Plenaire vergadering DINSDAG 8 OKTOBER 2013, NAMIDDAG (159) DONDERDAG 10 OKTOBER 2013 NAMIDDAG (160) WETSONTWERPEN EN WETSVOORSTELLEN 1. - Wetsvoorstel (de heren Christophe Lacroix, Raf Terwingen en Daniel Bacquelaine, mevr. Karin Temmerman, dhr. Luk Van Biesen, de dames Catherine Fonck en Muriel Gerkens en dhr. Stefaan Van Hecke) met betrekking tot de dotaties en de vergoedingen die worden toegekend aan leden van de Koninklijke Familie alsook de transparantie van de financiering van de monarchie, nr. 2960/1 tot 4. - Wetsvoorstel (de heren Raf Terwingen, Christophe Lacroix en Daniel Bacquelaine, mevr. Karin Temmerman, dhr. Luk Van Biesen en mevr. Catherine Fonck) houdende toekenning van een jaarlijkse en levenslange dotatie aan Zijne Majesteit Koning Albert II, nr. 2961/1. - Wetsvoorstel (de heren Hagen Goyvaerts en Filip De Man en de dames Barbara Pas en Alexandra Colen) tot opheffing van de dotaties aan leden van de koninklijke familie, nr. 1124/1. - Wetsvoorstel (de heren Theo Francken, Jan Jambon, Jan Van Esbroeck en Peter Luykx, de dames Kristien Van Vaerenbergh en Daphné Dumery, de heren Steven Vandeput, Bert Maertens en Ben Weyts en mevr. Nadia Sminate) wat de bezoldiging van de leden van de koninklijke familie betreft, nr. 1382/1. Het wetsvoorstel nr. 2960 wordt aangenomen met 102 stemmen tegen 35 Het wetsvoorstel nr. 2961 wordt aangenomen met 98 stemmen tegen 35 en 4 onthoudingen 2. Wetsontwerp houdende vaststelling van de Civiele Lijst voor de duur van de regering van Koning Filip, nrs. 2959/1 tot 5. Het wetsontwerp nr. 2959 wordt aangenomen met 102 stemmen tegen 35 3. Wetsontwerp houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen, nrs. 2938/1 tot 3. - Wetsvoorstel (de dames Muriel Gerkens en Meyrem Almaci en de heren Georges Gilkinet en Wouter De Vriendt) tot wijziging van koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, teneinde een regeling in te stellen waarbij de sociale bijdragen worden berekend op grond van de inkomsten van het lopende jaar, nrs. 1763/1 en 2. - Wetsvoorstel (mevr. Zuhal Demir en de heren Jan Jambon, Peter Luykx en Karel Uyttersprot) tot aanpassing van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen tot wijziging van de inning van de sociale bijdragen, nrs. 2588/1 en 2.
Het wetsontwerp beoogt de hervorming van de berekening van de sociale bijdragen van de zelfstandigen, om opnieuw een systematische band tot stand te brengen tussen de bijdragen en de economische realiteit van elke zelfstandige. Het nieuwe systeem van bijdrageberekening voorziet dat vanaf 2015 de bijdragen van een bepaald jaar berekend worden op de beroepsinkomsten van datzelfde jaar (en niet meer zoals nu op de inkomsten van drie jaar eerder). In dit nieuwe systeem past de zelfstandige het niveau aan van zijn bijdragen aan de evolutie van zijn economische situatie. Hij heeft de keuze om per kwartaal ofwel het bedrag te betalen dat wordt voorgesteld door zijn sociaal verzekeringsfonds (op basis van de geïndexeerde inkomsten uit N-3), ofwel een bedrag dat hoger is als hij denkt dat zijn inkomsten van het jaar hoger zijn, of, mits akkoord van zijn sociaal verzekeringsfonds, een lager bedrag als hij denkt dat zijn inkomsten in dalende lijn zijn. Van zodra het sociaal verzekeringsfonds de inkomsten kent die beschouwd worden als vastgesteld door de fiscale administratie, bepaalt het fonds het bedrag van de sociale bijdragen die uiteindelijk verschuldigd zijn voor dit jaar en bezorgt het fonds de eindafrekening (regularisatie) aan de zelfstandige: naargelang het geval vordert het fonds het te weinig betaalde of kondigt het fonds de terugbetaling aan van wat teveel werd betaald. Dit systeem zal van toepassing zijn gedurende de hele loopbaan van de zelfstandigen, onder voorbehoud van een uitzondering voorzien ten voordele van de zelfstandigen die hun activiteit stopzetten op het moment dat zij met pensioen gaan en die, onder bepaalde voorwaarden en in het kader van een overgangsmaatregel, hun dossier van sociale bijdragen onmiddellijk kunnen sluiten op het moment van de stopzetting van de activiteit. Het wetsontwerp nr. 2938 wordt aangenomen met 134 stemmen en 1 onthouding 4. Wetsontwerp betreffende het sociaal statuut van bepaalde categorieën van personen die een publiek mandaat uitoefenen, nrs. 2930/1 en 2. Het wetsontwerp nr. 2930 wordt aangenomen met 136 stemmen en 1 onthouding 5. Wetsontwerp tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de verbetering van materiële verschrijvingen of het herstel van omissies in rechterlijke beslissingen alsook de uitlegging van rechterlijke beslissingen, nrs. 50/10 en 11. Het wetsontwerp nr. 50 wordt unaniem aangenomen met 135 stemmen 6. Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1956 tot bescherming van de benaming «Rode-Kruis» van de tekens en emblemen van het Rode-Kruis met het oog op de overeenstemming ervan met het Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 autustus 1949 betreffende de aanvaarding van een aanvullend onderscheidend embleem (Procotol III), aangenomen te Genève op 8 december 2005, nrs. 2925/1 en 2. Op 8 december 2055 werd te Genève het derde Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, betreffende de aanvaarding van een aanvullend onderscheidend embleem (Protocol III), aangenomen. De voornaamste doelstelling van Protocol III bestaat in de aanvulling van de bepalingen van de Verdragen van Genève en van de eerste twee Aanvullende Protocollen ervan door de aanvaarding van een aanvullend onderscheidend embleem, het embleem van het derde Protocol of rode kristal. Dit aanvullend embleem zou aldus een versterking van de beschermende waarde van het embleem inhouden, inzonderheid in operationele contexten waarin de bestaande emblemen ten onrechte zouden worden gezien als emblemen met een politieke of godsdienstige connotatie en daardoor de bescherming van de personen die ze dragen onzeker kunnen maken.
Protocol III heeft ook als doel sommige staten en sommige nationale verenigingen de mogelijkheid te geven om een embleem te aanvaarden dat verschilt van het rode kruis en de rode halve maan, en waarin zij zich kunnen herkennen, wat derhalve zou bijdragen tot het versterken van de universaliteit van de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging door toe te staan dat de nationale verenigingen, die tot dan weigerden uitsluitend het rode kruis of de rode halve maan te aanvaarden, erin worden opgenomen. In Protocol III wordt aan de staten die partij zijn gevraagd het embleem van het derde Protocol of rode kristal dezelfde behandeling en bescherming te geven als de bestaande emblemen. In België werd beslist aan die verplichting tegemoet te komen door een wijziging van artikel 1 van de wet van 4 juli 1956 tot bescherming van de benaming Rode-Kruis, van de tekens en emblemen van het Rode-Kruis. Door die wetswijziging kan België partij bij Protocol III worden. Het wetsontwerp nr. 2925 wordt aangenomen met 136 stemmen en 1 onthouding 7. - Wetsvoorstel (dhr. Raf Terwingen, de dames Sonja Becq en Leen Dierick, de heren Jef Van den Bergh en Willem-Frederik Schiltz, mevr. Sabien Lahaye-Battheu en dhr. Christian Brotcorne) tot wijziging van de wetgeving vat de kwaliteitsrekening van advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders en de afscheiding van vermogens betreft, nrs. 1661/1 tot 6. - Wetsvoorstel (mevr. Kristien Van Vaerenbergh, dhr. Koenraad Degroote, de dames Sophie De Wit en Sarah Smeyers en dhr. Karel Uyttersprot) tot wijziging van de Hypotheekwet van 16 december 1851 wat de derdenrekening betreft, nr. 1764/1. Advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders moeten vaak het professionele beheer van gelden van derden op zich nemen. De indieners stellen voor om dit via een afzonderlijke rekening te doen. Hierdoor is het privé- en professioneel vermogen van deze beroepsbeoefenaars gescheiden. Op deze rekening mogen de gelden zich niet langer dan noodzakelijk bevinden. Deze rekening moet ook aan minimale eisen voldoen, wordt gecontroleerd en is gewaarborgd tegen insolvabiliteit van de beroepsbeoefenaar. Het wetsvoorstel nr. 1661/5 wordt aangenomen met 109 stemmen tegen 1 en 26 onthoudingen Het wetsvoorstel nr. 1661/6 wordt unaniem aangenomen met 131 stemmen 8. Wetsontwerp tot wijziging van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat betreft de nietigheden, nrs. 41/13 tot 16. Het wetsontwerp nr. 41 wordt aangenomen met 126 stemmen en 11 onthoudingen 9. Wetsvoorstel (dhr. Raf Terwingen en de dames Nathalie Muylle, Leen Dierick en Nahima Lanjri) tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde, inzake de reglementering van de toegang tot lokalen, nrs. 387/1 tot 6. In principe is de toegang tot een lokaal waar zich een tandpatiënt bevindt, beperkt tot licentiaten tandheelkunde en artsen in de genees-, heel- en verloskunde en houders van een bekwaamheidsgetuigschrift. Volgens de indieners strookt dit verbod al geruime tijd niet meer met de hedendaagse praktijkvoering. Zij stellen daarom voor het verbod op te heffen. Het wetsvoorstel nr. 387 wordt unaniem aangenomen met 136 stemmen
10. Wetsontwerp tot wijziging van afdeling 3 van hoofdstuk 7 van titel IV van de programmawet van 24 december 2002, nrs. 2989/1 tot 4. Dit wetsontwerp kadert in de uitvoering van de relancestrategie van de regering waarin voorzien werd om de nodige ondersteuningsmaatregelen in te voeren voor de horecasector teneinde de transitie naar een meer leefbare en minder fraudegevoelige sector mogelijk te maken. Met het oog hierop voert dit wetsontwerp een nieuwe bijdragevermindering in voor werkgevers die vallen onder het paritair comité van het hotelbedrijf. Het wetsontwerp nr. 2989 wordt aangenomen met 87 stemmen tegen 1 en 47 onthoudingen 11. Wetsontwerp houdende diverse wijzigingen tot invoering van een nieuwe sociale en fiscale regeling voor de gelegenheidsarbeiders in de horeca, nrs. 2990/1 tot 4. Dit wetsontwerp kadert in de uitvoering van de relancestrategie van de regering waarin voorzien werd om de nodige ondersteuningsmaatregelen in te voeren voor de horecasector teneinde de transitie naar een meer leefbare en minder fraudegevoelige sector mogelijk te maken. Met het oog hierop brengt dit wetsontwerp de nodige wettelijke aanpassingen aan zowel op sociaal als op fiscaal vlak om het statuut van gelegenheidswerk in de sector te verbeteren. Het wetsontwerp nr. 2990 wordt aangenomen met 101 stemmen tegen 1 en 35 onthoudingen 12. Wetsontwerp tot wijziging van het Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006, nrs. 2952/1 tot 4. In het verlengde van het arrest van het EHJ van 19 december jongstleden in de zaak Commissie tegen Koninkrijk België (zaak C-577/10 Limosa genaamd), strekt dit ontwerp ertoe de Limosa-aangifte te schrappen uit Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006 voor alle soorten stagiairs (loontrekkende en zelfstandige). Ook het sociaal wetboek wordt in die zin aangepast, voornamelijk in het deel ervan dat gewijd is aan de sancties betreffende de Limosa-aangifte Het wetsontwerp nr. 2952 wordt aangenomen met 115 stemmen tegen 1 en 20 onthoudingen 13. Wetsontwerp houdende het Consulair Wetboek, nrs. 2841/1 tot 4. Het Consulair Wetboek vervangt een aantal bestaande wetten waarvan de oudste teruggaat tot 1851. Het wetboek herneemt de grote lijnen van bestaande wetgeving maar actualiseert en moderniseert. De consulaire bevoegdheid, zowel burgerlijke stand als notariaat, wordt aangepast aan de huidige noden van onze landgenoten in het buitenland en aan de evolutie van onze interne wetgeving. De paspoortwetgeving werd volledig herschreven rekening houdende met internationale afspraken. Instrumenten tegen het gebruik van inhoudelijk niet authentieke documenten werden gevoegd bij de legalisatie. De mogelijkheden van de staatsdienst autonoom beheer werden uitgebreid. Tenslotte werden in een aantal bestaande wetteksten aanpassingen aangebracht en werden meerder wetteksten opgeheven. Het wetsontwerp nr. 2841 wordt aangenomen met 87 stemmen en 50 onthoudingen
14. Voorstel van resolutie (dhr. Dirk Van der Maelen, mevr. Karine Lalieux, dhr. Kristof Calvo, mevr. Thérèse Snoy et d Oppuers, de heren Willem-Frederik Schiltz, Georges Dallemagne en Roel Deseyn en de dames Daphné Dumery en Corinne De Permentier) betreffende de aanklacht voor piraterij tegen geweldloze actievoerders in Rusland, nrs. 3050/1 tot 3. Het voorstel van resolutie nr. 3050 wordt aangenomen met 126 stemmen tegen 10