Raad voor de Rechtsbijstand Mr. P.J.M. van den Biggelaar Directeur Stelsel Postbus 24080 3502 MB UTRECHT Den Haag, 10 december 2012 Dossiernummer: 1,5 Doorkiesnummer: 070 3353 527 Faxnummer: 070 3353 531 E-mail: l.korsten@advocatenorde.nl Betreft: reactie NOvA op inschrijvingsvoorwaarden 2013 Geachte heer Van den Biggelaar, beste Peter, Hieronder treft u de reactie van de NOvA (hierna: Orde) op de door de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: RvR) per mail d.d. 21 november 2012 aan de Orde ter instemming voorgelegde concept-inschrijvingsvoorwaarden voor 2013. Ten aanzien van de door de RvR gehanteerde procedure om een formeel standpunt van de Orde te verkrijgen, merkt de Orde op de (initieel) gegeven reactietermijn ontoereikend te achten om een standpunt van de Orde voor te bereiden, zeker waar het voorgestelde een beduidende impact kan hebben op de advocatuur. Daarnaast bestaat onzerzijds - meer generiek - onduidelijkheid over de door de RvR te volgen procedure in dit soort gevallen, bijvoorbeeld over raadpleging van de gedeeltelijk uit advocaten bestaande - klankbordgroep van de RvR. De Orde vindt het van wezenlijk belang om in nauw (bestuurlijk) contact te blijven over zaken die beide partijen aangaan. Ten behoeve van de nu voorliggende reactie van de Orde zijn zienswijzen verkregen van o.a.de portefeuillehouders gefinancierde rechtsbijstand uit de Raden van Toezicht, de NOvA wetgevingscommissies inzake strafrecht, respectievelijk asiel- en vreemdelingenrecht en een aantal andere direct bij het stelsel betrokken personen. Ten aanzien van de concept-inschrijvingsvoorwaarden heeft de Orde de volgende opmerkingen en aanbevelingen die, vanwege de leesbaarheid, zijn onderverdeeld naar inhoudelijke (dat wil zeggen ten aanzien van de concept-voorwaarden) en overige punten. Inhoudelijke punten 1) Artikel 1b: laat geen ruimte in het geval een ID van een cliënt en/of partner niet (direct) valt te verkrijgen; die mogelijkheid zou voor uitzonderingsgevallen (ruzie met de partner, dakloos, vreemdeling, etc.) wel gecreëerd moeten worden. Bezoekadres Neuhuyskade 94 2596 XM Den Haag Tel. 070-335 35 35 Fax 070-335 35 31 Postadres Postbus 30851 2500 GW Den Haag www.advocatenorde.nl
2) Artikel 1c: ten aanzien van het beperken van het aantal piketten/rechtsgebieden waarvoor een advocaat kan worden ingeschreven, heeft de Orde zoals toegezegd een advies gevraagd aan de adviescommissie Strafrecht en de adviescommissie asiel- en vreemdelingenrecht en inmiddels ook ontvangen. De adviescommissie Strafrecht concludeert als volgt: Het louter beperken van de inschrijving tot twee piketdiensten biedt geen enkele garantie dat daardoor de kwaliteit wordt verhoogd. Daarvoor is deze benadering te willekeurig. Het zal er eerder toe leiden dat rechtsgebieden door advocaten zullen worden afgestoten die te weinig zaken opleveren en dat andere lijsten overbevolkt raken dan wel overbevolkt blijven. Asielrecht en vreemdelingenbewaring eisen een andere benadering, opdat de kwaliteit gewaarborgd blijft. Hier zal nauwgezet moeten worden gekeken waar de instroom verder wordt beperkt dan wel opdroogt en wat het perspectief is. Bij de BOPZ zal met name gekeken moeten worden naar deskundige ervaring, terwijl het strafrecht thans te omvangrijk en te gespecialiseerd is (geworden) om te kunnen volstaan met de huidige eisen. De Adviescommissie meent dat kwaliteitsborging niet langs indirecte weg (te weten door het beperken van het aantal rechtsgebieden), maar rechtstreeks (namelijk door het verhogen van kwaliteitseisen) moet worden nagestreefd. Zolang een advocaat voor één of meerdere rechtsgebieden voldoet aan de eisen, is er in beginsel geen reden hem voor dat rechtsgebied te weigeren. Vanuit de asiel- en vreemdelingenadvocatuur bestaat de visie, zoals verwoord door Jelle Kroes en Florimond Wassenaar, dat (mede) door beperking van het aantal rechtsgebieden wel een kwaliteitsimpuls gegeven zou kunnen worden. Bovendien speelt hier mee dat het op dit rechtsgebied gaat om een zeer beperkte groep advocaten wier mogelijkheden worden beperkt (asieladvocaten die strafpiket en bewaringpiket doen) en wier inkomsten uit bewaring waarschijnlijk beperkt zijn. Beide visies, alsmede andere reacties ten aanzien van dit onderwerp, geven naar de mening van de Orde blijk van het feit dat de omstandigheden per piketgebied nauwkeurig in kaart moeten worden gebracht, alsmede de te verwachten effecten én de al dan niet voor de hand liggende combinatie van verschillende piketten (inclusief de aan de piketten gekoppelde opleidingseisen), alvorens kan worden besloten tot het introduceren van een beperking van de inschrijving tot een beperkt aantal rechtsgebieden, met als doel om te komen tot een kwaliteitsverhoging. De Orde adviseert met nadruk de RvR om de bovenstaande overweging mee te nemen en daarnaast een ontheffingsmogelijkheid te creëren. Ook stelt de Orde voor om de effecten van een beperking van de inschrijving voor het aantal piketten over een jaar te evalueren, met inachtneming van ervaringen van de advocatuur en ondersteund door onderbouwd materiaal vanuit de RvR waaruit al dan van niet een kwaliteitsimpuls, als gevolg van de beperking van het aantal parallelle piketten, blijkt. 3) Artikel 1c: het aanmerken als piket van de deelname aan het rooster voor aanmeldcentrum asielzoekers (AC) is naar de mening van de Orde onjuist. Op basis van onze informatie is deze suggestie niet eerder besproken met de Orde, ook niet in de overleggroep van de RvR waar Jelle Kroes en Florimond Wassenaar in zitten. Deelname aan het AC rooster kan eenvoudigweg niet als
piket beschouwd worden. Het enige punt dat wellicht een (doch mineur) aanknopingspunt vormt bij (de uiterlijke verschijningsvorm van) een piket, is het feit dat een en ander aan de hand van een rooster plaatsvindt. Inhoudelijk echter betekent dit niet meer dan dat asielzoekers die zich bij de Nederlandse overheid (IND) hebben aangemeld om asiel te vragen, ingedeeld worden om die aanvraag in te dienen op een bepaald aanmeldcentrum en dat zij sinds jaar en dag recht hebben om tijdens hun hele asielprocedure te worden bijgestaan door een advocaat. In beginsel is het niet mogelijk voor een asielzoeker om anders een advocaat te krijgen en in beginsel krijgt een asieladvocaat alleen zijn klanten via dit rooster. Overigens wordt in de formulering in artikel 5c wel een duidelijk onderscheid gemaakt tussen AC en overige piketroosters. 4) Artikel 1c: deze bepaling impliceert dat een uit een piketzaak voortvloeiende zaak moet worden aanvaard en op basis van een toevoeging dient te worden afgewikkeld. Dit zou in strijd kunnen zijn met het vertrouwelijke karakter van de band tussen advocaat en cliënt en mogelijk ook met de onafhankelijkheid van de advocaat. Een advocaat moet ten eerste vrij zijn om een zaak te aanvaarden of niet, en ten tweede om met zijn cliënt (schriftelijk bevestigd) te overleggen of en hoe betaald gaat worden. De tekst van de bepaling correspondeert bovendien inhoudelijk niet met artikel 1m. 5) Artikel 3d: hier kan een samenloop optreden met het mogelijk in strijd handelen van een advocaat met gedragsregels of andere regelgeving van de Orde. Het moet duidelijk zijn dat het de Orde is die toeziet op de naleving van gedragsregels en overige Orde regelgeving. 6) Artikel 6: geeft duidelijk speerpunten in toetsing door de RvR aan. Goed dat deze transparant worden gemaakt. 7) Artikel 6a en verder, o.a. bijlagen: zoals eerder besproken met de RvR, is de AR momenteel bezig met een vertaling van de opleidingseisen zoals de RvR die stelt aan de hand van de nieuwe Beroepsopleiding Advocaten (BA). De in het voorliggende concept aangebrachte aanpassingen, zoals de verhoging van het aantal studiepunten in strafzaken (6a, tweede 2) worden in die vertaalslag meegenomen. Na besluitvorming in de AR wordt daarop een voorstel aan de RvR gedaan, met als streven om e.e.a. per medio 2013 in de inschrijvingsvoorwaarden aan te passen; een mogelijkheid zoals eerder vanuit de RvR aangegeven. 8) Artikel 6b inzake kortweg rechtsbijstandverlening in jeugdstrafzaken: conform eerder afspraken met de Orde. 9) Bijlage 1, artikel 4, onder e: ten eerste is hier sprake van een kennelijke verschrijving: ook in derde regel dient 10 in 12 veranderd te worden. Hoewel dit punt besproken is met Jelle Kroes en Florimond Wassenaar, is er weerstand tegen dit punt bij een aantal advocaten. Die weerstand geeft de Orde graag aan de RvR ter overweging mee, in de volgende alinea geformuleerd in de vorm van een advies. In sommige arrondissementen haalt een advocaat geen 10 bewaringen per jaar uit het piketrooster als die advocaat slechts 2 of 3 keer per jaar staat ingeroosterd. Dat kan betekenen dat er advocaten zullen zijn die keurig voldoen aan alle voorwaarden voor deelname qua opleiding, bijhouden kennis en ervaring, maar gewoonweg niet voldoende aanbod krijgen en om die reden worden uitgesloten.
De Orde adviseert de RvR om hierin enige nuancering aan te brengen, bijvoorbeeld door het verrekenen met een overschot aan bewaringszaken in de voorafgaande jaren (net als bij PO-punten) of een systeem waarbij de betreffende advocaat een soort waarschuwing krijgt en vooruit (in de twee jaren daarna) extra zaken zal moeten doen om alsnog voldoende zaken binnen te halen. Juist in een tijd waarop zowel Orde als RvR draagvlak proberen te creëren voor meer inzet op kwaliteit, is een hier bedoelde cijfermatige grens een slecht signaal. 10) Bijlage 3, onder b: niet duidelijk is of het hanteren van de gedragscode personen- en familierecht als een formele inschrijvingsvoorwaarde geldt op basis waarvan een inschrijving kan worden doorgehaald indien de code niet wordt nageleefd. Op basis van welke criteria toetst de RvR of de gedragscode naar behoren wordt gehanteerd? De mening van de Orde is duidelijk op dit punt en ook adequaat geformuleerd in voetnoot 16. Overigens, de voorliggende tekst bevat meer opmerkingen en mededelingen; kan de tekst in voetnoot 16 niet verplaatst worden naar de hoofdtekst? Overige punten 1) In het algemeen valt op dat het document, hoewel inschrijvingsvoorwaarden genoemd, ook een groot aantal (belangrijke) mededelingen en aankondigingen bevat. Formeel gaat het daarbij niet om voorwaarden; daarnaast zou het omwille van de transparantie duidelijker zijn wanneer niet-voorwaarden, die de RvR echter wel aan de advocaat wil meegeven voor de toekomst, gemarkeerd worden of uit deze tekst in een apart document worden geplaatst. Als voorbeeld kan genoemd worden de aankondiging in 1b van de verplichting om per 1 januari 2014 van gebruikmaking van mijnrvr, de melding in 1e inzake de piketcentrale of artikel 6. Naar onze mening zijn die mededelingen belangrijk genoeg om niet (alleen) verstopt in een tekst met voorwaarden benoemd te worden. 2) Een (verwijzing naar een) klacht-, c.q. bezwaar- en beroepclausule ontbreekt tegen de doorhaling van de inschrijving, c.q. weigering van inschrijving zoals die op verschillende plaatsen in de het document voorkomt. 3) Artikel 1b: ten aanzien van de verplichting om gebruik te maken van mijnrvr per 1 januari 2014 wordt opgemerkt dat de beperkte functionaliteit van de huidige applicatie een dergelijke verplichting op dit moment niet zou rechtvaardigen en dat per 1 januari 2014 de functionaliteit van het webportal die verplichting wel moet kunnen billijken. Dat veronderstelt bijvoorbeeld een koppeling van gegevens met vaak gebruikte applicaties in de advocatuurlijke praktijk of in elk geval de functionaliteit dat aanvragen voor reeds ingevoerde cliënten gedaan kunnen worden zonder de gegevens van die cliënten opnieuw in te hoeven voeren. Verder zou het genereren van een historisch overzicht zeer behulpzaam zijn. 4) Artikel 2b gaat in laatste zin in op het weigeren van een inschrijving door de RvR; daarbij worden geen criteria genoemd noch enig andere maatstaf vermeld. Een invulling zou de transparantie en de voorspelbaarheid van het handelen van de RvR jegens advocaten ten goede komen.
5) Artikel 5c: nadat de advocaat gehoord is, wordt deze voorgoed uitgesloten, is hier de stellige formulering. Hetgeen die advocaat inbrengt als hij gehoord wordt, heeft klaarblijkelijk per definitie geen invloed op het besluit om uit te sluiten? Waarom geen kan bepaling zoals ook in artikel 8 is gekozen? Is op dit artikel ook artikel 8, lid 4, van toepassing, ondanks het gebruik van voorgoed? 6) In voetnoot 6 en op een aantal andere plaatsen in het document (zoals op pagina 13, onder 4d) wordt (enkel) OSR opgevoerd als opleidingsinstituut. Mededingingstechnisch roept dat vragen op. Kan hier niet op z n minst worden aangevuld met of andere opleidingsinstituten die een vergelijkbare opleiding aanbieden, dit ter beoordeling van de Raad.? 7) Artikel 6c, onder punt 4: onduidelijk is over welke de laatstgenoemde criteria het hier gaat. De Orde verzoekt u de bovenstaande punten en aanbevelingen ter harte te nemen en is graag bereid om een nadere toelichting te geven. Met vriendelijke groet, Hans Vogels Portefeuillehouder Toegang tot het Recht Algemene Raad