Waterdoorlatende verhardingen
Waterdoorlatende betonstraatstenen kunnen het probleem van de wateroverlast mee helpen oplossen.
Waterdoorlatende verhardingen Jaar na jaar worden gemeenten getroffen door wateroverlast. Telkens opnieuw is dit voor de betrokken inwoners een emotionele en financiële ramp. De belangrijkste oorzaken van deze overstromingen zijn de toenemende bebouwing, de onvoldoende opvangcapaciteit van de waterwegen en de toename van verharde, waterondoorlatende, oppervlakten. Hierdoor moet steeds meer hemelwater op een snellere manier worden afgevoerd. De problemen in lager gelegen gebieden nemen dus toe. Waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen kunnen een belangrijke bijdrage leveren in het verminderen van deze wateroverlast. Het werkingsprincipe van waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen is gebaseerd op drie elementen: Het hemelwater wordt gebufferd in de doorlatende verharding en fundering. Het hemelwater infiltreert in de bodem, afhankelijk van de doorlatendheid ervan. De hoeveelheid hemelwater dat niet infiltreert wordt vertraagd afgevoerd. Het ontkoppelen of niet aankoppelen van verharde oppervlakten voorkomt de noodzaak om alle hemelwater af te voeren via rioleringssystemen. Indien de ondergrond dit toelaat kan de waterafvoer op een meer milieuvriendelijke en economische manier gebeuren door middel van infiltratie in de bodem. Dit brengt volgende voordelen met zich mee: Het grondwaterpeil blijft op niveau. De vuillast naar de zuiveringsinstallaties wordt verhoogd, waardoor dezen een betere zuivering realiseren. De frequentie waarbij het overstorten in werking treedt, wordt verlaagd, waardoor minder vaak vervuild water in de oppervlaktewateren terechtkomt. De behoefte aan afvoer wordt sterk gereduceerd, waardoor het investeringsbedrag kan worden verlaagd. Een gereduceerde afvoer blijft echter wel noodzakelijk, om in geval van verzadiging van de grond het water af te voeren. Een rijk assortiment Voor het uitvoeren van waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen, heeft men de keuze uit 3 types betonstraatstenen: Betonstraatstenen met drainage-openingen. Het gaat hierbij om klassieke betonstraatstenen, die echter van uitsparingen voorzien zijn. Via deze openingen kan het hemelwater infiltreren. Betonstraatstenen met verbrede voegen. Dit zijn eveneens klassieke betonstraatstenen, die echter voorzien zijn van bredere afstandshouders, zodat bij het naast elkaar leggen een bredere voeg ontstaat. Via deze bredere voeg kan het hemelwater infiltreren. Poreuze betonstraatstenen. Deze straatstenen hebben een open structuur, waardoor ze over het totale volume waterdoorlatend zijn. Deze open structuur wordt verkregen door gebruik te maken van een specifieke betonsamenstelling. Ook klassieke grasbetontegels kunnen in sommige gevallen worden toegepast. In de holtes van deze betontegels, waarbij tussen de 25% en 40% van het oppervlak wordt beplant, groeien grasplanten. Via deze weg kan infiltratie plaatsvinden. De keuze van het type betonstraatsteen wordt hoofdzakelijk bepaald door de plaats van toepassing. Om een duurzaam kwaliteitsproject te realiseren is de keuze Poreuze betonstraatstenen Klassieke betonstraatstenen met verbrede, nog niet opgevulde, voeg Betonstraatstenen met drainage-openingen 1
van het juiste product op de juiste plaats een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde. Even belangrijk is de keuze van straatlaag, fundering en eventueel onderfundering. De verschillende lagen moeten enerzijds waterdoorlatend zijn, maar moeten ook voldoende stabiliteit vertonen en voldoende verdichtbaar zijn. Hiertoe moet het gehalte aan fijne deeltjes beperkt blijven, maar mogen de lagen ook niet in elkaar overgaan. Waar nodig dient een geotextiel geplaatst te worden. Een professioneel ontwerp en een vakkundige uitvoering zijn bijgevolg van even groot belang als een goede keuze van de materialen. Waterdoorlatende bestratingen als beleidsinstrument. De problematiek van de wateroverlast krijgt uiteraard ook aandacht van de politici. Zo is er in Vlaanderen het Decreet Integraal Waterbeleid dat in juli 2003 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd en dat in november 2003 in het Belgisch Staatsblad is verschenen. Dit decreet stelt dat het beheer van het hemelwater en het oppervlaktewater zo moet worden georganiseerd dat het hemelwater zoveel mogelijk verdampt, ofwel nuttig wordt aangewend, ofwel infiltreert. Ook wordt er opgelegd dat het overtollige regenwater en effluentwater gescheiden moet worden van het afvalwater en bij voorkeur op een vertraagde wijze via het oppervlaktewaternet afgevoerd moeten worden. Tevens dient verdroging voorkomen, beperkt of ongedaan gemaakt te worden. Het is duidelijk dat verhardingen met waterdoorlatende betonstraatstenen een middel zijn om aan deze beleidseisen tegemoet te komen via het werkingsprincipe van buffering, infiltratie en vertraagde afvoer. Naast de talrijke voordelen die waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen bieden, brengt het gebruik van deze verharding een iets hogere kostprijs (op projectniveau) met zich mee ten opzichte van een bestrating met de klassieke betonstraatstenen. De juiste grootte van het kostprijsverschil is afhankelijk van de situatie, maar gemiddeld kan men rekenen op 10% wanneer men te maken heeft met een zandondergrond en 15% wanneer men te maken heeft met een leemondergrond. De ecologische en economische voordelen die hogerop beschreven staan, zijn echter niet te begroten. Men kan zonder veel rekenwerk wel begrijpen dat die veel groter zijn dan de iets hogere kostprijs van de bestrating zelf. Toepassingsgebied Infiltratie, het bufferen en vertraagde afvoer zijn de beoogde doelen bij de keuze van waterdoorlatende bestratingen. Dezen mogen echter de stabiliteit en duurzaamheid van de verharding niet in het gedrang brengen waardoor het noodzakelijk wordt om de toepassingsgebieden van de diverse producten duidelijk af te bakenen. Uit milieutechnisch oogpunt is het daarom niet aangewezen om waterdoorlatende rijwegverhardingen toe te passen in waterwinningsgebieden tenzij specifieke maatregelen ter bescherming van de ondergrond worden getroffen. Ook het gebruik van dooizouten dient vermeden te worden om grondwatervervuiling te voorkomen. Op het vlak van ontwerp en het dimensioneren dienen alle aspecten die bij klassieke verhardingen aan bod komen, ook hier gerespecteerd te worden. Rekening houdend met een verminderd draagvermogen van de fundering omwille van de waterbuffering worden de waterdoorlatende structuren beperkt tot de bouwklasse B9-B10. In de praktijk betekent dit Tevens heeft het Vlaams Parlement een resolutie goedgekeurd, waarbij de mogelijkheden van waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen onder de aandacht van de bevoegde minister gebracht worden. Ook de natuurverenigingen zien de mogelijkheden van waterdoorlatende verhardingen in betonstraatstenen in bij de beheersing van de waterproblematiek. Ze hebben dit begin 2003 verwoord in een verzoekschrift gericht aan het Vlaams Parlement. 2
dat er niet meer dan ca. 100 vrachtwagens per dag voorbijkomen. Dit brengt ons tot volgende toepassingsdomeinen: Bedrijfsterreinen, kmo-zones, winkelcentra Woonstraten Parkeerplaatsen Pleinen en wandelstraten Fietspaden Voetpaden Opritten, terrassen Naar rijcomfort toe zijn betonstraatstenen met verbrede voegen of met drainage-openingen niet geschikt voor fietspaden; de poreuze betonstraatstenen met hun smalle voegen en kleine afschuining zijn des te meer aangewezen voor fiets- en voetpaden. De poreuze stenen met een lagere splijttreksterkte zijn dan weer minder aangewezen voor de woonstraten en bedrijfsterreinen. Hydrologische principes Langdurige regenbuien met een geringe intensiteit vertegenwoordigen in België ongeveer 93% van de totale jaarlijkse neerslag. Het zijn echter niet deze minder hevige, langdurige buien die leiden tot wateroverlast, wél de plotse, hevige regenbuien. De regenhoeveelheid en de neerslagintensiteit zijn dus in grote mate afhankelijk van de duur van de regenbui: een langdurige regenbui is meestal minder intens, terwijl kortere regenbuien een grotere intensiteit hebben. Met deze intense neerslag moeten we rekening houden bij het ontwerp van waterdoorlatende oppervlakken en de bepaling van het infiltratievermogen: het is deze maximale regenintensiteit (I max ) die moet kunnen worden verwerkt door de waterdoorlatende bestrating, fundering en de bodem. Enkele principes: De indringing van water in de bodem wordt aangegeven met een waterdoorlaatbaarheidscoëfficiënt of doorlaatbaarheidsfactor k. De doorlaatbaarheidsfactor k uitgedrukt in liter/s.ha of m/s is het watervolume dat per tijdseenheid door een eenheidsoppervlak stroomt. De ondergrond dient dus een minimale doorlaatbaarheid k (in m/s) te bezitten voor de infiltratie van een welbepaalde neerslaghoeveelheid (in liter/s.ha) Eis waterdoorlatendheid: opvangen van de regenintensiteit Imax van 270 liter per seconde en per hectare = regen die éénmaal in 30 jaar tijd gedurende 10 minuten voorkomt Waarom 270 liter/s.ha We nemen een relatief strenge eis van de op te nemen regenhoeveelheid: hiervoor beschouwen we een regenintensiteit met een terugkeerperiode T van 30 jaar en een duur D van 10 minuten. Dit wil zeggen dat deze regenhoeveelheid ééns om de 30 jaar kan voorkomen en dat deze regenbui 10 minuten duurt. Volgens de recente neerslagtabellen van het KMI voor metingen in het weerstation te Ukkel valt er om de 30 jaar te Ukkel tijdens een regenbui van 10 minuten 16,3 mm water: Dus: 16,3 mm / 10 min = 1,63 mm/min = 0,00163 m/min = 0,00163 m 3 /min.m 2 = 1,63 liter/60s.m 2 = 0,02716 l/s.m 2 = 271,6 liter/s.ha p afronden naar 270 liter/s.ha Om deze regen te kunnen opvangen moet de bodem en dus ook de daarboven gelegen fundering en verharding uit betonstraatstenen een doorlaatbaarheid bezitten die groter of gelijk is aan deze regenintensiteit van 270 l/s.ha SCHETS OPBOUW Ook waterdoorlatende betonstraatstenen kunnen in elke gewenste kleur uitgevoerd worden. 3
De doorlaatbaarheid van grondsoorten wordt niet uitgedrukt in liter/s.ha maar in een doorlaatbaarheidsfactor k in m/s Even omrekenen: 1 liter / s.ha = 0,001 m 3 / s*10000 m 2 = 0,0000001 m/s = 10-7 m/s Dus om een regenintensiteit van 270 l/s.ha te kunnen laten infiltreren moet de bodem een doorlaatbaarheid bezitten van 270*10-7 m/s oftewel 2,7*10-5 m/s Een betonstraatsteen in gebruikstoestand bevindt zich echter niet steeds in een waterverzadigde toestand; is een steen niet verzadigd met water dan zijn de betonporiën gevuld met lucht en hierdoor ondervindt infiltrerend water een zekere weerstand. Is de steen volledig met water gevuld, dan valt deze luchtweerstand weg en verloopt de infiltratie sneller. Om bovenstaand fenomeen te compenseren wordt de vereiste infiltratiegraad verdubbeld: dus om 2 x 270 l/s.ha = 540 l/s.ha te laten infiltreren zal de doorlaatbaarheid van de bodem en de verharding ook moeten verdubbeld worden naar 2 x 2,7*10-5 m/s = 5,4*10-5 m/s Algemene regel = doorlaatbaarheid van de bodem, de fundering en de gebruikte verharding uit betonstraatstenen moet minimaal 5,4*10-5 m/s bedragen om een regenintensiteit van 270 liter/sec.ha te laten infiltreren. Ontwerprichtlijnen Het aanleggen van waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen vereist een specifieke aanpak, waarvoor echter nog geen algemene normering of voorschriften "Open-end-test" bestaan. Enkel voor de toegepaste betonstraatstenen geldt de nieuwe PTV-122 (= Technische Voorschriften voor bestratingsproducten van beton voor waterdoorlatende bestratingen). De hiernavolgende richtlijnen voor een juiste structuuropbouw en correcte uitvoering trachten de bestaande ervaringen te bundelen en kunnen dan ook voor elke ontwerper een nuttig werkinstrument zijn. De structuuropbouw van waterdoorlatende verhardingen bestaat van boven naar beneden gezien uit: de eigenlijke bestrating in waterdoorlatende betonstraatstenen, geplaatst op een straatlaag, inclusief de oppervlakteafvoer de fundering, inclusief drainagemogelijkheid eventueel een vorstongevoelige onderfundering op de eigenlijke ondergrond De verkeersbelasting, de gevraagde waterdoorlaatbaarheid en de toestand van de bestaande ondergrond bepalen samen de opbouw van de totale structuur. Bovendien gelden voor elke structuurlaag specifieke eisen voor de aard en de korrelverdeling van de gebruikte materialen. De verschillende lagen van de structuur worden hierna afzonderlijk bekeken. 1. Ondergrond: Zoals reeds eerder gezegd wordt het infiltratievermogen van de ondergrond bepaald door zijn doorlaatbaarheidsfactor k. Classificatie doorlaatbaarheidsfactor k: Zeer goed doorlatende bodems: Goed doorlatende bodems: Matig tot slecht doorlatende bodems: Praktisch ondoorlatende bodems: k > 10-4 m/s 10-4 > k > 10-6 m/s 10-6 > k > 10-8 m/s k < 10-8 m/s Doorlaatbaarheidsfactor k in m/s voor verschillende bodemsoorten: zand/grind 10-3 10-5 lemig zand 10-4 10-7 zandig leem 10-5 10-8 leem 10-6 10-9 klei 10-9 10-11 Bovenstaande tabellen tonen aan dat zand- en grindbodems een hoge doorlaatbaarheid bezitten. Het infiltratievermogen van leem- en kleibodems is echter lager. Dit betekent echter niet dat waterdoorlatende verhardingen in combinatie met 4
minder doorlatende bodems niet kunnen worden toegepast. Naast INFILTRATIE spelen namelijk nog twee andere fenomenen mee, namelijk BERGINGSCAPACITEIT en VERTRAAGDE AFVOER. De bergingscapaciteit van een waterdoorlatende structuur zorgt ervoor dat zelfs bij minder doorlatende bodems het water tijdelijk kan gestockeerd worden in het totale volume van fundering, straatlaag én betonstraatstenen. Een parking van 5.000 m 2 met een totale funderingsdikte van 60 cm resulteert in een extra bergings- of buffercapaciteit voor 300 m 3 water (= 3.000 m 3 fundering met 10% holle ruimten). In het geval van extra berging in een waterdoorlatende structuur wordt dit water via drainageleidingen als het ware vertraagd afgevoerd naar het zijdelings rioleringsstelsel, open infiltatiegrachten of een bezinkingsbekken. Al deze aspecten dienen geval per geval plaatselijk te worden onderzocht aan de hand van grondonderzoek en infiltratiemetingen via een open-end-test. De open-end-test is hierbij een vrij eenvoudige en snelle manier ter bepaling van de doorlaatbaarheid van de ondergrond ter plaatse. Principe open-end-test: een ronde buis diameter 100 mm wordt ongeveer 10 cm in de te beproeven ondergrond geplaatst waarna men 1 meter waterkolom aanbrengt op de grond: de hoeveelheid aangevoerd water om dit niveau constant te houden bepaalt de doorlaatbaarheid van de ondergrond. Daar bodemsoorten in alle richtingen op eenzelfde wijze doorlatend zijn, geldt voor zand of andere bodemsoorten het volgende: infiltratiesnelheid = doorlaatbaarheidsfactor. Dit betekent dat voor de ondergrond het infiltratiedebiet niet groter kan zijn dan de doorlaatbaarheidsfactor k van de bovenste laag: dit is de laag waar eventuele metingen kunnen worden uitgevoerd. Bovendien is de factor k afhankelijk van het poriëngehalte, de korrelgrootte, de vorm en de homogeniteit van de bodem. Algemene regel: afhankelijk van de doorlaatbaarheid van de ondergrond gemeten via de open-end-test kan men via directe infiltratie, berging en/of vertraagde afvoer steeds een geschikte waterdoorlatende opbouw dimensioneren,rekening houdend met de verkeersbelasting. 2. Fundering De opbouw van de fundering staat net zoals bij klassieke funderingen steeds in functie van de te verwachten verkeersbelasting. De bouwklassen en de vorstvrije dikte van de structuur spelen hierbij een belangrijke rol. Om echter een waterdoorlatende fundering te dimensioneren moeten deze basisvoorwaarden steeds gecombineerd worden met de vereiste minimum waterdoorlaatbaarheid. Het is daarom dat enkel niet-gebonden steenslagfunderingen en funderingen in drainerend schraal beton hiervoor in aanmerking komen. De funderingslaag dient een doorlaatbaarheidsfactor minimum gelijk aan 5,4.10-5 m/s te hebben bij volledige compactie. Dit verzekert een goede infiltratie of vertraagde afvoer in combinatie met een voldoende bergingscapaciteit. Betonstraatstenen voorzien van drainageopeningen creëren door hun vorm en/of legpatroon drainageopeningen waarlangs het water in de funderingskoffer kan infiltreren. Hoe kunnen wij echter onze fundering zodanig samenstellen dat zowel aan een goede verdichting dus een goede draagkracht als aan een minimale doorlaatbaarheid wordt voldaan? Hiervoor bestaan een aantal eenvoudige richtlijnen waaraan de ontwerper zich moet houden. In principe kunnen alle klassiek gebruikte funderingsmaterialen (niet-gebonden) ook gebruikt worden voor waterdoorlatende funderingen mits rekening wordt gehouden met een korrelverdeling die zowel draagkrachtig (geen vervormingen) als waterdoorlatend is: meestal biedt een korrelverdeling 0/20, 0/32 of 0/45 zeer goede resultaten. Bijkomend worden voor de korrelverdeling een aantal extra eisen opgelegd, namelijk: maximaal 5% fijne deeltjes < 0,063 mm (63 µm) 5
maximaal 20% aandeel 2 mm bij voorkeur een samenstelling dicht tegen de grens van de onderste zeefcurve Inderdaad, voor bijvoorbeeld een 0/32 mm steenslag is het zeer belangrijk dat het aandeel aan fijne materialen (= 0 tot 2 mm) niet te groot wordt. Een te groot aandeel aan kleine fractie binnen de korrelverdeling zorgt er namelijk voor dat de fundering onvoldoende doorlatend is, terwijl we deze fijne fractie net wél nodig hebben voor een goede verdichting en dus een goede draagkracht. Daarom deze bijkomende eisen voor de fijnste fractie. Funderingslagen worden trapsgewijs in lagen van maximaal 20 cm met walsen verdicht. Een zeer goed alternatief voor de combinatie van draagkracht en waterdoorlaatbaarheid biedt een fundering in drainerend schraal beton. De drukweerstand is minstens gelijk aan die van gewoon schraal beton en de waterdoorlaatbaarheid bedraagt, dankzij de porositeit van de structuur, een minimale waarde van 4.10-4 m/s. Het voordeel van deze fundering is dat ook in verzadigde toestand de draagkracht behouden blijft. Tussen drainerend schraal beton en straatlaag wordt een geotextiel geplaatst om uitspoeling van de straatlaag te voorkomen. Algemene regel: zoals steeds is het ook voor een fundering zeer belangrijk om een goed evenwicht te vinden tussen draagkracht en waterdoorlaatbaarheid. Bovenstaande extra eisen kunnen hierbij een belangrijke leidraad zijn. De plaatsing van poreuze betonstraatstenen. 3. Straatlaag De straatlaag dient een uniforme dikte van 4cm te hebben. De tolerantie op de straatlaag bedraagt ±1 cm. Ze is meestal samengesteld uit gebroken steenslag 1/3, 2/5 of 2/6,3 mm. Ook op haar beurt dient de straatlaag te voldoen aan een minimale waterdoorlaatbaarheid van 5,4.10-5 m/s, hetgeen doorgaans geen probleem is voor een korrel 1/3, 2/5 of 2/6,3 mm. Een zeer belangrijk extra gegeven hierbij is echter de FILTER- STABILITEIT van de straatlaag ten opzichte van het gebruikte funderingsmateriaal. Men moet absoluut vermijden dat het materiaal van de straatlaag zich samen met het infiltrerende water zal verplaatsen naar de onderliggende (grovere) funderingslagen. Hierdoor zijn verzakkingen van het waterdoorlatende oppervlak op termijn onvermijdelijk. Daarom wordt een 1/3 mm straatlaag niet gecombineerd met een 2/32 mm funderingslaag, wél met een 0/32 mm funderingslaag. Het is noodzakelijk om voor het aanbrengen van de straatlaag de kantopsluitingen te plaatsen die beletten dat het materiaal van de straatbedding wegspoelt. De verdichting van de straatlaag gebeurt indirect, namelijk tijdens het aftrillen van de betonstraatstenen. Algemene regel: gebruik voor de straatlaag steeds een materiaal dat filterstabiel is t.o.v. de gebruikte funderingslaag: bij voorkeur een gebroken steenslag 1/3 of 2/5 of 2/6,3 mm. 4. Betonstraatstenen en voegmateriaal Bestratingen met waterdoorlatende betonstraatstenen worden op dezelfde manier aangelegd als bestratingen met klassieke betonstraatstenen. De verschillende types waterdoorlatende stenen werden reeds eerder in de brochure uitvoerig beschreven, daarom volgt hier slechts een beknopte opsomming: poreuze betonstraatstenen betonstraatstenen met verbrede afstandshouders = verbrede voeg betonstraatstenen met specifieke waterdoorlatende vorm = drainage-openingen Het is duidelijk dat de voegen die met de laatste 2 types gecreëerd worden, op zich ook moeten voldoen aan de minimale waterdoorlaatbaarheid van 5,4.10-5 m/s. Als voegenmateriaal wordt doorgaans hetzelfde gebroken materiaal gebruikt als voor de straatlaag, namelijk 1/3, 2/5 of 6
2/6,3mm, afhankelijk van de breedte van de voegen. Indien een ander doorlatend voegenmateriaal wordt gebruikt dient dit natuurlijk ook filterstabiel te zijn t.o.v. de onderliggende straatlaag. Het opvullen van poreuze betonstraatstenen vereist een specifieke aanpak: de voegen die met dit type doorlatende betonstraatsteen ontstaan, zijn niet groter dan bij klassieke betonstraatstenen en bedragen over het algemeen 1 à 2 mm. Dezen dienen opgevuld te worden met een voegenmateriaal 0,5/1 of 0,5/2 mm: het ontbreken van de fractie 0/0,5 vermijdt dat het oppervlak van de poreuze betonstraatstenen reeds zou verstoppen tijdens het inkeren van het voegenmateriaal, zoals onvermijdelijk zou gebeuren bij het gebruik van een klassieke voegvulling 0/2 mm (de fractie 0/0,5 mm zou het ruwe doorlatende oppervlak van de poreuze steen reeds verstoppen). Naast de gebruikte voegmaterialen is eveneens het aandeel van de verbrede voegen en de drainageopeningen belangrijk voor het bekomen van de vereiste waterdoorlaatbaarheid van 5,4.10-5 m/s: het voegenaandeel dient hiervoor ca 10% te bedragen. Bij poreuze betonstraatstenen wordt gerekend met een voegenaandeel van 100% aangezien dit type over zijn ganse structuur waterdoorlatend is. Om een duurzame waterdoorlaatbaarheid van 270 liter/s.ha te verzekeren dient de poreuze betonstraatsteen zelf bij aanvang natuurlijk reeds een doorlaatbaarheid van 5,4.10-5 m/s te bezitten. Voor de overige eisen met betrekking tot de gebruikte waterdoorlatende betonstraatstenen verwijzen we naar de technische voorschriften van het PTV-122. Helling: in tegenstelling tot de klassieke verhardingen kan de dwarshelling van minimaal 2,5 % verminderd worden tot minimaal 1 %. De maximale helling wordt beperkt tot 5%. Bij nog grotere hellingen zal het water niet in de bestrating infiltreren, maar onmiddellijk van het oppervlak afstromen. Het spreekt voor zich dat de plaatsing van deze types een bijzondere aandacht verdient, net zoals het onderhouden van deze bestratingen na plaatsing niet uit het oog mag worden verloren. Algemene regel: stem type waterdoorlatende betonstraatsteen en voegenmateriaal af op de vereiste waterdoorlaatbaarheid van 5,4.10-5 m/s. 5. Controlemeting Wat presteert nu mijn aangelegd verhard oppervlak met waterdoorlatende bestrating? : dit is inderdaad de vraag die elke ontwerper en uitvoerder zich zal stellen. Voor controlemetingen na aanleg van waterdoorlatende oppervlakken kan men beroep doen op een eenvoudige standaard INFILTRATIE-METING: hierbij wordt een bepaalde regen- Voorbeelden van typedoorsneden De structuuropbouw van de bestrating is afhankelijk van het verkeerstype en de waterdoorlaatbaarheid van de ondergrond Voetgangers, fietsers beperkt licht verkeer (bouwklasse BF) Licht verkeer, beperkt zwaar verkeer (bouwklasse B9 B10) k 4.10 5 k < 4.10 5 k 4.10 5 k < 4.10 5 betonstraatstenen 8cm straatlaag 4cm fundering 20cm steenslag 0/20 onderfundering nihil verdichte ondergrond betonstraatstenen 8cm straatlaag 4cm fundering 20cm steenslag 0/20 onderfundering 40cm steenslag 0/32 verdichte ondergrond betonstraatstenen 8/10cm straatlaag 4cm fundering 30cm steenslag 0/20 onderfundering nihil verdichte ondergrond betonstraatstenen 8/10cm straatlaag 4cm fundering 30cm steenslag 0/20 onderfundering 30cm steenslag 0/32 verdichte ondergrond 7
val gesimuleerd via een beregeningstoestel, gebaseerd op de dubbele ringmethode. Men brengt op het oppervlak een metalen ring (diameter 560 mm hoogte 50 mm) aan waarin het waterniveau constant wordt gehouden. De meting van de watertoevoer bij gelijkblijvend waterniveau resulteert in een infiltratie-waarde uitgedrukt in m/s. Deze meting kan uiteraard periodiek herhaald worden na ingebruikname van het waterdoorlatend oppervlak om zo de prestatie of het infiltratievermogen na verloop van tijd te kunnen evalueren. 6. Voorbeelden van bestekteksten Het standaardbestek 250 voor de wegenbouw versie 2.0 vormt de basis voor de bestekteksten. Uitsluitend de aanvullingen en wijzigingen worden vermeld. Voor Brussel vormt typebestek 2000 de basis voor de bestekteksten. Aanvullende commentaren en aanwijzingen zijn vermeld tussen { }. Waterdoorlatende bestrating met poreuze stenen Zie SB 250 Hoofdstuk VI 3.3 of TB 2000 C.21.2.4 en F.3.2 Kenmerken van de materialen De betonstraatstenen zijn van het type poreuze bestratingsproducten conform PTV 122 Bestratings-producten van beton voor waterdoorlatende grondbekledingen en zijn BENOR (of equivalent) gecertificeerd. {de proef op de waterdoorlaatbaarheid is beschreven in het PTV 122 en wordt middels het BENOR merk verzekerd} Kleur van de stenen {zie gegevens fabrikanten} Wat is de doorlatendheid van mijn waterdoorlatende bestrating? Een proefmethode gebaseerd op de dubbele ringmethode. Afmetingen van de stenen {zie gegevens fabrikanten}, nominale dikte 8 cm {voet- en fietspaden} of 10 cm {straten, parkings, bedrijfsterreinen}. Kenmerken van de uitvoering A. Bed van de bestrating Samenstelling van het bed van de bestrating: steenslag (split) 2/5. Nominale dikte van het bed van de bestrating: 4 cm. B. Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating De nominale dwarshelling bedraagt 1 %. C. Voegen Voegvulling: fijn zand 0,5/1 of 0,5/2. Water doorlatende bestrating met betonstraatstenen met drainage-openingen of met verbrede voegen Zie SB 250 Hoofdstuk VI 3.3 of TB C.21.2.4, F.3.2 en F.4.3 Kenmerken van de materialen De betonstraatstenen zijn van het type bestratingsproduct met drainageopeningen of met verbrede voegen conform PTV 122 Bestratingsproducten van beton voor waterdoorlatende grondbekledingen en zijn BENOR (of equivalent) gecertificeerd. Kleur van de stenen {zie gegevens fabrikanten} Afmetingen van de stenen (zie gegevens fabrikanten), nominale dikte 8 cm (voet- en fietspaden) of 10 cm (straten, parkings, bedrijfsterreinen). Kenmerken van de uitvoering A. Bed van de bestrating Samenstelling van het bed van de bestrating: steenslag (split) 2/5. Nominale dikte van het bed van de bestrating: 4 cm. B. Dwarshelling van het oppervlak van de bestrating De nominale dwarshelling bedraagt 1 %. C. Voegen Voegvulling: steenslag (split) 2/5 Waterdoorlatende steenslagfundering Zie SB 250 Hoofdstuk V 4.3 Steenslagfundering met continue korrelverdeling zonder toevoegsel. of TB 2000 Hoofdstuk E.4.2 De korrelverdeling is van het type II. Nominale dikte: cm {zie typestructuren in functie van de ondergrond en bouwklasse} 8
Fundering in drainerend schraal beton Zie SB 250 Hoofdstuk V 4.12.1.2. {de volgende wijzigingen zijn van toepassing op de versie 2.0 van het SB 250; in de volgende versie van het SB 250 zijn de noodzakelijke aanpassingen doorgevoerd en kan er eenvoudig naar verwezen worden} of TB 2000 Hoofdstuk E.4.5. De betonsamenstelling bevat GEEN zand. Een studie van de betonsamenstelling is te leveren door de aannemer. Ter info: voorbeeld samenstelling in verhoudingen (niet per m 3 ): steenslag 7/20 1130 kg steenslag 2/7 565 kg cement min. 200 kg water ca. 100 liter Druksterkte na 90 dagen op boorkernen 100 cm 2 Minimale individuele druksterkte W i =10 MPa Minimale gemiddelde druksterkte W m =13 MPa De minimale individuele waterdoorlaatbaarheid k i,min = 4.10-4 m/s. Nominale dikte: 20 cm. Onderfundering Zie SB 250 Hoofdstuk V 3.2 (onderfundering type I van zand) of 3.3 (onderfundering type II van een mengsel van zand en steenslag rolgrind) of TB 2000 E.3 type 1 Er mag geen cement of kalk worden toegevoegd aan het materiaal van de onderfundering. Nominale dikte: cm (zie typestructuren in functie vorstgevoeligheid van de ondergrond en bouwklasse)
esthetiek duurzaamheid milieuvriendelijkheid verkeersveiligheid FEBESTRAL maakt deel uit van de Federatie van de Betonindustrie (FEBE). Deze vereniging brengt de producenten van Betonstraatstenen, Betontegels en Lineaire Elementen bijeen. Febestral investeert voortdurend in de verdere ontwikkeling en optimalisering van de betonstraatstenen als kwaliteitsproduct, steunend op een doorgedreven R&D en een kwaliteitsgerichte aanpak. De sector staat voor een jaarlijkse productiecapaciteit van 15 000 000 m 2 betonstraatstenen, waarvan de vele toepassingsdomeinen nog niet verkend zijn. Voltastraat, 12 1050 Brussel Tel.: 02/735.80.15 Fax: 02/734.77.95 E-mail: mail@febe.be www.febe-febestral.be Verantwoordelijke uitgever: Eddy Dano, Voltastraat, 12, B-1050 BRUSSEL