Moord- en doodslagdelicten met minderjarige. Het opsporingsonderzoek in moord- en doodslagzaken met minderjarige verdachten

Vergelijkbare documenten
! " # $ % $ # & ' " % $ # " # # ( ) * + " '" ',-./-0/1 2 # ", 3 " &4 + '' 2 ",! " 4& ($! " 5-6) '.66/

5 Samenvatting en conclusies

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Datum 25 april 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de positie van kwetsbare verdachten in het strafproces

Samenvatting Dutch summary

Omkadering van het verhoor: methoden en management. Jannie van der Sleen, Kinterview, advies en training forensisch interview, Zutphen, Nederland

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk rechtsstaat &4-6-7

Datum 7 april 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het bericht 7 op de 10 hoort niets na aangifte woninginbraak

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Verkeersongeluk. Misdrijf. Calamiteit. Praktisch. Slachtofferhulp Nederland Veelzijdig deskundig

Kindvriendelijke verhoorstudio

Rijksrecherche. Rijksrecherche. Voor objectieve waarheidsvinding

De Nederlandse politie beschikt momenteel over


DNA DATABANKEN ALS BRON VOOR CRIMINOLOGISCH ONDERZOEK. Sabine De Moor

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Stoute jongens ondervraagd: verdacht of minderjarig?

Datum 11 juni 2019 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Boek over politieonderzoek Nicole van den Hurk moet worden aangepast

Plan van aanpak. Protocol. pilot camera s op. GGD/ Ambulances. in de Regio Haaglanden

6/03/2015. Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie

Opsporingsberichtgeving

Midden in de nacht haasten om binnen een uur ter plaatse te zijn. Voor een eerlijke overheid. De Rijksrecherche.

ONDERZOEK NAAR GEWELD IN DE PSYCHIATRIE

Het horen van kinderen door de politie. Het horen van kinderen door de politie. Kindvriendelijke verhoorstudio. Verhoorkamer/Praatkamer

Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Reclasseringsmedewerkers aan het woord over 2014 Jaarverslag in het kort Reclassering Nederland

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Financieel rechercheren

Over de grens bij (on)toerekeningsvatbaarheid, slachtoffer- en daderschap in de forensische psychiatrie. Swanny Kremer

Samenvatting Geschiedenis Criminaliteit

Mr Henk van Asselt. Werkzaam op het advocatenkantoor te Roosendaal. Strafrechtadvocaat. Lid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

HET WERK VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE

Hoofdstuk 2 Definitie en uitgangspunten DEFINITIE VAN HET POLITIEVERHOOR UITGANGSPUNTEN 22

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Sprekers: Katalin Balogh & Heidi Salaets (coördinatoren)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Alice Bosma, Linda van Krimpen en Laura Menenti 1

Dit proefschrift presenteert de resultaten van het ALASCA onderzoek wat staat voor Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest.

Crimiquiz over trends en ontwikkelingen

Jante Schmidt Alistair Niemeijer Carlo Leget Evelien Tonkens Margo Trappenburg. Waardigheidscirkel

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Misdrijf vaak in voormalige woonbuurt dader

1. voorafgaand aan het verhoor een advocaat kan raadplegen, 2. de verdachte tijdens het verhoor bijstand van zijn advocaat geniet,

Contact tussen slachtoffer/nabestaande en tbs-er

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Klachtenreglement ROC Ter AA Klachten die gaan over grensoverschrijdend gedrag Voor (oud) studenten

Help voor het Verjaringsprogramma zeden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating

Forensische Opsporing Medewerker Forensische Opsporing Barema 4 / functieschaalniveau 6 versie 15 april 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Werkstuk Maatschappijleer Onderzoek b

Wat is er mis met een goed gesprek? Een exploratief onderzoek naar pressie tijdens politiële verdachtenverhoren en risico s op valse bekentenissen 2

Datum 9 oktober 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat de naam van de kerk boven het welzijn van de mens komt

Gespreksleider: Paulien Defoer, Paulien Defoer Mediation

Advies in het kader van de internetconsultatie over het conceptwetsvoorstel Rechtsbijstand en Politieverhoor Defence for Children

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

Het probleem is dat pesten soms wordt afgedaan als plagerij of als een onschuldig spelletje.

Inleiding Hoofdstuk 2 Definitie en uitgangspunten DEFINITIE VAN HET POLITIEVERHOOR UITGANGSPUNTEN... 17

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn

Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar

Kennisgestuurd rechercheren Evidence-based onderzoek voor de opsporing

Vernieuwing en versterking binnen het Nederlandse opsporingsproces

Conflict en aangifte. module 3. Sport, dienstverlening en veiligheid

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2014-I

ISW VAKCOLLEGE HOGE WOERD. Anti-Pestprotocol

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 27 januari 2014 Onderwerp Beleid PTSS

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Misdrijf vaak in voormalige woonbuurt dader

Leidraad voor het nakijken van de toets

Helpt na een misdrijf, verkeersongeval, calamiteit of bij vermissing

POST TRAUMATISCH STRESS SYNDROOM PTSS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever

Criminaliteit. en rechtsspraak

Management samenvatting

MANAGEMENTSAMENVATTING. Achtergrond van het onderzoek

Frontline. Versterken van mentale weerbaarheid! Talent & Result. Vitaliteit Activering Loopbaan

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346

Helpt na een misdrijf, verkeersongeluk, calamiteit of bij vermissing

De bevolking en de politie: een verstandshuwelijk? Dra. Anjuli Van Damme Promotor Prof.dr. Lieven Pauwels

Samenvatting. Evaluatie regeling DNAverwantschapsonderzoek. prof. dr. Heinrich Winter mr. dr. Rolf Hoving mr. Christian Boxum mr.

> Retouradres Postbus EH Den Haag. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Transcriptie:

26 Minderjarige verdachten bij levensdelicten het Tijdschrift voor de Politie jg.78/nr.4/16 Het opsporingsonderzoek in moord- en doodslagzaken met minderjarige verdachten L. Siemerink Msc, Forensisch Orthopedagoog. Prof.dr. P.H. van der Laan, Senior onderzoeker NSCR. Dit artikel besteedt aandacht aan het opsporingsonderzoek in moord- en doodslagzaken met betrokkenheid van minderjarigen. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar het minderjarige verdachtenverhoor. Nog niet eerder is met politiemensen in dat kader gesproken over dit onderwerp. Met name op het gebied van professionalisering en debriefing is door de recherche nog wel een inhaalslag te maken. Moord- en doodslagdelicten met minderjarige verdachten zijn bijzonder en komen zelden voor. Per jaar zijn er in Nederland gemiddeld acht strafrechtelijk minderjarigen betrokken bij moord- en doodslag (Nieuwbeerta & Leistra, 2007). Het is zeker ook in deze zaken in het belang van de samenleving dat de dader wordt opgespoord en gestraft, door de enorme maatschappelijke impact en de gevolgen voor nabestaanden, daders zelf en hun familie. Het is belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurt en dat er daarnaast zorg wordt gedragen voor de positie van de minderjarige in het strafproces; het belang van het kind speelt hier immers een rol. Doorgaans krijgen moord- en doodslagzaken met betrokkenheid van minderjarigen veel maatschappelijke en media-aandacht en ligt er een behoorlijke druk op de recherche om de zaak op te lossen. Maar naar de gevolgen voor de mentale weerbaarheid en de uitvoering van het werk voor politiemensen die te maken hebben gehad met minderjarige verdachten van een levensdelict, was eerder nog geen onderzoek gedaan. Minderjarigen zijn in dat opzicht vaak een ondergeschoven kindje. Informatie over de ervaringen van politiemensen, hun gevoelens en emoties en de impact van deze zaken is er niet. Onbekend zijn dus Minderjarigen zijn vaak ondergeschoven kindje in politieonderzoek ook de gevolgen ervan op de voortgang van het opsporingsonderzoek, de beslissingen die moeten worden gemaakt in de opsporingsfase en het functioneren van de betrokken politiemensen. Als er zicht is op zowel de procedurele als de menselijke kant van de opsporingsfase in dit soort zaken, kan worden nagegaan wat er goed gaat en wat zich leent voor verbetering. Onderzoek Om dit te onderzoeken is een vijftal gevarieerde moorden doodslagzaken met betrokkenheid van strafrechtelijk minderjarigen in de periode 2009-2013 nader bestudeerd en doorgelicht. Er is dieper ingegaan op het opsporingsonderzoek, waarbij speciale aandacht uitging naar het verhoor van minderjarige verdachten van een levensdelict, gezien de cruciale rol die het verhoor kan spelen in het opsporingsonderzoek. Aan de hand van 16 semigestructureerde interviews met betrokken deskundigen politieverhoorders, tactisch rechercheurs, teamleiders, tactisch coördinatoren, een dossiermaker, een RC en een OvJ is uitvoerig gesproken over hun bevindingen, ervaringen en suggesties met betrekking tot de opsporingsfase. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het databestand van het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) betreffende strafrechtelijk minderjarigen betrokken bij een moord- en doodslag delict. De inclusiecriteria voor de zaken zijn dat er moord (art 289 sr.) of doodslag (art 287 sr.) is opgenomen in de tenlastelegging van de Officier van Justitie, en dat de zaken daarnaast zijn afgedaan, dus niet langer onder de rechter zijn. Dit betekent niet dat alle minderjarigen daadwerkelijk zijn veroordeeld voor moord of doodslag door de rechter. Poging tot moord is niet geïncludeerd. De geselecteerde zaken bevatten uiteenlopende motieven

het Tijdschrift voor de Politie jg.78/nr.4/16 Minderjarige verdachten bij levensdelicten 27 Foto: ANP, Roel Visser en er is daarnaast bewust gekozen voor een variatie in geslacht van de dader en een variatie in type dader. Resultaten procedurele kant Teamleider: Er werd gekeken wie het druk had die dag, op basis daarvan zijn uiteindelijk de verhoorders geselecteerd Dat het om een minderjarige gaat, blijkt voor de gang van zaken binnen het opsporingsonderzoek in de meeste gevallen in principe niets te veranderen. In drie van de onderzochte zaken was er meteen een verdachte in beeld, waardoor deze zaken geen TGO-label hebben gekregen. Zonder TGO wordt er veelal op basis van beschikbaarheid gewerkt en is het behelpen doordat er weinig mensen beschikbaar zijn. Hoewel uit de interviews blijkt dat dit de kwaliteit van het opsporingsonderzoek en het verhoor niet altijd ten goede komt, is werken op basis van beschikbaarheid ook in moord- en doodslag zaken met minderjarige verdachten eerder regel dan uitzondering. Verhoorder: Richtlijnen en protocollen zijn dodelijk voor creativiteit en eigen initiatief. Hoewel er naast het pressieverbod, de aanwijzing auditief en audiovisueel verhoren (AVR) en het recht op bijstand van een advocaat, geen richtlijnen en protocollen voor het minderjarige verdachtenverhoor bestaan, blijkt dat deze ook niet als wenselijk worden gezien door de betrokken deskundigen. Door protocollen en richtlijnen zou de recherche zichzelf beperken. Ook voor de duur van het minderjarige verdachtenverhoor bestaan geen richtlijnen. Zij kunnen net zoals volwassenen uren achter elkaar (uitgezonderd eet- en drinkpauzes) worden verhoord. Verder bestaat er onduidelijkheid over het feit of minderjarige verdachten onder de groep kwetsbare verdachten vallen. Teamleider: Als een verdachte een goede band heeft met zijn leraar maatschappijleer dan kan de verdachte ervoor kiezen hem bij het verhoor te laten zijn. Uit enkele interviews komt naar voren dat een verhoor grotendeels op basis van gevoel tot stand komt, terwijl een ander deel van de geïnterviewden aangeeft dat een goede voorbereiding van het verhoor essentieel is. Een verklaring voor dit verschil in mening is volgens twee van de verhoorders dat rechercheurs van de oude stempel met een andere methode werken dan rechercheurs die recent een verhooropleiding hebben gevolgd. Een groot deel van de geïnterviewden vindt dat het volgen van een verhooropleiding niets zegt over de kwaliteit van een verhoorder. Toch is er ook een aantal verhoorders van mening dat in dit soort zaken altijd speciaal opgeleide verhoorders zouden moeten worden ingezet. Het is verplicht in moord- en doodslagzaken met betrokkenheid van een minderjarige om voorafgaande aan het verhoor met een advocaat te spreken. Tíjdens het verhoor is dat, ook in dit soort uitzonderlijke zaken, echter niet verplicht. Een minderjarige mag ook in het geval van een levensdelict zelf kiezen wie er bij het verhoor aanwezig is. Dit hoeft niet per se een advocaat te zijn.

28 Minderjarige verdachten bij levensdelicten het Tijdschrift voor de Politie jg.78/nr.4/16 Foto: ANP Tactisch coördinator: Door het zwijgrecht naar voren te halen, wordt de kans op ontwikkeling van de verdachte tot een normaal persoon uitgesloten. De houding van de minderjarige verdachte wordt zwaar meegenomen in het oordeel van de rechter. Tegelijkertijd hebben bijna alle advocaten in de onderzochte zaken het advies gegeven aan de minderjarige verdachte om te zwijgen. Dit is volgens de geïnterviewden niet altijd in het belang van de verdachte en niet bevorderlijk voor de resocialisatie van de minderjarige. Ook zijn betrokken deskundigen van mening dat minderjarigen op deze manier niet, of in ieder geval minder snel, gaan beseffen wat ze hebben gedaan. Daarnaast wordt de procesgang belemmerd door het standaard advies om te zwijgen. Advocaten zijn door veranderde wetgeving al in het bezit van alle stukken voor aanvang van het eerste verhoor. Uit de interviews komt naar voren dat het risico op gefabriceerde verklaringen hierdoor toeneemt. Ook bestaat het gevaar dat er voor de politie niet veel overblijft om de verdachte mee te confronteren. Een groot deel van de geïnterviewden vindt het inzetten van een gedragsdeskundige tijdens het verhoor haast een noodzaak in dit soort zaken. De verhoren zijn intensief en mentaal erg zwaar voor de jeugdigen. Slechts in één van de zaken is er geen hulp van een gedragsdeskundige ingeschakeld. Reden hiervoor was tijdgebrek. Resultaten menselijke kant Verhoorder: Het is verbazingwekkend dat bepaalde dingen zo mis kunnen gaan in zo n belangrijke maatschappelijk beladen zaak waar iedereen wat van vindt. Hoewel moord- en doodslagdelicten gepleegd door minderjarigen een schaars fenomeen is, heeft een deel van de geïnterviewden wel eerder te maken gehad met soortgelijke zaken. Een groot deel van de verdachten toonde weinig emotie en was gewetenloos tijdens het verhoor. In veel gevallen roepen deze zaken dan ook vooral verbazing op bij betrokken deskundigen. Wat duidelijk naar voren komt, is dat veel zaken niet goed gaan binnen de recherche. Zo konden belangrijke getuigen niet worden gehoord, zijn verdachten eerst als getuigen gehoord en daardoor te hard aangepakt en loopt de recherche vaak achter de feiten aan doordat veel politiemethoden niet meer van deze tijd zijn. Verhoorder: Van een paar zaken zit ik nog steeds op informatie te wachten, maar dat is inmiddels al ruim tien jaar geleden, dus dat zal er wel niet meer van komen. Uit de interviews komt naar voren dat het belangrijk is dat er de ruimte is om emoties te bespreken. Toch blijkt dit in praktijk niet altijd haalbaar. Hoewel er naar wordt gestreefd om een zaak na te bespreken wanneer deze is afgerond, gaan veel mensen aan het eind van de zaak met vakantie of ze zijn alweer bezig met een andere zaak. Ook wordt een opsporingsonderzoek niet altijd geëvalueerd, hoewel daar wel behoefte aan is. Teamleider: Alleen het feit dat mensen van de recherche elke dag met een wapen rondlopen zou al genoeg reden zijn om eens per jaar met een psycholoog te praten. In tegenstelling tot zedenrechercheurs en familierechercheurs hebben politiemensen geen verplicht gesprek met een psycholoog een of twee keer per jaar. Door alle geïnterviewden wordt benadrukt dat het ontzettend belangrijk is om te praten over dit soort zaken. Naar voren komt dat dit soort zaken indruk maakt en dat de plank wat betreft nazorg af en toe nog flink wordt misgeslagen. Opleiding Er is weinig aandacht voor levensdelicten met betrokkenheid van minderjarigen vanuit de opleiding. Hoewel er aandacht is voor het algemene verhoor en het maken van verhoorplannen, wordt dit niet specifiek toegespitst op minderjarigen en minderjarigen betrokken bij een levensdelict. Uit dit onderzoek blijkt dat het van belang

het Tijdschrift voor de Politie jg.78/nr.4/16 Minderjarige verdachten bij levensdelicten 29 is meer op te leiden en voor te bereiden op bijzondere situaties. Door de chaos en hectiek die een moord- en doodslagzaak met betrokkenheid van minderjarigen met zich meebrengt, komt het besef van de impact van zo n zaak vaak pas achteraf. Ervaring speelt daarbij een rol. De impact lijkt minder sterk te zijn naarmate men vaker met ernstige situaties is geconfronteerd. Ook kunnen persoonlijke omstandigheden ervoor zorgen dat een zaak meer indruk maakt. Opvallend is dat de impact met name ook wordt gevoed door frustratie over wat er mis is gegaan in het beslissingsproces. Nog steeds lijkt het beeld binnen de politie te overheersen dat je niet geschikt bent voor het politiewerk als dit soort zaken iets met je doet het hoort er nu eenmaal bij dat je ermee te maken krijgt. In de interviews geven mensen aan dat zaken wel indruk maken of bepaalde emoties met zich meebrengen, maar dan bagatelliseren ze dat als het ware door te zeggen dat dit niet kan of hoort in het politiewerk. Conclusie Samenvattend blijkt dat dat de invulling van het verdachtenverhoor en de opsporing in moord- en doodslagzaken met betrokkenheid van minderjarigen grotendeels door de recherche zelf wordt vormgegeven. Veel zaken gebeuren op een ad-hoc manier en de beschikbaarheid van mensen is daarbij ook van invloed. Er is veel interne regelgeving, wettelijke richtlijnen ontbreken. Aan meer richtlijnen en protocollen blijkt bij de betrokken deskundigen echter geen behoefte te bestaan. Elke zaak is anders, waardoor de aanpak telkens verschilt.. Ook de mate van impact die dit soort zaken heeft op betrokken deskundigen verschilt enorm per individu. Hoewel een groot deel van de geïnterviewden aangeeft dat dit soort zaken zeker indruk maakt, blijkt het geen (bewuste) invloed te hebben op hun werkwijze en de beslissingen die ze maken tijdens het verhoor en de opsporingsfase. Het beeld dat naar voren komt, is dat mensen binnen de politie en recherche vinden dat je met dit soort zaken moet kunnen omgaan en dat je anders niet geschikt bent voor het werk. Deze mening wordt echter niet door iedereen gedeeld en bovendien is een deel van de geïnterviewden van mening Beeld lijkt nog steeds te overheersen dat dit soort zaken er nu eenmaal bijhoort dat de plank wat betreft nazorg af en toe nog flink wordt misgeslagen. Wat veel impact lijkt te hebben, zijn beslissingsfouten die worden gemaakt tijdens de opsporingsfase. Dit roept frustratie op. Tegelijkertijd blijkt dat fouten, frustraties en ook emoties niet altijd worden nabesproken. Volgens de betrokken deskundigen wordt er niet genoeg aandacht besteed aan debriefing en ook de wijze van invulling verschilt per team. De ervaring van politiemensen met een advocaat tijdens het verhoor is over het algemeen negatief. Politiemensen zijn met name niet te spreken over het advies om te zwijgen, dat door bijna alle advocaten aan minderjarigen wordt gegeven. Tot slot blijkt dat dit soort zaken over het algemeen voornamelijk verbazing opwekt en dat het onbegrijpelijk blijft voor betrokken deskundigen hoe minderjarigen tot zo n gruwelijke daad komen. Aanbevelingen Het capaciteitsprobleem blijkt het grootste probleem in moord- en doodslagzaken met betrokkenheid van minderjarigen. Dit lijkt vaak ten koste te gaan van de kwaliteit. Dat is zorgelijk, zeker wanneer het gaat om dit soort zaken. Er moet worden gewerkt aan het capaciteitsprobleem binnen de recherche, voordat een duidelijke gang van zaken in het opsporingsonderzoek en het verhoor in dit soort zaken kan worden vastgesteld. De zaken in dit onderzoek die niet het label TGO hebben gekregen hadden dit achteraf gezien wel moeten krijgen, ook al was er meteen sprake van een verdachte. Het blijkt dat veel zaken binnen de opsporing niet goed geregeld zijn wanneer een zaak geen TGO wordt. Een aanbeveling is om in dit soort zaken, gezien de beperkte prevalentie, een zaak altijd als TGO op te pakken. Daarnaast blijkt de politie in dit soort zaken niet altijd over de juiste kennis te beschikken. Een verklaring hiervoor is dat een groot deel van de politiemensen MBO is opgeleid. Hoewel de politie al hard werkt aan professionalisering en er steeds meer zij-instromers komen binnen de politie, waarmee kennis wordt binnengehaald, is een aanbeveling om meer gebruik te maken van de Landelijke Deskundigheidsmakelaar (LDM). Op deze manier kunnen zaken mogelijk sneller worden opgelost. Vaak, maar niet altijd, wordt er in moord- en doodslagzaken met betrokkenheid van minderjarigen een gedragsdeskundige aan het team toegevoegd. Hier valt winst te behalen, aangezien uit de literatuur blijkt dat de gedragsdeskundige bepaalde dingen ziet die politiemensen niet zien, zoals gezichtsuitdrukkingen die kunnen verraden of een verdachte liegt (Klein Haneveld, 2011). Wanneer blijkt dat er behoefte is aan extra deskundigheid, omdat een verdachte bijvoorbeeld iets mankeert, en deze deskundigheid vervolgens niet kan worden ingezet, is dat een gemiste kans in de opsporing. Een aanbeveling is om meer gedragsdeskundigen binnen de politieorganisatie op te leiden.

30 Minderjarige verdachten bij levensdelicten het Tijdschrift voor de Politie jg.78/nr.4/16 Er valt nog een grote professionaliseringsslag te maken door de recherche Verhoor en kwetsbare verdachten Hoewel er de laatste jaren positieve ontwikkelingen zijn geweest op het gebied van rechtsbescherming van minderjarigen wat betreft het verhoor, zijn er nog steeds veel zaken niet goed geregeld bij de opsporing en het verhoor van minderjarigen. Zo blijkt dat in een groot deel van de gevallen geen gecertificeerde verhoorders worden ingezet. Hoewel politiemensen protocollen voor de opsporing en het verhoor van minderjarigen niet wenselijk blijken te vinden, zouden deze er vanuit juridisch en ethisch oogpunt mogelijk wel moeten komen. Het gebrek aan protocollen en richtlijnen kan ook een mogelijke verklaring zijn voor de fouten die worden gemaakt in het beslissingsproces. Verder bestaat er onduidelijkheid over het feit of minderjarige verdachten kwetsbare verdachten zijn. Het merendeel van de geïnterviewden vindt dat dit niet het geval is. Dit is in lijn met onderzoek van Nierop en Mooij (2000), die onderzoek deden naar het verdachtenverhoor in uitzonderlijke zaken. Echter vallen hevig geëmotioneerde en zwijgende verdachten volgens deze onderzoekers wel onder kwetsbare verdachten. Op basis van hun bevindingen hadden in ieder geval vijf van de verdachten in dit onderzoek als kwetsbare verdachten moeten worden behandeld. Bovendien laat onderzoek van Verhoeven en Stevens (2013) zien dat minderjarigen wel als kwetsbare verdachten dienen te worden beschouwd. Kortom, niet alleen onder politiemensen bestaat er onduidelijkheid over of minderjarigen onder de groep kwetsbare verdachten vallen, ook de literatuur is hier niet eenduidig over. Wel is bekend dat kwetsbare verdachten een speciale aanpak behoren te krijgen en dat hier ook speciale vervolgopleidingen voor zijn (Ernst, 2010). Een aanscherping van de richtlijnen wat betreft minderjarige verdachten zijnde kwetsbaar al dan niet kwetsbaar, is dan ook wenselijk. Verhoorplannen en kwalificatie Uit de interviews komt naar voren dat er niet altijd met verhoorplannen wordt gewerkt. Uit de literatuur blijkt echter dat wanneer verhoorplannen op basis van een matrix zijn opgebouwd, de voortgang van een verhoor beter te monitoren is en dat er minder vaak sprake is van ongeoorloofde druk, doordat in een verhoorplan al wordt vastgesteld op welk punt de druk gaat worden uitgeoefend (Kassin et al., 2007). Het is dan ook aan te raden om in de toekomst altijd met verhoorplannen te werken. Daarnaast blijkt dat verhoorders veelal niet op basis van hun opleiding worden geselecteerd, maar op basis van beschikbaarheid. Mogelijk heeft dit een negatief effect op de kwaliteit van het verhoor. Hier valt nog een inhaalslag te maken. In dit soort uitzonderlijke zaken is het van belang om de juiste mensen op de juiste plek te hebben. Het blijkt belangrijk om je te kunnen verplaatsen in de verdachte. Hoewel politiemensen doorgaans geen gekwalificeerde psychologen zijn, moet men wel op de hoogte zijn van mogelijke psychische stoornissen van de verdachte. Een aanbeveling is om binnen de opleiding meer aandacht te besteden aan bijzondere situaties door middel van een half jaarlijkse thematraining en daarnaast aandacht te besteden aan psychopathologie. Overeenkomstig met de literatuur blijkt daarnaast dat de politie dezelfde verhoortechnieken gebruikt voor minderjarigen en volwassenen (Feld, 2006; Kassin et al., 2007, Leo, 1996). Uit onderzoek van Beune et al. (2009) blijkt echter dat minderjarigen wel degelijk een speciale aanpak behoeven. Aparte richtlijnen voor het verhoren van minderjarigen zijn dan ook aan te raden. Richtlijnen Uit dit onderzoek blijkt dat er geen behoefte is aan richtlijnen en protocollen wat betreft het minderjarige verdachtenverhoor. Dit is tegenstrijdig met de bevindingen uit het onderzoek van Kraan en Meirink (2009), waaruit juist blijkt dat er behoefte is aan meer richtlijnen. Uit de interviews komt naar voren dat er vertrouwd moet worden op de professionaliteit van de politie. De vraag rijst echter hoe professioneel het is om onopgeleide mensen op een verhoor te zetten van minderjarige verdachten van een levensdelict. Verder komt naar voren dat de ervaringen van politiemensen met een advocaat tijdens het verhoor over het algemeen negatief zijn. Politiemensen zijn met name niet te spreken over het advies om te zwijgen, dat door bijna alle advocaten aan minderjarigen wordt gegeven. Gelet op het oordeel van de rechter is het mogelijk niet altijd in het belang van de minderjarige om te zwijgen. Mogelijk neemt daarnaast de waarde van het verhoor af als de advocaat al voorafgaand in het bezit is van de stukken. Gezien de overwegend negatieve ervaringen van politiemensen is de aanbeveling voor vervolgonderzoek om in gesprek te gaan met advocaten van minderjarige verdachten van een levensdelict,. Het is van belang om ook hun standpunt en visie ten aanzien van het minderjarige verdachtenverhoor te belichten om zo een compleet en realistisch beeld te verkrijgen. Evaluatie en nazorg Opsporingsonderzoeken naar minderjarige daders van moord- en doodslagdelicten worden niet altijd geëvalueerd.

het Tijdschrift voor de Politie jg.78/nr.4/16 Minderjarige verdachten bij levensdelicten 31 Doordat elke zaak enorm verschillend is, lijkt het beeld te bestaan dat er niet van eerdere zaken kan worden geleerd. Dit is een gemis en er valt op dit gebied een inhaalslag te maken. Niet alleen kan er geleerd worden van gemaakte fouten, maar ook dingen die goed zijn gegaan zouden moeten worden gedocumenteerd zodat hier (tijds)winst kan worden behaald in volgende onderzoeken. Een aanbeveling is dan ook om in ieder geval één centrale eindevaluatie te houden met het hele team. Niet alleen dit, maar ook eerder onderzoek laat zien dat dit helpt om vraagtekens weg te halen en gemaakte fouten in de toekomst te voorkomen (Impact, 2010). Ook op het gebied van nazorg/debriefing valt winst te halen. Hoewel er na een heftig incident altijd wordt geprobeerd een debriefing te houden, blijkt dat er intern op dit gebied niets formeel geregeld is. Proberen betekent daarnaast niet dat het ook daadwerkelijk gebeurt. In dit soort zaken zou het wenselijk zijn om altijd tijd te maken voor een debriefing zodat politiemensen de ruimte hebben om hun emoties te delen. Onderzoek toont namelijk aan dat het belangrijk is om een zaak na te bespreken, bijvoorbeeld om onduidelijkheden, schuldgevoelens en frustraties weg te nemen of te voorkomen (Impact, 2010). Bovendien komt uit dit onderzoek in lijn met de literatuur naar voren dat er voorbeelden zijn van politiemensen die PTSS hebben doordat er te weinig aan debriefing wordt gedaan (Gersons & Burger, 2013). Er moet daarom voor worden gewaakt dat er niet te makkelijk over bepaalde zaken heen wordt gestapt. Een aanbeveling is dan ook om de mogelijkheid te creëren van een jaarlijkse check-up door een psycholoog voor rechercheurs die met moord- en doodslagzaken met betrokkenheid van minderjarigen, en soortgelijke zaken, te maken krijgen. Tot slot kan worden gesteld dat er nog een grote professionaliseringsslag te maken valt door de recherche, zowel vanuit ethisch als juridisch perpectief. Hoe heterogeen deze groep jeugddelinquenten ook is (zie onder meer ook Nieuwbeerta, Van der Laan, Konijnendijk & Krammer, 2005), hoe verschillend elke zaak, en hoezeer de ervaringen van politiemensen ook verschillen; werken aan het capaciteitsprobleem en minder ad hoc-werken lijken nodig om de kwaliteit van de opsporing en het verdachtenverhoor in dit soort uitzonderlijke zaken te waarborgen. «Literatuur Beune, K., Giebels, E., & Sanders, K. (2009). Are you talking to me? Influencing behavior and culture in police interviews. Psychology, Crime & Law, 15 (7), 597-617. Ernst, S.R. (2010). You know my methods, Watson: Over de rol van externe forensisch deskundigen in de opsporing in de politieregio Noord- en Oost-Gelderland. Politieacademie, Apeldoorn. Feld, B.C. (2006). Police interrogations of juveniles: An empirical study of policy and practice. Journal of Criminal Law and Criminology, 97, 219-316. Gersons, B.P.R. & Burger, N.R.R. (2013). Blauwdruk Mentale Zorglijn Politie. Diemen: Arq Psychotrauma Expert Groep Impact. (2010). Richtlijn psychische ondersteuning geüniformeerden. Diemen: Trimbos Instituut Kassin, S.M., Leo, R.A., Meissner, C.A., Richman, K.D., Colwell, L.H., Leach, A.M., & La Fon, D. (2007). Police interviewing and interrogation: A self-report survey of police practices and beliefs. Law and Human Behavior, 31, 381-400. Klein Haneveld, R. (2011). Landelijke Deskundigheidsmakelaar. Een analyse van haar werkproces en de inzet van deskundigen in rechercheonderzoeken. Universiteit Twente. Kraan, M.L. & Meirink, J.C. (2011). Interrogation of Juveniles in the Netherlands. Universiteit van Amsterdam. Leo, R.A. (1996). Inside the interrogation room. The journal of criminal law & criminology, 86, 266-303. Nieuwbeerta, P. & Leistra, G. (2007). Dodelijk Geweld. Moord- en Doodslag In Nederland [Lethal Violence. Homicide in the Netherlands]. Amsterdam: Uitgeverij Balans. Nieuwbeerta, P., Laan, P. H. van der, Konijnendijk, E., & Krammer, T. (2005). Minderjarigen en moord- en doodslag. Een eerste verkenning van prevalentie, achtergronden en afhandeling. Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, 27, 162-168. ONRUST in de OPSPORING State-of-the-art of houtje-touwtje? CONGRES HET TIJDSCHRIFT VOOR DE POLITIE, VRIJDAG 4 NOVEMBER DEN HAAG