Datum van inontvangstneming : 21/06/2012



Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 01/02/2013

Datum van inontvangstneming : 03/07/2012

Date de réception : 27/01/2012

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015

Datum van inontvangstneming : 21/01/2013

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 16/04/2019

Date de réception : 10/01/2012

Source: (accessed )

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 09/02/2015

Date de réception : 01/12/2011

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 07/12/2015

Datum van inontvangstneming : 23/11/2015

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 23 oktober 2007 *

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 20/06/2017

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 24/03/2016

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Datum van inontvangstneming : 15/07/2013

Datum van inontvangstneming : 08/11/2016

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013

Datum van inontvangstneming : 27/01/2014

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 02/10/2015

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 11/07/2014

Datum van inontvangstneming : 13/03/2019

Datum van inontvangstneming : 17/10/2017

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 07/05/2013

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 18/07/2014

Datum van inontvangstneming : 21/02/2017

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

Datum van inontvangstneming : 21/06/2016

Datum van inontvangstneming : 26/07/2012

Datum van inontvangstneming : 28/01/2016

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 *

ARREST VAN HET HOF 21 juni 1988*

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Datum van inontvangstneming : 29/01/2018

Datum van inontvangstneming : 17/12/2013

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 30/06/2019

Datum van inontvangstneming : 19/01/2016

Datum van inontvangstneming : 16/12/2016

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 25/11/2013

Datum van inontvangstneming : 06/04/2017

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 01/08/2016

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 11/03/2014

Datum van inontvangstneming : 31/01/2014

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 januari 2004 *

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 09/09/2014

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 25 januari 2007 *

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 21/06/2012

Vertaling C-220/12-1 Zaak C-220/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 11 mei 2012 Verwijzende rechter: Verwaltungsgericht Hannover (Duitsland) Datum van de verwijzingsbeschikking: 20 april 2012 Verzoekende partij: Andreas Ingemar Thiele Meneses Verwerende partij: Region Hannover VERWALTUNGSGERICHT HANNOVER BESCHIKKING In het geding van Andreas Ingemar Thiele Meneses, Maastricht, verzoeker, tegen Region Hannover Hannover, verweerster, NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 20. 4. 2012 ZAAK C-220/12 betreffende een studietoelage, heeft het Verwaltungsgericht Hannover Derde kamer op 20 april 2012 als volgt beschikt: 1. Het Europese Hof van Justitie wordt verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: Staat het bij de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU aan een burger van de Unie toegekende recht om vrij in de lidstaten te reizen en te verblijven in de weg aan een nationale regeling op grond waarvan aan Duitse staatsburgers met een vaste woonplaats buiten de Bondsrepubliek Duitsland voor het volgen van een opleiding aan een in een lidstaat van de Europese Unie gelegen opleidingsinstelling slechts studiefinanciering kan worden toegekend indien die opleidingsinstelling hetzij in het land van de vaste woonplaats hetzij in een buurland daarvan is gelegen en bovendien bijzondere omstandigheden van het individuele geval de studiefinanciering rechtvaardigen? 2. De behandeling van de zaak voor het Verwaltungsgericht Hannover wordt geschorst. Motivering I. 1 Verzoeker vordert vaststelling dat verweerster krachtens het Bundesausbildungsförderungsgesetz (wet studiefinanciering; hierna: BAföG ) verplicht is hem studiefinanciering toe te kennen voor een opleiding aan een universiteit in Nederland in het tijdvak 9/10 tot 8/11. 2 Verzoeker, die op 4 oktober 1989 in Brazilië is geboren, is Duits staatsburger. Zijn ouders leven in Istanbul. Ook verzoeker heeft daar zijn primaire woonplaats. 3 Verzoeker ging eerst naar Duitse scholen in Istanbul (9/01 tot 6/04), in Barcelona (9/04 tot 6/07) en weer in Istanbul (9/07 tot 6/09). Na het behalen van het eindexamen dat toegang tot een universiteit geeft (Abitur) verbleef verzoeker van 6/09 tot 4/10 in Santiago de Chile en deed daar onder andere een stage van drie maanden. In het zomersemester van 2010 begon hij met een studie rechten aan de universiteit Würzburg. In het wintersemester 2010/2011 wisselde verzoeker van studierichting en universiteit en begon hij de studie European Law English track aan de Universiteit Maastricht in Nederland. Bij aanvang van de studie in Nederland vestigde verzoeker ook zijn woonplaats in Maastricht. 4 Op 11 augustus 2010 verzocht verzoeker bij verweerster om studiefinanciering voor de studie aan de Universiteit Maastricht. Bij beschikking van 12 oktober 2

THIELE MENESES 2010 wees verweerster dit verzoek af. Studiefinanciering kan voor in het buitenland levende Duitsers slechts krachtens 6 BAföG op grond van bijzondere omstandigheden van het individuele geval worden toegekend. Van bijzondere omstandigheden is in het geval van verzoeker geen sprake. 5 Op 15 november 2010 heeft verzoeker beroep ingesteld. II. 6 Volgens de toepasselijke voorschriften van het Bundesausbildungsförderungsgesetz in de voor het betrokken tijdvak toepasselijke versie van het 23. Gesetz zur Änderung des Bundesausbildungsförderungsgesetzes (23 ste wet tot wijziging van het wet studiefinanciering; hierna: 23. BAföGÄndG ) van 7 december 2010 (BGBl. I S. 1952) zou het gerecht het beroep moeten verwerpen. De toepasselijke voorschriften luiden als volgt: 7 1 Beginsel Op individuele studiefinanciering bestaat voor een bij de belangstelling, capaciteiten en resultaten passende opleiding een aanspraak overeenkomstig deze wet, indien de student niet anderszins beschikt over de voor zijn levensonderhoud en zijn opleiding benodigde middelen. 8 4 Opleiding in het binnenland Studiefinanciering wordt onverminderd de 5 en 6 toegekend voor een opleiding in het binnenland. 9 5 Opleiding in het buitenland (1) Onder de vaste woonplaats in de zin van deze wet wordt verstaan de plaats die niet slechts tijdelijk het middelpunt van de persoonlijke betrekkingen vormt, ongeacht de wil om zich daar definitief te vestigen; hij die louter voor studiedoeleinden in een plaats verblijft, heeft daar niet zijn vaste woonplaats gevestigd. 10 (2) Aan studenten die een vaste woonplaats op het nationale grondgebied hebben en aan een in het buitenland gelegen onderwijsinstelling studeren, wordt een studiefinanciering toegekend indien 1. [...] 2. [...] 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 20. 4. 2012 ZAAK C-220/12 3. een opleiding wordt aangevangen of voortgezet aan een onderwijsinstelling in een lidstaat van de Europese Unie of in Zwitserland. 11 6 Studiefinanciering voor Duitsers in het buitenland Aan Duitsers in de zin van de grondwet met vaste woonplaats in het buitenland die daar of van daaruit in een aangrenzende staat aan een onderwijsinstelling studeren, kan studiefinanciering worden toegekend indien de bijzondere omstandigheden van het individuele geval dat rechtvaardigen. De aard en de duur van de prestaties alsmede de inaanmerkingneming van inkomen en vermogen geschieden volgens de specifieke verhoudingen in het land van verblijf.... 12 8 Nationaliteit (1) Studiefinanciering wordt toegekend aan: 1. Duitsers in de zin van de grondwet; 2. burgers van de Unie die een recht op duurzaam verblijf in de zin van de wet inzake de vrijheid van verkeer/eu hebben alsmede andere buitenlanders die een vestigingsvergunning of een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in de zin van de wet inzake verblijf bezitten; [...] 13 Op grond daarvan geldt de basisaanspraak op studiefinanciering ( 1 BAföG) allereerst voor opleidingen in het binnenland ( 4 BAföG). Voor opleidingen in het buitenland worden daarvoor verdere voorwaarden ( 5 en 6 BAföG) gesteld. Volgens geen van deze voorschriften komt verzoeker in aanmerking voor studiefinanciering. Hij volgt geen studie in het binnenland in de zin van 4 BAföG. Ook al volgt verzoeker een opleiding waarvoor 5, lid 2, eerste alinea, punt 3, BAföG geldt, hij heeft volgens deze bepaling geen recht, omdat hij zijn vaste woonplaats niet in het binnenland heeft, maar in Istanbul. Studiefinanciering ingevolge 6 BAföG is niet mogelijk omdat verzoeker niet studeert in het land waarin hij zij vaste woonplaats heeft (Turkije) of van daaruit in een buurland, maar in Nederland. III. 14 Verzoeker ziet in de weigering om hem studiefinanciering toe te kennen schending van het hem bij de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU toegekende recht om in een andere lidstaat vrij te reizen en te verblijven. Hij is een burger van de Unie maar wordt feitelijk belet zijn fundamentele vrijheden uit te oefenen, omdat 4

THIELE MENESES hem wel studiefinanciering wordt toegekend voor een studie in de Bondsrepubliek Duitsland, maar niet voor een studie in Nederland. Hij zal moeten kiezen tussen het opgeven van hetzij de studie in Nederland hetzij het recht op studiefinanciering volgens het nationale recht van zijn staat van herkomst. 15 De verwijzende rechter deelt verzoekers twijfel. Verzoeker is Duitser in de zin van de Grondwet en dus burger van de Unie overeenkomstig de artikel 20, lid 1, tweede volzin, VWEU en kan zich derhalve eventueel beroepen op de bij die status horende rechten, ook ten opzichte van zijn lidstaat van herkomst (zie arrest Hof van Justitie van 23 oktober 2007, Morgan en Buchner, C-11/06, Jurispr. blz. I-9161, punt 22). 16 Binnen de werkingssfeer van het [Unie]recht vallen onder meer situaties die betrekking hebben op de uitoefening van de door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gewaarborgde fundamentele vrijheden, met name ook het bij artikel 21 VWEU toegekende recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. Het Hof van Justitie heeft in dit opzicht vastgesteld dat een nationale regeling die bepaalde eigen onderdanen benadeelt louter omdat zij hun recht om in een andere lidstaat vrij te reizen en te verblijven hebben uitgeoefend, een beperking vormt van de vrijheden die elke burger van de Unie op grond van artikel 21, lid 1, VWEU geniet (zie reeds aangehaald arrest Morgan en Buchner, punt 25). 17 De wetgever heeft met de herziening van 5, lid 2, eerste alinea, punt 3, BAföG bij het 22. Gesetz zur Änderung des Bundesausbildungsförderungsgesetzes (22 ste wet tot wijziging van het wet studiefinanciering; hierna: 22. BAföGÄndG ) van 23 december 2007 (BGBl. I blz. 3254) in beginsel opleidingen binnen de Europese Unie gelijk gesteld met binnenlandse opleidingen wat het recht op studiefinanciering betreft. In dit verband vermeldt de memorie van toelichting bij de wet : 18 Door de wijziging wordt het mogelijk om, wat het recht op studiefinanciering betreft, binnen de Europese Unie algemeen niet langer onderscheid te maken naargelang de plaats van de opleiding in het binnenland dan wel het buitenland is gelegen. De minimumduur van een voorafgaande opleiding van één jaar in het binnenland komt te vervallen en wordt niet vervangen door een ander voorwaarde, zodat voortaan met name ook voor volledige studies in een buitenland (binnen de EU) vanaf het eerste semester studiefinanciering kan worden toegekend, zoals ook het geval is in het binnenland. Aldus wordt aan studerenden die op financiële bijstand van de staat zijn aangewezen, gedurende hun opleiding voor de gehele EU het recht van vrij verkeer in zijn volle dimensie niet alleen theoretisch gewaarborgd, maar kunnen zij dat recht ook feitelijk uitoefenen. Volgens punt 3 worden voortaan alle langdurige verblijven in het buitenland en volledige studies in het buitenland binnen de EU in aanmerking genomen. Voor zover bij rechtstreekse aanvang van een studie in een ander EU-land de vraag van de duur 5

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 20. 4. 2012 ZAAK C-220/12 nog niet vaststaat, wordt het recht op studiefinanciering volgens punt 1 beoordeeld. 19 De wetgever heeft deze gelijkstelling echter uitdrukkelijk beperkt tot burgers van de Unie die hun vaste woonplaats in het binnenland hebben ( 5, lid 2, eerste alinea, BAföG). Verzoeker, die zijn vaste woonplaats in Turkije heeft, kan daarvan derhalve geen gebruik maken. Hij heeft alleen recht op studiefinanciering voor een opleiding in de Bondsrepubliek Duitsland op grond van 4 BAföG. 20 De verwijzende rechter betwijfelt reeds of de in 5, lid 2, eerste alinea, punt 3, BAföG opgenomen beperking van de studiefinanciering voor opleidingen in het Europese buitenland tot studerenden die hun vaste woonplaats in het binnenland hebben, verenigbaar is met de bij de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU toegekende fundamentele vrijheden, omdat een bepaalde groep burgeres van de Unie wordt uitgesloten van de gelijkstelling van de opleidingen binnen de Europese Unie met binnenlandse opleidingen. 21 Voor zover een studerende vóór de aanvang van zijn opleiding zijn vaste verblijfplaats in een andere lidstaat van de Europese Unie dan de Bondsrepubliek Duitsland heeft, ontstaat voor hem een nadeel vanuit het oogpunt van het recht op studiefinanciering vanwege het feit dat hij reeds vóór aanvang van zijn opleiding zijn bij de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU toegekende fundamentele vrijheden heeft uitgeoefend. 22 Door de weigering om studiefinanciering toe te kennen voor een opleiding in het buitenland, kan de regeling van 5, lid 2, eerste alinea, punt 3, BAföG bovendien een Duitse burger van de Unie die zijn vaste woonplaats buiten de Bondsrepubliek Duitsland heeft (maar niet noodzakelijkerwijs buiten de Europese Unie), ervan weerhouden zich naar een andere lidstaat van de Europese Unie dan de Bondsrepubliek Duitsland te begeven om daar een opleiding aan te vangen of te voort te zetten. 23 Dit nadeel wordt ten dele gecompenseerd door de aanvullende regeling in 6 BAföG, want 6 BAföG betreft niet studies in alle lidstaten van de Europese Unie maar is beperkt tot de woonstaat en de buurlanden daarvan. Hoe dan ook kunnen de fundamentele vrijheden alleen werking hebben voor zover deze staten lidstaten van de Europese Unie zijn. 24 Verzoeker zou ingevolge 6 BAföG hoogstens wanneer zich in het individuele geval bijzondere omstandigheden voordoen en op grond van de discretionaire bevoegdheid van de autoriteiten studiefinanciering kunnen krijgen voor een opleiding in de EU-lidstaten Bulgarije en Griekenland, die beide buurlanden van Turkije zijn, maar niet voor de gewenste opleiding in Nederland. 25 Ook de regeling van 6 BAföG kan volgens de verwijzende rechter wegens de beperking van de studiefinanciering tot opleidingen in bepaalde staten in beginsel een burger van de Unie die zijn vaste woonplaats in het buitenland heeft, ervan 6

THIELE MENESES weerhouden zich naar om het even welke lidstaat te begeven om een opleiding aan te vangen of voort te zetten. 26 De wetgever gaat er gelet op het bepaalde in de 4 en 6 BAföG van uit dat van Duitsers met een vaste woonplaats in het buitenland in beginsel moet worden verwacht dat zij zich beperken tot een studie binnen de Bondsrepubliek Duitsland. Dat blijkt uit de omstandigheid dat volgens 6 BAföG geen recht op studiefinanciering bestaat maar dat deze wanneer daarvoor bijzondere redenen zijn op basis van de discretionaire bevoegdheid van de autoriteiten wordt toegekend.. Hiervan uitgaand is ook in de interne bestuursvoorschriften betreffende 6 BAföG (Tz. 6.0.2 BAföGVwV) bepaald: De studerende dient primair studiefinanciering van het land van verblijf aan te vragen. 27 Reeds dit uitgangspunt is tegen de achtergrond van de bij de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU toegekende fundamentele vrijheden betwistbaar. De met 5, lid 2, eerste alinea, punt 3, BAföG nagestreefde algemene gelijkstelling van de studiefinanciering voor opleidingen in het binnenland en in EU-lidstaten, is in elk geval niet terug te vinden in de gedachte achter 6 BAföG. 28 Bovendien knoopt 6 BAföG, door de beperking tot opleidingen in het land van de woonplaats en de buurlanden ervan, aan bij de geografische ligging van de woonstaat: ligt deze binnen de Europese Unie of is hij een buurland van een lidstaat, dan kan studiefinanciering enkel onder verdere voorwaarden worden toegekend voor opleidingen in enkele, geografische aangrenzende lidstaten. Ligt de woonstaat buiten de EU en heeft hij geen gemeenschappelijke grenzen met de EU, dan bestaat reeds op grond van de voorwaarden van 6 BAföG geen recht op studiefinanciering. 29 Dit leidt tot willekeurige resultaten. Zo kan bijvoorbeeld een Duitser met vaste verblijfplaats in Brazilië of Suriname studiefinanciering krijgen voor een opleiding in Frankrijk, maar niet een Duitser met vaste verblijfplaats in Nederland of Oostenrijk, zonder dat hiervoor een objectieve reden kan worden gegeven. 30 7