Oriëntatie op het bedrijf



Vergelijkbare documenten
Deelnemersinformatie Beoordeling Eerste Autotechnicus. Crebocode 93420, dossier

Wat kan de orthopedagoog of psycholoog voor jou doen?

Bespreek je vak man! Waarom een goed gesprek? Een goed gesprek tussen werk nemer en werkgever over thema s als bijblijven

Je kunt zoeken naar werk dat bij je past. Je kunt praten met een medewerker van een uitzendbureau. Je kunt informatie vragen over vacatures.

Leerpakket Wmo Competenties. Hoe word ik meer zichtbaar en ga ik op mensen af?

Het gesprek is een eerste kennismaking voor beide partijen en heeft als doel een antwoord te krijgen op de volgende twee vragen:

Hoe schrijf ik een artikel?

Paspoort Passend Werk. Fibromyalgie

Aan het werk met nieuwe collega s

18 tips om te werken aan je eigen inzetbaarheid

ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN

BPV-WEGWIJZER: BASIS IV BPV ORGANISATIE december 2011

c) Maak een startschema De titel schrijf je in het midden, daaromheen de kopjes of de belangrijkste woorden en begrippen.

Techniekkaart: Het houden van een interview

Jij zoekt werk. en je hebt dyslexie. Zo pak je dat aan!

DEELNEMEN AAN DE SAMENLEVING IETS BETEKENEN VOOR EEN ANDER

DE INFOBEURS. Beroepsopleiding, werk, werkervaring, stage. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Wat vraag ik aan mijn arts?

Eerste hulp bij jouw CV met ouders!

ONDERSTEUNING BIJ HET LEZEN

Meegaan in de veranderende werkelijkheid, kan ik dat?

AGRESSIE OP JE WERK PRAAT ER EENS OVER!

Jij zoekt werk. en je hebt Autisme. Zo pak je dat aan!

Moeten we het rijbewijs al afpakken?

Goed in Gesprek. Communiceren in de langdurige zorg

Koppen bij elkaar! Handleiding voor intercollegiaal overleg in de verzorging

STAGEWIJZER ALLES WAT JE MOET WETEN ALS JE STAGE GAAT LOPEN STAGE? APPELTJE EITJE MET

Motiveren van medewerkers

Als je een taakstraf hebt gekregen

Transcriptie:

Praktijkwerkboek AKA Oriëntatie op het bedrijf 1 Inhoud In het onderdeel Oriëntatie ga je kennismaken met het bedrijf. Je doet de opdrachten die hieronder vetgedrukt staan aangegeven. Daarna vul je een woordenlijst in. Zo kun je zien of je belangrijke woorden die met jouw werk te maken hebben, snapt. Ook kijk je terug hoe het is gegaan. Samen met je praktijkopleider bespreek je hoe het ging en wat je geleerd hebt. Aan het eind schrijft de praktijkopleider zijn opmerkingen op. De leerdoelen............................................................................................................................. 2 Wat moet je leren in jouw opleiding? Kennismaken met de afdelingen............................................................................................ 4 Je gaat kennismaken met het bedrijf. Kennismaken met de producten/diensten.......................................................................... 5 Kennismaken met de afdeling waar je werkt...................................................................... 6 Je wilt een beeld krijgen van de afdeling waar je werkt. Kennismaken met je eigen werkzaamheden....................................................................... 7 In deze opdracht ga je achterhalen wat jouw functie in het bedrijf is. Een vergadering bijwonen....................................................................................................... 9 In deze opdracht ga je een vergadering bijwonen. Woordenlijst............................................................................................................................. 10 Schrijf in je eigen woorden op wat deze woorden betekenen. Terugkijken................................................................................................................................ 11 Wat heb je geleerd door al deze opdrachten te doen? De praktijkopleider................................................................................................................. 12 Hoe vindt je praktijkopleider dat het is gegaan?

2 Praktijkopdrachten AKA Leerdoelen In de opleiding werk je aan leerdoelen. Hieronder staan alle leerdoelen waar het in jouw opleiding om gaat. De leerdoelen waar je aan werkt in het onderdeel Oriëntatie staan vetgedrukt weergegeven. 1 Je toont bereidheid om instructies en aanwijzingen van leidinggevende/ervaren collega op te volgen, zodat de werkzaamheden volgens regels en procedures worden voorbereid. 2 Je verzamelt op een voorgeschreven wijze materialen en (hulp)middelen die geschikt zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden, zodat met de materialen en middelen verantwoord wordt omgegaan en dat deze heel blijven. 3 Je werkt met materialen en (hulp)middelen die geschikt zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden, zodat de materialen en middelen niet stuk gaan, er zo min mogelijk wordt verspild, middelen gedurende de verwachte levensduur te gebruiken zijn en het werk veilig wordt uitgevoerd. 4 Je accepteert dat werkzaamheden kunnen veranderen en je kan flexibel omgaan met wisselende of nieuwe werkomgevingen en/of wisselende of nieuwe opdrachten. Je richt je op het uit te voeren werk, zodat je je in zo kort mogelijke tijd optimaal kan motiveren om de werkzaamheden voor te bereiden. 5 Je plant op basis van instructies, afspraken en prioriteiten in een logische volgorde voor je werkzaamheden, zodat duidelijk is wanneer je welke werkzaamheden gaat uitvoeren. 6 Je overlegt met de leidinggevende/ervaren collega over het werk dat je moet doen en vraagt om verduidelijking of hulp wanneer je de opdracht/instructie niet begrijpt, zodat je weet wat je moet gaan doen en hoe je dit moet gaan doen.

Oriëntatie op het bedrijf 3 7 Je vraagt tijdig extra verduidelijking, tips en hulp van collega s, zodat je je werk volgens (bedrijfs-)procedures en in een vlot tempo kan uitvoeren. Daarnaast heb je inzicht in de werkzaamheden van collega s en pas je je daarop aan door hulp te bieden, als je dat gevraagd wordt, voor een goede samenwerking en een vlot verloop van de werkzaamheden. 8 Je schenkt aandacht aan anderen en doet moeite om anderen te begrijpen, zodat je in je werk daarmee rekening kan houden en erop kan reageren, je werk op de juiste wijze kan uitvoeren en een goede verstandhouding met collega s opbouwt. 9 Je werkt volgens instructies van de leidinggevende/ervaren collega ordelijk en volgt gedisciplineerd instructies, afspraken, planning en bedrijfs- en veiligheidsvoorschriften op om te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. 10 Je houdt het vertrouwen in eigen kunnen als (voor jou onbekende) opdrachten niet in één keer goed uitgevoerd blijken te zijn en vraagt bij opmerkingen/kritiek opnieuw naar de gewenste werkwijze, zodat je in staat bent om alsnog de opdracht met het gewenste resultaat uit te voeren. 11 Je helpt de klant (interne klant, externe klant, cliënt, opdrachtgever) zo veel mogelijk binnen je verantwoordelijkheid, zodat de klant volgens de eisen van de organisatie wordt geïnformeerd of doorverwezen. 12 Je gebruikt passende lichamelijke kracht, snelheid, precisie, coördinatie, hebt uithoudingsvermogen en hanteert hierbij de passende methodiek en/of techniek, zodat de werkzaamheden voldoen aan de afspraken, voorschriften en eisen. Misschien begrijp je niet alles wat hier staat. Vraag het dan aan je praktijkopleider of een docent van school. Veel succes!

4 Praktijkopdrachten AKA Kennismaken met de afdelingen Je gaat kennismaken met het bedrijf. Wat doet het bedrijf? Welke afdelingen zijn er in het bedrijf? Verzamel informatie over het bedrijf om deze vragen te beantwoorden. Denk hierbij aan brochures en internet. Je kunt ook vragen stellen aan collega s. Naam van het bedrijf: Doel van het bedrijf: Afdelingen: Wat ging goed?... En wat kan beter?...

Oriëntatie op het bedrijf 5 Kennismaken met producten/diensten Elk bedrijf maakt of doet iets. Een bedrijf maakt producten (een autofabrikant maakt auto s) of een bedrijf levert diensten (een administratiekantoor doet de administratie voor andere bedrijven). En sommige bedrijven leveren producten én diensten. Jij gaat nu de producten of diensten van je leerbedrijf leren kennen. Zoek uit wat voor producten of dienst(en) elke afdeling van het bedrijf levert. Zet de informatie in het onderstaande schema. Links zet je de afdelingen en rechts welke producten/diensten deze afdeling verzorgt. Afdeling Product/dienst 1. Postkamer Post ontvangen en verzenden 2. 3. 4. 5. 6. Wat ging goed?... En wat kan beter?...

6 Praktijkopdrachten AKA Kennismaken met je afdeling Je wilt een beeld krijgen van de afdeling waar je werkt. Wie werken er op de afdeling? Wat voor werk wordt er gedaan? Kijk goed om je heen. Stel vragen aan je praktijkopleider of collega s. Zet in de tabel welke medewerkers er op jouw afdeling werken en wat voor werkzaamheden zij doen. Naam van de medewerker Werkzaamheden 1. 2. 3. 4. 5. 6. Wat ging goed?... En wat kan beter?...

Kennismaken met je eigen werkzaamheden Oriëntatie op het bedrijf 7 In deze opdracht ga je achterhalen wat jouw functie in het bedrijf is. Wat voor werk ga jij doen? Wat is de naam van jouw functie? Wat zijn je werkdagen en werktijden? Vul het hier in. Mijn werkzaamheden zijn: Mijn functie is: Mijn werkdagen zijn: Mijn werktijden zijn: De lunchpauze is om:

8 Praktijkopdrachten AKA Stel je bent een dag ziek. Dan moet je je ziek melden. Bij wie moet je dat doen? Wat is het telefoonnummer dat je moet bellen? Vóór welk tijdstip moet je je ziek melden? Wat ging goed?... En wat kan beter?...

Oriëntatie op het bedrijf 9 Een vergadering bijwonen In deze opdracht ga je een vergadering bijwonen. Is er binnenkort een vergadering op jouw afdeling? Vraag aan je praktijkopleider of je bij een vergadering mag zijn. Let goed op: Wie zijn er op de vergadering? Wat wordt besproken? Vul de tabel in: Wie zijn er? Waar is de vergadering? Wanneer is de vergadering? Wat is het onderwerp van de vergadering? Wat ging goed?... En wat kan beter?...

10 Praktijkopdrachten AKA De woordenlijst Schrijf in je eigen woorden op wat deze woorden betekenen. Vergadering Afdeling Collega Notulen Welke nieuwe woorden ben je zelf nog tegengekomen in het bedrijf? Vul in: Woord 1: Betekenis: Woord 2: Betekenis: Woord 3: Betekenis: Woord 4: Betekenis:

Oriëntatie op het bedrijf 11 Terugkijken Aan het eind van dit onderdeel ga je terugkijken. Wat heb je geleerd door al deze opdrachten te doen? Probeer aan te geven, hoe het er nu voor staat met je leerdoelen. Kruis aan: Leerdoelen Ging goed Kan beter Je toont bereidheid om instructies en aanwijzingen van leidinggevende/ervaren collega op te volgen, zodat de werkzaamheden volgens regels en procedures worden voorbereid. Je overlegt met de leidinggevende/ervaren collega over het werk dat je moet doen en vraagt om verduidelijking of hulp wanneer je de opdracht/instructie niet begrijpt, zodat je weet wat je moet gaan doen en hoe je dit moet gaan doen. Je vraagt tijdig extra verduidelijking, tips en hulp van collega s, zodat je je werk volgens (bedrijfs-)procedures en in een vlot tempo kan uitvoeren. Daarnaast heb je inzicht in de werkzaamheden van collega s en pas je je daarop aan door hulp te bieden, als je dat gevraagd wordt, voor een goede samenwerking en een vlot verloop van de werkzaamheden. Je werkt volgens instructies van de leidinggevende/ervaren collega ordelijk en volgt gedisciplineerd instructies, afspraken, planning en bedrijfs- en veiligheidsvoorschriften op om te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Je houdt het vertrouwen in eigen kunnen als (voor jou onbekende) opdrachten niet in één keer goed uitgevoerd blijken te zijn en vraagt bij opmerkingen/kritiek opnieuw naar de gewenste werkwijze, zodat je in staat bent om alsnog de opdracht met het gewenste resultaat uit te voeren.

12 Praktijkopdrachten AKA De praktijkopleider Hoe vindt je praktijkopleider dat het is gegaan? Bespreek met je praktijkopleider alle punten van het Terugkijken. Luister goed naar wat hij heeft gezien van jouw werk. Wat vond hij ervan en wat kan volgens hem beter? Dan weet jij beter waar je een volgende keer op moet letten. Vraag ook of hij opmerkingen heeft, die hij hieronder wil invullen. Opmerkingen van de praktijkopleider: