De Grutterij, nu op de grens van Deltastraat 4 en 6. 1807 Dit stuk grond ligt in de 41 e mate van Nieuwerkerk, en is van Dingeman Hallingse. De 41 e mate ligt tussen de Rolleklootsendijk, de Polderweg en het dorp, 1830 Landbouwer Cornelis Hallingse is de eigenaar van een weiland van 2290 m2, sectie M-276. Zie ook onder boerderijen: "A" Ollanders ostie. Ca. 1837 verkoopt Hallingse aan Leendert Jacobse Zoeters uit Bruinisse. (k-268/2) 1845 A-142g Op 4 juli 1844 vraagt Marinus de Graaf vergunning tot het oprichten ener fabriek, als doende een grutterij door een rosmolen op sectie M-276 waarvan hij een gedeelte van Zoeters in erfpacht kan krijgen. 1
In eerste instantie wordt dat door de gemeente geweigerd omdat hij in de paar jaar hiervoor, toen hij een bakkerij in de Kerkstraat had (nu nr.24), niet aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen. Ook al omdat de buren, J. Hallingse en I. v. d. Velde niet hebben geprotesteerd, wordt er toch vergunning verleend en kan de Graaf zijn huis met grutterij bouwen. M-276 wordt gesplitst in: sectie M-485, een weiland van 1959 m2, en sectie M-486, groot 331 m2, met daarop het pas gebouwde huis met de grutterij van de Graaf. (k-363/2, naar k-377/1 en 2) Op 14 juni 1845 wordt de akte opgemaakt waarbij Zoeters de grond op sectie M-486 in erfpacht geeft aan de grutter Marinus de Graaf (1812-). Marinus is getrouwd met Johanna Kip, ze gaan hier wonen met hun vier kinderen. Een grutterij is een fabriekje waar zaadkorrels van boekweit worden gedroogd en gebroken. De grutten die daarmee ontstaan, worden gereinigd door middel van zeven en vervolgens gemalen tot boekweitmeel. Mogelijk worden er ook grutterswaren verkocht zoals grutten (te gebruiken voor de pap), erwten, bonen en meel. De naam De Grutterij voor het gebouw of de omgeving zal meer dan honderd jaar blijven bestaan, maar de Graaf houdt het als bedrijf maar heel even vol. In 1846 vraagt hij vergunning om een nieuwe molen te bouwen in Sirjansland; ook dat wordt eerst geweigerd, maar toch komt de molen er. Maar ook daar vertrekt de Graaf een paar jaar later. Over die molen is een goed verhaal geschreven door Dirk Haak. 1846 A-142g Op 29 mei 1846 wordt het huis met de daarin uitgevoerde grutterij, staande op erfpachtgrond sectie M-485 en M-486, samen groot 2290 m2 door de advocaat Willem Hendrik Kroess, die volmacht heeft van de Graaff, verkocht aan de landbouwer Jan Leendertse Zoeter uit Bruinisse. Het is een gedwongen verkoop omdat de Graaf ook hier niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Voor de goederen en gereedschappen tot uitoefening van de grutterij moet f.25,- betaald worden. Inclusief de extra s en alle onkosten moet er in totaal ruim f.1180,00 betaald worden. De grond blijft van zijn vader. (D.Q.de Jong van Halen) 1847 A-142g Nog geen jaar later, op 2 feb. 1847, wordt het huis met tuin en de grond op sectie M-485 en M-486 voor f.601,-. door de erven Zoeter op een openbare verkoping verkocht aan de landbouwer Dirk van Farowe (1798- ), die bekend is door de preken op zijn hofstede Cereales. (v.halen) Van Farowe gaat hier wonen met zijn vrouw Gieltje de Bruine (1780- ); ze vertrekken in 1849 naar Amerika. Er wonen drie mensen bij hen in. 2
1849 A-142g Op 20 april 1849 verkoopt Dirk van Farowe het huis met schuur en erf met 22 roeden 90 ellen hof of moesgrond op de secties M-485 en 486, voor f.400,- aan de landbouwer Cornelis Hollander (1787-1861). (v.halen) Cornelis trouwt in 1815 met Lijntje van Vessum. Hij is landbouwer op A-139, een hofstede aan de westkant van de Oud-Nieuwlandse Weg, ongeveer tegenover de Ronde Blokweg, De Ollanders Ostie, die al lang niet meer bestaat. 1850 A-142g Cornelis Hollander woont hier met zijn 19 jarige dochter Maria, die een kind verwacht van de smidsknecht Gerard Goosen. Ze trouwen, en Gerard komt hier inwonen bij vrouw en kind. Verder zijn er diverse dienstmeiden die er enige tijd verblijven. 1852 Cornelis koopt de smederij in de Stekelstraat voor zijn schoonzoon, de smidsknecht Gerard Goosen. (zie verhaal smederij Stekelstraat) Later erft Maria wat land en bouwen ze een spulletje op wat nu Ooststraat 5 is. (zie aldaar) 1857 Op 8 mei 1857 maakt wethouder Cornelis den Hollander, gezond naar den lichaam, hebbende zijn verstand, geheugen en oordeel een testament bij notaris Bouvin, waarbij hij aan zijn zoon Marinus, die getrouwd is met Jannetje Romeijn, een huis en schuur met 2290 m2 grond op de secties M-485 en 486, en een som van f.5000,-. legateert. 1859 A-128 Marinus is overleden, dus maakt Cornelis een nieuwe akte op waarbij hij het vruchtgebruik van f.2600,- legateert aan zijn kleinzoon, de minderjarige Pieter (1855-1879). Het geld moet belegd worden in 2,5% staatsobligaties, en van de rente kan dan de trouwe dienstbode Thona Hanse betaald worden om Pieter te verzorgen tot hij 18 jaar oud is. Thona krijgt ook nog een welgevuld pluimbed met het beddegoed, het varken en alle voedsel dat in het huis aanwezig is. Op 6 sep.1860 maakt Cornelis een nieuwe wil, mogelijk omdat Jannetje Romeijn, de moeder van Pieter is overleden; het legaat aan hem wordt verhoogd naar f.3600,-; de rest blijft gelijk. Op 3 dec.1860 maakt ook Thona Hanse een testament waarbij ze al haar bezittingen behalve het lijfgoed en het bed, nalaat aan Pieter. Op 30 dec.1862 maakt de notaris de inventaris op van de bezittingen van Thona want zij is overleden, wonende op A-128. In het huis staan o.a. 6 Kuilenburger stoelen en een Dordsche haard. Pieter gaat naar zijn oom in Noordgouwe; hij overlijdt in Delft, na daar een paar maanden in het Sint-Joris Gasthuis gelegen te hebben. Op 20 apr.1859 verkoopt de schoonzoon Cornelis den Hollander de vroegere grutterij bestaande uit een huis en de schuur en 2290 m2 grond op de secties M-485 en 486, voor f.600,- aan de landbouwer Frederik Broeksmit. (de Jong v.halen) Op 17 juni 1861 overlijdt Cornelis Hollander, op 10 juli van dat jaar komen notaris D.Q.de Jong van der Halen en de wagenmaker Marinus de Vos om een staat en inventaris op te maken van de inhoud van zijn huis, nummer 128 1862 3
Op 15 oct.1862 volgt een verdeling voor de erfgenamen van de op 17 juli 1861 overleden Cornelis Hollander, de vader van Marinus. Cornelis is particulier bij zijn overlijden, hij was gehuwd met Leentje van Vessum, ze hebben één zoon: Marinus, en drie dochters. Timmerman Johannes Brouwer is voogd over de zeven minderjarige kinderen van Marinus. Tot de bezittingen behoort de opbrengst van het op 20 aug. 1861 voor f.600,- verkochte huis; er is f.14.580,- om te verdelen, hoofdzakelijk bestaande uit contant geld en Russische certificaten; waarvan er eerst nog f.3600,- als legaat naar kleinzoon Pieter Hollander gaat. Eén van de kinderen is Cornelia den Hollander die getrouwd is met de landbouwer Vredenrijk Broeksmit en zij krijgt de grutterij toegewezen. 1882 Na het overlijden van Vredenrijk wordt op 24 mei 1882de grutterij toegewezen aan dochter Johanna Broeksmit (ca.1841-1913) die getrouwd is met Anthonij Geluk (ca.1837-1889). 1889 Op 11 dec.1889 komt notaris v. d. Lek de Clercq naar de hofstede B-47, de Blinkende Panhoeve van de op 18 sep. van dit jaar overleden Anthonij Geluk. Aanwezig zijn diens weduwe de landbouweres Johanna Broeksmit die optreedt voor zichzelf en voor haar minderjarige kinderen Vrederijk, Cornelia Levina, Pieter Cornelis en Levina Margaretha; aanwezig is ook de landbouwer Jacob Frederik Geluk als voogd. Behalve de hofstede en land in Tholen is er de grutterij, die tot 1 mei aanstaande voor f.90,- per jaar verhuurd is aan Stoffel Hoogerland. 1911 Na een hermeting worden de twee secties samengevoegd tot sectie M-1329, een huis met boomgaard op 2160 m2. Op 9 feb.1911 verkoopt Anthonij het huis met erf en bouwland aan zijn zoon, de landbouwer Vrederijk Geluk, voor f.1800,-. (Franse) (k-1636/1) 1912 Op 28 maart 1912 verkoopt Geluk het perceel, dat nog steeds verhuurd is aan Stoffel Hoogerland, in twee gedeelten, namelijk: A: Een stuk land op sectie M-1650, groot 1620 m2 voor f.950,- aan Cornelis van Driel. Van Driel verkoopt 750 m2 van de tuin aan Leunis van Klinken, en 490 m2 is later van Arie Padmos. Beide stukken worden na de ramp aan de gemeente verkocht. B: Het huis met erf op sectie M-1649, groot 445 m2 voor f.1800,- aan Cornelis Stoutjesdijk Mar.zn.(1876-) 1917 Ook Stoutjesdijk splitst zijn bezit, hij verbouwt de oude grutterij, het worden nu twee huizen: Het noordelijke huis, de sectie M-1855, groot 240 m2, waar Stoutjesdijk zelf gaat wonen. Het zuidelijke huis, de nieuwe sectie M-1856 groot 205 m2, dat verkocht wordt aan Jan van der Male. 4
Het noordelijke huis, later Poststraat A-295 1918 A-223 Stoutjesdijk houdt zelf het noordelijke stuk van het huis met erf, dat wordt de nieuwe sectie M-1855, groot 240 m2. De veldarbeider Cornelis Stoutjesdijk is getrouwd met Maatje Hoogerland (1881-) Zij wonen hier met hun drie kinderen. 1924 A-223 Op 19 dec. 1924 is er een openbare verkoping in hotel De Meebaal waarbij de erfgenamen van Cornelis het huis en erf gelegen in de Grutterij op sectie M-1855, groot 240 m2 voor f.1871,- verkopen aan Johannis Marinus Stoutjesdijk (1894-). (Korteweg) Stoutjesdijk is getrouwd met Lena van der Male (1897-) Ze krijgen hier vijf kinderen tussen 1819 en 1836. Ze woonden eerder op A-30 en A-55. 1944 Poststraat A-295 Johannis Stoutjesdijk evacueert naar de Nieuwstraat 6 in Strijen. 1953 Poststraat A-295 Johannis woont hier met de ramp, hij evacueert naar A-25 in Sluis. Hij ontvangt in 1954 rampengeld, de grond wordt aan de gemeente verkocht. Het zuidelijke huis: later Poststraat A-296 1917 Op 4 jan.1917 verkoopt Stoutjesdijk het zuidelijke gedeelte, de nieuwe sectie M-1856 groot 205 m2, voor f.1000,- aan de arbeider Jan van der Male 1870-1937). Van der Male betaalt f.200,- en de rest wordt een eerste hypotheek tegen 5%. (Biermasz) Jan van der Male woonde al eerder een paar keer op Nieuwerkerk. Op 1 mei 1898 komt hij voor de eerste keer als landbouwknecht van St. Philipsland. Hij woont dan op A-140a, en werkt op Cereales, een grote boerderij in het Polderweegje; bekend geworden door de preken in de schuur rond 1840; nu eigendom van Adriana Bal, de weduwe van Cornelis Hendrikse. Jan gaat mei 1901 naar Ouwerkerk. In mei van 1902 komt Jan weer terug, nu naar A-153a; dat is één van de arbeidershuisjes bij De Keulsche Putten. In maart 1908 vertrekt Jan met zijn vrouw, Neeltje Verwijs (1868-1935) en 5 kinderen naar St. Philipsland. Op 8 mei 1913 wordt Jan weer hier ingeschreven; hij komt deze keer van Oosterland. Ze wonen op A-269; daarna op A-213 en tenslotte op A-296. Vanaf 1917 wonen ze dus op De Grutterij. Jan zet er in 1926 een bergplaats bij. Ca.1938 De erfgenamen van der Male verkopen ca.1938 het huis met schuur en erf op sectie M-1856, groot 205 m2 aan de gebroeders Marien en Jan Daniël Bolijn, die er in 1954 rampengeld voor ontvangen. (k-1396/6) 1944 A-296. 5
W. de Bleijker woont hier, hij evacueert naar de Bloemstraat 1 in Roosendaal. 1953 A-296. W. en C. Mol wonen hier op A-296. W. Mol evacueert naar Hordijk 262 in Rotterdam, en C. Mol evacueert naar Hessenweg 2 in Barneveld. Het huis gaat verloren met de ramp, in 1955 verkoopt Jan Bolijn de grond aan de gemeente. Kaart 1940 en 2000 Op de linker kaart staat De Grutterij onder het toegangspad vanuit de Poststraat, naast de twee smalle huizen die nu Poststraat 14 en 16 vormen. Het pad is verdwenen, net zoals de tramweg en vele andere zaken, maar zo kunnen we toch vrij nauwkeurig zien, waar De Grutterij lag. Nu liggen Deltastraat 4 en 6 gedeeltelijk op de grond er van. Wim Kesteloo, Nieuwerkerk 2013. 6
Wat betekent Gruttepikker? Grutten zijn de onregelmatig geplette en gebroken stukjes van voornamelijk boekweitzaad, gerst en haver, die uit een grutmolen komen: grut. Het was een goedkoop volksvoedsel, tot de komst van de aardappel. Het werd gegeten als brei, pap en koeken. Iemand die een malerij had, of grutterswaren verkocht, werd grutter genoemd; vaak waren die zaken gecombineerd. De naam komt nog voor, nu met een iets groter assortiment: De Gruijter. Al in 1768 had Nieuwerkerk een huis met schuur dat bekend stond als De Grutterij, gelegen naast de ouwe koaje (nu Molenstraat 3-5), van Gillis Janse van der Wiele. Bij deze grutterij was er een winkel. Veel later, op 4 juli 1844, vraagt Marinus de Graaf vergunning tot het oprichten ener fabriek, als doende een grutterij door een rosmolen. In eerste instantie wordt dat door de gemeente geweigerd omdat hij in de paar jaar daarvoor ook met zijn bakkerij (zie Kerkstraat 24) niet aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen. Ook al omdat de buren, J. Hallingse en I. v. d. Velde niet hebben geprotesteerd, wordt er toch vergunning verleend en kan de Graaf zijn huis met grutterij bouwen. Op 14 juni 1845 wordt een akte opgemaakt waarbij Zoeter de grond in erfpacht geeft aan de Graaf, het huis en erf zijn dan al gebouwd. Die grond ligt ongeveer op de grens van waar nu Deltastraat 4 en 6 zijn. De naam De Grutterij bestaat nog steeds voor die omgeving, maar de Graaf hield het destijds als bedrijf maar heel even vol; hij kon wéér zijn schulden niet betalen. In 1846 vertrekt hij en vraagt vergunning om een nieuwe molen te bouwen in Sirjansland; ook dat wordt eerst geweigerd, maar na tussenkomst van de provincie komt de molen er toch. Ook daar moet de Graaf een paar jaar later noodgedwongen vertrekken. (verhaal D. Haak) Op 2 feb. 1847, wordt het huis met tuin door de erven Zoeter op een openbare verkoping voor f.601,-. verkocht aan de landbouwer Dirk van Farowe die bekend is door de preken in zijn schuur op zijn hofstede Cereales. Zover over de grutten, nu dat pikken nog. Dat is veel lastiger, pikken heeft meerdere betekenissen: stelen, afslaan van gewassen met een pikke, of het oprapen van het land, van erwten, bonen en andere gewassen. En dan is er nog een pikkeltje, een heel klein muntje, maar dat is te lang geleden. Boekweit groeit alleen op arme grond, en ook in de jaarlijkse opgaven van landbouwgewassen, komt boekweit hier niet voor; dus het werken daarmee valt ook af. Jammer genoeg blijft er maar één ding over: het stelen van grutten. Namen als stoepeschieter, klokkedief, enzovoort, zijn tenslotte ook niet vleiend bedoeld! Meer info over de Nieuwerkerkse geschiedenis op http://communities.zeelandnet.nl/kesteloo Wim Kesteloo, Nieuwerkerk, 2013. 7