Drie dwaalwegen. Ds. D. Rietdijk Heidelbergse Catechismus Zondag 4

Vergelijkbare documenten
Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG) Bijbelrooster Thema: Die geleden heeft HC Zondag 15. Dinsdag 8 maart Geleden. Lezen: zondag 15 HC

De Dordtse Leerregels. Artikel 1 t/m 5

Inleiding over het kernwoord zonde

Een klein vragenboekje voor kinderen

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 1 t/m 4

Mag ik jou een vraag stellen?

Formulier om de Heilige Doop te bedienen aan volwassen personen 1

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

Bijbelrooster 31 juli t/m 6 augustus Thema: Rechtvaardig door het geloof

Vraag: Wat kun jij leren voor jouw gebed uit de structuur van het volmaakte gebed?

Zondag 46 gaat over : Onze Vader, Die in de hemelen zijt.

De straf op de zonde 15

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Memoriseer elke dag een tekst. Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt.

De Dordtse Leerregels

Zondag 23 gaat over : rechtvaardig voor God.

God handhaaft Zijn recht

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

Gemeente van onze Here Jezus Christus, De leer over de doop is als volgt samen te vatten:

Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Mattheüs 5:3

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Amos 8, 12 Ochtenddienst H. Avondmaal

Ontmoeting met de opgestane Heer. zondag 6 april 2014

Een nieuw begin. De schepping van hemel en aarde Genesis 1:1-10

Mozes, openbaart De Engel des Heren (Jezus?) openbaarde zich (2) Ongerechtigheid..(7,9). onbekwaam geen spraakvaardigheid Kende God dan Mozes niet?

MINISERIE BRIEF AAN DE ROMEINEN

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht. (Deze gelijkenis kun je lezen in : Mattheüs 18:21-35 )

Een stukje hemel op aarde

DE WIL VAN GOD. Intro. Wat zegt de Bijbel? Erwin van Bavel 10 juni 2017

Wijkgemeente Ichthus Noordwijk. Met de rug tegen de. LEER ME LEREN 5, bewaarexemplaar. Ds. F. van Roest, zondag 15 december

Liturgische teksten en gebeden

Geschapen om te dienen

- 1 - Werkelijk vrij. Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.

De Bijbel Open (13-07)

De liefde van God. A.Lukkien

JANUARI NIEUWJAARSDAG

WAT DE BIJBEL EN LUTHERANEN LEREN

Leer je nieuwe zelf kennen. Zondag 10 februari 2019

Vraag 53 : Wat gelooft gij van de Heilige Geest?

Over het zitten van de Heere Jezus aan de rechterhand van God en Zijn wederkomst.

DE HERE JEZUS GAAT IN ONS LEVEN DOOR ZIJN GEEST.

18. Evangelist in eigen land 19. Onder Jezus zegen Een bereide plaats 20. Water 21. Een gebed om de Heilige Geest Doorwaai mijn hof 22.

De Heer Jezus Christus - Zijn Persoon

Zondag 47. Zondag 47 gaat over de eerste bede : Uw Naam worde geheiligd. Lees de tekst van Zondag 47. Vraag 122 : Welke is de eerste bede?

Drie bedenkingen. ds. J. IJsselstein - Heidelbergse Catechismus Zondag 4

Jakob, een voorbeeld van bekering Lezen: Hosea 12:1-15

dieper weg, in het moeras van zonde en ongerechtigheid. De mens kan zichzelf niet redden. Daar hoor ik iemand zeggen: "Ik geloof in

Zondag 18, vraag en antwoord 46,47,48 en 49.

Lijdensweek 1: Vrouwen onder het oude verbond ontmoeten

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Romeinen 8, 34 Ochtenddienst / middagdienst H. Avondmaal Pasen

Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?

Liturgie voor de gezamenlijke avonddienst in de Hervormde Kerk te Den Ham, aanvang uur

kan geven aan zijn vleselijke begeerten. Bewaar uzelf in de liefde van God

Goede vrijdag Zie Het Lam!

Zondag 33 gaat over de waarachtige bekering.

Bijbelstudie Door het geloof I

12 november uur PF de Boer orgel: Harry Kroeske / piano: Geert Burgler schriftlezing: Mijndert Blijdorp

waarheid is. De genade vergeeft maar maakt ook vrij van de zonde zoals in Romeinen 6:14 staat: Een eeuwig gewicht van heerlijkheid 2 Cor.

Stichting In de Rechte Straat. Geloof in Christus. Vertaling van: Coming to faith in Christ, John Benton Uitgever: Banner of Truth, 1995

6 september uur René Barkema. toewijden aan God. - stilte. - votum + vredegroet. - GK Gezang 164 (canon) luisteren naar God.

Week 3. Voorbereiding Heilig Avondmaal

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

Inhoudsopgave. Woord vooraf. Ds. J.A. van den Berg. Ds. D. Jongeneel. Ds. J. Lohuis. Ds. E. Gouda. Ds. M. Goudriaan. Ds. M.

De kern van het christelijke geloof

Waarom is het gebed den christenen van node?

De Bijbel open (22-09)

1. Gods eigendom. Op Toonhoogte 265

Wat zegt de Bijbel over het eeuwige leven? Hoopt u of weet u waar u de eeuwigheid zult doorbrengen?

18 februari uur A Koster orgel: Harry Kroeske schriftlezing: Anny Runhaar

December-januari Weekthema: Op reis naar de eeuwigheid. Maandag 28 december. Gedane zaken nemen geen keer. Lezen: Hebreeën 9: 23-28

De Bijbel open (22-06)

Doop van kinderen Orde III

De Dordtse Leerregels

10 redenen voor de komst van de Heere Jezus

BIJBELLEESROOSTER VOOR GEZINNEN met kinderen in de basisschoolleeftijd

Vraag 1 Waar denk je aan bij het woord heilig? Schrijf dit op de briefjes Antwoord 1 Vraag naar de mening van de kinderen

Een klein beginsel 40

Het nieuwe verbond Een Stap in je geloof. Kortrijk, 25 februari 2015

Het Evangelie van verlossing rechtvaardiging van zonden

1 Schuldig tegenover God?

Eredienst 31 december uur Voorganger: ds H. van den Berg

Wat is de waarde van de profetieën die de Bijbel elk mens aanreikt?

Eredienst 2 April uur Voorganger: Ds. H. vd Berg

24 mei 2015, uur, Amersfoort-West(+Oost) Pinkstermiddag

Niveau 3 - Les 8: Het juiste gebruik van Gods wet Don Krow

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Orde voor de viering van het heilig Avondmaal

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

Hoofdstuk 1. God de Heere heeft het christelijk geloof voorgeschreven om de zaligheid, die alleen in Christus is, ook werkelijk te ontvangen

Bijbelrooster 24 t/m 30 juli Thema: Een waar geloof

De rijkdom van het evangelie

Alstublieft voor u: Een lichtpuntje!


Liturgie. zondag 11 juni :30 uur Ds H D Bondt. 14:15 uur Ds R Prins

Onze vader. Mattheus 6 vers 5-15 en Lucas 11 vers 1-13 Heere, leer ons bidden

verborgenheid is onder de heidenen, welke is Christus in u, de Hoop der heerlijkheid.

Liturgie 19 maart 2017

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: Romeinen 4, Ochtenddienst H. Avondmaal. Broeders en zusters,

zondag 10 juli 2016 Welkom in Het Centrum

Transcriptie:

Drie dwaalwegen Ds. D. Rietdijk Heidelbergse Catechismus Zondag 4 Zingen: Psalm 101: 1 Lezen: Romeinen 2: 1-16 Zingen: Psalm 142: 2, 4, 5, 7 Zingen: Psalm 119: 69 Zingen: Psalm 89: 13 Gemeente, wij willen met de hulp van de Heere u het Woord van God bedienen, zoals u dat vindt in Zondag 4 van onze Heidelbergse Catechismus. Daar lezen we: Vraag 9: Doet dan God de mens niet onrecht, dat Hij in Zijn wet van hem eist, wat hij niet doen kan? Antwoord: Neen Hij; want God heeft de mens alzo geschapen, dat hij dat kon doen; maar de mens heeft zichzelf en al zijn nakomelingen, door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid, van deze gaven beroofd. Vraag 10: Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten? Antwoord: Neen Hij, geenszins; maar Hij vertoornt Zich schrikkelijk, beide over de aangeboren en werkelijke zonden, en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwiglijk straffen; gelijk Hij gesproken heeft: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. (Galaten 3:10) Vraag 11: Is dan God ook niet barmhartig? Antwoord: God is wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig; daarom zo eist Zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde. Gemeente, onze catechismus stelt ons in Zondag 4 drie dwaalwegen voor, waarin de mens op weg terug naar God, kan worden verstrikt: 1. Dat God onrecht zou doen 2. Dat God niet zou straffen 3. Dat God toch barmhartig is 1. Dat God onrecht zou doen Er is in de mens geen goed meer te vinden. Dat hebben we in de voorgaande Zondagen gehoord. We zijn van nature geneigd God en onze naaste te haten. We zijn ook onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Misschien zegt u: Laten we dan www.prekenweb.nl 1/10

maar overgaan tot de behandeling van de verlossing. We hebben toch gezien dat die mens niet meer tot enig goed in staat is? Wat is er dan nog meer over te vertellen? Maar zo doet onze Heidelberger niet. Onze catechismus heeft niet zoveel Zondagen aan de ellende gewijd; slechts drie. Maar daarin wordt wel grondig over de ellende gesproken. In die drie Zondagen worden alle dwaalwegen die de mens wil inslaan, afgesneden. Want die mens is verloren; dat hebben we duidelijk gezien. Onbekwaam tot enig goed, geneigd tot alle kwaad. Een verloren mens. Hij is God kwijt. Hoe vinden we nu de weg naar God terug? Nu kunt u op die weg terug allerlei paden inslaan; zijpaden. Salomo zegt in het boek Spreuken dat er een weg kan zijn die iemand schijnt recht te zijn, maar het einde van die is de dood. Indachtig aan dat woord gaat Zondag 4 met ons een aantal van deze dwaalwegen afsnijden. Het eerste zijpad is: Doet God dan de mens geen onrecht, wanneer Hij in Zijn wet van ons eist wat we toch niet doen kunnen? God eiste liefde, hebben we gezien. Liefde tot God en onze naaste. Nu weet Hij toch dat wij deze liefde niet meer kunnen voortbrengen, dat wij geneigd zijn God en onze naaste te haten? Is God niet onrechtvaardig, wanneer Hij deze dingen toch nog van ons eist? U kunt toch ook niet van een dove verwachten dat hij hoort of van een stomme dat hij zou gaan zingen of van een lamme dat hij zou springen? Dat zou toch ten onrechte zijn, als u van zulke mensen dingen zou vragen die ze onmogelijk kunnen doen? Doet God dan de mens geen onrecht? Is de vraag die hier in de catechismus gesteld wordt, niet een soort theoretische vraag, waarmee u in de praktijk nooit te maken heeft? Want hoe velen klagen er niet over het onrecht, dat hen door mensen is aangedaan. Maar tegenover God wordt nog veel meer geklaagd. Er wordt geklaagd dat Hij ons tekortdoet. En dat terwijl wij ons er geen ogenblik over bekommeren dat wij God altijd tekortdoen. Wij geven Hem nooit waar Hij recht op heeft. Met Zijn wet gaan wij altijd verkeerd om en we kunnen misschien de buitenkant van ons leven nog best netjes houden, maar ons hart is er niet bij. We onthouden Hem alles waarop Hij recht heeft. We onthouden Hem het centrum van ons leven: ons hart. Wij doen God onrecht. U zou beter dus kunnen vragen: Doet dan de mens God geen onrecht, dat hij Hem niet geeft wat Hem toekomt? Maar de mens draait het om. Wij denken dat God onrecht doet. Denkt u maar aan de leer van de verkiezing. Is dat niet een leer die overal weerstand oproept en die men maar zo snel mogelijk een beetje aan de kant wil zetten? Verkiezing en verwerping U stelt zich een vader voor met kinderen, die een paar kinderen aanneemt en de rest verstoot. Doet dan God geen onrecht? Dat is de gedachte van de mens. We zien niet dat die verkiezing van de verloren mens juist de eeuwige liefde van God is en de enige mogelijkheid waardoor mensen zalig worden. www.prekenweb.nl 2/10

Ik noem u nog een andere zaak, waarin God beschuldigd wordt van onrecht. De goddeloze gaat het goed in deze wereld, terwijl de mens die naar het Woord wil leven vaak tegenspoed heeft. Wat had de oudste zoon een moeite met de liefde van zijn vader tegenover de jongste zoon! Hij beklaagde zich: Ik ben altijd bij u geweest en mij hebt u nooit een bokje geslacht. U voelt de ergernis wel. Doet dan God de mens geen onrecht? En denk erom, die nette zoon die altijd thuis bleef, zit ook in ons hart. Dan ergeren we ons aan de mens die door God wordt opgezocht. Of, nog erger, dan ergeren we ons eigenlijk aan God. Doet dan God geen onrecht? Wij zijn onmachtig tot enig goed. Die onmacht wordt door de mens moedwillig misbruikt. En wel als een schild om onze vijandige onwil te bedekken. Want we zijn niet alleen onmachtig, maar vooral ook onwillig. We willen niet zoals God wil. We willen niet naar het Woord van God leven. Een mens kan zich niet bekeren, zeggen we dan. Maar als het nu eens wel zou kunnen, zou u het dan doen? Veronderstel nu eens dat u het zou kunnen, zou u zich dan bekeren? Zou u dan echt de zonde en de wereld verlaten en dat enge pad gaan betreden, achter de Heere Jezus Christus aan? Nee, gemeente, het is niet alleen onmacht, het is ook onwil. Wij gebruiken de onmacht als een schild om ons te bedekken. Dan zijn wij de gewillige en God de onwillige. Dan zijn wij de mensen die het zoeken en er een leven lang om gevraagd hebben, maar God heeft helaas niet gehoord. Zo stellen we het toch voor? Maar hebt u wel eens gezien dat u ten diepste niet wilt, dat u net als Augustinus bidt: Heere, bekeer me, maar vandaag alstublieft nog niet? Vandaag nog niet. Later! We ontzeggen God de zeggenschap over ons leven. We willen niet dat God Koning over ons is. We willen niet buigen voor het Woord van God. Terwijl wij voortleven in onbekeerlijkheid, achter dat schild van onze onmacht, klagen we God aan. De onderwijzer gaat op die aanklacht in. Wat eist God van die mens? Wel, Hem lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf. Zou u willen dat God die eis liet varen? Zou u nog eerbied hebben voor een God die niet de hoogste eis aan ons leven stelt? Zou u zo n God willen eerbiedigen, die niet zou eisen dat u God lief heeft boven alles, een God die niet van ons vraagt dat we Zijn Zoon en Zijn Woord liefhebben? Als u het antwoord leest van onze catechismus, dan vindt u daar een heel duidelijk antwoord: Neen Hij! Als met verontwaardiging keren de opstellers zich tegen de mogelijkheid dat God onrecht zou doen. God heeft immers de mens alzo geschapen dat hij dat doen kon. Kijk, genade doet ons altijd aan de kant van God staan. Dan kiezen we de zijde van de Heere. Er zijn veel mensen die willen dat God Zijn eisen wat aanpast. Maar genade wil dat niet. Door genade zegt Gods kind: Dat is Uw heilig recht, Heere. Net als de verloren zoon heb ik al het goed van Vader doorgebracht en nu is het allemaal mijn schuld. En als het nu mijn schuld is, zeggen we: U bent recht, Heere! U bent in al Uw eisen rechtvaardig. Neen Hij; want God heeft de mens alzo geschapen, dat hij dat doen kon. www.prekenweb.nl 3/10

Kijk, daar komt het. Wij hebben onszelf door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid van deze gaven beroofd. Dat u het niet meer kunt, is niet de schuld van God, maar dat is uw schuld. Twee dingen noemt de catechismus: het ingeven van de duivel en moedwillige ongehoorzaamheid. De catechismus zegt: pas er nu voor op dat u de duivel niet alle schuld geeft, want het is moedwillige ongehoorzaamheid, dat u van al die gaven bent beroofd. U hebt moedwillig gekozen voor de dood en voor satan. We hebben al de gaven die God ons gegeven heeft, net als de verloren zoon, verspeeld en verkwist, overdadig levend en alles doorgebracht. Let er eens op dat de catechismus niet zegt: Adam heeft zichzelf en al zijn nakomelingen Dan hadden we weer iets. Dan zou u zeggen: Ja, Adam! Nee, er staat: De mens heeft zichzelf en al zijn nakomelingen Dus dat bent u! We hebben onszelf door moedwillige ongehoorzaamheid van al die gaven beroofd en zijn het eigendom geworden van de leugenaar van den beginne. Daar hebben we ons aan overgegeven. Die schuld wordt hier beleden. Wat Adam heeft gedaan in het paradijs, herhalen wij op duizendvoudige wijze, want we keren God de rug toe. Gemeente, de mens die gaat zien dat het nu niet Gods schuld, maar eigen moedwillige ongehoorzaamheid is, die gaat voor God buigen. Die mens zegt niet: Het is nu eenmaal zo en we kunnen toch niet anders. Nee, in deze Zondag komt het geloof aan het woord en dat buigt voor het Woord van God. Die mens zegt gelovig: Heere, U hebt mij goed gemaakt; daar mankeerde niets aan in het paradijs. Het geloof gaat belijden voor het aangezicht van de Heere: Door moedwillige ongehoorzaamheid ben ik ontredderd, berooid, naakt, arm en jammerlijk. Zo ben ik door mijn schuld. Dat geloof gaat roepen om genade: Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed. Hoor hoe een boet ling pleit! Daar wordt het heilgeheim geboren: Christus en een zondaar worden tot een nieuwe eenheid. Dan wordt die nieuwe schepping in Christus, die mens, gezaligd door de gehoorzaamheid van Hem, Wiens wil het was de wet van Zijn Vader volmaakt te vervullen. Een tweede zijpad komt in zicht. Zou God die ongehoorzaamheid en die afval niet ongestraft willen laten? 2. Dat God niet zou straffen U kent de moderne gedachten over straf wel. Hoogstens als opvoedingsmiddel is het nog te gebruiken, maar vooral niet te hard en te streng. Een beetje zoetsappig. Maar straf als vergelding, dat is gewoon een onbehoorlijk woord geworden. Dat kan natuurlijk niet. Straf als vergelding voor het kwaad, daar moet u niet over praten. Die humanistische gedachte heeft het hele leven in het westen doortrokken. Straf wordt niet meer www.prekenweb.nl 4/10

gegeven, mag niet meer worden gegeven. De zonden hoeven niet meer te worden gestraft. Zonde mag u ook geen zonde meer noemen. Maar bij God blijft zonde wel zonde en ze moet ook worden gestraft. Daarom luidt het antwoord: Neen Hij, geenszins; God wil de zonde niet ongestraft laten. Hij kan dat ook niet. Als God de zonde ongestraft zou laten, zou God geen God meer zijn. Hij vertoornt Zich schrikkelijk, beide over de aangeboren en over de werkelijke zonden. De aangeboren zonden, dat is wat we hebben meegekregen vanuit het paradijs met onze geboorte. En de werkelijke zonden, dat zijn de zonden van bedrijf en nalatigheid, die we elke dag weer bedrijven. Want God heeft gezegd dat een iegelijk vervloekt is, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. Het ongeloof aanvaardt de straf niet. Het ongeloof blijft zich verschuilen achter de onmacht. Maar het geloof aanvaardt de schuld en straf. Voor het ware geloof is de straf geen vraagstuk. Aan het ware geloof is oprechte boetvaardigheid verbonden. De gelovige zegt: Heere, ik heb de straf verdiend. Boetvaardigheid wil zeggen: vaardig zijn tot boete. Het doet zeggen: Heere, ik ben Uw gramschap dubbel waardig. Dat is een uitspraak van het geloof. De liefde tot God doet buigen voor God en de straf aanvaarden. Nu moeten we die toorn van God niet menselijk opvatten. Hij vertoornt Zich schrikkelijk, staat er. Dat is zeker waar. Maar God toornt nooit zoals wij mensen. Het is een mensvormige uitdrukking over God. Want God is een heilig God. Die heiligheid kan met de zondaar geen gemeenschap hebben. Die heiligheid verdraagt de tegenwoordigheid van de zondaar niet. Bovendien is God rechtvaardig. Dat wil zeggen dat Hij de zondaar moet straffen en de onderhouder van Zijn geboden moet belonen. Dus loon en straf zijn beide begrepen in de deugd van Gods rechtvaardigheid. Hij moet de overtreding straffen, anders zou Hij niet de heilige en rechtvaardige God zijn. Gods liefde koestert, maar de vlam van Zijn toorn verteert. Paulus zegt het: Want onze God is een verterend vuur (Hebr.12:29). Die toorn van God strekt zich uit over heel ons mens-zijn, met al ons doen en laten. Nu gaat God straffen met tijdelijke en eeuwige straffen. Tijdelijke straffen zijn er, maar u moet wel voorzichtig spreken over de straffen van God in dit leven. De vrienden van Job hebben zich aan dat straffen van God vergrepen, toen ze Job zo geplaagd zagen door allerlei onheilen. Zij zeiden: Job, je hebt zwaar gezondigd. Je hebt overtreden tegen God, want anders zou Hij je zo niet behandelen. Maar het was geen straf van God, want de Heere zegt later dat Job beter van Hem had gesproken dan zijn drie vrienden. Straks gaat God Job weer verheffen uit de diepe kuil van ellende, waarin hij verzonken was. Hij laat zien dat Job Zijn kind is, Zijn gunstgenoot, op wie Hij neerziet. Wat over Job kwam was geen straf, maar een vaderlijke kastijding. U kunt ook zeggen dat het een beproeving van de Heere was. God liet satan toe Job te beproeven. Zo kwam openbaar dat Job God niet diende om loon, zoals satan beweerde, maar uit liefde. U moet dus wel voorzichtig zijn met het beoordelen van straf. www.prekenweb.nl 5/10

De discipelen waren met dezelfde geest bezet als de vrienden van Job. Ze zeiden bij de blindgeborene: Heeft hij gezondigd of zijn ouders? Dan zegt Jezus: Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar dit is geschied, opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden (Joh.9:3). Natuurlijk had die man wel gezondigd, vanzelfsprekend, en ook zijn ouders. Welk mens is er die niet zondigt? Niemand toch? En toch zegt de Heere: Deze heeft niet gezondigd. Hij bedoelt te zeggen dat zijn blindheid geen straf is voor een bijzondere zonde. Kijk, blindheid is er wel in de wereld vanwege de zonde. Er zijn allerlei noden, ziekten en plagen, omdat er zonde is. Waren er geen zonden, er zouden geen wonden zijn. Maar u moet er wel erg voorzichtig mee zijn om te zeggen: Kijk, die ontvangt nu loon naar werken. Die krijgt wat hem toekomt. Bovendien is tijdelijke straf altijd nog een roepstem tot bekering. Denkt u maar even aan de tien plagen over Egypte. De bedoeling was dat farao onder die plagen zou buigen en het volk Israël zou laten trekken. Daarbij moet u bedenken dat niet alle zonden in deze wereld direct gestraft worden. Als dat zou gebeuren, waren we nu zeker niet meer in de kerk. Dan zouden we zeker ook niet meer op de aarde zijn. God straft niet alle zonden in dit leven. In de hemel wordt zelfs gebeden: Hoe lang, rechtvaardige Rechter, oordeelt en wreekt Gij het bloed niet van degenen die op de aarde wonen, die vervolgd worden om des geloofs wil? God heeft dat nog niet gedaan, maar dat zal Hij doen in de dag van het oordeel. Dus er zijn tijdelijke straffen met een roepstem tot bekering. Er zijn ook vaderlijke kastijdingen, waarmee de Heere Zijn volk kastijdt en waardoor Hij ze beproeft. In Psalm 103 zingen we: Hij straft ons, maar naar onze zonden niet. Dat is de werkelijkheid voor dit tijdelijke leven. Maar straks komt de eeuwigheid. Daar zegt de Bijbel ook duidelijke dingen over. Dan zullen wij voor God verschijnen. Dan gaat God afrekenen met de mens. De Heere Jezus zegt: Waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt (Mark.9:44). Dat wil zeggen dat er nooit een einde aan die straf komt. Daar houdt ons geweten niet op om ons aan te klagen en te beschuldigen. Onze zonden zijn zo erg, omdat ze zijn bedreven tegen de hoogste Majesteit, de God van hemel en van aarde. Maar het zijn ook zonden die bedreven zijn tegen een goeddoend God en dat maakt het nog veel erger. Wat wordt daar weinig mee gerekend! We horen het nog wel eens zeggen bij sterfbedden: Hij of zij is verlost. Daar wordt vaak het lijden mee bedoeld. Maar zult u dat nooit zeggen, als u niet weet dat hij of zij de genade van Christus deelachtig was? Want anders zullen we niet verlost zijn van de pijn. Het Woord van God zegt toch dat er niet alleen tijdelijke, maar ook eeuwige straffen zijn en dat God straks met de mens afrekent, tenzij Jezus voor ons op Golgotha heeft voldaan, tenzij Hij door Zijn bloed alle ongerechtigheid voor ons heeft verzoend, tenzij Hij voor ons de eeuwige straf heeft weggedragen en de helse smarten om onzentwil heeft geleden. Want anders zullen we die zelf moeten dragen. God straft naar de maatstaven van Zijn heilig recht, zo wordt beleden. Het rechtvaardig oordeel Gods, zegt onze catechismus, daarmee wil Hij ons tijdelijk en eeuwig straffen. En www.prekenweb.nl 6/10

zet nu maar een streepje onder dat rechtvaardig oordeel. Dat wil zeggen: daar mankeert nu niets aan. De gelovige weet dat God rechtvaardig straft en dat God nooit onrecht doet, omdat de straf verdiend is. Gemeente, het laat hem niet onverschillig waar hij straks de eeuwigheid zal doorbrengen. O nee, helemaal niet. Juist het geloof weet wat het zijn zal, als God niet meer naar mij zal omzien. In de Psalm 27 wordt het gezongen: Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou, mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven? Ik was vergaan in al mijn smart en rouw. Nee, het is het geloof nooit om het even waar de eeuwigheid zal worden doorgebracht. Integendeel, midden in de nood van het leven en in de erkenning dat God rechtvaardig is en het oordeel verdiend, loopt Gods kind de Heere aan als een waterstroom, om genade. Daar ziet u die jongste zoon naar huis komen. En daar ligt op zijn lippen de belijdenis: Vader, ik heb gezondigd tegen de Hemel en voor u; en ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden. Maak mij als één van uw huurlingen (Luk.15:18-19). Voor wie nu zo terug mag keren tot dat huis van de Vader, valt het zo mee. Die mens die God rechtvaardig acht en het oordeel verdiend heeft en toch God niet kan loslaten, die zal een God ontmoeten Die hem net als die jongste zoon omhelst en kust, Die hem behandelt als een kind. De jongste zoon kan niet eens meer zeggen: Maak mij als één van uw huurlingen, want de vader heeft hem al omhelsd als een kind en aan zijn hart gedrukt en vol liefde gezegd: Mijn jongen! Nu is het zo dat zulk een mens, ook vandaag nog, zal ervaren dat God van hem afweet en dat Hij vergeeft en de zonden afkust. Dat kan Hij doen vanwege Hem Die, met doornen gekroond, gehangen werd aan het kruis op Golgotha, Die het in Zijn diepste nood uitschreeuwde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Matth.27:46) In die onpeilbaar diepe nood was Hij Zijn Vader kwijt en heeft Hij de eeuwige straf als in een korte spanne tijds gedragen. Hij was de eeuwige Zoon van God, Die een eeuwige waardij met Zijn verdienste heeft aangebracht. Zo verlost God in Christus van het vonnis van de wet. Dan staan Gods kinderen, in Hem, zonder schuld, zonder smet en rimpel, voor het aangezicht van de Vader. Gemeente, wat is dat een eeuwige liefde, waarmee de Vader Zijn kinderen tegemoet treedt! Gelukkig mens, die niet met de straf gaat marchanderen, maar door het Woord van God en door de Heilige Geest gaat zeggen: Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig. Die zal ook in de Gekruisigde het mogen horen en zien: Christus is voor mij gestorven, heeft genâ voor mij verworven! k Ben van dood en zonde vrij. Laten we samen eerst zingen uit Psalm 119 vers 69, voor we tot onze derde gedachte overgaan. www.prekenweb.nl 7/10

Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig, HEER ; Uw oordeel rust op d allerbeste wetten; Uw loon, Uw straf beantwoordt aan Uw eer. Gij eist van ons, dat w op Uw waarheid letten; Dat wij altoos op hogen prijs Uw leer En t heilig recht van Uw getuig nis zetten. En nu het derde zijpad: 3. Dat God toch barmhartig is Het eerste was: doet God de mens geen onrecht, door van hem te vragen wat hij niet kan? En het tweede: wil God de mens ongestraft laten? En het derde, dat is zo algemeen, dat het ongetwijfeld al in uw hart is opgekomen: maar God is toch barmhartig? U voelt wat hierachter zit. Schuld en straf is gepredikt en nu wordt de uitvoering van de straf in twijfel getrokken. De straf is verdiend; goed, het zij toegegeven. Maar God is toch barmhartig? Natuurlijk is dat waar. Het is een waarheid die we door heel de Bijbel heen vinden. Mozes mocht de Naam van God horen: Barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid (Ex.34:6). Dus God is barmhartig. Dat woord betekent letterlijk dat Zijn hart brandt. Het is de bewogenheid in God om het verlorene te zoeken en te zaligen. Van die barmhartigheid in God kunt u nooit genoeg zeggen. Die is zo diep, dat onze catechismus zegt dat Hij naar Zijn grondeloze barmhartigheid Israël droogvoets door de Rode Zee heeft geleid heeft, terwijl farao en al zijn heir erin verdronken is. Grondeloze barmhartigheid, dat wil zeggen: die is zo diep, die is zo groot, dat u daar geen grond in kunt vinden. Maar nu wil onze catechismus ons leren dat Gods barmhartigheid wel een rechtvaardige barmhartigheid is. Barmhartigheid en rechtvaardigheid strijden niet tegen elkaar. Die zijn in Christus met elkaar verenigd. Dus God is niet barmhartig door een beetje onrechtvaardig te zijn, door even wat door de vingers te zien en dan een mensenkind toch maar genade te bewijzen. Zo is de barmhartigheid van God niet. Want wat gebeurt er in feite als de vraag gesteld wordt: Is God dan niet barmhartig? In deze vraag worden de deugden van God tegen elkaar uitgespeeld. De barmhartigheid tegenover de rechtvaardigheid. De rechtvaardigheid van God betekent dat de eis blijft staan: de zonde, welke tegen de allerhoogste Majesteit is bedreven, moet ook met de hoogste, de eeuwige straf, naar lichaam en ziel, gestraft worden. De gerechtigheid van God eist dat de zonde gestraft wordt. Die zonde is begaan tegen de hoogste Majesteit. Daarom kan alleen de hoogste straf hier aan de orde komen. Dat is de eeuwige straf naar lichaam en naar ziel. Eerst aan de ziel, maar straks bij de opstanding der doden ook aan het lichaam. Want de zonden zijn niet alleen door de ziel bedreven, de zonden zijn ook door het lichaam bedreven. www.prekenweb.nl 8/10

Gemeente, nu ervaren we in dit leven vaak al de gevolgen van de zonde. Maar bedenk wel dat deze niet zijn te vergelijken met de eeuwige straffen. Dan zal elk deel van het lichaam ook zijn rechtvaardige straf ontvangen. De mond vanwege de woorden die gesproken zijn. De ogen en de oren die het kwaad hebben ingedronken als water. God is ten hoogste rechtvaardig. Hij kan van Zijn recht geen afstand doen. Anders zou Hij toch geen God meer zijn? Nu gaat u begrijpen dat de barmhartigheid van God aan de rechtvaardigheid van God niets mag afdoen. God zet hier gelukkig geen punt. Dan moet ik u zeggen dat die rechtvaardigheid en barmhartigheid elkaar alleen kunnen ontmoeten in Christus. Hij heeft genoeg gedaan aan de gerechtigheid van God. Dat is de grote betekenis van Zijn lijden en sterven. Hij heeft die eeuwige straf, naar lichaam en ziel, gewillig gedragen. Ik kom, o God, om Uw wil te doen. Uw wet is in het midden van Mijn ingewand. God is zo rechtvaardig, dat, eer Hij de zonden ongestraft liet blijven, Hij ze gestraft heeft met de bittere en smadelijke dood des kruises aan Zijn eigen lieve Zoon. Hij liet de straf niet achterwege, maar rekende die af met Zijn Zoon. Op Paasmorgen, als Jezus is opgestaan uit het graf in de hof van Jozef van Arimathea, dan heeft de opgestane Levensvorst de kwitantie in de hand dat alles is betaald. Alles, alles is voldaan! Dat heeft God nu gedaan voor Zijn volk. Wat is het toch nodig dat de catechismus in het onderwijs alle zijpaden en uitvluchten afsnijdt, om ons te brengen bij die enige weg die er ten leven is. Jezus zegt het Zelf: Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij (Joh.14:6). Hij is dat geworden door dat diepe pad van Gods rechtvaardigheid te gaan en de straf te dragen en de ongerechtigheid te verzoenen. In dat kruis van Christus op Golgotha schitteren al de deugden van God. Daar zijn al de stralen van Gods deugden als in een brandpunt samengekomen. Zijn heiligheid, Zijn gerechtigheid, Zijn wijsheid, Zijn eeuwige liefde waarmee Hij de wereld liefheeft. Die is zo groot, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, tot behoud van allen die in Hem geloven. Daar is Zijn barmhartigheid, die Hij betonen zal aan duizenden dergenen die Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden. Op Golgotha zijn al de stralen van Gods deugden als in een brandpunt samengekomen. Daar heeft God Zijn recht verheerlijkt. Nu kan een verloren mens, die zegt: Ik ben Uw gramschap dubbel waardig, nog gezaligd worden, om niet, door de Heere Jezus Christus. Dat is de boodschap van het eeuwig evangelie, dat het nu Jezus alleen is. Nu gaat het om het wonder van die boodschap. Hebt u dat grote wonder, die boodschap uit het Woord van God verstaan? Is dat voor u een wonder geworden? Of zegt u: Het moet altijd maar Jezus zijn? Dan weet u trouwens ook niet eens hoe groot die Persoon is, over Wie het gaat. Als u daar smalend over spreekt, dan bekladt u de Naam van Hem, Die uit eeuwige liefde Zichzelf gegeven heeft tot een verzoening voor de zonde. Zult u daaraan denken en niet meepraten met allerlei mensen die daar zo verkeerd over spreken? Zult u er aan denken dat er maar één Weg is en dat Hij die Weg is? www.prekenweb.nl 9/10

Als u Hem niet vindt, is het voor eeuwig verloren. Dan zal het u eeuwig berouwen; wel van de Naam van Jezus te hebben gehoord, maar nooit de genade en de heerlijkheid van Jezus te hebben willen zien. Dat zult u bewenen tot in der eeuwigheid. Dan zal de Heere zeggen: Er was plaats onder Mijn vleugelen. Hoe menigmaal heb Ik u bijeen willen vergaderen, gelijk een hen haar kiekens, maar gij hebt niet gewild. O, wat zal het dan vreselijk zijn Hem te ontmoeten! Híer Hem ontmoeten, dat is een blik werpen in de oceaan van liefde, waarin God Zichzelf heeft geopenbaard. Maar als we Hem stráks ontmoeten, dan zal Hij zijn als een beer die van jongen beroofd is, staat er in de Schrift. Dan zal de toorn van God en van het Lam vreselijk zijn. Dan ware het beter geweest dat u nooit van Hem zou hebben gehoord, dan wel van Hem gehoord te hebben maar u nooit voor Hem te hebben neergebogen. Vlied dan de toekomende toorn! Dat is een ernstige, dringende boodschap voor nu. Er is maar één plek waar u terecht kunt. Dat is bij de Heere Jezus alleen. Dat is de prediking die ik u breng. En een andere zal en mag ik u niet brengen. O, buig dan uw knieën! Wat ik u bidden mag: laat u met God verzoenen! Oud en jong, kinderen en ouden van dagen, vaders en moeders, de Heere geve u dat u vandaag nog de knie mag buigen voor Hem. Hij is zo n gewillige Zaligmaker! Sus u niet in slaap met de gedachte dat God nog wel barmhartig zal zijn. Dat is Hij alleen in Hem, van Wie Hij heeft gezegd: Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden (Ps.2:12). Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op uit de doden, en Christus zal over u lichten (Ef.5:14. Dat is de boodschap uit deze vierde Zondag, waarin elk zijpad werd afgewezen en waarin alleen werd heen gewezen naar de weg van voldoening van het recht van God in Christus Jezus. Amen. Slotzang: Psalm 89:13 Ik zal de heerschappij doen duren bij zijn zaad, Zolang de hemel zelf op vaste pijlers staat. Maar zo zijn kinders ooit Mijn zuiv re wet verlaten; Zo t richtsnoer van Mijn recht ter reeg ling niet kan baten, Zo zij ontheiligen, wat Ik heb voorgeschreven, Dan mogen zij gewis voor Mijne straffen beven. Deze preek is eerder gepubliceerd in De Heidelbergse Catechismus van ds. D. Rietdijk en ds. C.G. Vreugdenhil (Kerkenraad Geref. Gem. Rotterdam-Zuidwijk, 2012). www.prekenweb.nl 10/10