Het voorrecht van hier en nu



Vergelijkbare documenten
Keuzehulp Bevallen na een eerdere keizersnede: vaginale bevalling of een geplande keizersnede? Poli Gynaecologie

Vroegtijdige weeën en dreigende vroeggeboorte

Zwangerschap en bevallen na eerdere keizersnede

Inleiden van de bevalling

Perinatale sterfte verschillen naar zorgregio s in Nederland

informatie voor u Bevallen na een eerdere keizersnede

Bevallen na een eerdere keizersnede. Poli Gynaecologie

Regioprotocol; Foetale Bewaking durante partu. juni 2016

Serotiniteit BEHANDELING

Zwanger na de uitgerekende datum

Stuitligging vanaf de 36 e week van de zwangerschap. Maatschap Gynaecologie IJsselland Ziekenhuis

Serotiniteit. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

Inhoudsopgave Inleiding... 3 Wat is een stuitligging?... 3 Hoe vaak komt een stuitligging voor?... 5 Waarom ligt een kind in een stuitligging?...

VSV Achterhoek Oost Protocol Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties

Verloskunde in beweging III: de kracht van de consensus Aanbevelingen voor het verloskundig handelen bij UTERUSRUPTUUR

Kraamafdeling. Vroegtijdige weeën. gebroken vliezen en vroeggeboorte

Vroegtijdige weeën en dreigende vroeggeboorte

Het maken van een keuze Wanneer is een vaginale bevalling bij een stuitligging mogelijk. Heeft u de keuze? Het maken van een keuze. Tot slot.

Addendum bij de multidisciplinaire richtlijn Dreigende Vroeggeboorte gepubliceerd in Opgesteld door de Otterlo Werkgroep, versie 2014

Gynaecologie. Een stuitligging.

Verloskunde. Bevallen na een keizersnede. Adresgegevens

Uitwendige versie (draaien van je baby in de baarmoeder)

Informatie over aflopend vruchtwater a term

From the Department of Public Health, TNO Prevention and Health, Leiden, the Netherlands Dr. F. Öry

1 Inleiding Wat is een stuitligging? Hoe vaak komt een stuitligging voor? Waarom ligt een kind in een stuitligging?...

24 weken zwanger en dan? Kansen, onmogelijkheden, resultaten en toekomst

PATIËNTEN INFORMATIE. Serotiniteit

Regioprotocol Foetale Bewaking durante partu.

Inhoudsopgave. Inleiding 3. Wat is een stuitligging 3. Hoe vaak komt een stuitligging voor 4. Onderzoek bij een stuitligging 4

Als je nog zwanger bent na je uitgerekende datum (Serotiniteit) Poli Gynaecologie

Een stuitligging wat nu?

Vroegtijdige weeën en dreigende vroeggeboorte

Bevallen na eerdere keizersnede

Serotiniteit. Versie November 17. Wens 41 weken inleiden. AD* (weken) Actie Beleid Informatie. Folder serotiniteit mee geven

Uitwendige versie en stuitligging

Verloskunde tussen ?

Verloskunde Serotiniteit Colofon Meer informatie Adresgegevens

Foetale sterfte. Hoofdstuk 4 PERISTAT II

STUITLIGGING 1. In het kort 2. Wat is een stuitligging? 3. Hoe vaak komt een stuitligging voor? 4. Waarom

Safe motherhood: Severe acute maternal morbidity in the Netherlands

Stop or Go? TerugvalprevenDe training bij het begeleid aiouwen van anddepressiva in de zwangerschap.

Serotiniteit / overdragenheid

Vragenlijst voor medici

Bevalling na eerdere keizersnede

Angst voor de pijn. Prof. dr. Arie Franx. Pre-eclampsia and cardiovascular disease. Kennispoort Verloskunde, 3 februari 2012

Als je nog zwanger bent na je uitgerekende datum

Serotiniteit. Als je nog zwanger bent na je uitgerekende datum

Figuur 1a. Figuur 1b. voeten naast de billen liggen.

NVOG Voorlichtingsbrochure GROEP B STREPTOKOKKEN EN ZWANGERSCHAP

Serotiniteit. Zwanger voorbij de 41 weken en dan?

Stuitligging. Wat is een stuitligging?

Zwanger voorbij de 41 weken en dan? Serotiniteit. Poli Gynaecologie

Stuitligging. Wat is een stuitligging?

Bevallen na een eerdere keizersnede: samen kiezen met een keuzehulp

Programma. Filmpje. Presentaties nalezen? Informatieavond over de bevalling. Gynaecologie en verloskunde Bevallen

Stuitligging. 1. In het kort 2. Wat is een stuitligging? 3. Hoe vaak komt een stuitligging voor? 4. Waarom ligt een kind in een stuitligging?

Echoscopie tijdens de zwangerschap ONDERZOEK

Serotiniteit 42 weken of langer zwanger.

Bevallen na een eerdere keizersnede

Gynaecologie / Verloskunde. Patiënteninformatie. Serotiniteit. Slingeland Ziekenhuis

Vroegtijdige weeën en dreigende vroeggeboorte

Serotiniteit (overdragenheid)

Stuitligging BEHANDELING

Nederlandse perinatale sterfte daalt

Zwangerschap en bevalling na een eerdere keizersnede

Zwangerschap en bevalling na een eerdere keizersnede

VROEGTIJDIGE WEEËN EN DREIGENDE VROEGGEBOORTE

Het inleiden van de bevalling

Bevalling na een keizersnede

Zwangerschap en bevalling na een eerdere keizersnede

Vroegtijdige weeën en dreigende vroeggeboorte. Afdeling Verloskunde/Gynaecologie

Zwanger en bevallen na eerdere keizersnee

Een stuitligging. verloskunde

Het inleiden van de bevalling

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over screening op vasa praevia (2013Z01807).

Groep B streptokokken en zwangerschap

The Lancet Midwifery Series

Patiëntenvoorlichting Stuitligging

Stuitligging. Poli Gynaecologie Route 48

De ingeleide bevalling

Langdurig gebroken vliezen rondom de bevalling

Een stuitligging. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

Een dreigende vroeggeboorte

Uw baby in stuitligging: wat u moet weten

Stuitligging. Verloskunde/Gynaecologie

Bevallen na een eerdere keizersnede

Enquete Zwangerschaps verlof bij meerling zwangerschap

Protocol Obesitas. 1.0 Definitie obesitas

Serotiniteit Zwanger voorbij de 41 weken en dan?

Een stuitligging. verloskunde

Induction of Labor versus Expectant management in women with Preterm Prelabor Rupture of Membranes between 34 and 37 weeks

cervixcerclage Voorkomen van een vroeggeboorte Wat is een cervixcerclage?

mw.dr. J. Dijs-Elsinga (PRN), mw. C. de Vries (PRN) mw.dr. E. de Miranda (KNOV), mw.dr. A.C.J. Ravelli (AMC), dhr. P.

Langdurig gebroken vliezen zonder weeën

Zwanger en bevallen na eerdere keizersnede

Groep-B-streptokokken en zwangerschap. Poli Gynaecologie

Een stuitligging. Gynaecologie

Een stuitligging. Albert Schweitzer ziekenhuis Afdeling Gynaecologie april 2015 pavo 0408

Evaluatie van vijf jaar stuitbevallingen in het OLVG Amsterdam: een retrospectieve cohortstudie

Langdurig gebroken vliezen

Transcriptie:

Het voorrecht van hier en nu prof. dr H.P. van Geijn Rede uitgesproken ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar Verloskunde en Gynaecologie aan de faculteit der Geneeskunde van de Vrije Universiteit Amsterdam/ VU Medisch Centrum op 5 juni 2009. 1

2

Mijnheer de Rector Magnificus, Dames en heren leden van het College van Bestuur van de Vrije Universiteit en leden van de Raad van Bestuur van het VUmc. Dames en heren hoogleraren, leden van de wetenschappelijke staf, collega s, verloskundigen, arts-assistenten, verpleegkundigen, overige VUmc medewerkers, studenten, familieleden, vrienden, kennissen, laangenoten en voorts allen die door Uw aanwezigheid blijk geeft van Uw interesse in mijn vandaag te houden rede. Zeer geachte toehoorders. Rondom de verloskunde bestaat een romantisch beeld. In deze lezing ga ik U drie vrouwen voorstellen met een ongunstige of minder gunstige afloop van de bevalling. Het is geenszins de bedoeling U van Uw romantische beelden te beroven. Echter ik kon er voor mijn gevoel niet onderuit U in deze rede een meer reëel beeld van de verloskunde te presenteren. U kunt Uzelf aan het einde van de lezing nog altijd troosten met de gedachte dat het gepresenteerde zich lang geleden heeft afgespeeld of in ieder geval ver van Uw sponde. Het betreft de bevallingen van Agnes Sorel op 3 februari 1450; van Henriette D Entragues op 5 juli 1600; en van Victoria van Saksen- Coburg op 27 januari 1859. AGNES SOREL; een vroeggeboorte gevolgd door moedersterfte Agnès Sorel (1422-1450) is de eerste in Frankrijk officieel erkende Maitresse en Titre. Zij bekleedde een invloedrijke positie aan het hof van Karel VII (1403-1461). Hella Haasse typeert Agnès Sorel als de Ware Regering van Frankrijk (1). Agnès is het meest bekend van het schilderij van Jean Fouquet (1420-1480) Madonna omringd door Serafijnen en Cherubijnen, het pronkstuk van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (2). Het is januari 1450 en ijskoud wanneer Agnès Sorel vertrekt uit Loches in Sud-Touraine om Karel VII, die zich in Normandië bevindt, te waarschuwen voor een tegen hem gericht complot. De reis gaat per koets via Le Mans en Alencon naar de omgeving van Rouen. Zij komt aan bij de abdij van Jumièges, maar kan daar als vrouw niet blijven. Agnès vindt onderdak in een bijgebouw van de abdij, de Manoir de Mesnil. Daar blijkt zij ernstig ziek als gevolg van een flux de ventre en bevalt, lijdend aan dysenterie, op 3 februari 1450 bij een zwangerschapsduur van zeven maanden van haar vierde dochter, die slechts kort leeft (3). 3

Het verlies van een te vroeg geboren kind wordt treffend weergegeven in het schilderij De Dordtse Vierling uit 1621, te bezichtigen in het Dordrechts Museum, met een afbeelding van de vier kinderen van Cornelia Jans Coenraadsdochter en Jacobus Costerus. Hun derde kind, de kleine Elisabeth, heeft maar anderhalf uur geleefd, draagt een doodshemdje, is bleek en heeft de ogen gesloten (4). Terug naar Agnès Sorel. Zij wordt in het kraambed alsmaar zieker en overlijdt acht dagen later onder dramatische omstandigheden. Haar hart blijft, zoals in die tijd gebruikelijk, achter in Jumièges. Haar gebalsemde lichaam wordt overgebracht naar de abdijkerk Notre-Dame Saint-Ours in Loches, waar het uiteindelijk pas in 2005 de door haar gewenste en in haar testament genoemde bestemming heeft gevonden. VROEGGEBOORTE Bij in potentie gezonde kinderen is 85% van de sterfte kort na de geboorte het gevolg van vroeggeboorte. De incidentie van vroeggeboorte is in Nederland circa 11%. De oorzaak van vroeggeboorte is te herleiden tot overmatige rek van of prikkeling van de baarmoeder, of onvoldoende steun ter hoogte van de baarmoedermond. Voorbeelden van overmatige rek zijn: de meervoudige zwangerschap of een teveel aan vruchtwater; maar ook een baarmoeder met een afwijkende vorm welke de normale rek in de zwangerschap niet aankan. Voorbeelden van overmatige prikkeling zijn een infectie of een bloeding in de baarmoederholte. Een dreigende vroeggeboorte is niet meer dan een symptoom van een onderliggend probleem en de therapeutische maatregelen dienen gericht te zijn op de oorzaak en eventuele bijkomende problemen. De meest voorkomende behandeling betreft toediening van een progesteronpreparaat, de toepassing van weeënremmers of een cervixcerclage (het operatief aanbrengen van een bandje rond de baarmoedermond). Progesteron kan men overwegen na een eerdere vroeggeboorte en na echoscopische vaststelling van een te korte baarmoedermond in het verloop van de zwangerschap (5). Van de diverse weeënremmers is atosiban het veiligst (6). Een bandje rond de baarmoedermond - om meer steun te geven aan de vruchtzak en ter behoud van het cervixslijm - kan worden geplaatst via de vagina of bij uitzondering via de buikholte. Tegenwoordig gebeurt dit laatste in onze afdeling via een kijkoperatie. 4

Willen we in de toekomst de incidentie van vroeggeboorte werkelijk terugdringen - wat tot nu toe vrijwel niet gelukt is - dan zal er een zwaarder accent moeten komen te liggen op de preventie ervan. Life-style factoren zijn gecorreleerd met het verloop van de zwangerschap (7). Zo is er een verhoogd risico op vroeggeboorte in geval van roken tijdens de zwangerschap. Een van de vele en diverse life-style factoren, al of niet in combinaties geassocieerd met vroeggeboorte, betreft de invloed van werken. Twee voorbeelden van de associatie tussen werken en vroeggeboorte hebben betrekking op ons zeer naastaande beroepsgroepen, i.e. verpleegkundigen en arts-assistenten. Zwangere verpleegkundigen met nachtdiensten hebben een 3-maal hogere kans op vroeggeboorte (8) en vrouwelijke arts-assistenten een 2,5 maal hogere kans op vroegtijdige contracties in vergelijking met de partners van hun mannelijke collega s (9). Om collega opleiders en afdelingshoofden enigermate gerust te stellen: de laatste cijfers zijn afkomstig uit een Amerikaanse studie. Ruim 70% van de artsassistenten werkte tijdens de zwangerschap meer dan 80 uur per week. Stress, abnormale inspanning, overmatig werk kunnen het startpunt zijn van een cascade van gebeurtenissen. Contracties als gevolg van stress of te hard werken leiden tot het opengaan van de baarmoedermond, dit leidt op zijn beurt tot verlies van cervixslijm dat een beschermende werking heeft tegen opstijgende infecties, bacterien kunnen nu vanuit de vagina in de baarmoederholte komen met als gevolg een infectie, waardoor meer en ook sterkere baarmoedercontracties/weeën uiteindelijk eindigend in een vroeggeboorte. Recent heeft de beroepsgroep van bedrijfsartsen richtlijnen opgesteld en neergelegd in de brochure: zwangerschap, postpartumperiode en werk (10). De adviezen zijn zeer gedetailleerd, zonder meer goed bedoeld, maar nauwelijks uitvoerbaar. Ter overweging: een eenvoudiger voorstel stammend uit 1979 en ontleend aan een advies dat ik kreeg bij gelegenheid van mijn vertrek uit Columbus Ohio na een fellowship Obstetric Perinatology in het Ohio State University Hospital. Ik vroeg destijds het afdelingshoofd Fred Zuspan wat zijn belangrijkste advies zou zijn om mee te nemen naar Nederland. Tot mijn verbazing zei hij: Don t forget: a nap in the afternoon is the secret of pregnancy. Het heeft enige maatschappelijke consequenties, maar in de dagelijkse praktijk heb ik dit advies graag overgenomen, zeker als er sprake was van een obstetrische voorgeschiedenis met een geboorte zeer vroeg in een eerdere zwangerschap. 5

MOEDERSTERFTE Loudon beschrijft de incidentie van moedersterfte in Engeland en Wales tussen 1850 en 1980 (11). Tot het jaar 1935 varieert het risico op moedersterfte in Engeland en Wales tussen de 400 (1/250) en ruim 600 (1/165) per 100.000 levendgeborenen, waarna een scherpe daling optreedt. De daling is tot beneden de 10 per 100.000 in 2005 in West-, Midden- en Zuid Europa; waaronder ook Nederland. Vele vooral ook grote landen kennen een hogere incidentie van moedersterfte. In Rusland is in ditzelfde jaar de incidentie van moedersterfte 28, in China en Cuba 45, in Vietnam 150, in Marocco 240, en in Irak 300 per 100.000 (12). Het cijfer van Vietnam is ontleend aan het voorkomen van moedersterfte enkel en alleen in ziekenhuizen en erkende geboortecentra. De grens van 400 per 100.000 levendgeborenen is kenmerkend voor de incidentie van moedersterfte in Engeland en Wales zo n 100 jaar geleden. Vijf en twintig van de 91 landen - in het algemeen landen met een bevolking talrijker dan Nederland - overschrijden deze grens van 400. Vele van deze 25 landen hebben zelfs in 2005 nog zeer hoge incidenties van moedersterfte (tot 2100/100.000), vele malen hoger dan het niveau van 1850 in West-Europa. Toch heeft Nederland weinig reden om zich op de borst te kloppen (13). Ten opzichte van de 25 ons omringende landen bevinden wij ons in 2004 wat betreft de directe moedersterfte op slechts de 18 e plaats (14). Met name komt eclampsie, o.a. gekenmerkt door trekkingen van het gehele lichaam en ernstige zuurstofnood, in ons land nog relatief vaak voor (15). De gevolgen van eclampsie kunnen zeer ernstig zijn zowel op de korte als lange termijn. Op de korte termijn dreigt het beeld van multiple-organ-failure met een hoog risico op overlijden. Ernstige schade aan het centrale zenuwstelsel is één van de mogelijke lange termijn gevolgen (16,17). Het voorkomen van een eclampsie-aanval is obligaat en wordt bereikt door tijdige en adequate behandeling van de bestaande hypertensie en tijdige toediening van magnesiumsulfaat in situaties met een verhoogd risico. Toch gebeurt dit vaak niet of te laat en blijkt er dikwijls sprake van substandaard zorg; namelijk in 85 respectievelijk 67% in die gevallen waar een eclampsie optrad (18). Voor de behandeling van ernstige hypertensie heeft intraveneuze toediening van ketanserin de voorkeur. Dit middel geeft een geleidelijke bloeddrukdaling waardoor het risico van het zogenaamde steel-effect op de doorbloeding van de zwangere baarmoeder vermeden wordt (19,20). 6

HENRIETTE D ENTRAGUES; de baby overlijdt tijdens de bevalling De tweede van de drie eerder genoemde vrouwen is Catherine Henriette Balzac d Entragues. Op 1 october 1999 schrijft Hendrik IV, koning van Frankrijk - 46 jaar oud en nog steeds geen wettige erfgenaam - aan haar vader: In het geval dat Henriette binnen 6 maanden zwanger wordt en bevalt van een zoon, neem ik haar tot vrouw en wettige echtgenote (21). Henriette wordt zwanger en bevalt 5 juli 1600 op het kasteel van Fontainebleau. Maar er ontstaat een heftig onweer. Het is benauwd, de ramen staan open. Na een heftige donderslag, treft de bliksem de kamer waarin Henriette aan het bevallen is. De bliksem (waarschijnlijk een bolbliksem c.q. vuurbal) gaat onder het bed door (22). Henriette blesseert zich en is urenlang volledig in paniek. Uiteindelijk bevalt zij veel later dan nodig van de zo gewenste zoon (23). Helaas vertoont de baby geen tekenen van leven en blijkt te zijn overleden. Hendrik IV trouwt enige maanden later met Maria de Medici, de moeder van de latere Lodewijk XIII. De bevalling van Maria wordt begeleid door Louise Bourgeois (24). Doodgeboorte kwam in het verleden vaak voor. In 1939 is de incidentie van doodgeboorte in Schotland iets boven de 40 per 1000 geboorten; in 2004 beneden de 10 (25). Wereldwijd zijn er grote verschillen met een incidentie van doodgeboorte in Africa ruim boven de 30 en in de zogenaamde ontwikkelde landen beneden de 10 per 1000 geboorten. De incidentie van neonatale sterfte verschilt zelfs nog meer tussen de verschillende continenten (26). Doodgeboorte alleen is een onvoldoende maat voor de kwaliteit van de obstetrische zorg. Informatiever is de combinatie van doodgeboorte en de babysterfte in de eerste week na de geboorte. Doodgeboorte en neonatale sterfte vormen samen de perinatale sterfte. De Nederlandse cijfers voor perinatale sterfte waren 10.5 per 1000 geboorten in 2000 en 9.1 in 2006 (27), met enige regionale variaties (28). Gunstige cijfers ten opzichte van Afrika en Azie; twee werelddelen die geen profijt hebben gekend van de ontwikkelingen in de verloskunde en de kindergeneeskunde in de laatste 70 jaar. Toch zijn de cijfers voor Nederland matig in vergelijking met de ons omringende landen, respectievelijk de ex aequo 24-25 e positie qua foetale sterfte bij alle eenlingen en de ex aequo 21-25 e positie bij eenlingen geboren na 37 weken. Met name de hoge foetale sterfte na 37 weken is teleurstellend (29). 7

Dit brengt ons bij de vraag: was tijdens de bevalling van Henriette D Entragues het overlijden van haar baby te voorkomen geweest en hoe staat het nu? Tot begin 19 e eeuw was deze mogelijkheid er zeker niet. Leonardo da Vinci was er in 1510 vast van overtuigd dat de foetus geen hartslag had (30). De mono-auriculaire stethoscoop, overigens in een primitievere vorm, deed zijn intrede pas in 1826; de doptone in 1966 en de toepassing van de doptone in electronische apparatuur pas in 1968 (31). Aan het begin van mijn opleiding tot gynaecoloog in 1973 was electronische apparatuur voor continue bewaking van de conditie van de foetus, zoals nu gebruikelijk in de dagelijkse praktijk, nog niet aanwezig op de afdeling Verloskunde en Gynaecologie van het Radboudziekenhuis Nijmegen. Overigens was de introductie van de electronische bewaking van de hartslag van de foetus aanvankelijk enkel en alleen bedoeld om de indertijd moeilijke diagnose van een intrauteriene vruchtdood te vergemakkelijken (32). Met behulp van dergelijke electronische apparatuur worden patronen van de hartfrequentie van de foetus samen met patronen van de moederlijke uterusactiviteit weergegeven op een papierstrook of op een beeldscherm. Een te lage hartactie kan een reactie zijn op een placenta-loslating, een te hoge hartactie het gevolg van een intrauteriene infectie. In beide situaties is er meestal ook sprake van hoogfrequente uteruscontracties. Adequate registratie van de moederlijke uterusactiviteit is essentieel (33). Ondanks ieders goede wil blijkt de uterusactiviteit echter dikwijls kwalitatief onvoldoende geregistreerd. Teveel weeën kunnen een lage zuurgraad bij de baby tot gevolg hebben (34). Het is daarom belangrijk overstimulatie van weeën te vermijden. Te vaak nog treden we op in een combinatie van pyromaan en brandweerman/vrouw. Met oxytocine, een weeënstimulerend middel, stoken we het vuurtje op en als vervolgens de baby in de problemen komt als reactie op te veel weeënactiviteit gaan we met z n allen lopen rennen om het vuurtje te blussen, bijvoorbeeld via een spoed-keizersnede. Terecht is oxytocine geplaatst op de High Alert Medication List van het Institute for Safe Medication Practices (ISMP) (35). Het doel van de registratie van de foetale hartfrequentiepatroon en de maternale uterusactiviteit, is het vermijden van sterfte, ziekte en schade als gevolg van zuurstofgebrek bij het ongeboren kind. Het alternatief is auscultatie (het beluisteren) van de foetale harttonen middels de mono-auriculaire stethoscoop (de toeter) of de doptone. De verschillende meta-analyses hebben niet goed uitgepakt voor de electronische bewaking (36). In vergelijking met auscultatie, mits strikt toegepast namelijk elke 15 minuten tijdens de ontsluiting en 8

elke 5 minuten tijdens de uitdrijving gedurende minimaal 60 seconden, leidt cardiotocografie tot weinig winst en tot meer kunstverlossingen. De meta-analyses op zich zijn genuanceerd, maar hiervan is niets terug te vinden in de conclusies. Hierdoor is de cardiotocografie onterecht in discrediet gebracht. De belangrijkste bezwaren tegen de conclusies zijn: (a) de resultaten zijn ontleend aan vrij oude studies uit de begintijd van de electronische bewaking; slechts 2 van de 12 studies zijn van voldoende kwaliteit, en (b) de Dublin trial uit 1985 heeft de uitkomsten gedomineerd (37). Echter in Dublin had men voorafgaande aan de start van de studie nauwelijks ervaring met de toepassing van cardiotocografie en kende men indertijd een 1-op-1 ratio barende-verpleegkundige tijdens elke bevalling. Al met al is de huidige situatie zo dat het nut van cardiotocografie door velen wordt betwijfeld. Verder is cardiotocografie dikwijls de aanleiding tot langslepende en kostbare juridische procedures. Desondanks wordt deze techniek wereldwijd routinematig toegepast, mede omdat de richtlijnen voor auscultatie in de dagelijkse praktijk niet hanteerbaar zijn. In een Australische studie kon slechts 3% van de bevallingen voldoen aan de bovengenoemde richtlijn voor auscultatie; namelijk het beluisteren van de foetale harttonen gedurende elke 15 minuten tijdens de ontsluiting en elke 5 minuten tijdens de uitdrijving en wel gedurende minimaal 60 seconden (38). De kwaliteit van cardiotocografische registraties laat vaak te wensen over. De uitwendige registraties met behulp van Doppler ultrageluid zijn in vergelijking met de inwendige registraties - waarbij het hartslagsignaal afgeleid wordt via een electrode in de hoofdhuid van de ongeborene - vaker van onvoldoende kwaliteit (39). Dit geldt voor tweelingen nog meer dan voor eenlingen (40). Daarnaast brengt de uitwendige methode het reële risico met zich mee dat de hartactie van de moeder geregistreerd wordt in plaats van de hartactie van de foetus (41). Dit risico is met name groot tijdens het persen van de barende en in het bijzonder bij de geboorte van de tweede van een tweeling (42). In de jaren 2007-2008 zijn in de regio Utrecht 245 à terme geboren kinderen opgenomen op de neonatale intensive care, ongeveer 50% vanwege asfyxie (ernstige zuurstofnood). Inmiddels zijn 139 casus beoordeeld door een panel van 10 leden. Bij circa de helft was er sprake van een of meerdere substandard-care factoren; het merendeel de foetale bewaking betreffend. Daarnaast zijn in deze periode 20 kinderen overleden tijdens de bevalling. Bij drie van deze 20 kinderen heeft zich naar het oordeel van het panel het 9

zojuist genoemde risico voorgedaan: namelijk dat de moederlijke in plaats van de foetale hartfrequentie is geregistreerd (43). Het geven van onderwijs over de toepassing van cardiotocografie is niet alleen voor de deelnemers maar ook voor de docent leerzaam. Aan de hand van de door de participanten meegebrachte casuistiek valt veel te leren. Daarom voor hen die zich dagelijks met foetale bewaking bezighouden enige adviezen: vergeet het voorkomen van vroege deceleraties tijdens de baring en vergeet de term herstel bij de beoordeling van foetale hartfrequentiepatronen. De term herstel heeft een ongewenst psychologisch effect, en het gebruik ervan wijst meestal op niet meer dan wishful thinking. Benut bij twijfel of de hartactie van de foetus wel geregistreerd wordt, de simpele mogelijkheid om de moederlijke hartactie te registreren middels pulse-oximetrie. Benut de mogelijkheid additionele informatie over de conditie van de foetus te verwerven via microbloedonderzoek en/of toepassing van de STAN-techniek. Ten aanzien van het terugdringen van de relatief hoge perinatale sterfte in ons land zou voor ziekenhuizen moeten gelden: de garantie dat een spoed-keizersnede 7 dagen/ week, 24 uur/dag kan worden verricht. Verder dat er locaal, regionaal en landelijk naast meer aandacht voor de ketenzorg, het obstetrisch beleid en de neonatale opvang; speciale aandacht besteed gaat worden aan de kwaliteit en de wijze van toepassing van de diverse methoden van foetale bewaking. Mogelijk ligt er hier een nieuwe uitdaging voor het uitstekend landelijk samenwerkend en zeer productieve verloskundig consortium. VICTORIA VAN SAKSEN-COBURG; een moeizame stuitbevalling Op 27 januari 1859 bevalt in Potsdam Victoria van Saksen-Coburg, 18 jaar oud, van een zoon, de latere en ook laatste Duitse keizer Wilhelm II. De volgende personen zijn aanwezig tijdens de bevalling. Sir James Clarke lijfarts van koningin Victoria van Engeland is op haar advies gekomen, maar heeft een beperkte obstetrische ervaring. Hij arriveert in Duitsland met een fles chloroform onder de arm. Dr August Wegner is Generalartzt en lijfarts van het koninklijk paar en heeft eveneens beperkte obstetrische ervaring. Verder zijn aanwezig verloskundige Fräulein Stahl, twee gravinnen, en voor die tijd ongebruikelijk Vicky s echtgenoot Fritz (44). De avond van de 26 e januari beginnen de weeën en breken de vliezen. De volgende ochtend bij 5 cm ontsluiting stelt Weber vast dat er sprake is van een stuitligging. In allerijl wordt professor 10

Martin, ordinarius aan de Charité gezocht en bij toeval gevonden. Om 11 uur krijgt Victoria een braakmiddel en wordt gestart met chloroform-inhalatie. De persweeën beginnen en de pijn wordt ondragelijk. Victoria wordt nu vrijwel volledig verdoofd en tot overmaat van ramp wordt het vroeger veel gebruikte paardemiddel secale cornutum (een moederkoornpreparaat) toegediend om betere weeën te krijgen. Erna, maar meer waarschijnlijk erdoor wordt de hartslag van de foetus zwak en langzaam. Vervolgens voert Martin een stuitextractie uit, echter niet zonder Erhebliche Anstrengung. De kleine Wilhelm vertoont vrijwel geen levenstekenen. Fräulein Stahl komt nu in actie en terwijl de artsen staan te morren slaat zij geheel tegen de hofetikette wisselend hard en zacht de kleine Wilhelm op zijn billen. Later schrijft ze vol trots Sie hatte den Prinzen vom Grabe gerettet, für das er bestimmt war. De gevolgen van de moeizame en met kracht uitgevoerde stuitbevalling zijn ernstig en verstrekkend voor kroonprins Wilhelm. Als gevolg van een overrekking van de zenuwplexus in de hals is de linker arm verlamd, verbogen en verkort en is de linker hand kleiner dan de rechter. Er is een scheefstand van het hoofd. Het gezicht is asymmetrisch (intrauterien ontstaan?). Daarnaast hebben de gebreken vermoedelijk invloed gehad op de karaktervorming van Wilhelm en heeft de moeder-kind relatie volgens Sigmund Freund onder deze gebreken geleden. In zijn jeugd heeft Wilhelm de vreselijkste behandelingen moeten ondergaan, waaronder een Kopf- en Armstreckmaschine en diverse operaties, met name voor de scheefstand van het hoofd (44). Een keizersnede was in de Middeleeuwen verplicht tijdens of direct na het overlijden van de barende vrouw om het kind een kans te geven op overleven en de mogelijkheid het kind te dopen. Moeder en kind mochten niet samen begraven worden (45). Men was zich al ver voor onze jaartelling bewust dat zuurstof bij de foetus veel sterker dan bij de volwassene wordt gebonden in het bloed waardoor de ongeborene enige tijd (zo n 10 minuten) zonder zuurstof kan overleven. De keizersnede werd tot midden 17 e eeuw middels de zij van de vrouw verricht, daarna pas via de voorzijde van de buik. Overigens werden na 1600 als de baring volledig vastliep, zij het sporadisch, keizersneden ook verricht bij een levende vrouw. Voor 1900 en nog lang erna (46) was de perinatale sterfte bij een stuitbevalling erg hoog: 5 tot 8 keer hoger dan bij een hoofdligging. Terugkomend op de bevalling van Victoria van Saksen, waarom werd bij haar dan geen keizersnede verricht in plaats van een moeizame stuitbevalling? In 1859 was een keizersnede geen reële 11

optie. In de periode 1805-1855 zijn zeven publicaties verschenen over een keizersnede bij een levende vrouw. Van de 1515 moeders overleefden 797 (53%) de keizersnede niet (47). In 1859 bevond men zich nog op de overgang van de zogenaamd primitieve naar de moderne keizersnede. Nog in de jaren 60-70 van de vorige eeuw werd maximaal gestreefd naar een vaginale baring. Nog in 1963 beweerde Kelly als het gaat om een forcipale extractie: Pull until the delivery table starts to move (48). Nadien is de obstetrie een andere richting ingeslagen. Zo is recent in Nederland het aantal keizersneden bij een stuitligging fors gestegen. Deze stijging heeft zich in minder dan 15 jaar voltrokken, met een afvlakking in de incidentie tot circa 70% na 2000. De stijging in het aantal keizersneden wordt algemeen toegeschreven aan de overigens fel bekritiseerde studie een Randomized Contolled Trial (RCT) van Hannah en medewerkers in het jaar 2000 (49). Echter al voor de verschijning van haar publicatie is een stijging in het aantal keizersneden bij een stuitligging waarneembaar. In 1989 was in LVR-2 de incidentie van een keizersnede in geval van een stuitligging: 34% in 1999: 50%. De studie van Hannah heeft slechts in beperkte mate bijgedragen aan de verdubbeling van het het aantal keizersneden in minder dan 10 jaar. Heel andere factoren spelen een rol, waaronder met name een mentaliteitsverandering met een accent op safetyfirst ten aanzien van de toekomst van het kind, zonder overigens voorbij te gaan aan de nadelen en risico s van een keizersnede voor de moeder. Naast de mentaliteit van safety-first, is er ook een veranderd medico-legaal klimaat en is er het effect van de keizersnede on demand, met name bij buitenlanders bijvoorbeeld vanuit Noord- en Latijns Amerika. Men is zich tegelijk bewust geworden van de complicaties op de korte en lange termijn, zoals een uterusruptuur bij een volgende bevalling (50). Het adagium is nu: vermijdt de eerste keizersnede. Het belangrijkste nadeel van de toename in het aantal keizersneden in geval van een stuitligging is dat de ervaring van een stuitbevalling beperkt is bij de jongste generatie artsassistenten en gynaecologen. De enige manier om dit probleem te ondervangen is periodiek en systematisch fantoomonderwijs. Na 2000 is er een lichte verschuiving van secundaire naar primaire geplande - keizersneden (51). Het is dan wel noodzaak de geplande keizersnede correct en niet te vroeg uit te voeren en wel na een zwangerschapsduur van 39 weken, zoals ondermeer blijkt uit de recent gepubliceerde studie van Tia en medewerkers (52). In hun studie, waarin een groot aantal Amerikaanse centra participeerde, bleek het risico op een ongunstige uitkomst van het 12

kind 1,5 tot 2,1 maal hoger bij een keizersnede bij 38, respectievelijk 37 weken. Overeenkomstige ervaringen in de periode 1994-1998 zijn door ons gepubliceerd in 2001 (53). Bij pasgeborenen kwamen ademhalingsproblemen significant vaker voor na een geplande keizersnede voor de 39 e week. Op basis van deze ervaringen zijn toen duidelijk afspraken gemaakt. Alle zwangeren in aanmerking komend voor een geplande keizersnede dienen gepresenteerd te worden op de wekelijkse gezamenlijke besprekingen van de verloskunde en de neonatologie, en er wordt zo strak mogelijk vastgehouden aan de afspraak van: in principe geen geplande keizersnede voor 39 weken. Verreweg het merendeel van de keizersneden is sindsdien verricht in de 39 e week, of bij uitzondering in de tweede helft van de 38 e week. Het resultaat is dat ademhalingsproblemen bij pasgeborenen in aansluiting aan een geplande keizersnede sindsdien vrijwel niet meer voorkomen (54). De Amerikaanse en onze eerdere studie waren aanleiding tot een commentaar in het New England Journal of Medicine met de aansprekende titel: Making small risks even smaller (55). Deze titel, in een iets gewijzigde vorm, neem ik graag over als een algemeen advies voor toekomstige obstetrische zorg: Make Small Risks even Smaller. DANKWOORD Gekomen aan het einde van deze rede wil ik graag enige woorden van dank uitspreken. Ik wil echter beginnen met een citaat uit 1499 van Desiderius Erasmus (56): Hoeveel duizenden mensen zijn er vandaag in leven en goede gezondheid die niet eens geboren waren als onze professie geen aanpak had gevonden voor allerlei problemen bij de geboorte, en de verloskunde had uitgevonden. Waarom anders roepen én moeder én kind op de drempel van het leven jammerend de heilzame hulp van een arts in. Zelfs het ongeboren kind dankt het leven aan zijn kundigheid Vleiende woorden van ruim 500 jaar geleden. Inmiddels zal U duidelijk zijn dat deze woorden relativering behoeven. Tegelijk ben ik trots dat ik de verloskunde in al zijn aspecten gedurende ruim 36 jaar heb mogen uitoefenen. Gedurende deze periode heb ik vele vrouwen mogen begeleiden en hebben zij mij hun vertrouwen geschonken. Allereerst wil ik mijn dank uitspreken naar de bestuurders van de Vrije Universiteit en het Vrije Universiteit Medisch Centrum. Ik heb 13

mij altijd bijzonder gesteund gevoeld door Elmer Mulder, Jean Savelkoul, Wim Stalman en Wouter van Ewijk. Dit geldt evenzeer vanaf 1980 voor de voorgaande leden van de diverse Raden van Bestuur. Vervolgens wil ik noemen het bestuur van divisie drie John Roord, Kees Klarenbeek en Leo de Haan. De vele besprekingen met manager bedrijfsvoering Kees Klarenbeek over het wel en wee van de afdeling, vanzelfsprekend met een accent op de financiën, heb ik zeer gewaardeerd. De afdeling heeft in de voorbije 29 jaar dankzij de inspanning van velen kunnen groeien en heeft het de ontwikkelingen in de Verloskunde, Gynaecologie en de Voortplantingsgeneeskunde op de voet mogen volgen. Het aantal bevallingen is in de periode 1980-2009 vrijwel verdubbeld. Juist in de periode rond 1983, toen de afdeling om in managementtermen te spreken relatief minder productief was, kreeg het te maken met de externe budgettering gezondheidszorg, hetgeen vanaf dat moment ongewild geleid heeft tot een achterstand in de opbouw van de infrastructuur van de afdeling. Waakzaamheid is geboden opdat de recente en te verwachten bezuinigingen - ook verkocht als efficiëntiemaatregelen de academische functies onderwijs en onderzoek op termijn niet te veel aantasten. De drie onderafdelingen van de afdeling functioneren locaal, nationaal en internationaal op hoog niveau. De basis hiervoor is eind zeventiger, begin tachtiger jaren gelegd door Hans Stolk, helaas dit jaar overleden, en Nico Arts en Joop Schoemaker. Nadien is de leiding van de gynaecologie overgegaan naar Peter Kenemans en vervolgens Hans Brölmann, van de voortplantingsgeneeskunde naar Peter Hompes, en van de verloskunde naar mijzelf. Ik ben trots op de wijze waarop binnen de afdeling in harmonie en met veel inzet en enthousiasme werd en wordt samengewerkt. Dit geldt zonder uitzondering voor alle stafleden, arts-assistenten, IVFartsen en medewerkers van het IVF laboratorium, echoscopisten, arts-echoscopisten, verpleegkundigen, onderzoekers, secretaresses, administratieve medewerkers en alle anderen aan de afdeling verbonden. Het is dankzij deze uitstekende onderlinge samenwerking dat vele ontwikkelingen tot stand zijn gekomen. Om slechts enkele te noemen: de groei van de obstetrische high care, prenatale screening en diagnostiek, en minimaal invasieve gynaecologische chirurgie; de introductie van thema-spreekuren; de behandeling van endometriose; en de mogelijkheid van draagmoederschap, dit laatste onder leiding van Roel Schats. Toen ik op 1 juni 1980 na mijn specialisatie in het Sint Radboudziekenhuis in Nijmegen, het Ohio State Universital Hospital 14

in Columbus Ohio en het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven mijn intrede deed in onze afdeling raakte ik vanaf de eerste dag onder de indruk van het hoge niveau van het verplegend personeel en met name de cultuur van whatever may be - de patient staat centraal in onze zorg. Ik heb er het volste vertrouwen in dat deze hoge kwaliteit van zorg ook in de toekomst gehandhaafd blijft dankzij Lennie Oudshoorn en al haar collega s. Het nauwst heb ik samengewerkt met de stafleden binnen de onderafdeling verloskunde en prenatale screening en diagnostiek en het is daarom dat ik hen apart wil noemen: de hoogleraren John van Vugt en Hanneke de Vries, chef de clinique verloskunde Annemieke Bolte, chef de policlinique verloskunde Attie Go, Kitty Heins, die al vele jaren het meermaals geroemde medisch onderwijs op ons vakgebied onder haar hoede heeft, Monique Haak, Maurice Wouters en de recent toegetreden fellows obstetrische perinatologie Marion van Hoorn en Griet VandenBerghe. We hebben al die jaren een hecht team gevormd. Met deze opsomming wil ik geenszins tekort doen aan de overige stafleden van de afdeling, van wie ik Johan Spruijt en Marchien van Baal respectievelijk chef de policlinique en chef de clinique gynaecologie, apart wil noemen. Ik heb mij altijd zonder uitzondering loyaal gesteund gevoeld door de gehele staf van onze afdeling, in het bijzonder in mijn functies als opleider en afdelingshoofd. Grote verantwoordelijkheid ligt op ieders schouders om de patientenzorg, het medisch onderwijs, de opleiding van artsassistenten, het wetenschappelijk onderzoek en het management in een snel veranderende organisatie vorm te blijven geven. Betreffende de goede samenwerking met vele stafleden in het recente en minder recente verleden wil ik noemen Guus Dekker, speciaal voor deze dag overgekomen uit Australie. In de afgelopen 29 jaar heb ik genoten van de contacten en feedback van de medisch-studenten en met name de arts-assistenten. Ik heb jullie net als iedereen, die ik dagelijks ontmoette, in de afgelopen weken al volop gemist. De afdeling verloskunde en gynaecologie werkt uitstekend samen met en ondervindt veel steun van alle afdelingen, onderzoeksinstituten en facilitaire afdelingen binnen het VUmc. Vanuit de verloskunde wil ik speciaal noemen de uitstekende samenwerking met de afdelingen kindergeneeskunde in het bijzonder de neonatologie onder leiding van Willem Fetter en Harry Lafeber, de afdeling anaesthesiologie met als afdelingshoofd 15

Stephan Loer, en de afdeling klinische genetica met als afdelingshoofd Hanne Meijers. Bij zijn afscheid twee jaar geleden was ik geroerd door het persoonlijk dankwoord van mijn voorganger als afdelingshoofd Prof. Peter Kenemans. Wij sloten vriendschap in 1973 in het eerste jaar van onze arts-assistenten opleiding en deze vriendschap is onverminderd intact gebleven. Het is de basis geweest voor onze uitstekende samenwerking in de jaren 1987-2007. Ook dit jaar nog heb ik profijt gehad van je wijze adviezen. Ik kijk uit naar de nabije toekomst wanneer Cootje, Marijke, jij en ik elkaar vaker kunnen treffen. De afdeling zal bij voortduring veranderingen ondergaan. Een voorbeeld is het reeds gestarte samenwerkingsverband op het terrein van de oncologische gynaecologie met het AMC en het AVL. In de toekomst van de afdeling heb ik alle vertrouwen nu de leiding overgaat in handen van Hans Brölmann voor de afdeling als geheel en als voorheen voor de gynaecologie, John van Vugt voor de verloskunde en Peter Hompes as always - voor de voortplantingsgeneeskunde. Een speciaal woord van dank gaat uit naar Christine Esveld, mijn secretaresse en kompas gedurende de laatste 10 jaar. We hebben al deze jaren intensief en met veel plezier samengewerkt. Niets was je ooit teveel. Tenslotte wil ik enige woorden richten tot mijn familie. De laatste maanden zijn voor ons allen heel heftig geweest nadat papa onverwacht is komen te overlijden. Ik had zo gehoopt dat hij deze dag zou meemaken. Mijn echtgenote Marijke en onze kinderen Bas, Maaike, Michiel en Maurits zijn voor mij alles en ik weet dat jullie accepteren dat ik het voor nu hierbij laat. Jullie partners en vrienden zijn mij even dierbaar. Marijke de foto op de aankondiging van het symposium geeft uitstekend weer hoe ik me bij je voel. Eigenlijk had de hele foto, met een afbeelding van ons samen, het voorblad van de brochure ter gelegenheid van het vandaag gehouden symposium moeten sieren. Het was immers ons gezamenlijk project, deze 29 jaar. Ik heb gezegd 16

REFERENTIES 1. Hella Haasse. Het Woud der Verwachting; Het Leven van Charles van Orleans. Querido, Amsterdam. Eerste druk. 1949, deel II, p. 735. 2. Het Museumboek; Hoogtepunten uit de Verzameling. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Snoeck, Antwerpen. 2003, p. 28-29. 3. Jean Chartier. Chronique de Charles VII, 1464. In: Heruitgave van Vallet de Viriville. Jannet, Paris. 1858, tome 2, p. 181-182. 4. Ida Boelema. Kinderportretten in de 16 de en 17 de Eeuw. Beaux Arts Collection en Ludion, Gent/Amsterdam. 2000, p. 26. 5. Thevenet AN, Rouse DW. Progesteron for preterm birth: an evolving intervention. Am J Obstet Gynecol. 2009;200:219-24. 6. De Heus R, Erwich JJ, van Geijn HP, Gyselaers WJ, Hanssens M, Harmärk L, van Holsbeke CD, Duvekot JJ, Schobben FF, Wolf H, Visser GH. Adverse drug reactions to tocolytic treatment for preterm labour: prospective cohort study. BMJ. 2009;338:b744. 7. Paarlberg KM, Vingerhoets AJ, Passchier, Dekker GA, van Geijn HP. Psychosocial factors and pregnancy outcome. J Psychosom Res. 1995;39:563-95. 8. Lawson CC, Whelan EA, Hibert EN, Grajewski B, Spiegelman D, Rich-Edwards JW. Occupational factors and risk of preterm birth in nurses. Am J Obstet Gynecol. 2009;200:51-4. 9. Gabbe S, Morgan M, Power ML, Schulkin J, Williams SB. Duty hours and pregnancy outcome among residents in obstetrics and gynecology. Obstet Gynecol. 2003;102:948-51. 10. Richtlijn Zwangerschap, Postpartumperiode en Werk; Advisering en Begeleiding door de Bedrijfarts. Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfskunde (NVAB). Redactie: MD van Beukering en M Lebbink. Drukkerij Kwak en Van Daalen en Ronda. 2007. 11. Loudon I. Death in Childbirth; An International Study of Maternal Care and Maternal Mortality 1800-1950. Clarendon Press, Oxford. 1992. 17

12. Maternal Mortality in 2005; Estimates Developed by WHO, UNICEF, UNFPA, and the World Bank. World Health Organization. 2007. 13. Zwart JJ, Richters JM, Ory F, de Vries JI, Bloemenkamp KW, van Roosmalen J. Severe maternal morbidity during pregnancy, delivery and puerperium in the Netherlands: a nationwide population-based study of 371,000 pregnancies. BJOG. 2008;115:642-50. 14. Zwart JJ, Mohangoo AD, Rijninks-van Driel GC, Buitendijk SE, van Roosmalen J. Maternale sterfte en ernstige morbiditeit. Thema Peristat. NTOG/TvV. 2009;122:88-90. 15. Zwart JJ, Richters JM, Ory F, de Vries JI, Bloemenkamp KW, van Roosmalen J. Eclampsia in the Netherlands. Obstet Gynecol. 2008;112:820-27. 16. Aukes AM, Wessel I, Dubois AM, Aarnoudse JG, Zeeman GG. Self-reported cognitive functioning in formerly eclamptic women. Am J Obstet Gynecol. 2007;197:365.e1-6. 17. Aukes AM, de Groot JC, Aarnoudse JG, Zeeman GG. Brain lesions several years after eclampsia. Am J Obstet Gynecol. 2009;200:504-6. 18. Schutte JM, Schuitemaker NW, van Roosmalen J, Steegers EA; Dutch maternal mortality committee. Substandard care in maternal mortality due to hypertensive disease in pregnancy in the Netherlands. BJOG. 2008;115;1322-3. 19. Bolte AC, van Eyck J, Kanhai HH, Bruinse HW, van Geijn HP, Dekker GA. Ketanserin versus dihydralazine in the management of severe early-onset preeclampsia: maternal outcome. Am J Obstet Gynecol. 1999;180:371-7. 20. Banga FR, Bolte AC, Dekker GA, van Geijn HP. Ketanserin in women with chronic hypertension and underlying thrombophilia. Obstet Gynecol. 2004;103:1084-7. 21. Dreux du Radier. Memoires Historiques, Critiques et Anecdotes des Reines et Régentes de France. L Imprimerie des Frères Mame, Paris. 1808, tome VI, p. 57-107. 22. Les Amours de Henri IV. Roi de France. Avec ses Lettres Galantes & les Réponses de ses Maitresses. Cologne. M. DC. XCV. (1695), p. 189-195. 18

23. Merki C. La Marquise de Verneuil (Henriette D Entragues) et la mort D Henri IV; D après les Mémoirs du Temps et des Documents Manuscripts. Plon-Nourrit, Paris. 1912, p. 69-70. 24. Bourgeois L. Les Six Couches de Marie de Médicis. Louise Bourgeois, dite Boursier sa Sage Femme. Facsimile. Librairies Léon Willem, Paul Daffis, Paris. 1875. 25. Scotland s population 2004: The Registrar General s Annual Review of Demographic Trends: 150th edition. 2004. 26. Zupan J. Perinatal mortality in developing countries. NEJM. 2005;352:047-48. 27. Ravelli AC, Tromp M, van Huis MM, Steegers EA, Tamminga P, Eskes M, Bonsel GJ. Decreasing perinatal mortality in the Netherlands 2000-2006: a record linkage study. J Epidemiol Community Health. May 4, 2009 [Epub ahead of print]. 28. Tromp M, Eskes M, Reitsma JB, Erwich JJ, Brouwers HA, Rijninks-van Driel, Bonsel GJ, Ravelli AC. Regional perinatal mortality differences in the Netherlands; care is the question. BMC Public Health. 2009;9:102 (doi:10.1186/1471-2458-9-102). 29. Mohangoo AD, Ravelli AC, Buitendijk SE, Hukkelhoven CW, Rijninks-van Driel GC, Tamminga P, Nijhuis JG. Foetale sterfte. Thema Peristat. NTOG/TvV. 2009;122:78-82. 30. Leonardo da Vinci. On the Human Body. CD O Malley and CM Saunders, eds. Wing Books, New York. 1982, p. 474. 31. Fetal monitoring. In: The History of Obstetrics and Gynaecology. MJ O Dowd, EE Philipp, eds. The Parthenon Publishing Group, London. 1983, p. 97-138. 32. Sureau C. The History of Fetal Surveillance. In: A Critical Appraisal of Fetal Surveillance. HP van Geijn and FJA Copray, eds. Excerpta Medica, Amsterdam. 1994, p. 3-10. 33. Bakker PC, van Rijswijk S, van Geijn HP. Uterine activity monitoring during labor. Am J Obstet Gynecol. 2007;196:313-9. 34. Bakker PC, van Geijn HP. Uterine activity; implications for the fetus. Am J Obstet Gynecol. 2007;196:313-9. 19

35. Bakker PC, van Geijn HP. Uterine activity: enough is enough. Abstract 9 th World Congress of Perinatal Medicine, Berlin 24-28 October 2009. 36. Alfirevic Z, Devane D, Gyte GM. Continuous cardiotocography (CTG) as a form of electronic fetal monitoring (EFM) for fetal assessment during labour. Cochrane Database Syst Rev. 2006;3:CD006066. 37. MacDonald D, Grant A, Sheridan-Pereira M, Boylan P, Chalmers I. The Dublin randomised controlled trial of intrapartum fetal heart rate monitoring. Am J Obstet Gynecol. 1985;152:524-39. 38. Morrison JC, Chez BF, Davis ID, Martin RW, Roberts WE, Martin JN, Floyd RC. Intrapartum fetal heart rate assessment: monitoring by auscultation or electronic means. Am J Obstet Gynecol. 1993;168:63-6. 39. Bakker PC, Colenbrander GJ, Verstraeten AA, van Geijn HP. The quality of intrapartum fetal heart rate monitoring. Eur Obstet Gynecol Reprod Biol. 2004;116:22. 40. Bakker PC, Colenbrander GJ, Verstraeten AA, van Geijn HP. The quality of intrapartum cardiotocography in twin deliveries. Am J Obstet Gynecol. 2004:191:2114. 41. Schifrin BS, Cohen WR. Medical legal issues in fetal monitoring. Clin Perinat. 2007;34:329-43. 42. Munoz Brands RM, Bakker PC, Bolte AC, van Geijn HP. Misidentification of maternal for fetal heart rate patterns after delivery of the first twin. J Perinat Med. 2009;37:177-9. 43. Evers AC, Kwee A, Brouwers HA, Nikkels PG, Bruinse HW. A terme neonatale morbiditeit en mortaliteit in de regio Utrecht nader bekeken. In: Reproductieve Geneeskunde, Gynaecologie en Obstetrie Anno 2009. Redactie: E Slager et al. 2009, p. 547-50. 44. Röhl JC. Wilhelm II; Die Jugend des Kaisers 1859-1888. Verlag Beck, München. 1993, p. 21-35. 45. Pundel JG. Histoire de L Operation Cesarienne. Presses Academiques Europeennes, Bruxelles. 1969, p. 55-106. 46. British Births 1970. London 1975, B. I p.148; B. II p. 134-140. 20