ATG 10/2473. Technische Goedkeuring ATG met Certificatie ISOBOUW SLIMFIX RF 30. Geldig van 01/09/2010 tot 31/08/2013

Transcriptie

1 Technische Goedkeuring ATG met Certificatie Goedkeurings- en Certificatieoperator Dakelementen voor hellende daken ISOBOUW SLIMFIX RF 30 ATG 10/2473 Goedkeuringshouder: IsoBouw Systems bv Kanaalstraat, 107 NL-5711 EG Someren Tel.: Fax.: Website: Geldig van 01/09/2010 tot 31/08/2013 Technisch Centrum van de Houtnijverheid Hof ter Vleestdreef, 3 B-1070 Brussel - info@ctib-tchn.be 1 Doel en draagwijdte van de technische goedkeuring Deze technische goedkeuring betreft een gunstige beoordeling door een onafhankelijke goedkeuringsoperator aangeduid door de vzw BUtgb van het product of systeem voor een bepaalde beoogde toepassing. Het resultaat van deze beoordeling werd in deze goedkeuringstekst vastgelegd. In deze tekst wordt het product, of de in het systeem toegepaste producten, geïdentificeerd en worden de te verwachten productprestaties bepaald, gesteld dat het product (de producten) of het systeem (de systemen) verwerkt, gebruikt en wordt (worden) onderhouden zoals uiteengezet in deze goedkeuringstekst. De technische goedkeuring gaat gepaard met een regelmatige opvolging en een aanpassing aan de stand van de techniek wanneer deze wijzigingen pertinent zijn. Een driejaarlijkse revisie wordt opgelegd. De instandhouding van de technische goedkeuring vereist dat de fabrikant te allen tijde kan bewijzen dat hij al het nodige doet opdat de in de goedkeuring beschreven prestaties bereikt worden. De opvolging hiervan is essentieel voor het vertrouwen in de overeenkomstigheid met deze technische goedkeuring. Deze opvolging wordt toevertrouwd aan een door de BUtgb aangeduide certificatieoperator. Door middel van het doorlopend karakter van de controles en de statistische interpretatie van de controleresultaten bereikt de bijbehorende certificatie een hoog betrouwbaarheidsniveau. De goedkeuring, evenals de certificatie van de overeenstemming met de goedkeuring, staan los van individueel uitgevoerde werken. De aannemer en voorschrijver blijven onverminderd verantwoordelijk voor de overeenstemming van de uitvoering met de bepalingen van het bestek. 2 Voorwerp Zelfdragende, thermisch isolerende en brandweerstandbiedende dakelementen geschikt voor hellende daken, die achteraf bedekt worden met pannen, leien of golfplaten (metaal of vezelcement) en geschikt tot en met klimaatklasse III (dus niet geschikt voor klimaatklasse IV vb. zwembaden, zie verder technische voorlichting 175,186, 195, 202, 219 en 225 van het WTCB). Indien bekleed met metalen pannen, banden of banen dient een afzonderlijke studie te worden uitgevoerd. De elementen bestaan uit een EPS kern waarop aan de bovenzijde resp. onderzijde volvlaks een spaanplaat van 3 mm resp. 25 mm is verlijmd en verder verstevigd met twee ingelijmde langse houten ribben. De panelen worden aan beide uiteinden altijd afgesloten met een houten dwarsrib. In de spaanplaat komen geen stuiknaden voor. In de houten ribben kunnen vingerlassen voorkomen De dakelementen hebben een brandweerstand van ½ uur voor zover alle hierna vermelde voorschriften zijn nageleefd en voor zover de draagconstructie minstens dezelfde brandweerstand heeft. De goedkeuring heeft betrekking op de elementen zelf, plaatsingstechnieken inbegrepen, maar niet op de kwaliteit van de uitvoering. De goedkeuring met certificatie omvat een industriële eigencontrole van de vervaardiging en een geregelde controle van buitenuit. ATG 10/2473-1/14

2 3 Materialen Bouwspaanplaten met verbeterde vochtbestendigheid van het type 5 cf. EN 312 met CE markering cf. EN 13986, dikte 3 mm resp. 25 mm Geëxpandeerd polystyreenschuim EPS HR-SE, dikte 98, 115, 133, 150, 167 mm Euroclass E cf. EN (1999) Hout : naaldhout kwaliteit S6 volgens STS 04 deel 2 uitgave 1989 sterkteklasse C18 cf. EN 338. De ribben zijn eventueel gevingerlast met een melamine lijm type I cf. NBN EN 301. Nominale afmetingen: o tengels : 20 x 30 mm o ribben vierzijdig geschaafd: 22 x 98, 115, 133, 150, 167 mm o toleranties : ± 1 mm o goot- en dwarsrib: 20 x 98, 115, 133, 150, 167 mm. De tengels zijn behandeld met een schimmelwerend en insectenwerend product volgens STS 04 risicoklasse 2 in een station met ATG. Kwaliteit: wankanten tot 30% van de zijde waarop ze voorkomen en enkel vaste kwasten met een maximum diameter gelijk aan de tengelbreedte zijn toegelaten De buitenzijden van de ribben kunnen op aanvraag worden behandeld met een schimmel- en insectenwerend product cf. STS 04 risicoklasse 2 met ATG. Indien dit niet gebeurt moeten de vrijstaande zijden van de ribben op de werf worden behandeld met een schimmel- en insectenwerend product cf. STS 04 voor risicoklasse 2, dat met de borstel aanbrengbaar is. Lijmen : o o spaanplaat-ribben en spaanplaat-isolatie: UF lijm type II cf. EN 301 tengellat spaanplaat: purlijm + hotmelt type I cf. pr EN Bevestigingsmiddelen: o gegalvaniseerde stalen haaknagels (5 x 5 mm² en 6 x 6 mm²) o gegalvaniseerde geprofileerde nagels ( 6 mm) o gegalvaniseerde schroefdraadnagels ( 5,2 mm) o o Kitten dikte zinklaag 5 m verzinkte verdeelplaatjes 50 mm x 0,6 mm of losse haken voor de geprofileerde nagels ( 6 mm), zinklaagdikte 10 m In functie van het type dakplaat worden de verbindingsmiddelen gebruikt zoals aangeduid in de onderstaande spijkertabel Eéncomponent polyuretaanschuim geleverd in bussen voor het water- en winddicht maken van langsvoegen aan de bovenzijde van het dakelement, enkel aan te brengen bij temperaturen boven de 5 C Brandwerende afdichtingskit Pyropol te gebruiken als brandafdichting bij de langsaansluitingen van de panelen als ook bij kruising dakpaneel gording of muurplaat Alubutalband Aluminiumslab met kleefstrook Type paneel Slimfix /3 Slimfix /3 Slimfix /3 Slimfix /3 Slimfix /3 Spijkertabel : te gebruiken nagellengte in functie van het paneeltype 4 Element Haak nagel 5x5 mm 220 mm 4.1 Samenstelling element Slimfix /3 Slimfix /3 Slimfix /3 Slimfix /3 Slimfix /3 Isolatie EPS HR-SE (mm) 98 * hoogte exclusief tengels Afmetingen : Tabel 1 Spijkertabel Haak nagel 6x6 mm schroefdraadnagel + verdeelplaat 5,2 mm 180 mm 240 mm 200 mm plaat boven/ plaat onder Hoogte(*) element (mm) geprofileerde nagel + verdeelplaat 6 mm 240 mm 240 mm 270 mm Afmeting langsribben (mm) x x mm spaanplaat / 25 mm spaanplaat x x x 167 nuttige breedte 1020 mm lengte: variabel per 10 mm, minimum van 3620 maximum van 7520 mm, kortere lengten op verzoek tolerantie ± 5 mm 4.2 Merking tolerantie op breedte ±2 mm, op hoogte ± 3 mm (exclusief tengels) gewicht : 25 à 30 kg/m² de dakelementen zijn aan de buitenzijde voorzien van een dampopen oranje kleurige cacheerlaag, de zichtzijde is voorzien van een coating in gebroken wit de langskanten van het dakelement zijn voorzien van een sponning en een groef de dwarse uiteinden zijn voorzien van een eindrib Elk dakelement is gemerkt met een ATG logo Rf ½ h + ATG nummer + productiecode ATG 10/2473-2/14

3 5 Fabricatie en commercialisatie De dakelementen worden samengesteld bij de firma Stramit b.v. Kanaalstraat 107 te Someren (Nederland) en gecommercialiseerd door IsoBouw Systems, Kanaalstraat 107 te Someren (Nederland). De polystyreenplaat, de langsribben en de dwarsribben worden tweezijdig van lijm voorzien en vervolgens koud en onder druk op de spaanplaten gelijmd. De tengels worden aan de bovenplaat bevestigd door polyuretaanlijm. 6 Plaatsing 6.1 Transport en opslag De producent dient de dakelementen in goede staat af te leveren. De dakelementen moeten vlak en droog worden opgeslagen of worden afgedekt met een dekzeil dat ventilatie toelaat. Zij moeten bij opslag vrij van een vochtige ondergrond worden gehouden en op een afstand van maximaal 1,5 m worden ondersteund. Langdurige stockage op de werf is te vermijden. 6.2 Montage Bij het monteren is het aanbevolen het dakelement omgekeerd, dus met de tengels aan de onderzijde, te transporteren, dit om beschadigingen aan de cacheerlaag te voorkomen. De dakelementen kunnen ook verticaal worden getransporteerd met een hijskraan en met een IsoBouw hijswerktuig. De dakelementen moeten worden aangebracht met de tengels aan de bovenzijde, van gootzijde tot nok over de eventuele ondersteuningen. Overkragingen in de lengtezin van het paneel tot 300 mm behoeven geen extra voorzieningen, overkragingen in de dwarse zin bedragen maximum 200 mm. Grotere overkragingen gebeuren alleen in overleg met de producent. Bij dakoverstekken moet de onderzijde van het dakelement worden beschermd tegen vochtindringing, vb. een betimmering. Indien de ribben niet zijn behandeld in de fabriek worden de vrijstaande zijden van de ribben op de werf behandeld met een schimmel- en insectenwerend product met ATG voor risicoklasse 2 en dat met de borstel kan worden aangebracht. 6.3 Aansluitdetails en oplegging Aansluitingen van de elementen onderling en met de constructie dienen zo te worden uitgevoerd dat ze blijvend water- en winddicht zijn en een brandweerstand hebben van 30 minuten. De bevestiging van de dakelementen op de muurplaat, de gordingen en de nok gebeurt door middel van de in punt 2 beschreven nagels. Bij gebruik van schroefdraadnagels moet voorgeboord worden. De minimum opleg t.p.v. de muurplaat, nokgording en tussengording bedraagt 30 mm bij opleg op niet brandbare materialen (vb. beton metselwerk.).voor houtachtige brandbare materialen zal deze minimum opleg vermeerderd worden met de verkoolde laagdikte berekend op 30 minuten standaardbrand. Bij naaldhout bijvoorbeeld bedraagt de inbrandsnelheid 0.7 mm per minuut standaardbrand. Om bijvoorbeeld de uiteindelijke opleg of breedte van de niet tegen brand beschermde houten draagstructuur te kennen dient men de min. opleg te vermeerderen met 20 mm per zijde aan het vuur blootgesteld Langsvoegen tussen de panelen (zie detail langsvoeg) Aan één langse zijde van twee naast elkaar liggende panelen worden drie strips brandwerende afdichtingskit aangebracht, de voeg onderaan wordt opgespoten met deze kit en nadien afgestreken. Verder worden de langsnaden, die gezien de constructie van het dakelement boven aan een voeg-breedte van 10 mm hebben, over de volledige hoogte, tengellat inbegrepen gevuld met polyuretaanschuim teneinde de waterdichtheid te verzekeren. Dwarsvoegen tussen de panelen (zie detail dwarsvoeg) Dwarsvoegen dienen zoveel mogelijk te worden vermeden en zo dicht mogelijk bij de nok aangebracht. Ze moeten ondersteund worden met een gording zo gedimensioneerd dat de min opleg zoals hoger gedefinieerd minimum 60mm (2 x 30 mm per paneel)bedraagt. De beide panelen zijn voorzien van een dwarsrib. De afdichting gebeurt door middel van drie strippen brandwerende kit aangebracht op één opstaande zijde van de dwarsrib, bovenaan wordt de dwarsvoeg regen- en winddicht gemaakt met polyurethaanschuim en met alubutalband na het dakelement in te strijken met koude bitume (zie detail dwarsvoeg ) Aansluiting bij de nok (zie detail nok 1 en 2 ) De nokgording wordt onder een hoek aangezaagd en heeft een dusdanige breedte dat de minimum opleg 30 mm bedraagt. De ruimte tussen de elementen wordt opgevuld met polyurethaan schuim. Bij een dakhelling van 45 kan de nok worden uitgevoerd zoals in detail nok (2). Aansluiting aan de muurplaat (zie detail muurplaat) De muurplaat wordt onder een hoek aangezaagd, de minimum opleg bedraagt 30 mm Aansluiting langs- en dwarsgevel (zie detail aansluiting wand, kopgevel met overstek en zonder overstek) De aansluiting zonder overkraging wordt uitgevoerd met behulp van drie strips brandwerende kit die worden aangebracht op de zijlat. In de tekeningen is ook een voorbeeld met overkraging aangegeven. Hoe een pasplaat op de werf wordt uitgevoerd is in de tekeningen uitgelegd. De zijlat heeft dezelfde afmeting als de ribben en wordt op de spaanplaat verlijmd. Aansluiting grote doorboring (vb. doorboringen waar de ribben worden doorgezaagd, dakvensters...) (zie detail aansluiting grote doorboring en dakvenster) De panelen dienen zowel langs als dwars te worden ondersteund en de uiteinden van de panelen zijn zowel langs als dwars voorzien van een zijlat. De minimum opleg bedraagt 30 mm. De ruimte bovenaan wordt opgevuld met rotswol en onderaan kan een beplating worden aangebracht met een brandweerstand van ½ h (vb. multiplex 25 mm, vezelversterkte gipsplaat 12,5 mm, gipskartonplaat 2 x 12,5mm) Aansluiting kleine doorboring (diameter of grootste zijde kleiner dan 25 cm en de ribben zijn niet beschadigd) Ter plaatse van de doorboring wordt de ruimte tussen de buismantel en het dakpaneel opgevuld met rotswol van minimum 4 cm breedte en dit over de ATG 10/2473-3/14

4 volledige hoogte. De onderkant wordt met brandwerende kit volgevoegd en vlak gestreken, aan de buitenkant wordt een waterkerende afwerking geplaatst. De buismantel is in niet brandbaar materiaal en dient niet voor afvoer van rookgassen. Aansluiting t.p.v. compartimentering De aansluiting gebeurt zoals de aansluiting langs- of dwarsgevel al of niet met overkraging winddrukcoëfficiënten: cpi= 0,3 en cpe = +0,6 of 0,5 cf. NBN B ) blz 41 belastingscombinatie bij brand: blijvende belasting + 0,2 windbelasting doorbuiging karakteristieke combinatie 1/300 doorbuiging bij brand 1/100 van de overspanning Tabel 2 Maximale overspanningen in m bij een dakhelling van Bescherming tegen weersinvloeden Na montage van de dakelementen dient het dak zo spoedig mogelijk van een dakbedekking te worden voorzien. In ieder geval moeten passende maatregelen worden genomen om de dakelementen tegen neerslag te beschermen door het regendicht afwerken van naden en de nok. 6.5 Ventilatie Na montage van de dakelementen dienen de onder de kap gelegen ruimten tijdens het verdere bouwproces voldoende te worden geventileerd. Met name indien tijdens het bouwproces bouwactiviteiten plaatsvinden (bv. het aanbrengen van dekvloeren, e.d.) die een binnenklimaat kunnen veroorzaken dat vochtiger is dan tijdens de bewoonde staat gebruikelijk is. 7 Kenmerken 7.1 Overspanningen Algemeen De berekeningen werden uitgevoerd volgens de NBN EN in de veronderstelling dat de panelen de dakbelasting overdragen naar de gordingen en de muurplaat, die voldoende stijf en vormvast met de onderliggende constructie zijn verbonden en waarbij de gordingen in enkele buiging werken. In normale omstandigheden worden de dakelementen berekend als dubbele T ligger, het lijf bestaat uit de houten ligger en de flenzen zijn de spaanplaten. Het lijf en de flenzen zijn aan elkaar verlijmd. Bij brand wordt verondersteld het dakelement een T ligger is, het lijf zijnde de houten ligger met een hoogte die 2 cm kleiner wordt en met één flens namelijk de bovenplaat. De flens en de houten ligger zijn aan elkaar verlijmd. Bij de berekeningen worden de volgende karakteristieke breukspanningen toegepast cf. EN Spaanplaat: zie EN tabel 5 Ribben naaldhout sterkteklasse C Type oplossing In de hierna volgende tabel werden de ondersteuningsafstanden berekend voor een veel voorkomend geval: gebouw met rechthoekig grondvlak met 1 of 2 dakschilden dakhelling 40 blijvende belasting gewicht dakpaneel inbegrepen: 800 N/m² dakvlak sneeuwlast : 500 N/m² horizontaal vlak wind basisdruk: 633 N/m² dakvlak klasse III, nokhoogte max. 10 m 7.2 Bevestiging Algemeen Type Slimfix /3 2,7 Slimfix /3 2.9 Slimfix /3 3.3 Slimfix /3 3,5 Slimfix /3 4,0 De bevestiging aan de onderliggende constructie (het aantal nagels dat weerstand moet bieden aan afschuif-, opwaai- en spatkrachten) dient van geval tot geval te worden berekend. De bevestiging dient te geschieden met de in punt 2 beschreven verbindingsmiddelen met als karakteristieke breukwaarde bij nagelen in een naaldhouten gording: F ax,k,// in N (uittrekkracht, kracht evenwijdig met de as van de nagel) haaknagel 5 x 5 mm² en 6 x 6 mm²: 1100 N schroefdraadnagels verdeelplaat: 700 N 5,2 mm of 6 mm met F v,k, in N (afschuifkracht, kracht loodrecht op de as van de nagel) haaknagel 5 x 5 mm: 1600 N schroefdraadnagels 5,2 mm of geprofileerde nagels 6 mm met verdeelplaat: 1600 N Hoger vermelde waarden gelden bij een hechtlengte 10 d. In de hierna volgende typen oplossingen werd het aantal verbindingen berekend. De belasting loodrecht op het dakvlak wordt door de gordingen gedragen. De belasting evenwijdig met het dakvlak wordt langs de dakplaten afgevoerd naar de muurplaat. De verbinding muurplaat ruwbouw wordt verondersteld voldoende stijf en vormvast te zijn Type oplossing voor de verbinding dakelementen - gording Uitgaande van de in punt vermelde waarden werd de bevestiging van de dakelementen op de gordingen berekend voor volgend geval: gordingen werken op enkele buiging dakhelling 45 nokhoogte max. 10 m dakbedekking +dakpaneel: minimum 350 N/m² dakvlak winddruk : 630 N/m² dakvlak. winddrukcoëfficiënten : cpi= 0,3 en cpe = 1,5 (randzone)of 1,2 (buiten de randzone) cf. NBN B (1988) blz 51 ATG 10/2473-4/14

5 De benodigde verbindingselementen voor dit geval nl. het aantal nagels per dakpaneel en per gording zijn weergegeven in onderstaande tabel. Bij andere omstandigheden dient een nieuwe berekening te worden opgemaakt. Overspanning Buiten randzone Overspanning in de randzone 1,8 m 1,4 m 3 haaknagels of geprofileerde nagels met losse haak 3,5m 2,7m idem + 4 schroefdraadnagels of geprofileerde nagels met verdeelplaat < 4,3 m < 3,3 m idem + 6 schroefdraadnagels of geprofileerde nagels met verdeelplaat Type oplossing verbinding dakelement - muurplaat Uitgaande van de in punt vermelde waarden werd de bevestiging van de dakelementen op de muurplaat berekend voor volgend geval: gordingen werken op enkele buiging dakhelling 45 gewicht dakbedekking max. 500 N/m² dakvlak sneeuwlast 500 N/m² horizontaal vlak dakschildlengte max. 6 m. Voor dit geval dient de verbinding dakelement muurplaat te worden uitgevoerd met 3 haaknagels en 2 schroefdraadnagels met verdeelplaat. 8 Prestaties 8.1 Brandweerstand Het dakelement Slimfix /3 werd getest cf. NBN (1968) en heeft een brandweerstand van ½ uur cf. het verslag 8598 van 23 oktober 1997 van de RUG. 8.2 Brandreaktie De brandreaktie werd niet getest 8.3 Thermische isolatie Zie NBN B Thermische prestaties van gebouwen berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten (Uwaarden) van gebouwcomponenten en gebouwelementen, editie 2008 Er wordt aangenomen, gezien de toegepaste dakbedekking, dat de luchtspouw tussen de dakbedekking en het onderdak een sterk geventileerde luchtlaag is. 1/U = RT = Rsi + Rtot + Rse Rtot = R1 + R2 + + Rdakelement + + Rn U = 1/ RT (1) Met: RT dakgeheel de totale warmteweerstand van het Rtot som van de warmteweerstanden van alle bouwlagen tussen de binnenomgeving en de sterk verluchte spouw Rsi de warmteovergangsweerstand (m².k/w) aan het binnenoppervlak, conform NBN EN ISO Voor een dakhelling tussen 0 en 60 is Rsi = 0,10 m².k/w Rse de warmteovergangsweerstand aan het buitenoppervlak, conform NBN EN ISO Rse = 0,04 m².k/w Rdakelement de warmteweerstand Rdakelement (m².k/w) van het dakpaneel, berekend conform NBN B Hierbij wordt rekening gehouden met de niet homogene opbouw van de isolatielaag volgens 6.2 van NBN B Rcor correctiefactor = 0,10 m².k/w voor plaatsingstoleranties bij de uitvoering U : warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m².K) van het dakgeheel berekend volgens (1) Ucor correctieterm (W/m².K) op de U waarde voor maat- en plaatsingstoleranties bij de uitvoering, berekend volgens (2) Uc gecorrigeerde warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m².K) voor het dakgeheel volgens (3) en conform aan NBN EN ISO 6946 Ug toeslag op de U-waarde voor spleten in de isolatielaag, conform NBN EN ISO 6946, voor uitvoering conform de ATG wordt Ug = 0 Uf toeslag op de U-waarde voor de mechanische bevestiging door het dakelement, conform NBN EN ISO 6946 spaanplaat, hout = 0,14 W/m.K D isolatie = 0,031 W/m.K. in tabelvorm wordt de Rdakelement gegeven Paneel Slimfix /3 2,95 Slimfix /3 3,45 Slimfix /3 3,95 Slimfix /3 4,45 Slimfix /3 4, Akoestiek Rdakelement (m²k/w) Indien speciale eisen hieromtrent worden gesteld dient dit aspect afzonderlijk te worden behandeld 9 Figuren Ucor = 1/( RT - Rcor ) 1/ RT (2) Uc = U + Ucor+ Ug + Uf (3) ATG 10/2473-5/14

6 Figuur 1: Dwarsdoorsnede ATG 10/2473-6/14

7 02 PUR-schuim 04 Gording 09 Bevestiging Figuur 2 ATG 10/2473-7/14

8 02 PUR-schuim 04 Gording 09 Bevestiging Figuur 3: kopgevel zonder overstek ATG 10/2473-8/14

9 02 PUR-schuim 04 Gording 09 Bevestiging Figuur 4: detail langsvoeg 02 PUR-schuim 04 Gording 05 Alubutalband 09 Bevestiging Figuur 5: detail dwarsvoeg ATG 10/2473-9/14

10 04 Gording 06 Steenwol Figuur 6: kopgevel met overstek ATG 10/ /14

11 06 Steenwol 09 Bevestiging 12 Plaat RF ½ h aan het dakpaneel te bevestigen Figuur 7: aansluiting grote doorboring ATG 10/ /14

12 02 PUR schuim 08 Nokbalk 09 Bevestiging Figuur 8: nokdetail ATG 10/ /14

13 06 Opvulling met steenwol 07 Muurplaat 09 Bevestiging 10 Gootlat Figuur 9: nokdetail ATG 10/ /14

14 10 Voorwaarden A. Uitsluitend het in de voorpagina als ATG-houder vermelde bedrijf en het bedrijf (de bedrijven) die het onderwerp van de goedkeuring commercialiseert (commercialiseren) mogen aanspraak maken op de toepassing van deze technische goedkeuring. B. Deze technische goedkeuring heeft uitsluitend betrekking op het product of systeem waarvan de handelsnaam op de voorpagina wordt vermeld. Houders van een technische goedkeuring mogen geen gebruik maken van de naam van de BUtgb, haar logo, het merk ATG, de goedkeuringstekst of het goedkeuringsnummer om aanspraak te maken op productbeoordelingen die niet in overeenstemming zijn met de technische goedkeuring, en evenmin voor producten en/of systemen en/of eigenschappen of kenmerken die niet het voorwerp uitmaken van de technische goedkeuring. C. Informatie die door de goedkeuringshouder of zijn aangestelde en/of erkende installateurs, op welke wijze dan ook, ter beschikking wordt gesteld van (potentiële) gebruikers van het in de technische goedkeuring behandelde product of systeem (bv. bouwheren, aannemers, voorschrijvers, ), mag niet in tegenstrijd zijn met de inhoud van de goedkeuringstekst, noch met informatie waarnaar in de goedkeuringstekst verwezen wordt. D. Houders van een technische goedkeuring zijn steeds verplicht tijdig eventuele aanpassingen aan de grondstoffen en producten, de verwerkingsrichtlijnen, het productie- en verwerkingsproces en/of de uitrusting, voorafgaandelijk bekend te maken aan de BUtgb vzw, en de door de BUtgb aangeduide certificatieoperator, zodat deze kan oordelen of de technische goedkeuring dient te worden aangepast. E. De auteursrechten behoren tot de BUtgb De BUtgb vzw is een goedkeuringsinstituut dat lid is van de Europese Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (UEAtc, zie en dat aangemeld werd door de FOD Economie in het kader van Richtlijn 89/106/EEG en lid is van de Europese Organisatie voor Technische Goedkeuringen (EOTA, zie De door de BUtgb vzw aangeduide certificatieoperatoren werken volgens een door BELAC ( accrediteerbaar systeem. Deze technische goedkeuring werd gepubliceerd door de BUtgb, onder verantwoordelijkheid van de goedkeuringsoperator CTIB-TCHN, en op basis van het gunstig advies van de Gespecialiseerde Groep "Daken", verleend op 27/11/2009. Daarnaast bevestigde de certificatie operator CTIB-TCHN, dat de productie aan de certificatievoorwaarden voldoet en dat met de ATG-houder een certificatie-overeenkomst ondertekend werd. Datum van deze uitgave: 1 september 2010 Voor de BUtgb, als geldigverklaring van het goedkeuringsproces Voor de goedkeurings- en certificatieoperator Alain Grosfils, directeur Peter Wouters, directeur Benny De Blaere, directeur Deze technische goedkeuring blijft geldig, gesteld dat het product, de vervaardiging ervan en alle daarmee verband houdende relevante processen: onderhouden worden, zodat minstens de prestatieniveaus bereikt worden zoals bepaald in deze goedkeuringstekst doorlopend aan de controle door de certificatie-operator onderworpen worden en deze bevestigt dat de certificatie geldig blijft Wanneer niet langer wordt voldaan aan deze voorwaarden, zal de technische goedkeuring worden geschorst of ingetrokken en de goedkeuringstekst van de BUtgb website worden verwijderd. De geldigheid en laatste versie van deze goedkeuringstekst kan nagegaan worden door de BUtgb website ( te consulteren of rechtstreeks contact op te nemen met het BUtgb secretariaat. ATG 10/ /14