1 Uitzonderlijk vervoer Nieuwe regels voor landbouwvoertuigen Tijdelijke Nota Centrex -2011/1717 dd 10 november 2011 1 TOESTAND Op 3 november 2011 verscheen het Koninklijk Besluit van 24 oktober 2011 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen. Dit Besluit zal in werking treden op 13 november 2011. 2 WIJZIGINGEN Aanpassingen aan het K.B. van 2 juni 2010 Het K.B. van 24 oktober 2011 voegt een aantal artikelen toe en wijzigt een aantal andere artikelen van het K.B. van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen. Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende aanpassingen en de nieuwe artikelen. 2.1 Artikel 2 DEFINITIES In artikel 2 van het K.B. van 2 juni 2010 wordt punt 10 aangevuld en worden twee nieuwe punten 12 en 13 toegevoegd: 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 10 Het konvooi: het geheel van het uitzonderlijk voertuig en de begeleidings-, waarschuwings- of ondersteuningsvoertuigen; 12 Landbouwvoertuig : elk voertuig of sleep van twee voertuigen, bedoeld in artikel 1, 2, 59 tot 61 en 76 van het Technisch Reglement, en uitsluitend gebruikt in het kader van een landbouwactiviteit; 13 Waarschuwingsvoertuig : elke personenauto, auto voor dubbel gebruik of lichte vrachtauto, zoals bepaald in artikel 1 van het Technisch Reglement, dat een landbouwvoertuig, bedoeld in artikel 34/3, signaleert.
2 Voor de definitie van landbouwvoertuigen verwijst het nieuwe artikel 2, 12 naar het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto s,hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen1, meer bepaald naar artikel 1 2,59, 60, 61 en 76. Deze bepalingen zeggen het volgende: o 59. "landbouw- of bosbouwtrekker : elk motorvoertuig op wielen of rupsbanden, met ten minste twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan 6 km/h, dat voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is ontworpen voor het trekken,duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het trekken van aanhangwagens voor de land of bosbouw. Hij kan zijn ingericht om een lading te vervoeren voor landbouwof bosbouwdoeleinden en/of kan met zitplaatsen voor meerijders worden uitgerust; o o 60. "aanhangwagen voor de land- of bosbouw : elk voertuig dat is bestemd voor het vervoeren van ladingen en is ontworpen om door een landbouw- of bosbouwtrekker te worden getrokken. Aanhangwagens waarvan een gedeelte van de lading door het trekkende voertuig wordt gedragen, vallen onder deze categorie. Elk voertuig dat aan een trekker is gekoppeld en van een vast gemonteerd werktuig is voorzien, wordt gelijkgesteld met een aanhangwagen voor de land- of bosbouw indien de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa en de lege massa van dit voertuig ten minste 3,0 bedraagt en het voertuig niet is ontworpen om materiaal te bewerken; 61. "verwisselbare getrokken landbouw- of bosbouwmachine : elke in de landbouw of bosbouw gebruikte inrichting die is ontworpen om door een trekker te worden getrokken en die de trekker een andere of extra functie geeft. Zij kan bovendien een laadplatform omvatten dat is ontworpen en gebouwd om de voor de uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijke gereedschappen en hulpstukken te dragen en om het tijdens het werk geproduceerde of benodigde materiaal tijdelijk op te slaan. Elk landbouw- of bosbouwvoertuig dat bestemd is om door een trekker te worden getrokken en van een vast gemonteerd werktuig is voorzien of voor de bewerking van materiaal is ontworpen, wordt gelijkgesteld met een verwisselbare getrokken machine, indien de verhouding tussen de totale technisch toelaatbare massa en de lege massa van dit voertuig kleiner is dan 3,0 m;
3 o 76. "voertuig van speciale constructie : elk voertuig dat tot categorie N, O, T, C, R, S behoort en wegens zijn constructie of definitieve verbouwing voornamelijk bestemd is om als werktuig te worden gebruikt, met een laadvermogen dat bijna nul bedraagt t.o.v. zijn tarragewicht. Hiertoe behoren de landbouwvoertuigen en industriële voertuigen. Er zijn twee snelheidscategorieën: - een categorie beneden 30 km/h nominaal; - een categorie boven 30 km/h nominaal. Voor wat de inschrijving van de voertuigen betreft, dekt het begrip "voertuig van speciale constructie" inzonderheid: het zelfrijdend bedrijfsmaterieel, het zelfrijdend landbouwmaterieel, de maaimachines en de werktuigaanhangwagens; 2.2 Artikel 29 Begeleiding door een politiedienst Het artikel 29 van het K.B. van 2 juni 2010 wordt als volgt aangepast: 1. Onverminderd de andere begeleidingsvoorwaarden of signaleringsvoorwaarden voorzien in dit besluit, is begeleiding door een politiedienst verplicht: o 1 voor het rijden in tegengestelde zin van het verkeer op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid méér dan 70 km per uur bedraagt; o 2 voor het oversteken van de opening in de middenberm van een autosnelweg of van een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er tenminste twee zijn bestemd voor elke rijrichting; o 3 wanneer het tegenliggend of het in de rijrichting rijdend verkeer moet worden gestopt op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid méér dan 70 km per uur bedraagt.
4 2.3 Artikel 30 Verkeersverboden Het artikel 30 van het K.B. van 2 juni 2010 wordt als volgt aangevuld: 2. Op de andere wegen: - het verkeer van uitzonderlijke voertuigen breder dan 4,00 meter of langer dan 30,00 meter is verboden van 06.00 u tot 21.00 u; - het verkeer van uitzonderlijke voertuigen is verboden van zaterdag 6.00 u tot maandag 6.00 u; - het verkeer van uitzonderlijke voertuigen is verboden op 1 januari, Paasmaandag, 1 mei, Onze-Lieve-Heer-Hemelvaart, Pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 november en 25 december. Het verbod gaat in om 16.00 u op de vooravond van en eindigt te 6.00 u daags na deze data. In de door verkeersborden F1 en F3 afgebakende bebouwde kommen van Antwerpen, Brugge, Brussel, Charleroi, Kortrijk, Gent, Hasselt, Luik, Leuven, Mechelen, Bergen, Namen, Oostende, Doornik en Verviers is het verkeer van uitzonderlijke voertuigen verboden van 7.00 u tot 9.00 u en van 16.00 u tot 18.00 u. 3. Het verkeer van uitzonderlijke voertuigen is verboden op vrijdag vanaf 15.00 u. tot 22.00 u., in de vakantieperiode van 27 juni tot en met 4 september. 6. De paragrafen 2 en 3 zijn niet van toepassing op de landbouwvoertuigen. Bepaalde verkeersverboden zijn niet langer van toepassing op de landbouwvoertuigen. De toevoeging van paragraaf 6 heeft tot gevolg dat op wegen, andere dan autosnelwegen, geen tijdsbeperking meer bestaat voor landbouwvoertuigen. Deze voertuigen mogen voortaan ook overdag, in het weekend en op feestdagen op deze wegen rijden. Ook het verbod tot rijden in de bebouwde kom en het rijden gedurende de vakantieperiode (27 juni tot en met 4 september) is niet langer van toepassing op de landbouwvoertuigen. De bepalingen uit de paragrafen 1, 4 en 5 blijven echter wel van toepassing, waaronder het verbod om met een uitzonderlijk voertuig landbouwvoertuig te rijden op de openbare weg die besneeuwd of beijzeld is, bij mist, sneeuwval of bij regen die de zichtbaarheid tot minder dan 200 meter beperkt.
5 2.4 Nieuw hoofdstuk 7/1 met betrekking tot de landbouwvoertuigen Het K.B. voegt een nieuw hoofdstuk in na het huidige artikel 34: Hoofdstuk 7/1 SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR LANDBOUWVOERTUIGEN Afdeling 1. Toepassingsgebied Art. 34/1. In dit hoofdstuk worden landbouwvoertuigen bedoeld die ook uitzonderlijke voertuigen zijn zoals bedoeld in artikel 3, en die voldoen aan de volgende voorwaarden: - de lengte is kleiner dan of gelijk aan 27,00 meter; - de breedte is kleiner dan of gelijk aan 4,25 meter; - de hoogte en de massa s voldoen aan de Wegcode en aan het Technisch Reglement; - zich verplaatsen binnen een straal van maximum 25 kilometer rond de exploitatiezetel of het erf. Afdeling 2. Voorschriften met betrekking tot de lading Art. 34/2. De lading van een getrokken landbouwvoertuig bestaat uitsluitend uit een landbouwmachine of uit landbouwmaterieel. Afdeling 3. Voorschriften met betrekking tot de signalisatie van landbouwvoertuigen Art. 34/3. In afwijking van de artikelen 20 tot 28, met uitzondering van artikel 20, 2, 5 tot 7, mag een landbouwvoertuig met een breedte van meer dan 3,50 meter en minder dan of gelijk aan 4,25 meter alleen door een waarschuwingsvoertuig worden aangekondigd.
6 Een landbouwvoertuig dat breder is dan 3,50 meter maar minder breed dan 4,25 meter moet door de afwijking van de artikelen 20 tot 28 slechts door één waarschuwingsvoertuig aangekondigd worden. Er is geen verkeerscoördinator vereist voor dergelijke transporten. Hiervan wordt echter art 20 2 punten 5 tot 7 uitgezonderd. Dit laatste artikel zegt dat er toch twee begeleidingsvoertuigen, waarvan één met verkeerscoördinator, vereist zijn: 1. in de drie gevallen waarbij er politiebegeleiding noodzakelijk is (art 29 1) 2. wanneer het tegenliggend en/of het in de rijrichting rijdend verkeer moet worden gestopt op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid niet méér dan 70 km per uur bedraagt; 3. Indien het uitzonderlijk voertuig moet rijden aan beperkte snelheid op een autosnelweg of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er tenminste twee bestemd zijn voor elke rijrichting en waar de toegelaten maximumsnelheid méér dan 70 km per uur bedraagt; Eén van de begeleidingsvoertuigen rijdt vooraan het konvooi, het andere achteraan. Echter, als het uitzonderlijk voertuig op een autosnelweg rijdt of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er tenminste twee bestemd zijn voor elke rijrichting, kunnen beide begeleidingsvoertuigen achteraan rijden. Art. 34/4. Het waarschuwingsvoertuig is ten minste voorzien van één paneel dat voldoet aan de bijlage bij dit besluit en zichtbaar is naar voor en naar achter. Art. 34/5. Als het waarschuwingsvoertuig niet is uitgerust met dagrijlichten bedoeld in artikel 28 van het Technisch Reglement, gebruikt het altijd de dimlichten. Het waarschuwingsvoertuig gebruikt minstens één oranjegeel knipperlicht op het dak. Dit licht is rondom zichtbaar. Het paneel en het knipperlicht worden verwijderd van zodra het voertuig niet meer beantwoordt aan de functie van waarschuwingsvoertuig.
7 Afdeling 4. Voorschriften met betrekking tot het verkeer van waarschuwingsvoertuigen Art. 34/6. Het waarschuwingsvoertuig rijdt vooraan het konvooi. Echter, als het landbouwvoertuig op een weg rijdt verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor iedere rijrichting, rijdt het waarschuwingsvoertuig achteraan. In uitzonderlijke omstandigheden mag er van het eerste en het tweede lid worden afgeweken, teneinde de verplaatsing van het konvooi zonder gevaar voor dit konvooi of voor de andere weggebruikers te laten verlopen. Het gaat echter enkel om de landbouwvoertuigen kleiner of gelijk aan 27,00 meter, 4,25 meter breed of minder, met een hoogte en massa die voldoen aan de wegcode en aan het technisch reglement en die zich verplaatsen binnen een straal van max. 25 km rond de exploitatiezetel of het erf. Deze voorwaarden zijn cumulatief en moeten zodoende allemaal vervuld zijn. Indien een voorwaarde niet vervuld is worden de gewone regels m.b.t. uitzonderlijk vervoer toegepast. 2.5 BIJLAGE Het paneel geplaatst op het uitzonderlijk voertuig en op de begeleidingsvoertuigen of op het waarschuwingsvoertuig is een rechthoekige plaat van minstens 1,25 x 0,25 meter met een opschrift in hoofdletters met een minimale hoogte van 12 centimeter. Het opschrift is in het zwart geschreven op een gele of oranje, lichtweerkaatsende achtergrond: Opmerking: In samenspraak met de FOD Mobiliteit/dienst UV werd beslist om het paneel met opschrift CONVOI EXCEPTIONNEL eveneens toe te laten. Deze beslissing zal nog geöfficialiseerd worden via een wetswijziging