Beleidsregel Tegemoetkoming kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie Beleid&Projecten, Onderwijs Leerplicht Jeugd;N.Wijnker@gemeentelangedijk.nl 19-2-2013 Een gemeentelijk instrument dat als onderdeel van Een gezin Een plan, tijdelijk kan worden ingezet bij complexe opvoed- en gezinssituaties en daarmede voorziet in (een deel van) de verbeteringen van gezinsomstandigheden. 1
2
Beleidsregel tegemoetkoming kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie Het college van burgemeester en wethouders van Langedijk, gelet op artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht besluit vast te stellen de volgende beleidsregels Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. college: het college van burgemeester en wethouders van Langedijk; b. Centrum voor Jeugd&Gezin: gemeentelijke organisatie die uitvoering geeft aan het lokale jeugdzorgbeleid en waarbinnen expertise uit de gehele jeugdketen aanwezigc.q. oproepbaar is c. sociaal medische indicatie kinderopvang: kinderopvang waarvan de vergoeding wordt toegekend op grond van sociaal-medische factoren en waarvoor geen tegemoetkoming kan worden aangevraagd via de Belastingdienst; d. kinderen: kinderen in de leeftijd vanaf 0 jaar tot de leeftijd van de eerste dag van de maand waarop het kind naar het voortgezet onderwijs gaat; e. ouder: ouders, gescheiden ouders, gescheiden co-ouderschap, pleegouders, verzorgers, voor wie definities worden gehanteerd conform de Wko artikel 1.1; f. partner: de gehuwden, de geregistreerde partners en de ongehuwden die met een ander een gezamenlijke huishouding voeren (tenzij het gaat om een bloedverwant in de eerste graad, zijnde ouders en hun kinderen); g. kind factoren: factoren gelegen in het kind op grond waarvan een sociaal medische indicatie wordt afgegeven; h. ouderfactoren: factoren gelegen in de ouder op grond waarvan een sociaal medische indicatie wordt afgegeven; i. kinderopvang: het bedrijfsmatige of anders dan om/niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint; j. voorschool: een samenwerkingsverband tussen één of meerdere peuterspeelzalen en of kinderdagverblijven en de onderbouw (groepen 1 en 2) van de basisschool. In de voorschool wordt gewerkt met een gestructureerd programma; k. PGB voorziening: de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming vanuit een toegekend persoonsgebonden budget te betalen; l. Tegemoetkoming: subsidie zoals bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht. m. Wko: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. 3
Artikel 2 De aanvraag 1. Het college behandelt uitsluitend aanvragen, die zijn ingediend conform het vastgestelde en beschikbaar gestelde aanvraagformulier tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie. 2. Alvorens te besluiten op de aanvraag, kan het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang advies bij een onafhankelijke deskundige als bedoeld in artikel 4 opvragen. Artikel 3 Toetsingskader sociaal medische indicatie kinderopvang 1. Het gezin, de gezinsleden moeten woonachtig zijn in de gemeente Langedijk. 2. De kinderopvang waar het kind geplaatst wordt moet geregistreerd staan in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (LRKP). 3. De tegemoetkoming wordt toegekend met ingang van de datum, waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen. Als nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming toegekend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden. 4. Een voorwaarde die bij toekenning gesteld wordt is de instemming van ouders/verzorgers om samen met een CJG-medewerker, interventies te bepalen waarmee de gezinsomstandigheden dusdanig kunnen verbeteren dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt kan blijven. 5. Na positief besluit is de ouder zelf verantwoordelijk voor het melden van de begindatum en de locatie van de opvang. 6. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder om de opvang tijdig op te zeggen. 7. Het college kan de tegemoetkoming terugvorderen van de ouder op de volgende gronden: a. de hoogte van de bijdrage is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door de ouder en de ouder had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald; b. de ouder heeft zonder geldige reden en toestemming van het college niet of niet volledig gebruik gemaakt van de kinderopvang. 4
Artikel 4 Vaststellen noodzaak, indicatie en advies 1. Het college stelt op aanvraag van de ouder vast of hij/zij of zijn/haar partner een persoon is: a. met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en in welke mate om die reden, kinderopvang noodzakelijk is, of b. die een kind heeft waarvoor en in welke mate kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is. Daarbij dient er een verband te bestaan tussen de door het kind ondervonden beperkingen en de noodzaak tot het gebruik maken van kinderopvang. 2. Alvorens te besluiten, wint het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang als bedoeld in het eerste lid advies in bij een deskundige van het CJG 1 3. Van een adviesaanvraag als bedoeld in het voorgaande lid wordt afgezien, indien naar het oordeel van het college of de CJG medewerker op basis van schriftelijke gegevens van deskundigen 2, in voldoende mate is aangetoond dat sprake is van ernstige sociaalmedische problematiek die kinderopvang noodzakelijk maakt. 4. Het indicatieadvies van een deskundige bevat in ieder geval: a. de redenen voor de noodzaak van kinderopvang; b. de geldigheidsduur van de indicatie; c. de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht. 5 Een indicatie wordt niet afgegeven indien er sprake is van een adequate voorliggende voorziening. Voorliggende voorzieningen kunnen zijn: o een adequate (opvang)voorziening in niet professionele zin zoals eigen netwerk, eigen kracht initiatieven o de Wet kinderopvang; o jeugdzorg (Medisch Kinderdagverblijf); o AWBZ; o een bijdrage van de werkgever. 1 Leden CJG team: CJG-coördinator, brandpuntfunctionaris, procesregisseur, JGZ consultatiebureauarts- of verpleegkundige, de jeugdmaatschappelijke werker of een Intern Begeleider voorschool of basisschool. 2 De huisarts, een medisch specialist, een (ortho)pedagoog, een psycholoog, of psychiater. 5
Artikel 5 Hoogte, duur en omvang van de tegemoetkoming 1. De tegemoetkoming wordt voor maximaal 12 maanden toegekend. Indien daartoe zwaarwegende gronden aanwezig zijn is er de mogelijkheid tot eenmalige verlenging met maximaal zes maanden. 2. De tegemoetkoming wordt toegekend voor maximaal zes dagdelen dagopvang/gastouderopvang per week met een maximum van 10.5 uren per dag of drie dagen buitenschoolse opvang per week. 3. De hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van de uur-prijs voor kinderdagopvang op maximaal het bedrag genoemd in de algemene maatregel van bestuur, artikel 1.7 tweede lid Wko 3 4. De ouder betaalt een inkomensafhankelijke bijdrage gebaseerd op de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2013 e.v. 5. Het college berekent voor de toe te kennen of al toegekende aanvraag het subsidiebedrag dat hiermee gemoeid is op basis van de verwachte duur en omvang van de smi-kinderopvang en de uur-prijs minus de eigen bijdrage 6. De smi-kinderopvang kan eerder worden ingetrokken dan de door het college vastgestelde duur indien: a. de ouder niet voldoet aan de verplichtingen; b. de kinderopvang niet of niet meer plaatsvindt of is veranderd in vakantieopvang; c. de ouder of het kind niet meer woonachtig is in Langedijk; d. de ouder aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening; e. de sociaal-medische indicatie komt te vervallen 7. De gemeente betaalt de tegemoetkoming van de kosten rechtstreeks aan het kindercentrum of gastouderbureau door middel van maandelijkse facturering Artikel 6 Inhoud van de beschikking Het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming kinderopvang bevat in ieder geval: a. de vaststelling van de gestelde indicatie; b. de naam en de geboortedatum van het kind, of de kinderen op wie de tegemoetkoming betrekking heeft; c. de naam en het adres van het kindercentrum, of gastouderbureau en de gastouder waar de kinderopvang plaatsvindt; d. een omschrijving van een afspraak die moet leiden tot verbetering van de gezinsomstandigheden. 3. De uur-prijs die bij de hoogte van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag niet te boven. Dat bedrag kan per soort kinderopvang verschillend worden vastgesteld en kan voor kinderopvang die plaatsvindt in landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie dan wel geen partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte lager worden vastgesteld 6
Artikel 7 Financiering, subsidieplafond 1. Voor 2013 geldt een subsidieplafond voor de SMI van 40.000,- 2. Jaarlijks wordt het plafond aan de hand van beleidsinformatie Jeugdzorg/CJG opnieuw met de begrotingsraming van het jaar daarop vastgesteld 3. Het college hanteert de volgende verdeling van het beschikbare subsidiebedrag: a. het college geeft prioriteit aan de kinderopvang van een kind waarvoor de toegekende periode nog niet is verstreken; b. vervolgens is de volgorde van binnenkomst van nieuwe aanvragen bepalend waarbij geldt dat een eerder ontvangen aanvraag prioriteit heeft boven een later ontvangen aanvraag. 4. Bij voorzienbare overschrijding van het jaarlijks opgenomen subsidieplafond voor de SMI kinderopvang, wijst het college nieuwe aanvragen af Artikel 8 Bijzondere situaties Het college beslist in redelijkheid in die individuele situaties waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien. Artikel 9 Overgang- en slotbepalingen 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 5 maart 2013 2. Alle aanvragen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels worden op grond van deze regeling beoordeeld. 3. Deze regeling kan worden aangehaald als Beleidsregel tegemoetkoming kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Langedijk. 7
Algemene toelichting bij de beleidsregel Tegemoetkoming Kinderopvang Inleiding De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) regelt de verstrekking van toeslagen voor kinderopvang, stelt eisen aan de kwaliteit van de opvang en regelt de handhaving daarvan. Een belangrijk onderdeel van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is dat ouders een tegemoetkoming kunnen krijgen voor de kosten van kinderopvang als zij werk en zorg combineren. De wet geldt niet alleen voor werkenden, maar ook voor personen die een traject volgen gericht op arbeidsinschakeling of inburgering, of die scholing of een studie volgen. Op grond van de wet kunnen deze doelgroepen, die zijn beschreven in artikel 1.6 van wet, aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Naast de doelgroepen zoals omschreven in artikel 1.6 van de Wko in samenhang met artikel 1.22 Wko, kan de gemeente eigen doelgroepen aanwijzen die buiten de Wko om ook aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming van de gemeente. In de Wko is immers geen uitputtende regeling getroffen voor het verlenen van subsidies in de kosten van kinderopvang. Deze beleidsregel regelt de vaststelling van de tegemoetkoming aan ouders die behoren tot de doelgroep 'sociaal-medische indicatie' (SMI). De artikelen in de Wko met betrekking tot de doelgroep met een sociaal-medisch indicatie (artikel 1.6 lid 1 onderdeel k Wko, artikel 1.6 lid 1 onderdeel I Wko en artikel 1.23 Wko) treden vooralsnog niet in werking. De regeling heeft als doel kinderen van ouders met een problematiek tijdelijk te plaatsen in de kinderopvang waardoor de ouder wordt ontlast en voor de kinderen een gezond opvoed klimaat wordt gecontinueerd (of gecreëerd). Omdat de groep die op sociaal medische gronden kinderopvang nodig heeft toch vaak een kwetsbare groep is, wil het college met deze beleidsregels de lacune in de Wko opvullen. Het college is van mening dat het niet wenselijk is de aanzienlijke kosten van kinderopvang geheel voor eigen rekening te laten komen voor personen die op sociaal medische gronden op kinderopvang zijn aangewezen. Om ervoor te zorgen dat ouders wel gestimuleerd worden zoveel mogelijk gebruik te maken van goedkopere alternatieven is gekozen voor een systematiek van inkomensafhankelijke vergoedingen. De wetgever heeft sinds de invoering van de Wko (1-1-2005) benodigd budget toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds voor kinderopvang voor de doelgroep 'sociaal-medische indicatie'. Gemeenten worden daardoor in staat gesteld naar eigen inzicht huishoudens met sociaal-medische problematiek financieel te ondersteunen in het benodigde kinderopvanggebruik. Deze financiële toevoer wordt vanaf 2010 structureel voortgezet. Jeugdketen => CJG en TJZ Een ander aspect om tot het opstellen van beleidsregels te komen is de komst van het CJG en toekomstige ontwikkelingen die jeugdzorg onder de regie van de gemeente brengen. Kinderopvang op grond van SMI is inmiddels te beschouwen als een voorziening in het kader van opvoed- en gezinsondersteuning en hoort dan ook om die reden als een voorziening in de lokale jeugdketen te worden opgenomen. Het koppelen van de regeling aan gezinsondersteuning vanuit het CJG is een eerste stap daartoe. Aanpassingen van het lokale jeugdbeleid als gevolg van de invoering van de Jeugdwet en de transitie van de jeugdzorg, bepalen na 2015 of de regeling gehandhaafd blijft. De beleidsregel zal in dat proces voor het eerst worden getoetst. 8
Eigen kracht, eigen netwerk. Het eerste uitgangspunt bij het stellen van sociaal medische indicatie blijft de eigen verantwoordelijkheid van het gezin (de leefeenheid). Het gezin blijft altijd primair verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden en de opvang en verzorging van de kinderen. Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. Het tweede uitgangspunt is dat er bij het stellen van de indicatie samen met de ouder(s)/verzorgers gekeken wordt naar de mogelijkheden binnen het eigen netwerk (familie, vrienden) of de mogelijkheid tot het inzetten van vrijwilligers. Dit zal vooral aan bod komen indien er sprake is van een situatie die langer dan 6 maanden zal bestaan. Het CJG heeft hierin een stimulerende en motiverende rol. Alternatieve voorzieningen. Bij de overweging tot een sociaal medische indicatie voor kinderopvang kunnen alternatieven in overweging genomen worden, die wellicht beter aan de behoefte tegemoet komen. Soms kan de problematiek te ernstig zijn om door plaatsing in een kinderdagverblijf, een buitenschoolse opvang of bij een gastouder te kunnen worden opgelost. Bij alternatieven kan gedacht worden aan: medisch kleuterdagverblijf dagverblijf (MKD), jeugdhulpverlening, home-start. De beleidsregel stelt een duidelijk kader waarmee zowel de individuele aanvrager als de professionals uit de lokale jeugdketen (CJG) en het inkomensloket WMO uit de voeten kunnen. Vanuit het oogpunt van dienstverlening heeft de individuele aanvrager maar met één loket te maken. 9
Uitvoering en beheersbaarheid In deze beleidsregel worden de hoofdlijnen van het proces van aanvraag, indicatie en verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Daarbij zijn de uitgangspunten dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn en de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar is. Om met dat laatste te beginnen zijn er regels opgenomen die de gemeente in staat stellen de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen beheersbaar te houden. De omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie, wordt aan beperkingen gebonden. In de regeling wordt bepaald dat bij deze groep ouders: De tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de ouder te ontlasten c.q. de ontwikkeling van het kind te bevorderen. Er worden geen tegemoetkomingen met terugwerkende kracht verstrekt. Een gemeentelijke tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van het tijdstip in de toekomst waar in gezamenlijk overleg besloten is. De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er daadwerkelijk kinderopvang plaatsvindt. De tegemoetkoming wordt maandelijks achteraf uitbetaald na ontvangst van een factuur van de kinderopvangorganisatie of van de ouders. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt. De tegemoetkoming wordt voor een maximale periode van 12 maanden verstrekt Er is sprake van een eigen bijdrage gerelateerd aan het inkomen op basis van de VNG adviestabel ouderbijdrage (deze tabel is gebaseerd op de normen Wko) Voor de bepaling van het toetsingsinkomen wordt gebruik gemaakt van http://www.belastingdienst.nl/rekenhulpen/toetsingsinkomen/ Bovengenoemde regels zijn direct van invloed op toe te kennen of toegekende tegemoetkomingen. Twee regels leiden meer tot een indirecte beheersbaarheid van de uitgaven. De eerste is art. 3.5: Ouders of verzorgers worden geholpen bij het vinden van een structurele oplossing om de gezinsomstandigheden dusdanig te verbeteren dat geen aanspraak op de voorziening meer nodig zal zijn en twee; art. 7.1, er is sprake van een gemeentelijk subsidieplafond. De uitvoering van de SMI regeling kent drie stappen: - Aanvraag (WMO loket) - Indicatie en advies (CJG loket) - Verstrekking (WMO loket) Aanvragen worden bij het WMO loket ingediend en aan een eerste beoordeling getoetst. Die eerste beoordeling betreft het aanvraagformulier en de bewijsstukken. Verder wordt gekeken of er geen voorliggende voorzieningen zijn en of er al via derden een medische indicatie is gesteld (art. 4.3). Met de ondertekening van het aanvraagformulier stemt aanvrager in om in samenspraak met het CJG - indien nodig een gezinsplan op te stellen (art. 3.4) Voor indicatie en advies en voor het opstarten van een gezinsplan, wordt de aanvraag door het CJG (doorgaans de CJG coördinator) verder opgepakt. Na de bepaling van noodzaak, omvang en duur van de kinderopvang, volgt er een (toekennings) beschikking. 10