Uittreksel uit het visitatierapport biowetenschappen, 18 december 2009 Het domeinspecifieke referentiekader academische gerichte bacheloropleiding Biowetenschappen, masteropleiding Biowetenschappen: landbouwkunde, masteropleiding Biowetenschappen: tuinbouwkunde, masteropleiding Biowetenschappen: voedingsindustrie 1.1 Inleiding Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure 1 aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk. 1.2 Domeinspecifieke competenties bachelor in de Biowetenschappen Gehanteerde input - referentiekaders van de opleidingen: bachelor in de Biowetenschappen Hogeschool Gent bachelor in de Biowetenschappen Katholieke Hogeschool Kempen - opleidingsprofiel kandidaat industrieel ingenieur in de landbouw en de biotechnologie 1 juli 1997 - opleidingsprofiel industrieel ingenieur in de landbouw en de biotechnologie (optie landbouw, tuinbouw, voedingsindustrieën) 1 juli 1997 - profiel van de Industrieel Ingenieur landbouw en biotechnologie juli 1996 - annexen bij het profiel van de industrieel ingenieur landbouw en biotechnologie juli 2002 - Dublin descriptoren Domeinspecifieke competenties De visitatiecommissie is zich bewust dat de afgestudeerde bachelor naast specifieke competenties eigen aan het domein ook algemene, algemeen-wetenschappelijke en wetenschappelijk-disciplinaire competenties dient te verwerven. Voor de formulering van de algemene, de algemeen-wetenschappelijke en de wetenschappelijkdisciplinaire competenties wordt verwezen naar het structuurdecreet van 2003. A. Gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties De academisch gerichte bachelor in de Biowetenschappen 1 De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie. 1
- Bezit een relevante wetenschappelijke kennis van chemie, fysica, wiskunde, statistiek en basisbiowetenschappen die hem in staat stelt om de levende materie en de gerelateerde processen te begrijpen. - Heeft kennis van en inzicht in de specifieke domeinen van de agro-voeding productieketen. - Heeft kennis van en inzicht in basis-ingenieurswetenschappen en methodieken die hem in staat stellen om de materie en relevante processen te onderzoeken. - Is in staat om de (bio)technologische kennis toe te passen in de diverse productieprocessen, kwaliteitscontrole, voorlichting en onderzoek in de gerelateerde werkvelden. - Is in staat de problemen met betrekking tot plantaardige en dierlijke productie en/of met betrekking tot de productie van voedingsmiddelen te analyseren, te beschrijven en op te lossen. - Is in staat om wetenschappelijke experimenten te analyseren, conclusies te formuleren en de kwaliteit van de bereikte resultaten kritisch te beoordelen. - Kan reflectiekaders ontwikkelen voor het ethisch en maatschappelijk verantwoord handelen. B. Opleidingsgebonden/Afstudeerrichtinggebonden competenties De academisch gerichte bachelor in de Biowetenschappen: - Is in staat tot beroepsmatig verantwoord handelen vanuit een breed perspectief: bedrijfseconomisch, productietechnisch, ecologisch. De academisch gerichte bachelor in de Biowetenschappen voor het keuzetraject Landbouwkunde: - Bezit kennis van en inzicht in de technologische en fysiologische basis van dierlijke en plantaardige productieprocessen. - Bezit de kennisbasis van gewasbescherming, landbouwmechanisatie en agroconstructies. De academisch gerichte bachelor in de Biowetenschappen voor het keuzetraject Tuinbouwkunde: - Bezit kennis van en inzicht in de technologische en fysiologische basis plantaardige productieprocessen. - Bezit de kennisbasis van gewasbescherming en tuinbouwtechnieken. De academisch gerichte bachelor in de Biowetenschappen voor het keuzetraject Voedingsindustrie: - Bezit kennis van en inzicht in de chemische, microbiologische en technologische aspecten van de levensmiddelen. - Bezit de kennisbasis van de samenstelling van de levensmiddelen, de bederfmechanismen, de conserveringstechnieken en de productieprocessen. Besluit Tot besluit kan gesteld worden dat de commissie zal nagaan of er voldoende elementen in de opleiding aanwezig zijn die aantonen dat er verdieping is van de kennis, dat de mogelijkheden tot onderzoek voorhanden zijn en uitgebouwd worden, en dat probleemoplossend vermogen op basis van analyse, synthese en kwantitative benadering gestimuleerd wordt. Immers, het beroepenveld apprecieert niet alleen de vakkennis maar ook de ingesteldheid naar probleemoplossend denk- en redeneervermogen, aandacht voor duurzaamheidsaspecten en bijhorende communicatievaardigheden binnen een sociaal-economische, maatschappelijke en ethische context. De afgestudeerde bachelor moet voldoende elementen hebben om doorstroming naar de masteropleiding te faciliteren. 2
1.3 Domeinspecifieke competenties master in de Biowetenschappen: landbouwkunde Gehanteerde input - referentiekaders van de opleidingen: bachelor in de Biowetenschappen Hogeschool Gent bachelor in de Biowetenschappen Katholieke Hogeschool Kempen - opleidingsprofiel kandidaat industrieel ingenieur in de landbouw en de biotechnologie 1 juli 1997 - opleidingsprofiel industrieel ingenieur in de landbouw en de biotechnologie (optie landbouw, tuinbouw, voedingsindustrieën) 1 juli 1997 - profiel van de Industrieel Ingenieur landbouw en biotechnologie juli 1996 - annexen bij het profiel van de industrieel ingenieur landbouw en biotechnologie juli 2002 - Dublin descriptoren Domeinspecifieke competenties De visitatiecommissie heeft de specifieke ingenieurscompetenties eigen aan het domein van de masteropleiding Biowetenschappen: landbouwkunde bepaald. De visitatiecommissie is zich bewust dat de afgestudeerde master naast specifieke competenties eigen aan het domein ook algemene, algemeen-wetenschappelijke en wetenschappelijk-disciplinaire competenties dient te verwerven. Voor de formulering van de algemene, de algemeen-wetenschappelijke en de wetenschappelijkdisciplinaire competenties wordt verwezen naar het structuurdecreet van 2003. A. Gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties Het werkgebied van de master in de Biowetenschappen: landbouwkunde is toegespitst op de plantaardige en dierlijke productie. De master in de Biowetenschappen: landbouwkunde: - Beschikt over een grondige en vergevorderde kennis van de landbouwkundige wetenschappen en van de gangbare productieprocessen voor plant en dier. Tevens heeft hij de competentie om zijn kennis door studie uit te breiden. - Bezit inzicht in de mechanismen die de markt van landbouwproducten bepalen en kent de principes van de nationale en Europese landbouw wetgeving. - Kan de kennis van natuurwetenschappelijke principes op het terrein van de biologie, fysiologie, biochemie, fysica, toepassen op alle aspecten van de landbouwproductie. - Heeft inzicht in de relatie bodem-plant-dier-omgeving en kan de ecologische aspecten van de landbouwactiviteiten inschatten. - Is in staat de bedrijfsvoering te richten op duurzame landbouw. - Kan zich vanuit de aanwezige kennis zelfstandig nieuwe informatie aangaande nieuwe productie- en onderzoekstechnieken binnen de landbouw eigen maken en vakliteratuur kritisch analyseren en op zijn wetenschappelijke en praktische relevantie beoordelen. - Kan een vakgebonden probleem of implementatie plaatsen in een breed maatschappelijke (nationale en internationale) context en kan bio-ethische en milieuoverwegingen formuleren. B. Opleidingsgebonden domeinspecifieke competenties De master in de Biowetenschappen: landbouwkunde - afstudeerrichting Tropische plantaardige productie: - Bezit wetenschappelijk vergevorderde kennis van tropische plantaardige productiesystemen met inbegrip van de teelt, gewasbescherming en veredeling van cash crops, voedings- en voedergewassen; - Heeft een grondige kennis van tropische bodemkunde en beheer. 3
Besluit Tot besluit kan gesteld worden dat de commissie zal nagaan of er voldoende kennis en inzicht is in de productiesystemen voor plant en dier en in het kunnen omzetten van dit inzicht in de uitwerking van die productiesystemen, rekening houdend met de nationale en Europese wetgeving, economische principes en ontwikkelingen van geavanceerde technieken en hun integratie met basistechnieken. De commissie zal nagaan of voldoende aandacht is voor de interactie tussen landbouw en maatschappij, met nadruk op duurzaamheid, milieuzorg, energiebesparing, ecologie en ethiek. Communicatievaardigheden blijven zeer belangrijk. 4
1.4 Domeinspecifieke competenties master in de Biowetenschappen: tuinbouwkunde Gehanteerde input - referentiekaders van de opleidingen: bachelor in de Biowetenschappen Hogeschool Gent bachelor in de Biowetenschappen Katholieke Hogeschool Kempen - opleidingsprofiel kandidaat industrieel ingenieur in de landbouw en de biotechnologie 1 juli 1997 - opleidingsprofiel industrieel ingenieur in de landbouw en de biotechnologie (optie landbouw, tuinbouw, voedingsindustrieën) 1 juli 1997 - profiel van de Industrieel Ingenieur landbouw en biotechnologie juli 1996 - annexen bij het profiel van de industrieel ingenieur landbouw en biotechnologie juli 2002 - Dublin descriptoren Domeinspecifieke competenties De visitatiecommissie heeft de specifieke ingenieurscompetenties eigen aan het domein van de masteropleiding Biowetenschappen: tuinbouwkunde bepaald. De visitatiecommissie is zich bewust dat de afgestudeerde master naast specifieke competenties eigen aan het domein ook algemene, algemeen-wetenschappelijke en wetenschappelijk-disciplinaire competenties dient te verwerven. Voor de formulering van de algemene, de algemeen-wetenschappelijke en de wetenschappelijkdisciplinaire competenties wordt verwezen naar het structuurdecreet van 2003. A. Gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties Het werkgebied van de master in de Biowetenschappen: tuinbouwkunde is toegespitst op de productie van kwalitatieve plantaardige producten bestemd voor consumptie en siergewassen. De master in de Biowetenschappen: tuinbouw: - Beschikt over een grondige en vergevorderde kennis van de tuinbouwkundige wetenschappen en van de gangbare productieprocessen binnen de tuinbouw. Tevens heeft hij de competentie om zijn kennis door studie uit te breiden. - Bezit inzicht in het vermarkten van (glas en openlucht) tuinbouwproducten en kent de principes van de nationale en Europese landbouwwetgeving. - Kan de kennis van natuurwetenschappelijke principes op het terrein van de biologie, fysiologie, biochemie, fysica, klimatologie toepassen op alle aspecten van de tuinbouwproductieketen: productieomgeving, substraat, bemesting, vermeerdering, plantensturing, oogst, bewaring, mechanisatie. - Heeft inzicht in de relatie bodem-plant-dier-omgeving en kan de ecologische aspecten van de tuinbouwactiviteiten inschatten. - Is in staat de bedrijfsvoering te richten op duurzame tuinbouw. - Kan zich vanuit de aanwezige kennis zelfstandig nieuwe informatie aangaande teelten, productietechnieken eigen maken en vakliteratuur kritisch analyseren en op zijn relevantie beoordelen. - Kan een vakgebonden probleem of implementatie plaatsen in een breed maatschappelijke (nationale en internationale) context en kan bio-ethische en milieuoverwegingen formuleren. B. Opleidingsgebonden domeinspecifieke competenties / 5
Besluit Tot besluit kan gesteld worden dat de commissie zal nagaan of er voldoende kennis en inzicht is in de productiesystemen binnen de tuinbouw en in het kunnen omzetten van dit inzicht in de uitwerking van die productiesystemen, rekening houdend met de nationale en Europese wetgeving, economische principes en ontwikkelingen van geavanceerde technieken en hun integratie met basistechnieken. De commissie zal nagaan of voldoende aandacht is voor de interactie tussen tuinbouw en maatschappij, met nadruk op duurzaamheid, milieuzorg, energiebesparing, ecologie en ethiek. Communicatievaardigheden blijven zeer belangrijk. 6
1.5 Domeinspecifieke competenties master in de Biowetenschappen: voedingsindustrie Gehanteerde input - referentiekaders van de opleidingen: bachelor in de Biowetenschappen Hogeschool Gent bachelor in de Biowetenschappen Katholieke Hogeschool Kempen - opleidingsprofiel kandidaat industrieel ingenieur in de landbouw en de biotechnologie 1 juli 1997 - opleidingsprofiel industrieel ingenieur in de landbouw en de biotechnologie (optie landbouw, tuinbouw, voedingsindustrieën) 1 juli 1997 - profiel van de Industrieel Ingenieur landbouw en biotechnologie juli 1996 - annexen bij het profiel van de industrieel ingenieur landbouw en biotechnologie juli 2002 - Dublin descriptoren Domeinspecifieke competenties De visitatiecommissie heeft de specifieke ingenieurscompetenties eigen aan het domein van de masteropleiding Biowetenschappen: voedingsindustrie bepaald. De visitatiecommissie is zich bewust dat de afgestudeerde master naast specifieke competenties eigen aan het domein ook algemene, algemeen-wetenschappelijke en wetenschappelijk-disciplinaire competenties dient te verwerven. Voor de formulering van de algemene, de algemeen-wetenschappelijke en de wetenschappelijkdisciplinaire competenties wordt verwezen naar het structuurdecreet van 2003. A. Gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties Het werkgebied van de master in Biowetenschappen: voedingsindustrie is toegespitst op de verwerking van levende materie van plantaardige en dierlijke oorsprong tot veilige en kwaliteitsvolle voedingsmiddelen. De master in de Biowetenschappen: voedingsindustrie: - Beschikt over een brede en praktische kennis van de levensmiddelenwetenschappen en van de gangbare productieprocessen binnen de voedingsindustrie. Tevens heeft hij de competentie om zijn kennis door studie uit te breiden. - Kent de regelgeving en de richtlijnen inzake voedingsmiddelen, samen met de grondstoffen ervan. - Kan de kennis geïntegreerd toepassen bij de ontwikkeling, de productie en de kwaliteitsbewaking van voedingsmiddelen. - Is in staat om de kwaliteit, veiligheid, duurzaamheid en ethische verantwoording van voedingsmiddelen/productietechnologieën te beoordelen, de optredende veranderingen te verklaren en zijn kennis te gebruiken voor het sturen van de gewenste resultaten. - Kan zich vanuit de aanwezige kennis zelfstandig nieuwe informatie aangaande nieuwe productie- en analysetechnieken van voedingsmiddelen eigen maken en vakliteratuur kritisch analyseren en op zijn wetenschappelijke en praktische relevantie beoordelen. - Kan een vakgebonden probleem of implementatie plaatsen in een breed maatschappelijke (nationale en internationale) context en kan bio-ethische en milieuoverwegingen formuleren. B. Opleidingsgebonden domeinspecifieke competenties De master in de Biowetenschappen: voedingsindustrie van de afstudeerrichting Voedingsmiddelentechnologie: - Bezit een vergevorderde kennis over de technologische productieprocessen van voedingsmiddelen meer in bijzonder van granen en afgeleiden, zuivelproducten en vlees. - Bezit een vergevorderde kennis over de veiligheids- en kwaliteitsaspecten van de producten voortgebracht binnen de hoger vermelde sectoren (granen, zuivel en vlees). - Is in staat de impact van proces of productwijzigingen op het productieproces in te schatten. 7
- Kan de specifieke kennis vanuit verschillende vakken integreren om een bepaalde productiesector in detail te bestuderen en te beheersen: bijvoorbeeld zuivelverwerking, bierproductie, fermentatietechnologie, maalderij en bakkerij. - Bezit een grondige kennis van en inzicht in de productieprocessen van levensmiddelen, met aandacht voor de verschillende wetenschappelijke domeinen: technologie, chemie, microbiologie, wetgeving en kwaliteit, analyse De master in de Biowetenschappen: voedingsindustrie van de afstudeerrichting Cel- en gentechnologie: - Bezit een vergevorderde kennis bezitten van de gentechnologische methodieken. - Bezit een vergevorderde kennis bezitten van de genetische identificatietechnieken en kent de mogelijkheden ervan. - Bezit vaardigheden inzake het opzetten van onderzoek en het kritisch evalueren van de resultaten gebaseerd op genetische technieken. - Kan een kritisch standpunt innemen bij ethische vraagstukken aangaande de cel- en gentechnologie. Besluit Tot besluit kan gesteld worden dat de commissie zal nagaan of er voldoende kennis is omtrent levensmiddelen en inzicht in de productieprocessen binnen de voedingsindustrie en in het kunnen omzetten van dit inzicht in de uitwerking van die productiesystemen, rekening houdend met de nationale en Europese wetgeving en regelgeving, economische principes en ontwikkelingen van geavanceerde (voedingsmiddelen-/cel- en gen-) technologieën en hun integratie met basistechnieken. De commissie zal nagaan of voldoende aandacht is voor de interactie tussen voedingsindustrie en maatschappij, met nadruk op kwaliteitsbewaking, veiligheid, duurzaamheid, milieuzorg, energiebesparing, ecologie en ethiek. Communicatievaardigheden blijven zeer belangrijk. 8