ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4189

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4177

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX2401

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHAMS:2016:709

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0696

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBONE:2013:BY9769

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4164

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBAMS:2014:7911

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBZUT:2003:AH9598

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:RBROT:2014:2715

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:OGEAA:2017:430

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608

ECLI:NL:RBNNE:2014:2799

ECLI:NL:RBGEL:2015:7710

ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ7318

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

ECLI:NL:RBMNE:2017:469

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBZUT:2010:BM8951

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD7412

ECLI:NL:RBROT:2012:BX0121

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

Transcriptie:

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4189 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 26-06-2012 Datum publicatie 10-08-2012 Zaaknummer 06-950415-10 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie Man veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf. Groep mannen veroordeeld wegens mensenhandel in onder andere Apeldoorn en Deventer. Verdachte en zijn mededaders hebben de vrouwen ingepalmd en gedwongen te werken in de prostitutie, waarbij dwang en geweld door verdachte en diens mededaders werden gebruikt. Onderzoek Pelet. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/950415-10 Uitspraak d.d. 26 juni 2012 Tegenspraak VONNIS in de zaak tegen: [verdachte C], geboren te [plaats, 1985], wonende te [adres]. Raadsvrouw: mr. S.H.J. Buitenkamp, advocaat te Epe. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juni 2012. De tenlastelegging Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat: 1. hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 22 januari 2009 te Apeldoorn en/of Deventer en/of te Linne en/of Geleen en/of Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, (art 273f SR lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten, [slachtoffer B], (art 273f SR lid 1, onder 1 )

door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer B], en/of (art 273f Sr lid 1, onder 4 ) die [slachtoffer B], (telkens) met één of meerdere van de onder 10 van artikel 273f lid 1 Sr genoemde middelen, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel onder de onder 1 van artikel 273f lid 1 Sr genoemde omstandigheden, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie, enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn mededaders(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer B] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of (art 273f SR lid 1, onder 6 ) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer B], en/of (art 273f Sr lid 1, onder 9 ) die [slachtoffer B] (telkens) met één of meerdere van de onder 1 van artikel 273f lid 1 Sr genoemde middelen, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), (één of meermalen), - die [slachtoffer B] voorgehouden dat hij en/of zijn mededader(s) het door haar verdiende geld zou(den) beheren en/of investeren (zodat zij haar inleg later verdubbeld terug zou krijgen) en/of - die [slachtoffer B] vervoerd naar en vanaf locaties waar zij als prostituee werkte en/of - die [slachtoffer B] geld voorgeschoten ten behoeve van de huur van een peeskamer en/of de aanschaf van condooms en/of glijmiddel en/of

- die [slachtoffer B] aangegeven welke bedragen zij voor haar seksuele diensten aan haar klanten moest rekenen en/of - die [slachtoffer B] gecomplimenteerd over de wijze waarop zij haar werk als prostituee deed en/of - die [slachtoffer B] met klem verzocht niet op vakantie te gaan en/of - het geld van die [slachtoffer B] geïncasseerd en/of - gecontroleerd of [slachtoffer B] geen geld voor verdachte en/of zijn mededader(s) achterhield (onder meer door in haartas te zoeken) en/of - die [slachtoffer B] voorgehouden dat hij en/of zijn mededader(s), het door haar verdiende geld zou(den) beheren en/of investeren (zodat zij haar inleg later verdubbeld terug zou krijgen) en/of - die [slachtoffer B] boos toegesproken wanneer zij te weinig geld had verdiend, althans aan hem of zijn mededaders kon afdragen, - terwijl die [slachtoffer B] geen vaste woon- of verblijfplaats had en/of die [slachtoffer B] gehuisvest, - verdachte en/of zijn mededader(s) schulden heeft/hebben en/of geen inkomsten heeft/hebben uit reguliere arbeid, door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer B] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn mededaders heeft kunnen bieden; art 273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 3 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht Overwegingen ten aanzien van het bewijs1 Aanleiding van het onderzoek Bij de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland kwam vanaf medio 2008 via verschillende bronnen informatie binnen dat in de gemeente Apeldoorn diverse jonge volwassen vrouwen slachtoffers bleken van seksuele uitbuiting. Deze jong volwassenen werden aangezet tot prostitutie dan wel risicovol grensoverschrijdend seksueel gedrag. Op 13 februari 2009 werd een opsporingsonderzoek naar de vermeende mensenhandel gestart. Standpunt van het Openbaar Ministerie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht een en ander zoals verwoord in haar overgelegde schriftelijk requisitoir. Standpunt van de verdachte / de verdediging De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde, nu verdachte het tenlastegelegde ontkent. De verklaringen van aangeefster over geld afgeven onder dwang, het ophalen van en brengen naar haar werk, de gesprekken met verdachte worden op geen enkele wijze ondersteund door objectief bewijs. Er zijn in ieder geval geen verklaringen van getuigen met daarin door de getuige zelf waargenomen of ondervonden feiten. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat uit de inhoud van het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte het tenlastegelegde in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of andere personen heeft gepleegd, zodat verdachte van het medeplegen dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier komt evenmin wettig en overtuigend vast te staan dat verdachte aangeefster heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen. Voor de tenlastegelegde handelingen en dwangmiddelen is, naast

de verklaring van aangeefster, onvoldoende steunbewijs voorhanden. De raadsvrouw heeft ten slotte aangevoerd dat er geen sprake is van opzettelijk voordeel onttrekken nu het opzet niet kan worden bewezen en ook het opzet op (seksule) uitbuiting ontbreekt. Beoordeling door de rechtbank Aangeefster [slachtoffer B] heeft onder meer, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat [verdachte C] eind mei, begin juni 2008 in haar leven kwam. Zij had een zwervend bestaan en sliep gewoon waar het uitkwam.2 Zij leefde eigenlijk in die periode van dag tot dag. Elke dag moest zij maar zien waar zij ging overnachten. Zij zwierf door Apeldoorn en Deventer. [verdachte C] zei tegen haar dat het haar veel zou opleveren als zij ging werken in de prostitutie. [verdachte C] had een heel verhaal wat hij met het verdiende geld wilde gaan doen. Hij zou het geld voor [slachtoffer B] bewaren en tevens het geld verdubbelen. [verdachte C] zou het ergens gaan investeren. Hij wilde een weedplantage gaan aanleggen. [slachtoffer B] zag geen uitweg meer. Voor haar gevoel had zij ook geen keus, omdat zij geen geld had om zichzelf te onderhouden. Zij was van iedereen afhankelijk. [slachtoffer B] werd misleid door [verdachte C] dat zij allemaal mooie dingen kon kopen en op vakantie kon gaan. [slachtoffer B] begon eigenlijk alleen maar aan het geld te denken.3 Op 3 juni 2008 werd zij opgehaald door [verdachte C] en een vriend van hem om naar Amsterdam te gaan.4 [verdachte C] drong er op aan om toch maar te gaan. Hij zei tegen haar: "Ga nou maar", "Je kan het wel, we zijn nou eenmaal zo ver" "Doe het maar gewoon". Hij moedigde [slachtoffer B] eigenlijk aan om te gaan.5 [verdachte C] betaalde de kamer in Amsterdam. Hij gaf [slachtoffer B] 100,- om de kamer te huren. [verdachte C] had [slachtoffer B] verteld dat zij 50,- moest vragen voor pijpen en neuken. [verdachte C] zei dat zij meer geld moest vragen als een klant meer wilde, zoals beffen of massage.6 [verdachte C] stond voor het station in Apeldoorn op haar te wachten. In de auto vroeg [verdachte C] gelijk aan [slachtoffer B] hoeveel zij had verdiend. Zij zei dat zij maar 200,- had verdiend en gaf dit geld aan hem. Hij zei dat zij niet moest liegen.7 Hij keek zogenaamd speels in haar tas of er nog meer geld was. [verdachte C] praatte de hele tijd op [slachtoffer B] in. Hij zei dat zij veel geld zou gaan verdienen. Hij zou het geld allemaal voor haar sparen, zodat zij niet meer hoefde te werken. Hij speelde de baas over hoe [slachtoffer B] haar geld moest uitgeven. Iedere keer als zij had gewerkt in de club, dan gaf zij hem het geld. Verder zei hij dat hij trots op haar was. [slachtoffer B] zei nog tegen [verdachte C] dat zij dit werk achter het raam niet meer wilde doen en dat zij zich bekeken voelde. Hij zei dat zij eraan moest wennen en dat zij een mooie meid was. Dit zei hij om [slachtoffer B] een goed gevoel te geven.8 Nadat [slachtoffer B] [verdachte C] had gezegd dat zij niet meer achter het raam wilde werken, kwam hij gelijk met het voorstel dat misschien een club wel iets voor haar was. Op woensdag 11 juni 2008 ging zij samen met [verdachte C] naar Apeldoorn. Die avond werkte [slachtoffer B] bij Privé 2000 in Apeldoorn.9 [verdachte C] had haar van huis opgehaald.10 [verdachte C] zei tegen [slachtoffer B] dat zij bij Jan Bik in Apeldoorn zouden gaan kijken.11 Op zaterdag 14 juni 2008 ging zij met [verdachte C] voor het eerst naar de club Jan Bik. Toen zij naar de club van Jan Bik reden, legde [verdachte C] uit dat zij daar moest aanbellen en vragen hoeveel zij per klant kon verdienen en of zij gelijk daar aan het werk kon.12 [verdachte C] bleef op haar inpraten. Hij zei: "Je hoeft niet bang te zijn", "Je bent een hele mooie vrouw", "Je kunt het wel", "Er zijn helemaal geen mooie vrouwen bij Jan Bik", "Je krijgt veel klanten".13 [slachtoffer B] moest het door haar verdiende geld aan [verdachte C] geven. Hij vroeg altijd hoeveel zij had verdiend. Later werd het een soort van automatisme dat zij hem het geld gaf na het werk.14 Dag in dag uit ging het op dezelfde manier. [slachtoffer B] werd opgehaald en gebracht naar Jan Bik. Na het werk werd zij opgehaald, gaf zij geld aan verdachte af en werd weer thuis afgezet. In totaal had zij zo'n twee maanden gewerkt. In de tussentijd was zij drie

weken met haar ouders op vakantie geweest naar Spanje. Na de vakantie had zij tot eind september 2008 gewerkt bij Jan Bik.15 [verdachte C] vond het helemaal niks dat [slachtoffer B] op vakantie ging. Hij probeerde haar telkens over te halen om niet met hen mee te gaan. Hij stelde voor om nog even door te werken en te sparen, zodat zij samen op een later tijdstip op vakantie naar Miami konden gaan. Op een avond gaf [slachtoffer B] [verdachte C] 200,-. [verdachte C] werd toen ontzettend kwaad op haar. Hij gooide het geld op de grond en spuugde erop. Hij zei: "Dat is niks", "Ik dacht dat we vrienden waren". Daarna stapte [verdachte C] kwaad in de auto en ging weg. [slachtoffer B] voelde zich zo schuldig tegenover hem, dat zij hem het door haar gespaarde geld, ongeveer 650,- of 680,-, gaf. [verdachte C] zei dat hij het zou gaan investeren en dat zij het dubbel en dwars terug zou krijgen.16 Het contact tussen [slachtoffer B] en [verdachte C] werd in september 2008 steeds minder. Zij kregen steeds vaker ruzies over geld.17 Getuige [slachtoffer C] heeft onder meer, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat [slachtoffer B] geld moest afgeven aan [verdachte C] (verdachte). Dit was in de periode bij Jan Bik in Apeldoorn. [slachtoffer C] had namelijk vanaf het dak van de club van Jan Bik gekeken aan wie [slachtoffer B] geld gaf.18 [slachtoffer B], [verdachte C] en [slachtoffer C] gingen met een auto naar Amsterdam om een kamertje kijken op de Wallen maar alles was vol. Ze zijn nog een keer naar Amsterdam geweest. Dit was op dezelfde dag. Een meisje had een priveclub. Ze wilde liever niet dat er een jongen bij was. Hierna zijn ze naar de Wallen gegaan. Omdat hier niets vrij was zijn ze terug gegaan naar Apeldoorn. 19 Getuige [getuige E] heeft onder meer, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat zij een goede vriendin van [slachtoffer B] was. [slachtoffer B] ging om met [verdachte C]. [verdachte C] bracht [slachtoffer B] af en toe naar de seksclub van Jan Bik in Apeldoorn. [slachtoffer B] werkte als prostituee bij die seksclub. [verdachte C] haalde [slachtoffer B] thuis op en bracht [slachtoffer B] naar haar werk. [verdachte C] had een bordeauxrode auto. [getuige E] wist ook dat [slachtoffer B] en [verdachte C] ruzie hadden over geld.20 Getuige [getuige C] heeft onder meer, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat zij een vriendin is van [slachtoffer C] en [slachtoffer B]. [slachtoffer B] werd voornamelijk door een Somalische jongen onder druk werd gezet. [slachtoffer B] heeft bij Jan Bik in Apeldoorn gewerkt.21 [slachtoffer B] moest van de Somalische jongen bij Jan Bik werken.22 De bijnaam van de Somalische jongen was [bijnaam verdachte C].23 [slachtoffer B] had tegen [getuige C] gezegd dat haar geld werd afgepakt.24 Het geld ging naar die Somaliër.25 [getuige C] had dit van [slachtoffer B] gehoord.26 Getuige [getuige F] heeft, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat hij de beheerder was van het raamprostitutiebedrijf gevestigd aan de [adres] te Amsterdam.27 [getuige F] had [slachtoffer B] op 9 juni 2008 ingeschreven voor het huren van een kamer.28 Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, op 5 september 2010 bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer B] twee of drie jaar daarvoor had leren kennen.29 Hij had seks met haar gehad maar van liefde was geen sprake.30 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer B] kende van het uitgaan en dat hij met haar is omgegaan. Vanaf mei 2008 heeft hij zeven of acht weken contact met haar gehad. Zij hadden geen relatie, maar hij had wel één of twee keer seks met haar gehad. Hij had 2.000,- van [slachtoffer B] geleend en gezegd dat hij het later zou terugbetalen. Zij hadden geen afspraken gemaakt over het terugbetalen, maar verdachte wist dat hij het niet zou kunnen terugbetalen.

Uit het proces-verbaal met betrekking tot de financiële gegevens van verdachte blijkt dat verdachte studiefinanciering heeft gehad en dat er voor het jaar 2008 geen loongegevens bekend zijn en dat hij schulden heeft, waaronder studieschulden.31 De rechtbank is van oordeel dat zij, gelet op de bovenvermelde bewijsmiddelen, geen reden heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer B]. De verklaringen van [slachtoffer B] worden op vele onderdelen ondersteund door verklaringen van getuigen en ander in het dossier voorhanden zijnd bewijs. Ook heeft [slachtoffer B] consistent en gedetailleerd verklaard over het grensoverschrijdende gedrag van verdachte. De hiervoor weergegeven verklaringen van [slachtoffer B] kunnen derhalve ten volle aan het bewijs bijdragen. Een bewezenverklaring van artikel 273f, eerste lid, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht kan volgen als verdachte ten aanzien van [slachtoffer B] een of meer handelingen heeft verricht met het oogmerk van uitbuiting en met gebruikmaking van (één van) de in dat artikel genoemde dwangmiddelen. Een bewezenverklaring van artikel 273f, eerste lid, sub 4, van het Wetboek van Strafrecht kan volgen als verdachte [slachtoffer B] met gebruikmaking van (één van) de in dat artikel genoemde dwangmiddelen heeft aangezet tot prostitutie. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. De dwangmiddelen [slachtoffer B] verkeerde in een kwetsbare positie, omdat zij problemen had met haar ouders. Zij had een zwervend bestaan. Voor haar huisvesting was zij afhankelijk van verdachte. In die zin was sprake van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, zoals weergegeven, aangeefster heeft gedwongen in de prostitutie te gaan werken. Mede op aandringen van verdachte is [slachtoffer B] op de Wallen in Amsterdam en bij Privé 2000 en Jan Bik in Apeldoorn gaan werken. Verdachte regelde het vervoer en kwam bij aangeefster om geld op te halen. Verdachte heeft derhalve (een aantal van) de in de wet vermelde dwangmiddelen gebruikt. De rechtbank is bovendien van oordeel dat verdachte, door [slachtoffer B] te werk te stellen op de wijze waarop hij dat deed, misbruik heeft gemaakt van haar zwakke en kwetsbare positie en van zijn feitelijk overwicht op haar. Verdachte heeft [slachtoffer B] immers in haar vrijheid beperkt en haar geïsoleerd van haar familie waardoor zij niet of moeilijk kon ontsnappen aan de situatie. Ook heeft verdachte een vergaande vorm van controle, en derhalve dwang, uitgeoefend op [slachtoffer B] door de inkomsten uit de prostitutie te controleren en de tas van [slachtoffer B] te controleren op geld. Verdachte werd ook boos als zij, volgens hem, te weinig zou hebben verdiend. Verdachte was zich ook bewust van de feitelijke omstandigheden van [slachtoffer B] waaruit het misbruik is voortgevloeid. Zo heeft [slachtoffer B] verklaard dat verdachte zei dat werk als prostituee veel geld zou opleveren en dat het geld kon worden geïnvesteerd. [slachtoffer B] heeft verklaard dat zij geen uitweg meer zag en dat zij voor haar gevoel ook geen keus had omdat zij geen geld had om zichzelf te onderhouden. Handelingen Verdachte heeft blijkens voormelde bewijsmiddelen [slachtoffer B] vervoerd, overgebracht, het door haar verdiende geld afgepakt, [slachtoffer B] gehuisvest en opgenomen en haar aangezet tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden.

(Oogmerk van) uitbuiting Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. Verdachte kreeg het door [slachtoffer B] verdiende geld. Als verdachte vermoedde dat er meer was verdiend dan werd afgegeven, ging hij zelf op zoek naar het geld. Zo heeft hij de tas van [slachtoffer B] doorzocht en werd hij boos als er niet veel was verdiend. De rechtbank leidt hieruit af, dat verdachte niet alleen het oogmerk van uitbuiting had toen hij de bovengenoemde handelingen verrichtte, maar haar daardoor ook daadwerkelijk uitbuitte. Ondersteuning voor dat oordeel vindt de rechtbank in het feit dat verdachte [slachtoffer B] verplichtte om veel te werken, terwijl zij dat eigenlijk niet wilde of niet kon, kennelijk alleen om meer geld voor hem te verdienen. Voordeel trekken uit de uitbuiting en gedwongen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de prostitutie Verdachte heeft van [slachtoffer B] geldbedragen ontvangen tijdens de periode dat zij voor verdachte als prostituee werkte. Mede gelet op hetgeen hiervoor omtrent de uitbuiting van [slachtoffer B] is overwogen, leidt dit tot de conclusie dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer B] (artikel 273f, eerste lid, sub 6 van het Wetboek van Strafrecht), alsmede dat verdachte [slachtoffer B], die geld aan hem afdroeg uit haar prostitutiewerkzaamheden, door het hanteren van dwangmiddelen heeft gedwongen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van dat prostitutiewerk (artikel 273f, eerste lid, sub 9 van het Wetboek van Strafrecht). Alleen gepleegd De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met een andere persoon of andere personen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom van het medeplegen vrijspreken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij in de periode van 1 mei 2008 tot en met 22 januari 2009 te Apeldoorn en/of Amsterdam, der, te weten, [slachtoffer B], (art 273f SR lid 1, onder 1 ) door dwang en één of meer (andere) feitelijkheden en misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, en opgenomen met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer B], en (art 273f Sr lid 1, onder 4 ) die [slachtoffer B], telkens met één of meerdere van de onder 10 van artikel 273f lid 1 Sr genoemde middelen, te weten dwang en één of meer (andere) feitelijkheden, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en

(art 273f SR lid 1, onder 6 ) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer B], en (art 273f Sr lid 1, onder 9 ) die [slachtoffer B] telkens met één of meerdere van de onder 1 van artikel 273f lid 1 Sr genoemde middelen, te weten dwang en één of meer (andere) feitelijkheden, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie, heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen, immers heeft verdachte, - die [slachtoffer B] voorgehouden dat hij het door haar verdiende geld zou beheren en investeren (zodat zij haar inleg later verdubbeld terug zou krijgen) en - die [slachtoffer B] vervoerd naar en vanaf locaties waar zij als prostituee werkte en - die [slachtoffer B] geld voorgeschoten ten behoeve van de huur van een peeskamer en/of de aanschaf van condooms en/of glijmiddel en - die [slachtoffer B] aangegeven welke bedragen zij voor haar seksuele diensten aan haar klanten moest rekenen en - die [slachtoffer B] gecomplimenteerd over de wijze waarop zij haar werk als prostituee deed en - die [slachtoffer B] met klem verzocht niet op vakantie te gaan en - het geld van die [slachtoffer B] geïncasseerd en - gecontroleerd of [slachtoffer B] geen geld voor verdachte en/of zijn mededader(s) achterhield (onder meer door in haar tas te zoeken) en - die [slachtoffer B] voorgehouden dat hij het door haar verdiende geld zou beheren en investeren (zodat zij haar inleg later verdubbeld terug zou krijgen) en - die [slachtoffer B] boos toegesproken wanneer zij te weinig geld had verdiend, althans aan hem kon afdragen, - terwijl die [slachtoffer B] geen vaste woon- of verblijfplaats had, - verdachte schulden heeft en/ geen inkomsten heeft uit reguliere arbeid, door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer B] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn mededaders heeft kunnen bieden. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Mensenhandel, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. De officier van justitie heeft tevens gevorderd een geldboete van 5.000,-. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel van een jonge vrouw, gedurende een periode van drie maanden. Deze vrouw verkeerde in een kwetsbare positie. Zij had een zwervend bestaan. Verdachte heeft haar ingepalmd en gedwongen te werken in de prostitutie. Zij werd tijdens haar werkzaamheden als prostituee door verdachte gecontroleerd en in de gaten gehouden. Zij werd door verdachte gehaald en gebracht naar de clubs waar zij werkte. De opbrengst van de werkzaamheden moest zij afstaan aan verdachte. Juist omdat het hier om prostitutiewerkzaamheden ging, heeft verdachte door aldus te handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster. Dat zij aanvankelijk vrijwillig in de prostitutie wilde werken, doet daaraan niet af. Immers, de omstandigheden waaronder zij in de prostitutie heeft gewerkt zijn niet de omstandigheden waarin een mondige prostituee werkzaam dient te zijn. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die aangeefster zou ondervinden als gevolg van zijn handelen. Hij heeft zich louter laten leiden door zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent hem dit ernstig aan. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke feit daarvan veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voor het opleggen van een geldboete zoals door de officier van justitie voorgesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding. Een geldboete verdraagt zich immers niet met de ernst van de feiten. De rechtbank acht in dit soort zaken oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende sanctie. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing De rechtbank: * verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan; * verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; * verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: Mensenhandel, meermalen gepleegd; * verklaart verdachte strafbaar; * veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden; * beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Kropman, voorzitter, Prisse en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2012. Eindnoten 1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0664/09-205343, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team regionale recherche, gesloten en ondertekend op 26 november 2010. 2 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 507. 3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 495. 4 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 512. 5 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 513. 6 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 519. 7 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 522. 8 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 523. 9 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 524. 10 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 525. 11 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 530. 12 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 531. 13 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 532. 14 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 534. 15 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 534, 539 en 544. 16 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 535. 17 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer B], p. 542. 18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C], p. 731. 19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C], p. 733. 20 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E], p. 804. 21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p. 1214. 22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p. 1217. 23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p. 1216. 24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p. 1218. 25 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p. 1219. 26 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], p. 1214 en 1217. 27 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F], p. 1193. 28 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F], p. 1194 en 2185. 29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 2172.

30 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 2173. 31 Proces-verbaal met betrekking tot financiële gegevens, p. 1658-1661.