Technische Goedkeuring ATG met Certificatie Goedkeurings- en Certificatieoperator ATG 10/2638 Dakelementen voor hellende daken UNIDEK HD TYPE 2.5 DLG-B 3.0 DLG-B 3.5 DLG-B Geldig van 02/06/2010 tot 01/06/2013 Technisch Centrum van de Houtnijverheid Hof ter Vleestdreef, 3 1070 Brussel www.ctib-tchn.be Goedkeuringshouder: UNIDEK bv Scheiweg 26 NL-5421 XL GEMERT Tel.: +31 492 37 81 11 Fax.: +31 492 37 82 58 Website: www.unidek.com E-mail: Commercialisatie: UNIDEK nv Industrielaan, 39A B-2430 Olen Tel.: 013/67 91 81 Fax: 013/67 91 89 1 Doel en draagwijdte van de technische goedkeuring Deze technische goedkeuring betreft een gunstige beoordeling door een onafhankelijke goedkeuringsoperator aangeduid door de vzw BUtgb van het product of systeem voor een bepaalde beoogde toepassing. Het resultaat van deze beoordeling werd in deze goedkeuringstekst vastgelegd. In deze tekst wordt het product, of de in het systeem toegepaste producten, geïdentificeerd en worden de te verwachten productprestaties bepaald, gesteld dat het product (de producten) of het systeem (de systemen) verwerkt, gebruikt en wordt (worden) onderhouden zoals uiteengezet in deze goedkeuringstekst. De technische goedkeuring gaat gepaard met een regelmatige opvolging en een aanpassing aan de stand van de techniek wanneer deze wijzigingen pertinent zijn. Een driejaarlijkse revisie wordt opgelegd. De instandhouding van de technische goedkeuring vereist dat de fabrikant te allen tijde kan bewijzen dat hij al het nodige doet opdat de in de goedkeuring beschreven prestaties bereikt worden. De opvolging hiervan is essentieel voor het vertrouwen in de overeenkomstigheid met deze technische goedkeuring. Deze opvolging wordt toevertrouwd aan een door de BUtgb aangeduide certificatieoperator. Door middel van het doorlopend karakter van de controles en de statistische interpretatie van de controleresultaten bereikt de bijbehorende certificatie een hoog betrouwbaarheidsniveau. De goedkeuring, evenals de certificatie van de overeenstemming met de goedkeuring, staan los van individueel uitgevoerde werken. De aannemer en architect blijven onverminderd verantwoordelijk voor de overeenstemming van de uitvoering met de bepalingen van het bestek. 2 Voorwerp Zelfdragende, thermisch isolerende en brandweerstandbiedende dakelementen geschikt voor hellende daken, die achteraf bedekt worden met pannen, leien of golfplaten (metaal of vezelcement) en geschikt tot en met klimaatklasse III (dus niet geschikt voor klimaatklasse IV vb. zwembaden, zie verder technische voorlichting 175, 186, 195, 202, 219 en 225 van het WTCB). Indien bekleed met metalen pannen, bladen of banen dient een afzonderlijke studie te worden gemaakt. De elementen bestaan uit een EPS-kern waarop aan de bovenzijde resp. aan de onderzijde volvlaks een spaanplaat van 3 mm resp. een 12,5 mm glasvezel versterkte gipsplaat type Rinoflam plus een 3 mm spaanplaat is verlijmd. De gipsplaat wordt naast de verlijming ook met nieten bevestigd. Verder wordt het element verstevigd met twee ingelijmde langse houten ribben. De panelen zijn aan de gootzijde afgesloten met een houten dwarsrib. In de spaanplaat komen geen stuiknaden voor. In de houten ribben kunnen vingerlassen voorkomen. In het gipspaneel kunnen stuiknaden voorkomen. De stuiknaad wordt bedekt met een 10 cm lange strip Rinoflam. De dakelementen hebben een brandweerstand van ½ uur voor zover alle hierna vermelde voorschriften zijn nageleefd en voor zover de draagconstructie minstens dezelfde brandweerstand heeft. ATG 10/2638-1/14
De goedkeuring heeft betrekking op de elementen zelf, plaatsingstechnieken inbegrepen, maar niet op de kwaliteit van de uitvoering. De goedkeuring met certificatie omvat een industriële eigencontrole van de vervaardiging en een geregelde controle van buitenuit. 3 Materialen Bouwspaanplaten met verbeterde vochtbestendigheid van het type 5 cf. EN 312 met CE markering cf. EN 13986, dikte 3 mm volume massa 750 kg/m³ Geëxpandeerd polystyreenschuim EPS 100 SE met ATG/H 679 en CE markering cf. EN 13163 dikte 94, 118, 137 mm kwaliteit Euroclasse E cf. EN 13501-1 Glasvezel versterkte gipsplaat dikte 12,5 mm (type Rinoflam handelsmerk Rigips) Ribben in naaldhout kwaliteit S6 volgens STS 04 deel 2 uitgave 1989. De ribben zijn eventueel gevingerlast en kunnen op aanvraag aan de buitenzijde worden behandeld met een schimmelwerend en insectenwerend product volgens STS 04 risicoklasse 2. Indien dit niet gebeurt moeten de vrijstaande zijden van de ribben op de werf worden behandeld met een schimmel- en insectenwerend product voor risicoklasse 2 en dat met de borstel kan worden aangebracht. Nominale afmetingen: o ribben vierzijdig geschaafd: 22 x 94, 118, 137 mm o o toleranties :op de dikte 0 /+ 2 mm, op de breedte 1.5/+0.5 mm goot- en dwarsrib : 20 x 94, 118, 137 mm. Tengels in naaldhout afmetingen 20x30 mm behandeld met een schimmelwerend en insectenwerend product volgens STS 04 risicoklasse 2 in een station met ATG. Kwaliteit: wankanten tot 30% van de zijde waarop ze voorkomen en enkel vaste kwasten met een maximum diameter gelijk aan de tengelbreedte zijn toegelaten Lijmen : spaanplaat-ribben, spaanplaat-isolatie, spaanplaatgipsplaat : polyuretaanlijm type 2 EN 15425. Bevestigingsmiddelen o o gegalvaniseerde stalen haaknagels ( 5x5 mm 2 ), houtdraadbouten ( 7 mm) dikte zinklaag 5 m verzinkte verdeelplaatjes 50 mm x 0,7 mm, zinklaagdikte 10 m afdichtingskitten en stroken brandwerende polyurethaanschuim merk SOUDAL SOUDAFOAM FR of gelijkwaardig voor het dichten aan de bovenzijde van de langse voegen tussen de panelen witte PVC strook en een zelfklevende opschuimende band merk IBMO type FB15 ( 15x3.5 mm ) of gelijkwaardig voor het dichten aan de onderzijde van de langse voegen tussen de panelen De beoordeling van deze gelijkwaardigheid gebeurt door de ISIB Ottergemsesteenweg 711 te 9000 Gent Stalen nieten (lengte 40 mm breedte 10 mm om de 30 cm) voor bijkomende bevestiging van de glasvezelversterkte gipsplaat De stuiknaden in de glasvezelversterkte gipsplaat worden afgedekt met een 15 cm lange glasvezelversterkte gipsplaat geplaatst in een uitsparing van de EPS Een groene cacheerlaag ter bescherming van de bovenplaat (d = 105 m) Een dampdichte witte folie voor afwerking van de onderplaat d = 190 m) 4 Element 4.1 Samenstelling element Isolatie EPS Tabel 1 - plaat boven / plaat onder Hoogte(*) element (mm) Afmeting ribben (mm) Gewicht (kg/m²) HD 2.5 DLG-B 94 spaanplaat 3 113 22 x 94 23 HD 3.0 DLG-B 118 mm / gipsplaat 12,5 mm 137 22 x 118 24 HD 3.5 DLG-B 137 spaanplaat 3 mm + 156 22 x 137 25 * hoogte exclusief tengels maten in mm nuttige breedte 1020 mm lengte: variabel per 10 mm, minimum van 4000 maximum van 8000 mm, kortere lengten op verzoek, tolerantie ± 5 mm 4.2 Merking tolerantie op breedte ±2 mm, op hoogte ± 3 mm (exclusief tengels) de dakelementen zijn aan de buitenzijde (dakvlakzijde) voorzien van een groene cacheerlaag en aan de binnenzijde van een witte folie de langskanten van het dakelement zijn voorzien van een sponning en een groef één dwarse uiteinde is voorzien van een eindrib Elk dakelement is gemerkt met een ATG logo +Rf ½ h + ATG nummer + productiecode 5 Fabricatie en commercialisatie De dakelementen worden samengesteld bij de firma Unidek b.v., Scheiweg 26 te Gemert (Nederland) en gecommercialiseerd door Unidek N.V. Industrielaan 39a, B-2250 Olen De polystyreenplaat, de langsribben en de dwarsrib worden tweezijdig van lijm voorzien en vervolgens koud en onder druk op de spaanplaat en gipsplaat gelijmd, de gipsplaat wordt bijkomend met nieten bevestigd om de circa 30 cm. Tenslotte wordt een spaanplaat volvlaks op de gipsplaat gelijmd. De tengels worden aan de bovenplaat bevestigd door polyuretaanlijm. 6 Plaatsing 6.1 Transport en opslag De producent dient de dakelementen in goede staat af te leveren. ATG 10/2638-2/14
Daar de gipsplaat vochtgevoelig is worden de dakelementen vlak en droog opgeslagen of afgedekt met een dekzeil die ventilatie toelaat. Zij moeten bij opslag vrij van een vochtige ondergrond worden gehouden en op een afstand van maximaal 1,5 m worden ondersteund. Langdurige opslag op de werf is te vermijden. 6.2 Montage Bij het monteren is het aanbevolen het dakelement omgekeerd, dus met de tengels aan de onderzijde te transporteren, dit om beschadigingen aan de cacheerlaag te voorkomen. De dakelementen moeten worden aangebracht met de tengels aan de bovenzijde, van gootzijde tot nok over de eventuele ondersteuningen. Overkragingen in de lengtezin van het paneel tot 300 mm behoeven geen extra voorzieningen, overkragingen in de dwarse zin bedragen maximum 200 mm. Grotere overkragingen gebeuren alleen in overleg met de producent. Bij dakoverstekken moet de onderzijde van het dakelement worden beschermd tegen vochtindringing, vb. een betimmering. De vrijstaande zijden van de ribben worden op de werf behandeld met een schimmel- en insectenwerend product met ATG voor risicoklasse 2 en dat met de borstel kan worden aangebracht 6.3 Aansluitdetails en oplegging Aansluitingen van de elementen onderling en met de constructie dienen zo te worden uitgevoerd dat ze een brandweerstand hebben van 30 minuten en blijvend water- en winddicht zijn. De bevestiging van de dakelementen op de muurplaat, de gordingen en de nok gebeurt door middel van de in punt 2 beschreven nagels. De minimum opleg t.p.v. muurplaat en gordingen bedraagt: bij opleg op niet brandbare materialen ( vb beton, metselwerk ) 40 mm voor houtachtige brandbare materialen wordt de minimum opleg van 40 mm vermeerderd met de verkoolde laagdikte berekend op 30 minuten standaardbrand. Bij naaldhout bijvoorbeeld bedraagt de inbrandingssnelheid 0,7 mm per minuut standaardbrand. Om bijvoorbeeld de uiteindelijke opleg of breedte van de niet tegen brand beschermde houten draagstructuur te kennen dient men de min. opleg te vermeerderen met 20 mm per zijde aan het vuur blootgesteld Langsvoegen tussen de panelen Worden uitgevoerd volgens detail langsvoeg. De verbinding bestaat onderaan uit een witte PVC strook waarop een zelfklevende opschuimende band merk IBMO type FB 15 of gelijkwaardig is aangebracht. Bovenaan wordt de voeg volledig opgespoten met brandwerende polyurethaanschuim merk SOUDAL- SOUDAFOAM FR of gelijkwaardig (zie paragraaf 2) Dwarsvoegen tussen de panelen dienen zoveel mogelijk te worden vermeden en zo dicht mogelijk bij de nok aangebracht. Ze moeten ondersteund worden met een gording zo gedimensioneerd dat de restdikte of de opleg na brand min. 80mm bedraagt. De dwarsvoeg wordt over de volledige hoogte opgevuld met brandwerend polyurethaanschuim (zie detail dwarsvoeg ) en regen- en winddicht gemaakt met een alu-bitumeband. Minstens één dakpaneel heeft een eindrib. Aansluiting bij de nok De beide dakpanelen dienen geen eindrib te hebben. De nokgording wordt onder een hoek aangezaagd en heeft een dusdanige breedte dat de minimum opleg na brand nog 40 mm bedraagt. De ruimte tussen de elementen wordt opgevuld met brandwerend schuim. Aansluiting aan de muurplaat De muurplaat wordt onder een hoek aangezaagd, de opleg bedraagt na brand min. 40 mm Aansluiting langs- en dwarsgevel De aansluiting zonder overkraging wordt uitgevoerd met behulp van een eindgording zo gedimensioneerd dat de restdikte na brand 40 mm bedraagt. Er is geen eindrib noodzakelijk. De ruimte tussen het element en de gevel wordt met brandwerend polyurethaanschuim opgevuld. De aansluiting met overkraging is weergegeven in de tekening. Aansluiting grote doorboring (vb. doorboringen waar de ribben worden doorgezaagd, dakvensters.) De panelen dienen zowel langs als dwars te worden ondersteund en voorzien te zijn van een eindrib. De opleg heeft een min breedte na brand van 40 mm. De ruimte bovenaan wordt opgevuld met rotswol en onderaan kan een beplating worden aangebracht met een brandweerstand van ½ h. Aansluiting kleine doorboring (diameter of grootste zijde kleiner dan 25 cm en de ribben zijn niet beschadigd) Ter plaatse van de doorboring wordt de ruimte tussen de buismantel en het dakpaneel opgevuld met rotswol van minimum 4 cm breedte en dit over de volledige hoogte. de onderkant wordt met siliconenkit volgevoegd en vlak gestreken, aan de buitenkant wordt een waterkerende afwerking geplaatst. De buismantel in contact met het dakpaneel is in niet brandbaar materiaal en dient niet voor afvoer van rookgassen. Aansluiting t.p.v. compartimentering de aansluiting gebeurt zoals de aansluiting langs- of dwarsgevel al of niet met overkraging 6.4 Bescherming tegen weersinvloeden Na montage van de dakelementen dient het dak zo spoedig mogelijk van een dakbedekking te worden voorzien. In ieder geval moeten passende maatregelen worden genomen om de dakelementen tegen neerslag te beschermen door het regendicht afwerken van naden en de nok. 6.5 Ventilatie Na montage van de dakelementen dienen de onder de kap gelegen ruimten tijdens het verdere bouwproces voldoende te worden geventileerd. Met name indien tijdens het bouwproces bouwactiviteiten plaatsvinden (bv. het aanbrengen van dekvloeren, e.d.) die een binnenklimaat kunnen veroorzaken dat vochtiger is dan tijdens de bewoonde staat gebruikelijk is. 7 Kenmerken 7.1 Ondersteuningsafstanden 7.1.1 Algemeen De berekeningen werden uitgevoerd volgens de NBN EN 1995-1-1 in de veronderstelling dat de panelen de dakbelasting overdragen naar de gordingen en de muurplaat, die voldoende ATG 10/2638-3/14
stijf en vormvast met de onderliggende constructie zijn verbonden en waarbij de gordingen in enkele buiging werken. In normale omstandigheden worden de dakelementen berekend als T ligger, met als bovenflens de spaanplaat en als lijf de houten ligger, lijf en de flens zijn aan elkaar verlijmd. Er wordt dus geen rekening gehouden met de verstijvende invloed van de onderplaat. Na 30 minuten brand wordt verondersteld dat de onderplaat volledig is weggebrand, het dakelement is nog steeds een T ligger met dezelfde bovenplaat maar met houten ribben met zelfde dikte maar met een hoogte die over de 5 mm is verkoold. Bij de berekeningen worden de volgende karakteristieke breukspanningen toegepast cf. EN 1995-1-1: Spaanplaat: zie EN 12369-1 tabel 5 Ribben: naaldhout sterkteklasse C18 7.1.2 Type oplossing In de hierna volgende tabel werden de ondersteuningsafstanden berekend voor een volgend berekeningsvoorbeeld: gebouw met rechthoekig grondvlak met 1 of 2 dakschilden dakhelling 45 blijvende belasting gewicht dakpaneel inbegrepen: 700 N/m² dakvlak sneeuwlast : 500 N/m² horizontaal vlak wind basisdruk : 633 N/m² dakvlak klasse III, nokhoogte max. 10 m winddrukcoëfficiënten : cpi= 0.3 en cpe = +0,6 en 0,5 cf. NBN B 03-002-1 1988 belastingscombinatie bij brand : blijvende belasting + 0,2 wind doorbuiging karakteristieke combinatie 1/300 doorbuiging bij brand 1/100 Tabel 1 Maximale overspanningen in m 1 veld 2 of meer velden HD 2.5 DLG-B 1,7 2,0 HD 3.0 DLG-B 2,2 2,6 HD 3.5 DLG-B 2,5 3,0 7.2 Bevestiging 7.2.1 Algemeen De bevestiging aan de onderliggende constructie (het aantal nagels dat weerstand moet bieden aan afschuif- opwaai- en spatkrachten) dient van geval tot geval te worden berekend. De bevestiging dient te geschieden met de in punt 2 beschreven verbindingsmiddelen met als karakteristieke sterkte bij nagelen in een naaldhouten gording: F ax,k,// in N (uittrekkracht) haaknagel 5 x 5 mm : 800 N houtdraadbout 7 mm met verdeelplaat: 1000 N F v,k, in N (afschuifkracht) haaknagel 5 x 5 mm : 800 N houtdraadbout 7 mm met verdeelplaat: 800 N Hoger vermelde waarden gelden bij een hechtlengte 10 d. In de hierna volgende type oplossing, waarbij de dakpanelen lopen van nok naar muurplaat over de gordingen, evenwijdig met de nok. werd het aantal verbindingen berekend. De belasting loodrecht op het dakvlak wordt door de gordingen gedragen. De belasting evenwijdig met het dakvlak wordt langs de dakplaten afgevoerd naar de muurplaat. De verbinding muurplaat ruwbouw wordt verondersteld voldoende stijf en vormvast te zijn. 7.2.2 Type oplossing voor de verbinding dakelementen - gording Uitgaande van de in punt 6.2.1 vermelde waarden werd de bevestiging van de dakelementen op de gordingen berekend voor volgend geval : gordingen werken op enkele buiging dakhelling 45 nokhoogte max. 10 m dakbedekking : minimum 300 N/m² dakvlak winddruk : 633 N/m² dakvlak. winddrukcoëfficiënten : cpi= 0.3 en cpe = 1,5(randzone) of 1,2 (buiten randzone) cf. NBN B 03-002-1 (1988) blz 51 De benodigde verbindingselementen voor dit geval nl. het aantal nagels per dakpaneel en per gording zijn weergegeven in onderstaande tabel. Bij andere omstandigheden dient een nieuwe berekening te worden opgemaakt. 3 haaknagels 3 haaknagels + 2 houtdraadbouten Tabel 2 Buiten randzone Overspanning 1.4 m Overspanning 2,4m randzone Overspanning 1.0 m Overspanning 1,6m 7.2.3 Type oplossing verbinding dakelement - muurplaat Uitgaande van de in punt 6.2.1 vermelde waarden werd de bevestiging van de dakelementen op de muurplaat berekend voor volgend geval : gordingen werken op enkele buiging dakhelling 45 gewicht dakbedekking max. 700 N/m² dakvlak sneeuwlast 500 N/m² horizontaal vlak dakschildlengte max. 6 m. Voor dit geval dient de verbinding dakelement muurplaat te worden uitgevoerd met 4 haaknagels en 8 houtdraadbouten. 8 Prestaties 8.1 Brandreactie De brandreactie van dit element werd niet getest. 8.2 Brandweerstand Het dakelement HD 2.5 DLG-B werd getest cf. NBN 713.020 (1968) en heeft een brandweerstand van ½ uur cf. het verslag 10199 van 13 september 2001 van de RUG. 8.3 Akoestiek Indien speciale eisen hieromtrent worden gesteld dient dit aspect afzonderlijk te worden behandeld ATG 10/2638-4/14
8.4 Thermische isolatie Zie NBN B 62-002 Thermische prestaties van gebouwen berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten (U-waarden) van gebouwcomponenten en gebouwelementen, editie 2008 Er wordt aangenomen, gezien de toegepaste dakbedekking, dat de luchtspouw tussen de dakbedekking en het onderdak een sterk geventileerde luchtlaag is. 1/U = RT = Rsi + Rtot + Rse Rtot = R1 + R2 + + Rdakelement + + Rn U = 1/ RT (1) Ucor = 1/( RT - Rcor ) 1/ RT (2) Uc = U + Ucor+ Ug + Uf (3) Met: RT de totale warmteweerstand van het dakgeheel Rtot som van de warmteweerstanden van alle bouwlagen tussen de binnenomgeving en de sterk verluchte spouw Rsi de warmteovergangsweerstand (m².k/w) aan het binnenoppervlak, conform NBN EN ISO 6946. Voor een dakhelling tussen 0 en 60 is Rsi = 0,10 m².k/w Rse de warmteovergangsweerstand aan het buitenoppervlak, conform NBN EN ISO 6946 Rse = 0,04 m².k/w Rdakelement de warmteweerstand Rdakelement (m².k/w) van het dakpaneel, berekend conform NBN B 62-002. Hierbij wordt rekening gehouden met de niet homogene opbouw van de isolatielaag volgens 6.2 van NBN B 62-002. 9 Voorwaarden 9.1 Uitsluitend het in de voorpagina als ATG-houder vermelde bedrijf en het bedrijf (de bedrijven) die het onderwerp van de goedkeuring commercialiseert (commercialiseren) mogen aanspraak maken op de toepassing van deze technische goedkeuring. 9.2 Deze technische goedkeuring heeft uitsluitend betrekking op het product of systeem waarvan de handelsnaam op de voorpagina wordt vermeld. Houders van een technische goedkeuring mogen geen gebruik maken van de naam van de BUtgb, haar logo, het merk ATG, de goedkeuringstekst of het goedkeuringsnummer om aanspraak te maken op productbeoordelingen die niet in overeenstemming zijn met de technische goedkeuring, en evenmin voor producten en/of systemen en/of eigenschappen of kenmerken die niet het voorwerp uitmaken van de technische goedkeuring. 9.3 Informatie die door de goedkeuringshouder of zijn aangestelde en/of erkende installateurs, op welke wijze dan ook, ter beschikking wordt gesteld van (potentiële) gebruikers van het in de technische goedkeuring behandelde product of systeem (bv. bouwheren, aannemers, voorschrijvers, ), mag niet in tegenstrijd zijn met de inhoud van de goedkeuringstekst, noch met informatie waarnaar in de goedkeuringstekst verwezen wordt. 9.4 Houders van een technische goedkeuring zijn steeds verplicht tijdig eventuele aanpassingen aan de grondstoffen en producten, de verwerkingsrichtlijnen, het productie- en verwerkingsproces en/of de uitrusting, voorafgaandelijk bekend te maken aan de BUtgb vzw, en de door de BUtgb aangeduide certificatieoperator, zodat deze kan oordelen of de technische goedkeuring dient te worden aangepast. 9.5 De auteursrechten behoren tot de BUtgb. Rcor correctiefactor = 0,10 m².k/w voor plaatsingstoleranties bij de uitvoering U : warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m².K) van het dakgeheel berekend volgens (1) Ucor correctieterm (W/m².K) op de U waarde voor maat- en plaatsingstoleranties bij de uitvoering, berekend volgens (2) Uc gecorrigeerde warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m².K) voor het dakgeheel volgens (3) en conform aan NBN EN ISO 6946 Ug toeslag op de U-waarde voor spleten in de isolatielaag, conform NBN EN ISO 6946, voor uitvoering conform de ATG wordt Ug = 0 Uf toeslag op de U-waarde voor de mechanische bevestiging door het dakelement, conform NBN EN ISO 6946 spaanplaat, hout = 0,14 W/m.K rinoflam = 0,40 W/m.K D isolatie = 0,036 W/m.K. in tabelvorm wordt de Rdakelement gegeven Paneel HD 2.5 DLG-B 2.40 HD 3.0 DLG-B 2.90 HD 3.5 DLG-B 3.50 R dakelement(m²k/w) ATG 10/2638-5/14
ATG 10/2638-6/14
ATG 10/2638-7/14
ATG 10/2638-8/14
ATG 10/2638-9/14
ATG 10/2638-10/14
ATG 10/2638-11/14
ATG 10/2638-12/14
ATG 10/2638-13/14
De BUtgb vzw is een goedkeuringsinstituut dat lid is van de Europese Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (UEAtc, zie www.ueatc.com) en dat aangemeld werd door de FOD Economie in het kader van Richtlijn 89/106/EEG en lid is van de Europese Organisatie voor Technische Goedkeuringen (EOTA, zie www.eota.eu). De door de BUtgb vzw aangeduide certificatie-operatoren werken volgens een door BELAC (www.belac.be) accrediteerbaar systeem. Deze technische goedkeuring werd gepubliceerd door de BUtgb, onder verantwoordelijkheid van de goedkeuringsoperator CTIB-TCHN, en op basis van het gunstig advies van de Gespecialiseerde Groep "Daken", verleend op 27/11/2009. Daarnaast bevestigde de certificatie-operator CTIB-TCHN, dat de productie aan de certificatievoorwaarden voldoet en dat met de ATG-houder een certificatie-overeenkomst ondertekend werd. Datum van deze uitgave: 2 juni 2010 Voor de BUtgb, als geldigverklaring van het goedkeuringsproces Voor de Goedkeurings- en certificatie-operator, verantwoordelijk voor de goedkeuring en certificatie Peter Wouters, directeur Alain Grosfils, directeur Deze technische goedkeuring blijft geldig, gesteld dat het product, de vervaardiging ervan en alle daarmee verband houdende relevante processen: - onderhouden worden, zodat minstens de prestatieniveaus bereikt worden zoals bepaald in deze goedkeuringstekst - doorlopend aan de controle door de certificatie-operator onderworpen worden en deze bevestigt dat de certificatie geldig blijft Wanneer niet langer wordt voldaan aan deze voorwaarden, zal de technische goedkeuring worden geschorst of ingetrokken en de goedkeuringstekst van de BUtgb website worden verwijderd. De geldigheid en laatste versie van deze goedkeuringstekst kan nagegaan worden door de BUtgb website (www.butgb.be) te consulteren of rechtstreeks contact op te nemen met het BUtgb secretariaat. ATG 10/2638-14/14