Petten 6 Camperduin IJmuiden 10 Rijnland 7 Tabel 3.2 Aantal malen dat een kustvak in een publicatie wordt geanalyseerd Periode De perioden waarover meetbestanden worden geanalyseerd, varieert per publicatie en is ondermeer afhankelijk van de toegepaste gegevensbestanden en het tijdstip waarop de publicatie is verschenen. Verder speelt een rol dat een aantal publicaties geen meetgegevens na 1990 in de analyse betrekt, omdat sindsdien de uitgevoerde suppleties de meetgegevens hebben beïnvloed. Analysemethode Het blijkt dat er grote verschillen optreden in de analysemethoden in de verscheidene publicaties. De meeste analysemethoden beginnen met het verwijderen van de langjarige trend uit de gegevensbestanden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een lineaire regressie door de meetgegevens, of het wegfilteren van de langjarige ontwikkeling. Hierna volgt eventueel nog het verwijderen van ruis. Het overblijvende deel wordt uiteindelijk geanalyseerd met behulp van een grafische weergave van de metingen, of met regressietechnieken en/of filtertechnieken. Er bestaat blijkbaar (nog) geen algemeen geaccepteerde manier waarmee de kentallen van zandgolven in een kustvak kunnen worden verkregen. Dit leidt ertoe dat op basis van dezelfde gegevensbestanden afwijkende conclusies worden getrokken 12. Bevindingen Onder het aspect bevindingen worden de conclusies uit de diverse publicaties besproken ten aanzien van de trend en eventuele karakteristieken van zandgolven. Dit gebeurt in onderstaande Sectie 3.2. 12 We zijn het dan ook eens met de volgende opmerking van Hoozemans (1991): Enige terughoudendheid is noodzakelijk bij de interpretatie van kentallen van horizontale zandgolven, zoals deze (..) worden gepresenteerd. De kentallen blijken voornamelijk verkregen te zijn door visuele interpretatie van kustgrafieken. Vaak is slechts een deel van de veronderstelde sinuscurve bekend en wordt zonder meer de veronderstelde curve doorgetrokken. Wanneer een statistische analyse methode wordt gebruikt, blijkt het aantonen van een harmonische kustlijnbeweging veelal zeer moeilijk tot onmogelijk (..). De vrij harde kentallen die door verschillende auteurs worden aangedragen, zullen meestal met de nodige voorzichtigheid moeten worden gehanteerd. Zeker wanneer gesproken wordt over periodiciteit of cyclus. Dit is vaak een interpretatie op basis van extrapolatie. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 15

Overige opmerkingen Opvallende uitspraken of resultaten in de onderzochte publicaties die niet onder één van de bovenstaande aspecten worden beschreven, komen onder het aspect overige opmerkingen aan de orde. Met name opmerkingen over de fysica van zandgolven krijgen hierbij aandacht 13. 3.2 Bevindingen uit literatuuronderzoek zandgolven Texel Informatie met betrekking tot zandgolven bij Texel is weergegeven in Tabel 3.3. Slechts één publicatie geeft informatie over zandgolven bij Texel door het periodiek verhelen van de Noorderhaaks op zuidwest Texel. Er worden in de onderzochte literatuur geen kentallen gepresenteerd van zandgolven die aansluiten bij de waargenomen kustlangse fluctuaties in de meerjarige trend binnen het centrale kustvak van Texel (Sectie 2.2). Publicatie Data Eigenschappen zandgolf Lengte Periode Amplitude Snelheid Richting (km) (jaar) (m) (m/jaar) Rakhorst (1989) Strandlijnposities 26 36 175-180 20 200 150-200 Noordelijk Baptist en Van den Boogaard Duinvoetposities Er worden geen kwantitatieve gegevens gepresenteerd (2000) Tabel 3.3 Eigenschappen van zandgolven voor Texel Den Helder - Petten Tabel 3.4 geeft de eigenschappen van zandgolven weer voor het kustvak Den Helder Petten. Het blijkt dat er geen eenduidigheid bestaat in de kenmerkende periode van de beschreven zandgolven. De fluctuaties in de trend in het noordelijk deel van dit kustvak wordt in de geraadpleegde literatuur niet beschreven. Publicatie Data Eigenschappen zandgolf Lengte Periode Amplitude Snelheid Richting (km) (jaar) (m) (m/jaar) Rakhorst (1989) Strandlijnposities? 4.5 25?? Verhagen (1989) GHW, GLW 5 7 75 100 25 65 Noordelijk Wijnbergen (1995) JARKUS Er worden geen ritmische patronen geconstateerd Guillén et al. (1999) JARKUS Er worden geen ritmische patronen geconstateerd Baptist en Van den Boogaard (2000) Duinvoetposities? 10-17 1 3?? Ruessink en Jeuken (2002) Strandlijnposities 7 onbepaald 14 35 70 (N) 30 (Z) Noordelijk / Zuidelijk Tabel 3.4 Eigenschappen van zandgolven voor Den Helder Petten Zowel Verhagen (1989) als Ruessink en Jeuken (2002) vermelden een zandgolf met een lengte van ongeveer 7 kilometer. Dat het om hetzelfde fenomeen gaat wordt geïllustreerd in figuur 3.1 waar in een zogenaamde tijd-ruimte diagram aanzanding- en erosiepatronen zijn weergegeven. Uit tabel 3.4 kan worden afgeleid dat de periode van de betreffende zandgolf minimaal 75 jaar bedraagt. 13 Met name voor de gesloten Hollandse kust weten we nog heel weinig over de fysica van zandgolven. Hierdoor zijn we nog slecht in staat het gedrag van zandgolven nauwkeurig te voorspellen. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 16

Figuur 3.1: Vergelijking van de bevindingen t.a.v. zandgolven in het kustvak Den Helder - Petten Camperduin - IJmuiden De eigenschappen van zandgolven in het kustvak Camperduin IJmuiden zijn gepresenteerd in Tabel 3.5. Deze komen deels overeen met het periodieke patroon zoals gevonden in de trend in Figuur 2.4. Alle publicaties die gebruik hebben gemaakt van de JARKUS-bestanden komen uit op zandgolven met een golflengte van ongeveer 2 kilometer. De variatie in de periode, en dus in de voortplantingssnelheid, is echter groot. Wel bestaat er een redelijke consensus over de richting van de voortplanting van dit type zandgolf, namelijk in zuidelijke richting. Publicaties die gebruik maken van strandlijnposities geven een afwijkend beeld. Dit kan te maken hebben met het feit dat strandlijnposities om de kilometer bekend zijn. Hierin vallen zandgolven met een lengte kleiner dan 2 kilometer niet te onderscheiden. Publicatie Data Eigenschappen zandgolf Lengte (km) Periode (jaar) Snelheid Richting (m/jaar) Rakhorst (1989) Strandlijn? 4.5?? posities Verhagen (1989) GHW, 5 7 75 100 65 Noordelijk GLW Boschloo (1990) JARKUS 1.8 44 40? Kops (1993) JARKUS 2 200 9 Zuidelijk Wijnbergen (1995) JARKUS 2 15 133 Zuidelijk Guillén et al. (1999) JARKUS 2-3 10-15 150 200 Zuidelijk Boers (1999) Strandlijn posities Er worden geen ritmische patronen geconstateerd Baptist en Van den Boogaard (2000) Duinvoet posities? 10-17?? Jeuken et al. (2001) Strandlijn posities Er wordt een zandgolf in het noordelijk geconstateerd die eerst noordwaarts en daarna zuidwaarts beweegt Ruessink en Jeuken (2002) Strandlijn posities 3.5 onbepaald 0 30 Noordelijk Tabel 3.5 Eigenschappen van zandgolven voor Camperduin - IJmuiden Rijnland Over het kustvak Rijnland bestaat een redelijke consensus over het afwezig zijn van zandgolven. Met uitzondering van één publicaties gaat men er vanuit dat zandgolven in dit kustgebied niet kunnen worden aangetoond. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 17

Publicatie Data Eigenschappen zandgolf Lengte Periode Amplitude Snelheid Richting (km) (jaar) (m) (m/jaar) Verhagen (1989) GHW, GLW 5 7 75 100 25 65 Noordelijk Wijnbergen (1995) JARKUS Er worden geen ritmische patronen geconstateerd Guillén et al. (1999) JARKUS Er worden geen ritmische patronen geconstateerd Baptist en Van den Boogaard Duinvoetposities Er worden geen kwantitatieve gegevens gepresenteerd (2000) Jeuken et al. (2001) Strandlijnposities Er worden geen ritmische patronen geconstateerd Van Enckevort (2001) ARGUS Er worden geen ritmische patronen geconstateerd Ruessink en Jeuken (2002) Strandlijnposities Er worden geen ritmische patronen geconstateerd Tabel 3.6 Eigenschappen van zandgolven voor Rijnland 3.3 Fysica van zandgolven langs de Noordhollandse kust Hoozemans (1991) bespreekt 14 hypothesen voor de aanwezigheid van zandgolven langs een kust. Wat betreft de zandgolf bij Texel ligt de hypothese voor de hand waarbij een relatie wordt gelegd tussen het verhelen van zandbanken onder invloed van golven en getij (hypothese 1). De zandgolven voor het kustvak Camperduin IJmuiden lijken sterk beïnvloed te worden door ritmische patronen in de brekerbank(en), zoals beschreven door Wijnberg (1995), wat aansluit bij hypothese 8 van Hoozemans (1991). Murray et al. (2001) en Ashton et al. (2001) laten aan de hand van numerieke berekeningen zien dat kusten waarbij de golven invallen met een hoek van 45º te maken kunnen krijgen met een instabiliteit in de kustlijnligging. Aangezien de golfrichting voor de Hollandse kust voor een groot deel van de tijd of uit het noordwesten of uit het zuidwesten komt, is deze hypothese de moeite van onderzoek zeker waard. Grote verschillen vallen er waar te nemen in de perioden van zandgolven. Op basis van Jeuken et al. (2001) en Ruessink en Jeuken (2002) mag worden geconcludeerd dat er een grote variatie bestaat in de snelheid waarmee zandgolven zich verplaatsen. Dit kan zowel in noordelijke als zuidelijke richting. Op grond hiervan kunnen vraagtekens worden gesteld bij het ritmische karakter van zandgolven en verklaart tevens waarom Boers (1999) geen perioden kon vinden die karakteristiek zijn voor de aanwezige zandgolven. 3.4 Meerjarige suppletieplanning en zandgolven In deze sectie wordt beschreven wat de mogelijkheden zijn om tot een geoptimaliseerde meerjarige suppletieplanning te komen met behulp van de in dit rapport verzamelde informatie. Op grond van de kustlangse variatie van de meerjarige trend is in Hoofdstuk 2 geconstateerd dat er fluctuaties zijn aangetroffen in het centrale kustvak van Texel, het noordelijk deel van het kustvak Den Helder Petten en het zuidelijk deel van het kustvak Camperduin IJmuiden. Het constateren van kustlangse fluctuaties in de meerjarige trend levert onvoldoende kennis op voor het optimaliseren van de meerjarige suppletieplanning. Immers, de beschikbare gegevens geven enkel een indicatie van de golflengte, terwijl daarnaast informatie over de golfvoortplantingssnelheid en de golfperiode is vereist.. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 18

Om die reden is in de literatuur gezocht naar informatie met kenmerken van zandgolven op het gebied van golflengte, periode, voortplantingssnelheid en amplitude. Hieruit blijkt dat alleen voor het kustvak Camperduin IJmuiden overeenkomsten bestaan tussen de golflengte van deze zandgolven en de lengte van de fluctuaties in de meerjarige trend. Tevens blijkt dat er geen eenduidigheid bestaat over de periode en de voortplantingssnelheid. In de vorige sectie is geconstateerd dat de snelheid waarmee zandgolven zich verplaatsen verschilt in de tijd. Dit maakt het lastig om een voorspelling te doen waar de zandgolf zich over een aantal jaren bevindt, zodat hierbij rekening kan worden gehouden met de meerjarige suppletieplanning. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 19

4 Conclusies en aanbevelingen............................................................................................. 4.1 Conclusies literatuuronderzoek zandgolven Op grond van een uitgevoerde literatuurstudie worden de volgende conclusies getrokken ten aanzien van de aanwezigheid van zandgolven langs de Noordhollandse kust. Texel Voor Texel wordt melding gemaakt van een zandgolf met een periode van ongeveer 175 jaar. Deze zandgolf is het gevolg van het periodiek aanlanden van de Noorderhaaks. Verder valt op in het kustlangse verloop van de meerjarige trend in het centrale deel van Texel dat er fluctuaties optreden met een golflengte van ongeveer 2 km. Den Helder Petten Voor het kustvak Den Helder - Petten worden in de literatuur melding gemaakt van een zandgolf met een lengte van ongeveer 7 km en een periode van minimaal 75 jaar. Deze zandgolf stemt echter niet overeen met de fluctuaties in het noordelijk deel van dit kustvak, die een lengte hebben van ongeveer 2 km. Camperduin - IJmuiden Voor het kustvak Camperduin - IJmuiden is onder andere informatie gevonden over een zandgolf, die zich verplaatst in zuidwaartse richting. De golflengte bedraagt ongeveer 2 km; over de periode en de voortplantingssnelheid bestaat geen eenduidigheid. Vermoedelijk is er geen constante snelheid in de tijd. Rijnland Volgens het merendeel van de bestudeerde publicaties zijn zandgolven in Rijnland afwezig. 4.2 Aanbevelingen meerjarige suppletieplanning Er wordt aanbevolen om bij het opstellen van de meerjarige suppletieplanning geen rekening te houden met periodieke fluctuaties als gevolg van zandgolven. Het lijkt erop dat de snelheid waarmee zandgolven langs de kust bewegen sterk varieert in de tijd. Hierdoor valt niet te voorspellen waar de zandgolf zich over enkele jaren bevindt. Daarnaast spelen de volgende overwegingen een rol: Bij het opstellen van de BKL voor Noord-Holland is reeds een marge opgenomen waarin de dynamiek van zandgolven is inbegrepen [Rakhorst (1989), Boers (1999)]. De periode van de zandgolf bij Texel is dusdanig lang (175 jaar), dat deze kan worden opgevat als structurele erosie. Hetzelfde geldt voor de beschreven zandgolf in het kustvakken Den Helder Petten waar de golfperiode minimaal 75 jaar bedraagt. In het kustvak Camperduin IJmuiden lijkt in het noordelijk deel de fluctuerende trend van de kustlijn veel meer te worden beïnvloed door in het verleden uitgevoerde suppleties. In het zuidelijk deel is de fluctuerende trend nog wel aanwezig; op grond van de bevindingen ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 20

uit de literatuur lijkt het echter niet mogelijk om te voorspellen hoe dit patroon in de toekomst zal veranderen. In het kustvak Rijnland zijn geen noemenswaardige zandgolven aangetroffen. 4.3 Aanbevelingen voor verder onderzoek Zandgolven in het kustvak Camperduin IJmuiden lijken sterk gerelateerd aan ritmische patronen in de buitenste brekerbank [Wijnberg 1995]. Aangezien dit tevens de positie betreft waar onderwatersuppleties worden aangebracht, wordt aanbevolen nader onderzoek te verrichten naar de potentiële interactie tussen onderwatersuppleties en ritmische patronen in de buitenste brekerbank. Figuur 4.1 laat een beeld zien van het brekerpatroon bij Egmond, samengesteld uit de ARGUS-beelden van de Jan van Speijk vuurtoren en de COAST3D-mast. Het lijkt erop dat het zuidelijke kopeind van de onderwatersuppletie bij RSP 39 op een plaats ligt waar de kust achteruit aan het gaan was 14. Aangezien erosie op de kopeinden van onderwatersuppleties niet op voorhand kan worden uitgesloten, lijkt dit achteraf gezien een minder gelukkige keuze. Lengte ritmisch patroon + 2 kilometer Onderwatersuppletie Egmond 1999 Figuur 4.1: Samengestelde ARGUS-beelden, waarop ritmische patronen en de onderwatersuppletie bij Egmond zichtbaar zijn 14 Uit figuur 2.4 kan worden afgeleid dat de meerjarige trend een kustachteruitgang laat zien op de oneven RSP kilometerposities. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 21

Referenties............................................................................................. Ashton, A., A.B. Murray en O. Arnault. 2001. Formation of coastal features by large-scale instabilities induced by high-angle waves. Nature, Vol. 414, 15 november 2001, pp. 296 300. Baptist, M.J. en H.F.P. van den Boogaard. 2000. Historische analyse van de dynamiek in de duinvoet langs de Nederlandse kust. WL Delft Hydraulics. Z2838. Boers, M. 1999. Suppleties bij Egmond en Bergen; Een analyse van de morfologische processen in het kustgebied tussen IJmuiden en de Hondsbossche Zeewering en de beheeropties voor Egmond en Bergen. Rijksinstituut voor Kust en Zee, Rapport RIKZ 99.030. Boschloo, E.R. 1990. Een onderzoek naar de periodiciteit in kuberingsreeksen aan de hand van de JARKUS metingen van de raaien 3025-4600. Technische Universiteit Delft. Faculteit der Civiele Techniek. Afstudeerrapport (Deel 1). Cleveringa, J. 2001. Zand voor zuidwest Texel; Technisch advies RIKZ over vier mogelijke ingrepen in het Zeegat van Texel. Rijksinstituut voor Kust en Zee, Rapport RIKZ 2001.031. Enckevort, I.M.J. van. 2001. Daily to yearly nearshore bar behaviour. Ph.D. thesis. Universiteit Utrecht. Nederlandse Geografische Studies 288. Guillén, J., M.J.F. Stive en M. Capobianco. 1999. Shoreline evolution of the Holland coast on a decadal scale. Earth Surface Processes and Landforms. Vol. 24. pp 517-536. Hoozemans F.M.J. 1991. Horizontale Zandgolven; literatuurstudie. Waterloopkundig Laboratorium WL. H840. Jeuken, C., B.G. Ruessink en M. Marchand. 2001. Ruimtelijke en temporele aspecten van de duinvoet dynamiek; De morfologische veerkracht van de Nederlandse kust nader beschouwd. WL Delft Hydraulics. Z2838. Kops, A.J.G. 1993. Analyse van het Jarkus-bestand rond Egmond aan Zee. Technische Universiteit Delft. Faculteit der Civiele Techniek. Afstudeerrapport (rapport + bijlagen). Murray, A.B., A. Ashton en O. Arnoult. 2001. Large-scale morphodynamic consequences of an instability in alongshore transport. Proceedings of International Association for Hydraulic Research ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 22

Symposium on River, Coastal and Estuarine Morphodynamics. Obihiro, Japan. Pp 355-364. Rakhorst, H.D. 1989. De kust van Noord-Holland en Texel ontwikkeling en voorspelling. Beschrijving methode en resultaten Fase 2. Rijkswaterstaat, Directie Noord- Holland. Nota 88.ANP.014. Rakhorst, H.D. en S.T. Pwa. 1993. Morfologische en technische haalbaarheidsstudie naar zeewaartse kustverdediging Eierland. RWS. Morfologische Werkgroep Eierland. Rijkswaterstaat. Nota ANV-93.01/Rapport DGW-93.012. Ruessink, B.G. en M.C.J. L. Jeuken. 2001, concept. Dunefoot dynamics along the Dutch coast. Straaten, L.M.J.U. van. 1960. Directional effects of winds, waves and currents along the Dutch North Sea coast. Geologie en Mijnbouw. Vol. 40. pp 310-391. Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen. 1995. Basisrapport zandige kust; Behorende bij de Leidraad zandige kust. Van Santen, W.A.C. 1999. Morphodynamics of the Nieuwe Schulpengat area, Texel Inlet, the Netherlands; Morphodynami cs of a main tidal channel mouth bar system close to the shoreface. TNO-NITG; Universiteit Utrecht, Department of Physical Geography. Veer, A. van der. 2001. Toetsing kustlijn 2001 van Noord-Holland. Met beschouwing van het kustgedrag tot 2001, planning kustonderhoud 2001-2010 en onderzoeksvragen. Rijkswaterstaat, Directie Noord - Holland. NH-ANV-2001- Nota 01. Verhagen, H.J. 1989. Sand waves along the Dutch Coast. Coastal Engineering. Vol. 13. Pp. 129-147. Wijnberg, K.M. 1995. Morphologic behaviour of a barred coast over a period of decades. Ph.D. thesis. Universiteit Utrecht. Nederlandse Geografische Studies 195. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 23

Bijlage A: Resultaten literatuuronderzoek............................................................................................. A.1 Rakhorst (1989) GEBRUIKTE DATA Duinvoetposities, Gemiddeld HoogWaterposities en Gemiddeld LaagWaterposities GEBIED Texel Den Helder - IJmuiden, RSP-raaien 30-51 PERIODE 1843-1986 ANALYSE METHODE Grafische interpretatie van bliksemgrafieken Relatie met meerjarige getijcomponenten BEVINDINGEN Noordhollandse Kust M.b.t. trend Ten noorden van Egmond (RSP 30-36) gaat de kust achteruit (maximaal 0.9 m/jaar). Ten zuiden van Egmond gaat de kust vooruit (maximaal 0.25 m/jaar) M.b.t. periodieke fluctuaties In de bliksemgrafieken worden zandgolven waargenomen met een periode van 4.5 jaar. Er wordt geen directe maat voor de amplitude gegeven; wel wordt geconstateerd dat afwisselend een grote en een kleine amplitude optreedt. De grootte van de fluctuaties door zandgolven wordt geschat op 50 m. Hieruit volgt dat de amplitude ongeveer 25 meter bedraagt. Texel Platen landen aan ten zuidwesten van Texel waardoor naar het noorden lopende zandgolven ontstaan. Deze hebben een periode van ongeveer 175 tot 180 jaar. Met de bliksemgrafieken kan een schatting worden gemaakt van de voortplantingssnelheid (150 200 m/jaar) en de amplitude (20 200 m). OVERIGE OPMERKINGEN Voor de kust van Noord-Holland wordt een relatie geopperd tussen de zeewaartse migratie van brandingsruggen en het optreden van zandgolven. Er wordt ten aanzien van de zandgolven bij Noord-Holland het volgende opgemerkt: Doordat loopsnelheid, golflengte en amplitude (binnen bepaalde marges) enigszins variëren is een exacte voorspelling van de kustlijn, waarbij rekening is gehouden met zandgolven, niet goed te geven. Beter kunnen daarom alle fluctuaties door zandgolven (..) vertaald worden middels een marge op de trend. Deze marge is ca. plus of min 50 m. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 24

Voor de kust van Texel wordt een relatie geopperd tussen de aanlanding van platen en het optreden van zandgolven. A.2 Verhagen (1989) GEBRUIKTE DATA Gemiddeld HoogWaterposities en Gemiddeld LaagWaterposities GEBIED Hollandse kust (Den Helder - Hoek van Holland) PERIODE 1855-1975 ANALYSE METHODE De ligging van de kustlijn wordt bepaald als het gemiddelde van de GHW en de GLW. Voor elke positie worden korte termijn fluctuaties in de orde van een jaar verwijderd. Als gevolg van klimaatsveranderingen gaat de gemiddelde Hollandse kust voor- of achteruit. Ook deze dynamiek wordt uit de gegevens verwijderd. Tenslotte wordt per periode een lineaire trend in de tijd bepaald; deze wordt ook uit de gegevens verwijderd. De overgebleven gegevens duiden aan of er sprake is van erosie of aanzanding als gevolg van zandgolven. Dit wordt gepresenteerd in een tijd - ruimte diagram met behulp van isolijnen [Figuur A.1]. Vervolgens wordt in deze kaart gezocht naar patronen die wijzen op zandgolven. Figuur A.1: Isolijnen van kustachteruitgang langs de Hollandse kust, gecorrigeerd voor de invloed van het windklimaat [Verhagen (1989)] ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 25

BEVINDINGEN De geanalyseerde zandgolven hebben een periode van 75-100 jaar en bewegen naar het noorden met een snelheid van 65 meter per jaar. Hieruit kan worden afgeleid dat de zandgolven een lengte hebben van 5-7 kilometer. Het verschil tussen de meest landwaartse en meest zeewaartse positie van de zandgolf bedraagt minstens 50 meter. OVERIGE OPMERKINGEN Er wordt een relatie gelegd tussen een tijdelijke achteruitgang van de gehele kust en de periode van Van Straaten (1960). Er wordt opgemerkt dat een fysische oorzaak voor zandgolven niet bekend is. De auteur acht een relatie met kustaangehechte banken onwaarschijnlijk. A.3 Boschloo (1990) GEBRUIKTE DATA JARKUS-profielen GEBIED Camperduin - IJmuiden RSP-raaien 3025-4600 PERIODE 1964-1985 ANALYSE METHODE Er vindt een horizontale kubering van de profielen plaats De kuberingswaarden worden gefit met een lineaire functie en een sinusfunctie voor perioden van 2 tot 22 jaar, door middel van kleinste kwadraten methoden. Er wordt onderzoek gedaan naar de best passende trend, amplitude en fase. BEVINDINGEN De conclusie luidt dat het totale kustvak beter kan worden benaderd met een lineaire trend dan met een sinusfunctie. Er blijkt in langsrichting een slingerend verloop aanwezig in de trend, met een golflengte van 1800 m. Over een periode van 22 jaar is de trend echter gelijk, wat zou kunnen wijzen op een zandgolf met een voortplantingssnelheid van 40 m/jaar en een periode van 2 * 22 = 44 jaar. De verticale golfhoogte van deze zandgolf bedraagt ongeveer 0.75 m; bij een helling van 1:30 bedraagt de horizontale amplitude 0.75*30/2, oftewel ongeveer 11 meter. OVERIGE OPMERKINGEN Alleen het eerste deel van het rapport is betrokken in deze literatuurstudie. Van deel 2, waarin alle berekeningen zijn beschreven, zijn geen exemplaren binnen RWS bekend. A.4 Kops (1993) GEBRUIKTE DATA JARKUS-profielen Duinvoetposities, Hoogwater posities en Laagwaterposities GEBIED Camperduin - IJmuiden RSP-raaien 3025-4600 ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 26

PERIODE 1964-1990 ANALYSE METHODE Er vinden trendberekeningen plaats, op identieke wijze als door Boschloo. Deze trendberekeningen worden uitgevoerd voor een venster van 17 jaar, bijvoorbeeld 1964-1980. Dit venster wordt verschoven in de tijd tot het laatste venster wordt bereikt (1974-1990) De berekende trendwaarden worden met elkaar vergeleken door middel van correlatieberekeningen van de in de tijd verschoven vensters t.o.v. het eerste venster. Eenzelfde analyse wordt uitgevoerd met een gefitte sinusfunctie langs de kust. De waargenomen patronen worden vergeleken met patronen in de strandlijnposities. BEVINDINGEN De zandgolf die in deze studie wordt beschreven heeft een lengte van 2 km en verplaatst zich met een snelheid van 9 m/jaar in zuidelijke richting. De amplitude bedraagt 3.5 meter. De periode wordt geschat op orde 200 jaar. OVERIGE OPMERKINGEN Geen A.5 Wijnberg (1995) GEBRUIKTE DATA JARKUS-profielen GEBIED Gehele Hollandse kust (Den Helder Hoek van Holland) PERIODE 1964-1990 ANALYSE METHODE Per kilometer RSP worden de beschikbare JARKUS-lodingen beneden NAP +1 m toegepast voor de berekening van de eerste drie eigenfuncties. De eerste eigenfunctie is karakteristiek voor het gemiddelde profiel, de tweede en de derde eigenfuncties beschrijven de dynamiek van de brekerbanken. Met behulp van een ruimte - tijd diagram worden de volgende parameters weergegeven: de relatieve verplaatsing van de NAP +1 m dieptelijn in kustdwarse richting; de relatieve verticale verplaatsing van een langsraai 750 meter uit de kust; de weging van de tweede eigenfuctie; de weging van de derde eigenfunctie. BEVINDINGEN Voor het gebied Camperduin - IJmuiden lijken er oscillaties op te treden in de NAP +1 m dieptelijn. Deze oscillaties hebben een lengte van ongeveer 2 km en bewegen in zuidelijke richting [Figuur A.2]; de amplitude bedraagt tussen de 10 en 30 meter. Dergelijke oscillaties zijn niet zichtbaar voor de gebieden Den Helder - Petten en Rijnland. ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 27

Figuur A.2: Ruimte - tijd diagram van de NAP +1 m dieptelijn [Wijnberg (1995)] In het gebied Den Helder - Petten bevindt zich één brekerbank met een stabiele positie. Voor de Hondsbossche Zeewering verandert de situatie, in het noorden is één stabiele brekerbank aanwezig, in het zuiden soms twee. In het gebied Camperduin - IJmuiden bevinden zich twee à drie brekerbanken, die zich in zeewaartse richting verplaatsen. Als de zeewaartse bank verdwijnt ontstaat op het strand een nieuwe bank. Dit proces herhaalt zich ongeveer elke 15 jaar. Opmerkelijk is dat er een faseverschil aanwezig is in de evolutie van de banken in langswaartse richting. Hierdoor ontstaan discontinuïteiten bij RSP 38 en RSP 45. Tevens blijken er in de langsrichting plooien aanwezig met een lengteschaal van ongeveer 2 km [Figuur A.3]. Voor het gebied Rijnland geldt dat in het noordelijk deel 2 à 3 banken aanwezig zijn en in het zuidelijk deel 3 à 4. Ook deze banken verplaatsen zich in zeewaartse richting, maar zijn kleiner dan de banken in het gebied Camperduin - IJmuiden. Bovendien bedraagt de periodiciteit van dit bankengedrag slechts 4 jaar. De uniformiteit in langsrichting is groot, ook al komen hier discontinuïteiten voor. Figuur A. 3: Plooien en discontinuïteiten in bankpatroon Camperduin - IJmuiden [Wijnberg (1995)] ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 28

Figuur A. 4: Ontwikkeling van ritmische patronen op de buitenste brekerbank tussen RSP 32 en RSP 39 [Wijnberg (1995)] Het blijkt dat de buitenste brekerbank in het gebied Camperduin - IJmuiden ritmische patronen vertoont met een typische lengte van 2 kilometer. Deze ritmische patronen worden minder sterk op het moment dat de buitenste bank begint te degenereren [Figuur A.4]. OVERIGE OPMERKINGEN De verschillen in bankgedrag tussen de verschillende kustgebieden worden niet verklaard. Wel wordt geopperd dat grote menselijke ingrepen, zoals de havenhoofden bij IJmuiden en de Hondsbossche Zeewering hier een invloed uitoefenen, bijvoorbeeld door het opleggen van randvoorwaarden aan zogenaamde coastal cells en de richting van de kustlijn. A.6 Guillén et al. (1999) GEBRUIKTE DATA JARKUS-profielen GEBIED ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 29

Delen Hollandse kust (RSP 8-20; 28-52; 63-95 en 104-114) PERIODE 1964-1992 ANALYSE METHODE Met behulp van JARKUS-gegevens wordt een fictieve duinvoetpositie berekend op basis van het gemeten profiel tussen NAP +1 m en NAP +5 m. Met behulp van golf- en waterstandsgegevens wordt een cumulatieve stormparameter per jaar berekend. De positie van de duinvoet wordt vergeleken met een aantal dieptelijnen (NAP 0, -1 en -4 of -5 m) De positie van de duinvoet wordt vergeleken met de stormparameter. BEVINDINGEN Voor de kust tussen Camperduin en IJmuiden worden oscillaties waargenomen met een lengte van 2 à 3 kilometer, een periode van 10 à 15 meter, een voortplantingssnelheid in zuidelijke richting van 150 à 200 m/jaar en een amplitude van 20 m. Dergelijke oscillaties treden niet op in Rijnland. De banken tussen Camperduin en IJmuiden hebben een periode van 10 à 15 jaar. Het ontstaan van de banken begint in het zuidelijke deel en zet zich daarna voort in noordelijke richting. Dit heeft tot gevolg dat de banken schuin op de kust komen te staan, waarbij de bank in het zuiden het verst verwijderd is van de duinvoetpositie. Bij Rijnland is de situatie totaal verschillend. De banken kennen hier een periode van 4 jaar en bevinden zich parallel aan de kust. Fluctuaties in de duinvoetpositie zijn voor een groot deel uniform langs de kust en hangen nauw samen met het cumulatieve effect van de stormen gedurende het voorafgaande jaar. OVERIGE OPMERKINGEN Er wordt een verband gelegd tussen de lengte van de oscillaties in de duinvoetposities en de crescentische banken zoals beschreven door Wijnberg (1995). Verder wordt er een verband gezien tussen de periode van deze oscillaties en de periode van de banken. A.7 Boers (1999) GEBRUIKTE DATA Duinvoetposities, Hoogwater posities en Laagwaterposities GEBIED Camperduin - IJmuiden, RSP-raaien 30-51 PERIODE 1843-1963 (gegevens per km) 1964-1997 (gegevens per 250 m) ANALYSE METHODE M.b.t. trend De trend van de strandlijnposities wordt bepaald door de verschuiving van de strandlijn tussen 1997 en 1843 te delen door de tijd. M.b.t. periodieke fluctuaties ZANDGOLVEN LANGS DE NOORD-HOLLANDSE KUST 30