Informatief 2009/133 - bijlage 1 RC/2009/1216/DOC.020 Centrale administratie Nota voor het Raadgevend Comité Nadenknota afdeling dienst ons kenmerk Kinderopvang Kennisontwikkeling en beleidsondersteuning ARCJ039 - INL datum 10 december 2009 Green Paper Decreet Voorschoolse Kinderopvang ALGEMENE INLEIDENDE NOTA 1. Een decreet kinderopvang: prioritair politiek beleidsdoel Het Regeerakkoord 2009-2014 van de Vlaamse Regering stelt de ontwikkeling van een kaderdecreet voorschoolse kinderopvang als prioritair beleidsdoel voorop. In de Beleidsnota 2009-2014 van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Van Deurzen wordt dit verder uitgewerkt, en worden inzake het decreet kinderopvang onder meer volgende aspecten voorop gezet: - binnen het brede aanbod meer coherentie en transparantie creëren; - een koppeling maken tussen de nataliteit en de daaruit voortvloeiende nood aan kinderopvang, naar analogie met het onderwijssysteem; - de basis leggen voor de vereiste vergunningsvoorwaarden voor ieder die aan kinderopvang doet; - het decreet moet er op termijn toe leiden dat iedereen een recht op kinderopvang kan uitoefenen; - elk kind heeft recht op dezelfde basiskwaliteit; - de maatschappelijke opdracht van de kinderopvang vastleggen; - de concrete organisatie van de kinderopvang vastleggen; - bijdragen tot de zorgkwaliteit onder meer via het vastleggen van het competentiebeleid inzake kinderopvang;
2 De beleidsnota bevat ook andere beleidsopties, die indirect in het decreet moeten vervat zijn: als juridische basis voor het gehele Vlaamse opvanglandschap zal het decreet daartoe de mogelijkheden moeten creëren: - Verdere uitbreiding in de kinderopvang via een meerjarenplan, een meerjarenbegroting en een wetenschappelijk onderbouwde raming van de behoeften: tegen 2020 beschikken over een kwalitatief aanbod voor minstens 50% van de kinderen jonger dan 3 jaar. - Installeren van een ondersteuningsstructuur voor kwalitatieve ondersteuning van zowel startende als bestaande zelfstandige kinderopvang. - Betaalbare en toegankelijke kinderopvang zijn belangrijke uitgangspunten door te blijven verder inzetten op het uitbreiden van inkomensgerelateerde ouderbijdragen in de zelfstandige sector. - Verder werken aan de realisatie van een statuut voor de onthaalouders aangesloten bij een dienst. - Kinderopvang speelt haar rol speelt in de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, kinderen uit kansengroepen nemen deel aan formele en kwaliteitsvolle kinderopvang. - Toename van het aandeel kinderen uit kansengroepen, uit gezinnen in de laagste inkomenscategorieën. - Monitoren van evoluties in de kinderopvang. Minister Vandeurzen wil bij de opmaak van het decreet kinderopvang ruim overleggen met de gebruikers en de sector. Om hiertoe een start te kunnen maken wordt het veld verkend door middel van deze nota, de zogenaamde Green Paper. Green omdat het een startwerkdocument betreft dat in de loop van de volgende maanden verder moet groeien en aanrijpen, onder meer op basis overleg met de sector en gebruikersorganisaties. Green eveneens omdat het open document is waarbij de inbreng van alle betrokken actoren van belang is. Voor een dergelijk maatschappelijke belangrijke dienstverlening als kinderopvang dient een decreet immers een zo maximaal mogelijk maatschappelijk draagvlak te hebben. De eerste stap in het overleg en de advisering wordt nu gezet door voorlegging van deze Green Paper aan het Raadgevend Comité van Kind en Gezin. Minister Vandeurzen wil het pad naar een decreet kinderopvang op korte termijn doorlopen. Het doel is het ontwerp van decreet in het najaar van 2010 te kunnen behandelen in het Vlaams Parlement. Dit betekent dat ook op vrij korte termijn na de stemming door het Vlaams Parlement en de bekrachtiging door de Vlaamse Regering de onderliggende uitvoeringsbesluiten zullen moeten worden ontwikkeld zodat zich voldoende snel uitklaart op welke wijze concrete vorm zal worden gegeven aan de vernieuwing van de Vlaamse kinderopvang. Dit is noodzakelijk opdat alle betrokkenen zich, mits de nodige overgangsperiode, tijdig zouden kunnen voorbereiden op de toekomst. In dit tijdspad is het streefdoel voor de eerste fase (een ontwikkeld ontwerp van decreet) het politieke reces in zomer 2010.
3 2. Opzet van deze Green Paper en de adviesvraag Deze Green Paper is van de hand van de administratie van Kind en Gezin. Ze omvat naast deze algemene inleidende nota, twee grote delen in een afzonderlijke deelnota. Deel 1 bevat een zeer ruime omgevingsanalyse voor de Vlaamse kinderopvang vandaag, op basis van allerhande voor het decreet kinderopvang relevante gegevens. Deze omgevingsanalyse is vooral nuttig voor wie niet volledig thuis is in de beleidsmaterie van de Vlaamse kinderopvang, en voor wie (eventueel bepaalde aspecten ervan) wil kunnen checken en/of opfrissen. Deel 2 bevat de eerste inhoudelijke insteek voor de bouwstenen van een decreet kinderopvang. Het gaat uit van een aantal basisvragen die cruciaal zijn voor de maatschappelijke keuzes en de richting voor dit decreet. Verder worden de eerste aanzetten gegeven naar een vernieuwd, coherent en gestroomlijnd kinderopvanglandschap. Hierbij worden de essentiële vragen gesteld en waar mogelijk ook sporen naar mogelijke, onderbouwde voorstellen ontwikkeld. Aan het Raadgevend Comité wordt gevraagd zich te buigen over en eerste advies te geven over basiskeuzes en principes voor een decreet kinderopvang. Hiertoe worden zes vragen(clusters) voorgelegd over thema s die in deze Green Paper worden aangesneden. Hoewel uiteraard nog meer vragen te stellen zijn, zouden antwoorden op deze zes vragenclusters er moeten toe bijdragen de basisrichting voor een toekomstgerichte uitbouw van het Vlaamse voorschoolse opvanglandschap uit te klaren. Hier moet ook uitdrukkelijk worden gewezen op het belang dat de Europese regelgeving zal hebben in de ontwikkeling van een decreet kinderopvang. Europese regels gaan voor op de interne regels van de Europese lidstaten. Een decreet kinderopvang kan dan ook niet uitgaan van principes en keuzes die in strijd zijn met het Europees recht. Wat dit concreet betekent voor de te vernieuwen regelgeving voor de Vlaamse kinderopvang, wordt nader toegelicht in deel 2 van deze Green Paper, onder punt 1.2. Het is aangewezen dit deel vooraf te lezen. Het eerste advies van het Raadgevend Comité inzake de te kiezen richting met een decreet kinderopvang zal worden overgemaakt aan de minister van Welzijn. Het Raadgevend Comité zal in het vroege voorjaar ook om advies worden gevraagd over een concreet ontwerp van decreet kinderopvang. Zes vragenclusters worden geformuleerd in punt 4 van deze inleidende nota. In punt 3 wordt eerst, ter informatie, beknopt ingegaan op de verhouding van een decreet kinderopvang tot twee andere decreten waarin de kinderopvang eveneens gevat wordt: het Decreet Kind en Gezin en het Kwaliteitsdecreet.
4 3. Decreet kinderopvang in verhouding tot het Decreet Kind en Gezin en het Kwaliteitsdecreet Een decreet kinderopvang zal moeten ingebed worden in andere Vlaamse decreten die eveneens de kinderopvang vatten. Dit impliceert dat het decreet kinderopvang rekening zal moeten houden met deze decreten, maar tevens dat andere decreten mogelijk ook aanpassing behoeven in functie van de bepalingen in het toekomstige kinderopvangdecreet. Het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin Dit decreet geeft een definitie van kinderopvang als de voorschoolse opvang van kinderen en de buitenschoolse opvang van kinderen in al zijn vormen. Dit decreet stelt dat de kerntaak van het agentschap de regie van de kinderopvang en de organisatie van de preventieve gezinsondersteuning is. Kind en Gezin zal deze kerntaak inzake kinderopvang uiteraard behouden. Wel moet het Kind en Gezin-decreet aangepast worden wat de gronden betreft voor de uitvoeringsbesluiten inzake kinderopvang. Het gaat enerzijds om de bepalingen met betrekking tot de meldingsplicht (artikel 14 en 15), en om de bepaling dat nadere regels mogelijk zijn met betrekking tot de normen en de voorwaarden om initiatieven toe te staan of te subsidiëren (artikel 12). Deze bepalingen zullen namelijk het voorwerp uitmaken van het decreet kinderopvang. Maar zolang het decreet kinderopvang enkel de voorschoolse kinderopvang tot voorwerp heeft, zal het Kind en Gezin-decreet de grond moeten blijven bieden voor alle uitvoeringsbepalingen inzake buitenschoolse opvang. Een goede afstemming en coördinatie zal nodig zijn. Verder zal het Kind en Gezin-decreet ook op andere punten in harmonie moeten zijn met het decreet kinderopvang, bijvoorbeeld daar waar gesproken wordt over attesteren of erkennen (artikel 13), bijvoorbeeld wat de taalregeling betreft (artikel 24 en 25). Het Decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen Dit decreet heeft als doel dat elke erkende voorziening, dit is een organisatie die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap, verantwoorde zorg zou bieden. Dit decreet is dus ook van toepassing op de erkende kinderopvangvoorzieningen. Deze verplichting tot het verstrekken van verantwoorde zorg staat naast de verplichtingen die voortvloeien uit de erkenningsvoorwaarden met betrekking tot de voorziening.
5 De verantwoorde zorg moet voldoen aan een aantal vereisten (doeltreffendheid, doelmatigheid, continuïteit, maatschappelijke aanvaardbaarheid en gebruikersgerichtheid). Het decreet legt vast hoe die verantwoorde zorg bereikt moet worden: via het vaststellen en uitvoeren van een kwaliteitsbeleid, dat uitvoering krijgt in een kwaliteitsmanagementsysteem en een zelfevaluatie. Dit alles krijgt gestalte in een kwaliteitshandboek. Gezien op vandaag alleen de erkende kinderopvangvoorzieningen onderworpen zijn aan het kwaliteitsdecreet, naast de verplichtingen die voortvloeien uit het Kind en Gezin-decreet en de uitvoeringsbepalingen, is de vraag hoe dit voor de toekomst zal zijn. In het kader van het nieuwe decreet kinderopvang zal er immers niet meer gesproken worden van een erkende voorziening. Zal een erkende voorziening gelijkgesteld worden aan een vergunde kinderopvangvoorziening, of aan een gesubsidieerde kinderopvangvoorziening? Enerzijds zou het logisch zijn dat elke vergunde kinderopvangvoorziening verantwoorde zorg biedt, en daartoe een aantal stappen zet, maar anderzijds is de vraag of het wel realistisch is dat de verplichtingen die gekoppeld zijn aan het kwaliteitsdecreet opgelegd zouden worden aan kinderopvangvoorzieningen die geen subsidiëring krijgen van de Vlaamse overheid. 4. Vragen voor het Raadgevend Comité Aan het Raadgevend Comité worden volgende zes vragenclusters voorgelegd: Visievragen: 1. Op welke wijze kunnen, mits een groeipad, alle kinderen met een opvangbehoefte gebruik maken van kinderopvang? Kinderopvang is belangrijk voor elk kind. Hoe kan dit gerealiseerd worden? Indien dit niet voor alle gezinnen/kinderen mogelijk is, hoe kan het gebruik dan best ingeperkt worden? Moet een decreet kinderopvang bepalen op welke wijze er inperking is? Bijvoorbeeld door het gebruik in te perken in de tijd, naargelang de leeftijd van het kind, naargelang de inschatting van de dringendheid van de behoefte,? Indien we vanuit het oogpunt van de gezinnen geen garantie kunnen geven op een beschikbare opvangplaats toe, welke beleidsdoelstellingen m.b.t. het gegarandeerd aantal plaatsen moet er dan zijn? Welk groeipad is dan wenselijk, wetend ook dat de politieke overheid hierbij structureel rekening wil houden met de evolutie van de nataliteit? Bijvoorbeeld: het beleid kan vooropstellen om tegen een bepaalde datum voor een bepaald percentage van de kinderen tot 3 jaar een plaats te voorzien.
6 2. Is voor elk gezin toegang tot inkomensgerelateerde opvang te realiseren? Indien dit niet zo is, op welke manier moet deze toegang dan georganiseerd worden? Binnen het huidige systeem is, vanuit het oogpunt van de gezinnen, deze toegang niet volgens objectieve criteria georganiseerd: of een gezin naar inkomen bijdraagt is afhankelijk van in welke soort opvangvoorziening het gezin terecht kan en terecht komt. Er is geen criterium van de hoogste nood, integendeel, onderzoek wijst uit dat het vooral de hogere inkomens zijn die profiteren van het inkomensgerelateerde bijdragesysteem. Is het wenselijk en haalbaar dat alle gezinnen volgens inkomen betalen? Indien er keuzes gemaakt moeten worden, hoe wordt de toegang tot het inkomensgerelateerde systeem best georganiseerd? Bijvoorbeeld: voor gezinnen met een laag inkomen moet er steeds toegang tot inkomensgerelateerde plaatsen zijn. Vragen m.b.t. uitgewerkte voorstellen van concept (zie ook deelnota met schema) 3. Belangrijk is een goede definitie van kinderopvang, gezien het decreet enkel betrekking heeft op activiteiten die kinderopvang uitmaken. Daartoe is een concept uitgewerkt, waarbij kinderopvang gelinkt wordt aan criteria en afgebakend is t.o.v. andere opvang/vrije tijdsbesteding. Gaat het RC daarmee akkoord? Specifieke bijkomende vraag: behoort opvang aan huis ook tot de kinderopvang die we willen vatten in het decreet kinderopvang? Zie Green Paper, Deel 2, punt 3.1 Definitie en toepassingsgebied, vanaf blz. 79. 4. Gezien het uitgangspunt van een gelijke basisvergunning voor elke kinderopvangvoorziening, is de vraag waar de lat ligt om deze vergunning te kunnen krijgen. Daartoe is een concept uitgewerkt, in het kader van de vernieuwingsgroep. Gaat het RC daarmee akkoord? Zie Green Paper, Deel 2, punt 3.6 Vergunning in de kinderopvang, vanaf blz. 95. 5. Het vergunnen van kinderopvangvoorzieningen gaat uit van een basiskwaliteit die minstens gerealiseerd moet zijn, los van enige subsidie. Subsidiëren van kinderopvangvoorzieningen is evenwel nodig om opdrachten van algemeen belang te realiseren die niet zouden worden gegarandeerd zonder subsidie. Subsidie moet met andere woorden verantwoord kunnen worden, en daartoe is een concept uitgewerkt. Gaat het RC daarmee akkoord?
7 Zie Green Paper, Deel 2, punt 3.8 Subsidiëring van kinderopvang, vanaf blz 103. Specifieke vraag is ook hoe het RC denkt over de samenhang van subsidie en winstoogmerk in de kinderopvang: mogelijke stelling is dat het niet uitmaakt welke rechtsvorm kinderopvangvoorzieningen hebben, en of zij nu wel of niet winst maken, zolang al de opdrachten van algemeen belang, die aan de subsidie worden verbonden, goed volbracht zijn. Zie ook in Green Paper, Deel 2, punt 3.6.3.1 Soorten vergunde opvang, de paragraaf over opvang aan huis (blz. 97). 6. Het waarmaken van de drie functies van kinderopvang, van een professionele kinderopvang, van een kinderopvanglandschap dat overzichtelijk en duidelijk is, van een kinderopvanglandschap dat maximaal aansluit bij het ruimere welzijnsgebeuren zal niet door individuele kinderopvangvoorzieningen alleen gerealiseerd kunnen worden. Een versterking van de draagkracht via netwerking met overkoepelende structuren is noodzakelijk. Daartoe is een concept uitgewerkt. Gaat het RC daarmee akkoord? Zie Green Paper, Deel 2, punt 3.7 Draagkrachtversterking via netwerking van opvangvoorzieningen, vanaf blz. 99. Gelezen en goedgekeurd door Will Verniest, afdelingshoofd Kinderopvang, op 10 december 2009.