Bronstijdboeren in West-Friesland *

Vergelijkbare documenten
De resultaten van het archeologisch onderzoek van Bovenkarspel-Het Valkje zijn

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Bijlage 3. Vrijstellingen

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Enkhuizen - Haling 13

Erfgenamenweg 14, De Elshof Michael Klomp

Adviesdocument ten behoeve van selectiebesluit archeologie Oosterdalfsen, gemeente Dalfsen. Notitie TML520

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

EEN CULTUURLANDSCHAP UIT DE BRONSTIJD

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

memo Locatiegegevens: Inleiding

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Opmeer, Hoogwoud-Oost rapport 401

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

De Limfa zat er niet voor niets

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Definitieve opgraving (DO) Elst-Het Bosje (gem. Rhenen)

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek P. Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan.

Van graven in de prehistorie en dingen die voorbijgaan

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

.txl. Advies: - Noordelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) - Zuidelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos)

Afbeelding 1. De ligging van plangebied Kadijkweg te Lutjebroek (zwarte stippellijn).

Inventariserend Veldonderzoek (IVO) Opperdoes-Kluiten-Zuid. Peter Jongste, Sebastiaan Knippenberg

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

OPENBAAR Adviseur: L. van de Geijn (VROM, tst. 832) Portefeuillehouder: E.M. Timmers - van Klink INFORMATIENOTA

MAAIKE GROOT ARCHEOLOGISCH CENTRUM VRIJE UNIVERSITEIT-HENDRIK BRUNSTING STICHTING

Gageldijk. GAG: Archeologische begeleiding rond de aanleg van een fietsviaduct aan de Gageldijk, gemeente Utrecht. Basisrapportage Archeologie 109

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Adres: Derringmoerweg 7 Plaats: Arnemuiden Gemeente: Middelburg eventueel (centrum)coördinaat (en):

Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse

Archeologische onderzoek in "Het Bosje" Een opgraving en aanvullend proefsleuvenonderzoek in het plangebied Elst - Het Bosje (Gemeente Rhenen)

CLEMENT CATELINE, PEDE RUBEN, CHERRETTÉ BART. Het Domein Mesen: een historische kern te Lede (O.-Vl.)

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

Rond en groen De piramiden van Ronse

Graven op het tracé van de rondweg

RoelBrandt. stichting. Jaar bericht

Bijlage 11 Archeologisch onderzoek

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Kampen Reevediep R.C.A. Geerts (ADC ArcheoProjecten)

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

Pottenbakkersovens in Landgraaf

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding

BAAC do 17/09/ :37Update: do 17/09/ :12 Gianni Paelinck, Pieterjan Huyghebaert, Joost Van Liefferinge Persinfo

Adres: Derringmoerweg Plaats: Arnemuiden Gemeente: Middelburg

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen

B i j l a g e 5. A r c h e o l o g i s c h e q u i c k s c a n

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK A436 EKEREN-OORDERSEWEG

Meta uit Meteren. Archeologen graven het skelet van Meta op. Foto: ADC Archeoprojecten / Hazenberg Archeologie. Restaurator Floris Reijnen aan het

Rotterdamseweg 202 in Delft

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Advies Archeologische Monumentenzorg 2013 nr. 83

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

Intern Rapport Archeologische opvolging van de aardgasvervoerleiding DN200 Wuustwezel - Hoogstraten / DN250 Wuustwezel. Kaat DE LANGHE.

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand)

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Uitbreiding woonzorgcentrum Meredal, Erpe-Mere, Vijverstraat 38, Oost-Vlaanderen

Archeologische Quickscan

De presentatie rond de trap

Archeologische Quickscan

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

4 Archeologisch onderzoek

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11

ADDENDUM 10. Werkput 5

VERSLAGEN VAN WERKZAAMHEDEN

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t

Transcriptie:

Bronstijdboeren in West-Friesland * WOUTER ROESSINGH In 1942 onderzocht archeoloog A.E. van Giffen enkele bronstijdgrafheuvels in Zwaagdijk. In 1944 publiceerde hij hierover in jaargang 17 van West-Frieslands Oud & Nieuw. 1 Vanaf dat moment zijn er in de jaarboeken regelmatig publicaties over de West-Friese Bronstijd verschenen. Totdat het lange tijd stil werd. De ruilverkavelingen in de jaren zeventig van de vorige eeuw resulteerden in grootschalig archeologisch nederzettingsonderzoek, zoals in Bovenkarspel, Hoogkarspel en Andijk. Publicaties daarover zijn in de jaarboeken van het Westfries Genootschap terug te vinden. Na deze onderzoeken is het op archeologisch vlak echter lange tijd stil geweest in West-Friesland. Enerzijds had dit te maken met het geringe aantal grote bodemingrepen, anderzijds verschoven de onderzoeksthema s zich naar andere gebieden en perioden. Verdrag van Malta In 1992 tekende Nederland het Verdrag van Malta, dat op Europees niveau de omgang met het archeologisch erfgoed regelt. Uitgangspunt van het verdrag is het streven naar behoud van archeologische resten in de bodem. Als bij de ruimtelijke ontwikkeling planaanpassing niet mogelijk is, dienen deze resten door middel van een onderzoek te worden veiliggesteld. Deze wetgeving heeft geresulteerd in een enorme toename van het archeologisch onderzoek, zo ook 1. Locatie van het onderzoeksgebied Enkhuizen-Kadijken. in West-Friesland. In 2007 en 2009 zijn in het plangebied Kadijken ten noordwesten van de stad Enkhuizen grote opgravingen uitgevoerd, over een totale oppervlakte van zes hectare (afbeelding 1). Dit artikel geeft een overzicht van de resultaten van dit onderzoek. * De auteur is seniorarcheoloog bij ADC ArcheoProjecten te Amersfoort 1 Van Giffen 1944. 15

Deze zijn bijzonder te noemen. Niet alleen vanwege het grootschalige karakter van het onderzoek, maar ook vanwege veel nieuwe inzichten en enkele spectaculaire vondsten. Dit geeft een nieuwe impuls aan het bronstijdonderzoek in West-Friesland en zet de regio daarmee (opnieuw) op de kaart. Tientallen grafheuvels Het was al bekend dat in de Bronstijd een groot deel van oostelijk West-Friesland werd bewoond. Vele tientallen grafheuvels waren tot enkele decennia geleden nog in het landschap zichtbaar. Vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw werd een aantal heuvels door archeologen onderzocht. De interesse in de bronstijdbewoning ontstond pas echt in de jaren zeventig, toen een grootschalige ruilverkaveling het gebied letterlijk op zijn kop zette. De ruilverkaveling moest van dit deel van West-Friesland een efficiënt landbouwgebied maken, met goede ontwatering en een goede bereikbaarheid. De ruilverkaveling zorgde ervoor dat complete nederzettingsterreinen en grafheuvels werden vernietigd, maar hier zat ook een keerzijde aan. De bodemingrepen boden een unieke gelegenheid voor archeologen om grote gebieden vlakdekkend te onderzoeken. Er werd een reeks archeologische onderzoeken gestart. Vooral bekend is Bovenkarspel-Het Valkje, waar ongeveer achttien hectare is onderzocht. 2 Daar zijn ongeveer 60 huisplaatsen aangetroffen. Onderzoeken in Hoogkarspel en Andijk hebben ook fraaie resultaten opgeleverd. Helaas is over geen van deze opgravingen een volledig verslag gepubliceerd. Het landschap Aan het begin van het Holoceen waterden de IJssel en Vecht af via een groot dal dat min of meer liep via de lijn Emmeloord-Bergen. Als gevolg van de opwarming van het klimaat aan het begin van het Holoceen smolt wereldwijd het aanwezige landijs en steeg de zeespiegel. Deze stijging verliep snel en de zee kon via het dal van de IJssel en Vecht diep het achterland binnendringen. Op deze manier ontstond een uitgestrekt wad/kwelderlandschap in West-Friesland. Tussen 3400 en 2800 v. Chr. sloot de kust zich grotendeels, maar bij Bergen bleef een nauwe opening over. Vanaf die tijd liepen enkele grote getijdengeulen het achterland in. Deze geulen brachten zeewater het achterland in, maar voerden daarnaast ook het water van de IJssel en Vecht af. Hierdoor ontstond een complex systeem van grote en kleine kreken. 2 IJzereef & Van Regteren Altena 1991. 16

Door het vrijwel volledig sluiten van de kust, met uitzondering van het Zeegat bij Bergen, brak in het sedimentatiepatroon van het achterland een periode van relatieve rust aan. De geulpatronen stabiliseerden zich en er ontstonden binnen West-Friesland twee grote geulsystemen: een noordelijk en een zuidelijk systeem. Rond 2800 v. Chr. raakte het noordelijke min of meer buiten gebruik, de afwatering vond vanaf dat moment vooral via het zuidelijke systeem plaats. Dat verloor rond 1400 v. Chr. ook zijn functie, toen het Zeegat van Bergen zich sloot. De vindplaats in Enkhuizen bevindt zich op kreekafzettingen die deel uitmaakten van dit zuidelijke systeem. Uitgestrekt veengebied Doordat de IJssel en de Vecht niet meer konden afwateren via het Zeegat van Bergen, ontstonden in de voormalige Zuiderzee enkele meren. Daarnaast steeg de grondwaterspiegel snel, waardoor zich een uitgestrekt veengebied vormde. 3 Tegen het einde van de Late Bronstijd (omstreeks 800 v. Chr.) was het in het grootste deel van West-Friesland te nat om te wonen en vertrok men naar hogere delen (vermoedelijk naar de duinstreek en het Gooi). In het kader van de ruilverkaveling is de ondergrond van West-Friesland door Ente in kaart gebracht. 4 Als gevolg van ontwatering van het gebied waarbij klink optrad, zijn de zandige kreken minder ingeklonken dan de omliggende zavelige en kleiige afzettingen. Deze inversie of omkering van het landschap heeft ertoe geleid dat de kreken als kleine ruggen (kreekruggen) in het landschap aanwezig zijn. De kreekruggen van West-Friesland bleken vanaf de Midden-Bronstijd zeer geschikte bewoningslocaties te zijn. Het complexe krekensysteem is op de kaart van Ente goed te zien (afbeelding 2). Onderzoek in Enkhuizen-Kadijken Het plangebied Kadijken bevindt zich ten noordwesten van Enkhuizen, ongeveer 1,5 km ten oosten van de opgravingen in Bovenkarspel. Op afbeelding 2 is te zien dat het onderzoeksgebied buiten de brede kreekrug ligt, in een relatief laag gelegen terrein met weinig ruggen. De kans was groot dat de ruilverkaveling ook dit deel van West-Friesland volledig op zijn kop had gezet. Kortom, de archeologische verwachting was hier laag. Om de mate van verstoring vast te stellen, werd in 2006 een booronderzoek uitgevoerd. 5 Dit wees uit dat de bodem in het grootste deel van het plangebied nog intact was. Daarnaast werden tijdens het veldbezoek 3 De Mulder & Bosch 1982. 4 Ente 1963. 5 Lohof 2005; Van Zijverden 2006. 17

bronstijdscherven gevonden en ook nog bronstijdgreppels in een pas gegraven slootkant waargenomen. Naar aanleiding van de resultaten van het booronderzoek is een archeologische begeleiding en proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in 2006 en 2007. 6 Dat leverde vondsten en goed geconserveerde sporen op uit de Bronstijd. 2. Onderzoeksgebied met de door Ente gekarteerde zandige gronden (naar Ente 1963). Goed geconserveerd De bouwplannen in een deel van het onderzoeksgebied waren al zover gevorderd dat werd besloten om daar dan maar een kleine opgraving uit te voeren. Dit gebeurde in januari 2007. Helaas kon het gebied niet vlakdekkend worden onderzocht, omdat grote delen ervan door de aanleg van wegen en een sloot waren verstoord. In elke werkput bevonden zich goed geconserveerde bronstijdsporen. Er werden vooral veel greppels en kleine ronde structuren (kuilenkransen en kringgreppels) aangetroffen. De locatie van huiserven kon niet worden vastgesteld. Ondanks het versnipperde karakter van de opgraving werd al snel duidelijk dat het hele gebied Kadijken een hoge archeologische potentie had. De resultaten van het vooronderzoek en de kleine opgraving leidden ertoe dat het veel grotere naastgelegen terrein (Kadijken-5B) als archeologisch behoudenswaardig werd bestempeld. Behoud in situ (de archeologische vindplaats ter plaatse bewaren) bleek niet mogelijk en besloten werd het terrein door middel van een vlakdekkende opgraving te onderzoeken. 6 Roessingh & Van Zijverden 2007. 18

Resultaten van de opgraving In de eerste maanden van 2009 werd Kadijken-5B onderzocht. Naar aanleiding van de resultaten van het vooronderzoek was de verwachting ten aanzien van het aantreffen van complete huiserven gering. Het plangebied bevond zich in een relatief laaggelegen kwelderterrein en niet op een hoge kreekrug, waarvan we weten dat ze in de Bronstijd een grote bevolkingsdichtheid kenden. Dat waren dan ook de plaatsen waarop veel eerder onderzoek zich richtte. Hoe het gebied buiten deze kreekruggen in de Bronstijd was ingericht, is minder bekend. We verwachtten het buitengebied van een nederzettingsterrein aan te treffen, met voornamelijk greppels, kuilen en ronde structuren. Groot was dan ook de verrassing dat het onderzoeksgebied zich precies midden in een nederzettingsterrein uit de Midden-Bronstijd bevond, inclusief huizen, bijgebouwen, greppels en zelfs een grafheuvel. 3. Overzicht van de belangrijkste structuren die tijdens het onderzoek zijn aangetroffen. 19

Verspreid over het gebied zijn twaalf huisplaatsen aangetroffen (afbeelding 3). De meeste in het noordelijke deel, waar zeven huizen op een oostwest-lijn zijn gevonden. Het gebied direct ten oosten van deze rij is tijdens het onderzoek in 2007 onderzocht en leverde geen huizen op. In het centrale en zuidelijke deel van het onderzoeksgebied bevinden zich twee huizenparen. Een laatste huisplaats is aangetroffen tussen enkele recente sloten in het zuidwesten van het terrein. Kenmerkend voor de huizenbouw is dat er geen grote verschillen in de hoofdconstructie bestaan. De plattegronden hebben allemaal een driebeukige indeling met aan de korte zijden een ingang, meestal herkenbaar aan de buitenste stijlparen die dichter op elkaar zijn geplaatst. De onderlinge afstand tussen de binnenstijlparen bedraagt drie meter en de binnenstijlen staan twee meter uit elkaar. In het westen van veel plattegronden staan tussen de stijlparen nog enkele stijlen. De functie van deze paalconfiguratie is onbekend. Gedacht kan worden aan ondersteuning van een vliering, palen rond een haardplaats of palen van een weefgetouw. Huisgreppels Alle huizen zijn omgeven door een huisgreppel (afbeelding 4). We veronderstellen dat voorafgaand aan de bouw van het huis de greppel werd gegraven voor een goede ontwatering. De grond die daarbij vrijkwam deponeerde men tussen de greppels, zodat een verhoogd plateau ontstond. 4. Een huisplattegrond met huisgreppel en binnenindeling in het westen. 5. De meerfasige huisplaats. 20

Hierop werd vervolgens het huis gebouwd, waarbij de wanden vermoedelijk uit plaggen bestonden. De plattegronden van Enkhuizen hebben een breedte van zes tot zeven meter en een lengte variërend van zestien tot 22 meter. De exacte afmetingen kunnen niet worden bepaald, omdat sporen van de wand niet bewaard zijn gebleven. 6. De oversnijdende huisgreppels van de meerfasige huisplaats. Bijna alle boerderijen zijn éénfasig. Alleen de huisplaats in de zuidoosthoek van het onderzoeksgebied heeft minimaal drie fasen gekend (afbeelding 5 en 6). De vorm en richting van de greppels rond de boerderij vormen meestal het beste aanknopingspunt om de individuele boerderijen en erven in de veelheid van sporen te herkennen. De boerderijen van Bovenkarspel waren erg plaatsvast en kenden dus vaak meerdere fasen. Verbouwing en verplaatsing op eenzelfde locatie lijken daar eerder regel dan uitzondering te zijn geweest. Vrijwel alle huizen van Enkhuizen kunnen in de tweede helft van de Midden-Bronstijd (ca. 1400-1200 v. Chr.) worden gedateerd. Er zijn twee huizen die hiervan afwijken. Huis 2 in het noordwesten heeft de oudste datering opgeleverd (ca. 1500-1400 v. Chr.) en huis 5 in het noorden de jongste (ca. 1200-1000 v. Chr.). Ronde structuren Rondom de huisplaatsen bevinden zich bijna 250 kleine ronde structuren, die vermoedelijk met de opslag van de oogst verband houden. De meerderheid bestaat uit zogenaamde kuilenkransen, ronde structuren met een 21

diameter van gemiddeld vier meter die bestaan uit een configuratie van kuilen (afbeelding 7 en 8). Daarnaast komen ook veel kleine ronde kringgreppels en enkele halfronde, ovale, achtvormige en klaverblad-vormige structuren voor. 7. Detail van een cluster kuilenkransen en kringgreppels. 8. Veldwerk in een cluster ronde structuren. 22

De exacte functie en constructie van deze ronde structuren staat nog steeds ter discussie. Paalgaten ontbreken in de kuilen, zodat van de verwarrende term palenkransen is afgestapt. De functie van graanopslag (graanmijten voor het drogen van de schoven) lijkt het meest voor de hand te liggen. Het onderzoek van Buurman naar de macrobotanische resten in een kuilenkrans in Bovenkarspel heeft een grote hoeveelheid verkoolde granen opgeleverd wat kan wijzen op een functie als graanopslag, mede omdat op de West-Friese bronstijdvindplaatsen de typische spiekers die elders in Nederland veelvuldig worden aangetroffen, ontbreken. 7 De vondst van zoveel verkoolde granen is echter een toevalstreffer, want onderzoek van vele andere kuilenkransen en kringgreppels leverde nauwelijks macrobotanische resten op. Hoe de constructie van de kuilenkransen eruit heeft gezien, is nog een raadsel. Is de grond uit de kuilen gebruikt om een klein plateau te maken, waarop de oogst werd opgetast? Wat is het verschil tussen de kuilenkransen en de kringgreppels? Bakker heeft zich intensief met dit probleem beziggehouden en hij meent dat de kuilenkransen kunnen worden geïnterpreteerd als korenmijten. 8 Een andere idee is dat de ronde structuren mesthopen afbakenen. 9 In Enkhuizen is het fosfaatgehalte in de bodem binnen een kuilenkrans gemeten en vergeleken met het fosfaatgehalte buiten de krans. Dit leverde echter geen verschillende waarden op, waaruit kan worden geconcludeerd dat de kransen vermoedelijk niet met mestopslag te maken hebben. Uitzonderlijk veel Het onderzoek in Enkhuizen heeft uitzonderlijk veel kuilenkransen en kringgreppels opgeleverd. Zowel in de directe nabijheid van huiserven als op de meer lege zones komen de ronde structuren veelvuldig voor. Helaas is er in de sporen van de ronde structuren nauwelijks materiaal gevonden. Op basis van de geringe hoeveelheid aardewerkscherven en de oversnijdingen met andere sporen lijken de structuren in de tweede helft van de Midden Bronstijd te dateren (ca. 1400-1000 v. Chr.). Vele bronstijdgreppels doorsnijden het onderzoeksgebied. De meeste kunnen worden geïnterpreteerd als perceelsgreppels die ook een afwaterende functie hebben gehad. Rond alle huisplaatsen zijn erfgreppels gegraven die een oppervlakte begrenzen van ca. vijftig bij vijftig meter. 7 Buurman 1979. 8 Bakker 2004. 9 IJzereef 1981. 23

Het verloop ervan levert belangrijke informatie op over de fasering van de erven en het gebruik van het nederzettingsterrein. Het geheel van huiserven en erfgreppels doet vermoeden dat sprake was van een gestructureerd ingericht landschap. Huiserven en akkerpercelen werden in blokken verdeeld door de greppels, waardoor een langgerekte (oost-west) indeling van het landschap ontstond. Vermoedelijk werden de huizen op de iets hoger gelegen smalle kreekruggen (die ten noorden van Enkhuizen ook oost-west georiënteerd zijn) gebouwd, met als gevolg een soort lintbebouwing. 9. De dwarsdoorsnede van een waterput. Waterputten In veel greppels zijn waterputten geslagen. Tijdens het onderzoek zijn er bijna negentig aangetroffen (afbeelding 9). Ze komen verspreid voor met een concentratie in het noordelijke deel. Dit grote aantal is opmerkelijk. Blijkbaar was er in de nabijheid van de boerderijen weinig (schoon) drinkwater voorhanden. De waterputten hebben een steile putschacht met een diepte variërend van één tot vier meter onder het sporenvlak. In geen enkele put is een beschoeiing aangetroffen. Blijkbaar bood de West-Friese klei voldoende stabiliteit. Het erf en bijbehorend landbouwareaal bakende men niet alleen af met greppels, ook werden hekwerken geplaatst. Hiervan resteren vele tientallen meters rijen van houten staken. De oriëntatie van de stakenrijen is vaak gelijk met die van de nabijgelegen greppels. Eén van de conclusies uit het onderzoek van Bovenkarspel is dat het West-Friese landschap in de Bronstijd vrijwel boomloos was. Dit komt ook uit het macrobotanisch onderzoek naar voren. De vele hekwerken die in Enkhuizen zijn aangetroffen doen echter vermoeden dat aan bomen in de regio geen gebrek was. Ook de honderden huizen die zijn opgegraven in West-Friesland zullen vermoedelijk zijn gebouwd met hout dat lokaal voorhanden was. In enkele diepe kuilen en waterputten in Enkhuizen zijn stukken hout aangetroffen. Hoewel voornamelijk afkomstig van els en wilg, is eik met zes van de 35 determineerbare stukken ook goed vertegenwoordigd. De 24

botten van bevers die in Bovenkarspel en Enkhuizen zijn gevonden, lijken er eveneens op te wijzen dat het landschap niet zo boomloos was als altijd is gedacht. Ringsloot Ongeveer halverwege het onderzoeksgebied is de ringsloot van een grafheuvel gevonden. De randstructuur is vooral typisch voor het eerste deel van de Midden-Bronstijd. Helaas kon slechts de helft van het grafmonument worden onderzocht. De andere helft ging verloren bij de aanleg van een recente sloot. Het heuvellichaam is niet meer bewaard gebleven. Binnen de ringsloot is de onderkant van een grafkuil aangetroffen, met daarin de skeletresten van een jonge man. De meeste sporen rond de grafheuvel lijken deze te respecteren. Mogelijk betreft het een zogenaamd stichtersgraf, waaromheen de nederzetting zich heeft ontwikkeld. Het 14 C-onderzoek (koolstof-14 methode) naar een stuk runderbot uit de ringsloot bevestigt een vroege datering (1600-1400 v. Chr.). Een stuk dijbeen van het skelet is gedateerd in de periode 1200-1000 v. Chr. Waarschijnlijk is het skelet een latere bijzetting in de oude grafheuvel geweest. Het vondstmateriaal Tijdens het onderzoek zijn ruim 15.000 vondsten geborgen. Het grootste deel ervan betreft dierlijk botmateriaal, waarbij rundveebotten in aantal en gewicht domineren. Rundvlees vormde duidelijk de belangrijkste bron van dierlijk eiwit. Opvallend is dat het zwaartepunt van de slacht bij oudere dieren lag; ruim driekwart van de runderen werd ouder dan 3½-4 jaar. Dit duidt waarschijnlijk op een groter belang van vleesproductie en een grotere behoefte aan trekkracht. Behalve runderbotten zijn ook enkele resten van schaap, geit, varken, paard en hond gevonden, evenals zelfs enkele overblijfselen van wilde zoogdieren: wild zwijn, edelhert, bever, eland en bruine beer! Resten van eland en bruine beer zijn behoorlijk zeldzaam in prehistorische context. Van bruine beren worden soms nog resten van tanden of teenkoten gevonden. Deze kunnen aan huiden vast hebben gezeten en zodoende via handel in nederzettingen terecht zijn gekomen. Het in Enkhuizen gevonden bot is echter een fors stuk van een dijbeen. Op het bot zijn tevens vraat- en snijsporen aangetroffen. De snijsporen zijn een aanwijzing dat het vlees van het bot is gesneden. Eenden en ganzen Het zeven van de vullingen van huisgreppels en andere vondstrijke sporen heeft een grote hoeveelheid klein dierlijk botmateriaal opgeleverd. Wat 25

betreft vogels zijn overblijfselen van diverse eenden en ganzen gevonden, evenals resten van havik, houtsnip, kemphaan en een lijster. In de meer dan 3.000 visresten zijn brasem, meerval, snoek, paling en baars vastgesteld. Het onderzoek heeft ca. 3.000 aardewerkscherven uit de Bronstijd opgeleverd. Dit aardewerk behoort tot de Hoogkarspel-typologie en bestaat uit Hoogkarspel-oud en Hoogkarspel-jong aardewerk. 10 De eerste groep wordt in de Midden-Bronstijd gedateerd (ca. 1600-1100 v. Chr.) en bestaat hoofdzakelijk uit dikwandige ton- en emmervormen met grove magering (afbeelding 10). 10. Detail van Hoogkarspel-oud aardewerk. Het Hoogkarspel-jong aardewerk bestaat voornamelijk uit dunwandige ton- en dubbelconische vormen en is te dateren in de Late Bronstijd (ca. 1100-800 v. Chr.) (afbeelding 11). Dit aardewerk beslaat een uitgebreide reeks vormen, zoals ton- en emmervormen, schalen, bakjes en miniatuurpotjes. Ook behoren keramische objecten tot deze aardewerkgroep, zoals lepeltjes, napjes, aardewerk schijven en conische voorwerpen (afbeelding 12). 11. Grote versierde tweeledige pot met stafband van Hoogkarspel-jong aardewerk. Potten Beide aardewerkgroepen zijn in aantal gelijk vertegenwoordigd in Enkhuizen. Een groot verschil zit in de verspreiding. Het Hoogkarspel-oud komt in het hele onderzoeksgebied voor en is afkomstig uit de meeste structuren. 10 Brandt 1988. 26

12. Lepel, miniatuurpotje en aardewerk schijf. Het Hoogkarspel-jong is uit slechts drie contexten afkomstig (greppelsystemen). In één van deze greppels is bijna al het aardewerk gevonden. Dit aardewerkassemblage bevat vele tientallen individuele potten. Het lijkt er op dat men in de Late Bronstijd over veel meer aardewerk beschikte dan in de voorgaande periode. Versiering komt op het Hoogkarspel-jong nauwelijks voor, wat een aanwijzing is dat dit aardewerk in de laatste fase van de Late Bronstijd thuishoort (ca. 950-800 v. Chr.). Een 14 C-datering van een monster uit de bewuste greppel bevestigt dit (900-800 v. Chr.). Het onderscheid tussen beide aardewerkgroepen is zeer groot. Afgezien van een betere baktechniek kwam er met het Hoogkarspel-jong ook een hele nieuwe reeks vormen op. Dit is een aanwijzing dat de West-Friese bronstijdbewoners overstapten op andere eetgewoonten. Een interessante vraag is wanneer het Hoogkarspel-jong aardewerk exact zijn intrede deed en hoe we ons deze overgang moeten voorstellen. Het lijkt erop dat het verbeteren van de bakwijze en het vervaardigen van een meer uitgebreid servies vrij plotseling gebeurde. Het is vooralsnog onduidelijk of deze techniek was aangeleerd en of contacten met andere streken hiertoe hebben bijgedragen. Het is verleidelijk deze veranderingen aan een nieuwe groep mensen te koppelen. Binnen het Hoogkarspel-jong komen echter nog steeds de klassieke ton- en emmervormen voor en in de huizenbouw zien we ook niet veel veranderingen. 27

Verdrongen? Heeft het Hoogkarspel-jong het Hoogkarspel-oud plotseling verdrongen, of kwamen beide groepen nog geruime tijd samen voor en heeft de overgang meer geleidelijk plaatsgevonden? Twee van de drie contexten met Hoogkarspel-jong aardewerk zijn met 14 C-onderzoek gedateerd; 1000-800 v. Chr. en 900-800 v. Chr. Vrijwel alle contexten met Hoogkarspel-oud aardewerk zijn gedateerd in de periode 1400-1200 v. Chr. Ook het aardewerk uit het jongste huis (HS05, 1200-1000 v. Chr.) behoort tot de Hoogkarspel-oud groep. In Enkhuizen zal het Hoogkarspel-jong aardewerk vermoedelijk rond 900 v. Chr. zijn intrede hebben gedaan. Bij het onderzoek van enkele waterputten kwamen vier houten planken tevoorschijn. Opvallend zijn de in de planken gemaakte gaten. Eén plank is aan een zijde secundair aangepunt (afbeelding 13). Het is onbekend wat de functie van de planken was. Mogelijk maakten ze onderdeel uit van de constructie van een boerderij of van het huisraad. In de laatste week van de opgraving werd nog een spectaculaire vondst gedaan. Onderin een diepe kuil bevond zich een visfuik met een lengte van 13. Aangepunte houten plank met gaten. 28

130 centimeter en een breedte van veertig centimeter (afbeelding 14). De fuik bestaat uit tenen van wilg die dicht op elkaar gehouden worden door windingen van touw. De fuik is vrijwel compleet op de inkeling (soort korte trechter) na. Deze werd aan de voorzijde in de vangkamer geschoven en vastgezet. Met de fuik is vermoedelijk op paling gevist. Een deel van een wilgenteen is met 14 C-onderzoek in de periode 1400-1200 v. Chr. gedateerd. Dit is de eerste fuik uit de Midden-Bronstijd die in Nederland is gevonden. De uitstekende staat van de fuik maakt het mogelijk deze goed te conserveren. Daarna kan de fuik halverwege 2011 beschikbaar komen voor expositie. Datering en fasering van de nederzetting Voor de datering van de nederzetting zijn we aangewezen op het vondstmateriaal, 14 C-onderzoek en typologische kenmerken van de structuren. Daarnaast helpen oversnijdingen van grondsporen bij het vaststellen van een fasering. Het aardewerk, dat voornamelijk tot de Hoogkarspel-oud typologie behoort, dateert het grootse deel van de nederzetting in de Midden-Bronstijd (1600-1100 v. Chr.). In een drietal greppels is een grote hoeveelheid Hoogkarspel-jong aardewerk aangetroffen uit de Late Bronstijd (1000-800 v. Chr.). Er zijn in totaal 23 monsters gedateerd met behulp van 14 C-onderzoek. Deze zijn afkomstig uit de belangrijkste structuren en dateren vrijwel allemaal in de tweede helft van de Midden-Bronstijd (1400-1200 v. Chr.). De oudste dateringen zijn afkomstig uit de ringsloot van de grafheuvel (1600-1400 v. Chr.) en een paalkuil van huis 2 (1500-1400 v. Chr.). De jongste dateringen zijn afkomstig uit een paal van huis 5 en van de na-bijzetting in de grafheuvel (1200-1000 v. Chr.). De drie greppelsystemen met Hoogkarspel-jong aardewerk dateren vermoedelijk rond 900 v. Chr. Het onderzoek in Andijk en Bovenkarspel heeft aangetoond dat de vorm van de huisgreppels tijdsbepalend kan zijn. In een nog ongepubliceerd manuscript onderscheidt IJzereef voor de relatieve chronologie drie varianten. 11 Deze chronologie is hoofdzakelijk gebaseerd op oversnijdingen. Bij de vroegste huizen bevindt de smalle huisgreppel zich vlak langs de lange wanden wat impliceert dat het hemelwater via het dak gelijk in de greppel terecht kwam. De greppelstructuur buigt om de plattegrond heen en heeft een ovale vorm. Aan de korte zijde van de plattegrond (ter hoogte van de ingang) is de greppel meestal onderbroken. 11 IJzereef in prep. 29

14. De visfuik in het veld, tijdens conservering en een reconstructie. (foto WoekMedia) 30

In enkele gevallen bevindt de greppel zich ononderbroken rond de plattegrond. Bij de latere huizen liggen de greppels verder van de plattegrond af. De greppelstructuur heeft ook steeds meer een rechthoekige vorm. Huisterpen In de laatste bewoningsfase werden de huisplattegronden op kunstmatige verhogingen (huisterpen) gebouwd. De diepe sloten die zijn gegraven om deze huisterpjes op te werpen, zijn de enige overblijfselen van een dergelijke huisplaats. Sporen van de huisplattegronden zijn door erosie en egalisatie van de terpjes in latere tijden verdwenen. Als we deze relatieve chronologie van IJzereef toepassen op de huisplattegronden van Enkhuizen, valt op dat vooral plattegronden van het vroegste type voorkomen. Bij de meeste is de huisgreppel aanwezig om vrijwel de gehele plattegrond. Meestal is deze in het midden van de korte zijde (ter hoogte van de ingang) onderbroken. De greppelstructuur is ovaal of rechthoekig van vorm. Er komen ook plattegronden voor waarbij de greppel alleen langs de lange zijden loopt. Bij sommige ligt de huisgreppel relatief ver van de plattegrond af. Naast de vorm van de huisgreppels wordt door IJzereef & Van Regteren Altena nog een chronologisch kenmerk van de huisplattegronden besproken. 12 Bij enkele plattegronden bevindt zich tussen de binnenstijlen in het westen een configuratie van stijlen, die mogelijk een slaap- of opslagzolder hebben ondersteund (afbeelding 4). Deze binnenconstructie komt volgens de onderzoekers vooral voor bij boerderijen uit de 12 e en 11 e v. Chr. Omdat het onderzoek van Bovenkarspel en Andijk niet is uitgewerkt, is het niet mogelijk om deze hypothesen te verifiëren. Huizen uit 1400-1200 v Chr. Vrijwel alle huizen in Enkhuizen dateren uit 1400-1200 v. Chr. In deze korte periode komen alle typen huisgreppels voor. De huizen met smalle rond afbuigende huisgreppels lijken de oudste te zijn. De binnenconstructie van stijlen in het westen van plattegronden zijn ook aanwezig bij een aantal huizen. Hierin is echter geen chronologie te herkennen. Op basis van vondstmateriaal, 14 C-onderzoek, typologische kenmerken en oversnijdingen kunnen voor de bronstijdvindplaats in Enkhuizen grofweg vier fasen worden onderscheiden. In de eerste fase (1600-1400 v. Chr.) is de grafheuvel aangelegd in een gebied waar nog weinig mensen woonden. 12 IJzereef & Van Regteren Altena 1991. 31

Aan het eind van deze fase (1500-1400 v. Chr.) werd in het noordwesten van het onderzoeksgebied een huis gebouwd. In een tweede fase (1400-1200 v. Chr.) zien we dat het onderzoeksgebied intensief werd bewoond. Men bouwde huizen in het noordelijke, het centrale en het zuidelijke deel. Kenmerkend voor deze fase zijn ook enkele diepe greppels die tot vele tientallen meters konden worden gevolgd. Deze greppels kunnen hebben gediend voor de afwatering van het terrein, maar ook als afscheiding tussen verschillende woonerven of landbouwgronden. Bouw in noorden In de derde fase (1200-1000 v. Chr.) zien we dat er in het noorden van het onderzoeksgebied een huis werd gebouwd. Mogelijk was in deze periode ook nog het jongste huis van het meerfasige huisplaats in het zuiden in gebruik. Wateroverlast kan er de oorzaak van zijn dat men het lage terrein verliet en verhuisde naar de hogere delen. In de vierde en laatste fase (1000-800 v. Chr.) werden er halverwege het terrein nog enkele greppels gegraven. Hetzelfde gebeurde in het noorden rond 900 v. Chr.: een drietal greppels, mogelijk het restant van terpsloten. Deze greppels bevinden zich op een flank van een hoger gelegen kreekrug, net buiten het onderzoeksgebied. De bewoning zou niet lang standhouden. Tussen 800 v. Chr. en de Vroege Middeleeuwen zijn er in heel West-Friesland nauwelijks aanwijzingen voor bewoning. In deze periode werd het gebied te nat en vertrokken de bewoners naar andere streken. Besluit Het onderzoek in Enkhuizen heeft veel nieuwe informatie opgeleverd over de bronstijdbewoning in West-Friesland. Uit de resultaten blijkt dat het bewoonde areaal een stuk groter is geweest dan werd aangenomen. Ook de lager gelegen kwelders van West-Friesland bleken geschikte locaties om te exploiteren. Hierdoor zullen de archeologische verwachtingskaarten van West-Friesland moeten worden aangepast. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was West-Friesland een walhalla voor archeologen. Vele hectares konden door de ruilverkaveling worden onderzocht. Na enkele (beknopte) publicaties is het een lange tijd stil gebleven. Een onderzoek als in Enkhuizen-Kadijken geeft het bronstijdonderzoek in West-Friesland een nieuwe impuls. Onlangs is een belangrijk onderzoeksproject van de Universiteit Leiden gehonoreerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Dit project met de titel Farmers of the coast. Coastal farming communities on the southern Nort Sea coast, 2000-800 BC gaat over de bronstijdgemeenschappen van West-Friesland. 32

Gedurende vier jaar krijgen onderzoekers de gelegenheid om het landschap, de nederzettingen, het boerenbedrijf en de regionale identiteit en rol in contacten met andere gemeenschappen te bestuderen. Dit zal resulteren in een nieuw samenhangend beeld van de bronstijdboeren aan de Noordzeekust, waarbij West-Friesland centraal zal staan. Amersfoort, januari 2011 Alle afbeeldingen zijn afkomstig van ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld. Literatuur Bakker, J.A. 2004. Kanttekeningen bij mijn publicaties en enige andere zaken. Baarn. Brandt, R.W. 1988. Aardewerk uit enkele bronstijdnederzettingen in West-Friesland. In J.H.F. Bloemers, (ed). Archeologie en oecologie van Holland tussen Rijn en Vlie (Studies in Prae- en Protohistorie 2). Assen: pp. 206-267. Buurman, J. 1979. Cereals in Circles Crop Processing Activities in Bronze Age Bovenkarspel (the Netherlands). Festschrift Maria Hopf, Archeo-Physika, 8, pp. 21-37. Ente, P.J. 1963. Een bodemkartering van het tuinbouwcentrum De Streek (Verslagen van landbouwkundige onderzoekingen; 68.16). Bennekom. Giffen, A.E. van, 1944: Grafheuvels te Zwaagdijk, gem. Wervershoof (N.-H.). West-Frieslands Oud en Nieuw 17, pp.121-231. Lohof, E. 2005. Bureauonderzoek Kadijken te Enkhuizen (ADC-rapport 525). Amersfoort. Roessingh, W. & W. van Zijverden 2007. Enkhuizen Kadijken. Een Archeologische Begeleiding en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven in het plangebied Kadijken, gemeente Enkhuizen (ADC-rapport 1013). Amersfoort. Mulder, E.F.J. de & J.H.A. Bosch 1982. Holocene stratigraphy, radiocarbon datings and palaeogeography of central and northern North-Holland (the Netherlands). Mededelingen Rijks Geologische Dienst 36, 3, pp. 111 160. Vries-Metz, W.H. de 1993. Luchtfoto-archeologie in oostelijk Westfriesland. Ph.D. thesis, Universiteit van Amsterdam. IJzereef, G.F. 1981. Bronze Age animal bones from Bovenkarspel. The excavation at Het Valkje (Nederlandse Oudheden 10). Amersfoort. IJzereef, G.J. & J.F. van Regteren Altena 1991. Nederzettingen uit de midden- en late bronstijd bij Andijk en Bovenkarspel. In H. Fokkens & N. Roymans (eds.). Nederzettingen uit de bronstijd en de vroege ijzertijd in de Lage Landen (Nederlandse Archeologische Rapporten 13), pp. 61-81. IJzereef, G.J., in prep. Bronze Age Settlements in West-Friesland. The excavations at Andijk, Bovenkarspel Het Valkje, and Bovenkarspel the Monument. Zijverden, W.K., van 2006. Enkhuizen Kadijken IVO-2. Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van boringen (ADC-rapport 584). Amersfoort. 33