Montage- en bedrijfsinstructies

Vergelijkbare documenten
Watervoorziening DWA-M.. / DWA-P/R.. Drukverhoginginstallaties. Meer dan pompen

Handleiding aansluiten en in gebruik nemen zelfaanzuigende SHE pompen

Huishoudelijk waterleidingstation met schakelautomaat. Multi Eco-Pro. Productinformatie

Multi Eco-Pro Productinformatie

Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing centrifugaalpomp RC-Pomp

Handleiding Zelfaanzuigende e-she pomp

Verwarming/Ventilatie. Gekoeld water. Watervoorziening. verwarming.. / ventilatie.. / gekoeld water.. Circulatiepompen.

Overstortventiel Type Fig. 1 Overstortventiel type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

HYA RAIN ECO. Installatie voor het gebruik van regenwater

Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing centrifugaalpomp RC-Pomp

Drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

PrimAX. Klein en toch heel groot. Meer dan pompen

DROOGPLATEAU. Handleiding

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

INSTRUCTIEBOEKJE HG800P / HG1200R. hydrofoorgroepen

INSTRUCTIEBOEKJE TP800P-TP800R-TP1200R. tuinpompen

Handleiding. van Trident Industrie Filter

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

Technische Handleiding Versie 07/05. CompTrol Signal 1. Signaalkabel

Typeoverzicht. R B2 nl wijzigingen voorbehouden 1

Handleiding. UT 16A en UT 18A Afzuigboxen

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

Bedieningsvoorschriften

MEMORANDUM 71 ONDERDRUKBEVEILIGING IN SPRINKLERINSTALLATIES

DRAAITAFEL DT-1000.INOX/ALU DT-1200.INOX/ALU DT-1500.INOX/ALU HANDLEIDING

GRUNDFOS mq -upa compacte pompen voor huishoudelijke watervoorziening

WATERWERKBLAD. * De EA kan vervallen indien hier direct voor een watermeter met geïntegreerde keerklep van het waterbedrijf in geplaatst.

Centrifugaalpomp. Multi Eco. Productinformatie

Model 42 Verschildrukregelaar (sluitend) Type type Type A type A Type B type B

Typeoverzicht. Technische gegevens

Hydro-units. Bedienings- en bedrijfsvoorschriften serie: Eco Break-units

Montage- en Gebruikshandleiding

Veiligheidsafsluitventiel met drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

VIESMANN. Montagehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur

Het ombouwen of aanbrengen van welke modificatie aan de ventilator dan ook is niet toegestaan.

SENTRY ELEKTRISCHE BOILERS

29503_OASE-GAW_SwimSkim_end:29503 SwimSkim :20 Uhr Seite 2 SwimSkim 25

Bedieningsvoorschriften

Onderwatermotorpomp. Ixo. Productinformatie

MEMORANDUM 70 ONDERWATERPOMPEN IN SPRINKLERINSTALLATIES

GRUNDFOS DATA BOOKLET. Zelf aanzuigende meertraps pomp 50 Hz

Grundfos uw betrouwbare partner in drukverhoging

Doorstroomafsluiter met buitendraad, PN 16

Nefit Economy cv-boilers

De elektrische laadlift

Pompengroep tegelkachel. Installatiehandleiding

WATERWERKBLAD. DRUKVERHOGINGINSTALLATIES Algemeen

Technische handleiding Versie 11/11. PLC-INTERFACE (slave)

WATERWERKBLAD. DRUKVERHOGINGINSTALLATIES Specifieke bepalingen en berekeningsgrondslagen voor installaties met schakelvat

Banden de- en montage machine

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Uitvoer met veerbladen. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

Hoog rendement pompen met energielabel A. Verwarming Gekoeld water Tapwater

Technische Handleiding Versie 08/06. CompTrol Signal 3. Signaalkabel

ITE Vacuümpompen Gebruiksinstructie

ONDERDRUKBEVEILIGING IN SPRINKLERINSTALLATIES

MONTAGE INSTRUCTIES. INSCHROEFELEMENTEN (standaard)

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Invoer. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H, 80 tot 101 kw

MEMORANDUM 71A ONDERDRUKBEVEILIGING IN SPRINKLERINSTALLATIES

De elektrische laad lift

STORINGEN BASIS.

Glijringpakking dubbelwerkend, overeenkomstig DIN EN 12756

Handleiding. UT 16 en UT 18 ventilatorboxjes

VIESMANN. Bedieningsaanwijzing VITOSOL-F VITOSOL-T. voor de gebruiker van de installatie. Vlakke en vacuüm-buiscollectoren

GEBRUIKERSHANDLEIDING

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

Auto adapter voor kleine apparaten 120 W

Bedrijfsvoorschriften

APPLICATION NOTE REGELAFSLUITERS

Drukverhogingsinstallaties. Inhoud

Flamco. Flamcovent. Montage- en bedieningshandleiding. Flamcovent microbellen luchtafscheiders /A/2002, Flamco

Printed: Doc-Nr: PUB / / 000 / 00

Elektrische servomotoren

Installatie en bedieningsvoorschriften

Sero Zijkanaalpompen. Centrifugaalpompen

Installatie en bedieningsvoorschriften

HANDLEIDING CHAPEPOMP

H 842-H 863. Hogedruk-dompelpompen. Toepassing

Spanningsomvormermodule

Handleiding. Watermanagement Boilersystem D 110 L Typeummer: 503 Serienummer:...

MOD-I-XP. Vooraanzicht. Kenmerken. MOD-I-XP_ _NL Technische wijzigingen voorbehouden Pagina 1 van 8. Modem voor externe gegevensoverdracht

TECHNISCHE HANDLEIDING

CV module Plus Installatievoorschriften

Documentatie. magneetventielen

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreiding EA1. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. Bestelnr

Nederlands. Montage zie blz. 33. Veiligheidsinstructies. Symboolbeschrijving Gebruik geen zuurhoudende silicone! Safety Function (zie blz.

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 100-H. voor de vakman. Vitocell 100-H type CHA Warmwaterboiler, 130 tot 200 liter

2Power opslagtank. Installatie instructies

Reduceerventiel voor stoom type 39-2

HANDLEIDING airco diagnose gereedschap A/C Vloeistof Check artikelnummer: (complete set)

Driewegkranen PN10 met buitendraad

Transcriptie:

DWA-P/R/DWA-M Drukverhoginginstallaties Montage- en bedrijfsinstructies Meer dan pompen

Conformiteitverklaring NL Biral AG verklaart in haar hoedanigheid als fabrikant, dat de produkten DWA-M DWA-P/R Omschreven in bijgaande dokumentatie, beantwoorden aan richtlijnen: Voor maschines (98/37/CE) Normen: EN 809 voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (2006/95/EG) Normen: EN 60204-1, EN60034-1 van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (2004/08/EG) Normen: EN 61000-6-2 und 61000-6-3 Inhoud 1. Veiligheidsinstructies Pagina 3 1.1 Algemeen 3 1.2 Verklaring van de symbolen 3 1.3 Maatgevende voorschriften en richtlijnen 3 1.4 Gekwalificeerd personeel en opleiding 3 1.5 Gevaar bij niet opvolgen van veiligheidsinstructies 3 1.6 Uitvoering volgens veiligheidsnormen 3 1.7 Veiligheidsinstructies voor uitvoerder/gebruiker 3 1.8 Veiligheidsinstructies voor montage-, onderhouds- en inspectiewerkzaamheden 3 1.9 Aanpassingen en reserveonderdelen 3 1.10 Andere toepassingen/gebruik 3 2. Transport 4 3. Typensleutel 4 4. Toepassing 4 4.1 Medium 4 5. Opbouw en beschrijving 5 5.1 Werking 5 5.2 Drukvoorwaarden 5 5.3 Materialen 5 5.4 Beschrijving pompen P/PE 5 5.5 Besturing, instellingen 5 6. Technische gegevens 5 6.1 Omgevingstemperatuur 5 6.2 Mediumtemperatuur 5 6.3 Max. toelaatbare bedrijfsdruk 5 6.4 Min. toeloopdruk/max. zuighoogte 5 6.5 Schakelfrequentie 5 7. Montage 6 7.1 Opstelling 6 7.2 Leidingwerk 6 7.2.1 Algemeen 6 7.2.2 Zuig- en toeloopleiding 6 7.2.3 Persleiding 6 8. Elektrische aansluiting 7 9. In bedrijf nemen 7 9.1 Vullen van gesloten- of open systemen, waar voordruk op de zuigzijde van de pomp aanwezig is 7 9.2 Vullen van een open systeem waar het vloeistofniveau beneden de pomp ligt 7 9.3 Draairichtingcontrole 7 9.4 Inschakelen van de pomp 8 9.5 Voordruk membraandrukvat 8 10. Pomp-/Motorstoringen 8 Peter Gyger Technical Director Münsingen, 1st October 2009 Biral AG, Südstrasse 10, C-3110 Münsingen Tel. +41(0) 31 720 90 00, Fax +41(0) 31 720 94 42 e-mail: info@biral.ch, www.biral.ch 11. Onderhoud 9 12. Vorstbescherming 9 13. overzicht 9 14. Service 10 14.1 Verontreinigde pomp 10 14.2 Reservedelen/Toebehoren 10 15. Berekening van de minimale toeloophoogte 11 2

1. Veiligheidsinstructies 1.1 Algemeen Deze montage- en bedrijfshandleiding bevat belangrijke aanwijzigingen die bij montage, bedrijf en onderhoud opgevolgd moeten worden. Deze moeten voor montage en inbedrijfname, door zowel monteur als verantwoordelijke technici/gebruiker, volledig gelezen worden. Deze handleiding moet altijd bij de installatie aanwezig zijn. Extra aandacht voor de onder «veiligheidsinstructies» (hoofdstuk 1) opgenomen algemene veiligheidsinstructies, als ook in de andere hoofdstukken omschreven speciale veiligheidsinstructies. 1.2 Verklaring van de symbolen Let op Veiligheidsinstructies, die met niet, of onjuist opvolgen, gevaar voor mensen kunnen opleveren zijn in deze montageen bedrijfshandleiding aangegeven met het «algemene gevaren-symbool, volgens DIN 4844-W9» Dit symbool betekent waarschuwing voor gevaarlijke elektrische spanning. «Veiligheidssymbool volgens DIN 4844-W8». Dit symbool treft u aan bij veiligheidsinstructies die bij niet of onjuist opvolgen gevaar (schade) voor de pomp/installatie en de werking ervan kunnen opleveren. Op de pomp/installatie aangebrachte instructie zoals bijvoorbeeld: draairichtingsaanduiding aanduiding voor leidingaansluitingen moeten opgevolgd en altijd volledig leesbaar blijven. 1.3 Maatgevende voorschriften en richtlijnen Voor het projecteren en plannen moeten de volgende voorschriften in acht genomen worden: NEN 1006 en de daar aan afgeleide VEWIN werkbladen 1.4 Gekwalificeerd personeel en opleiding Personeel, verantwoordelijk voor de montage, bediening, onderhoud en inspectie moet hiervoor gekwalificeerd zijn. Verantwoordelijkheden/ bevoegdheden en de controle van personeel moet door de uitvoerder/gebruiker nauwkeurig bepaald zijn. 1.5 Gevaar bij niet opvolgen van veiligheidsinstructies Niet opvolgen van de veiligheidsinstructies kan gevaar voor mensen, omgeving, milieu en pomp/ installatie opleveren. Bij niet opvolgen van de veiligheidsinstructies vervalt elke vorm van aansprakelijkheid. In sommige gevallen kan dit bijvoorbeeld leiden tot: het niet functioneren van belangrijke onderdelen storing in werking van pomp/installatie storing in besturing, bedrijfs- en storingsmelding gevaar voor mensen door elektrische en mechanische invloeden 1.6 Uitvoering volgens veiligheidsnormen Vermelde veiligheidsinstructies, technische normen, en ter plaatse geldende (veiligheids)voorschriften en (veiligheids)normen ter voorkoming van ongevallen en de eventuele geldende richtlijnen voor werk, uitvoering, bedrijfsvoering moeten in acht genomen worden. 1.7 Veiligheidsinstructies voor uitvoerder/gebruiker Een aanwezige beschermkap ter plaatse van bewegende delen mag bij installaties die in bedrijf zijn niet verwijderd worden. Gevaar ten gevolge van elektrische spanning moet voorkomen worden (voor details wordt verwezen naar de voorschriften van het plaatselijk energiebedrijf). 1.8 Veiligheidsinstructies voor montage-, onderhouds- en inspectiewerkzaamheden De uitvoerder/gebruiker is verantwoordelijk dat alle montage- onderhouds- en inspectiewerkzaamheden door geautoriseerd en gekwalificeerd personeel geschiedt. Deze stellen zich op de hoogte van montageen bedrijfshandleiding. Werk aan de installatie is alleen bij stilstand en spanningsloze toestand toegestaan. De in de montage- en bedrijfsinstructies beschreven handelingen voor het buiten bedrijf stellen van de installatie moeten opgevolgd worden. Direkt na het beëindigen van de werkzaamheden moeten alle veiligheids- en beschermingsmaatregelen weer in orde gebracht worden. Voor opnieuw ingebruik nemen wordt verwezen naar hoofdstuk «elektrische aansluiting». 1.9 Aanpassingen en reserveonderdelen Aanpassingen en veranderingen aan pompen/ installatie zijn alleen na overleg met fabrikant toegestaan. Alleen originele reserveonderdelen en door fabrikant geaccepteerde onderdelen mogen toegepast worden. Bij toepassing van andere onderdelen vervalt elke vorm van aansprakelijkheid en is de fabrikant evenmin aansprakelijk voor de gevolgen daarvan. 1.10 Andere toepassingen/gebruik De bedrijfszekerheid van de pompen/installatie geldt alleen bij juiste toepassing (hoofdstuk «toepassing») van de montage- en bedrijfshandleiding. De in de technische specificatie aangegeven maximum waarden mogen in geen geval overschreden worden. 3

2. Transport De installatie wordt op een europalet, cq. eenmalige palet met de daarbij geschikte verpakking geleverd. Bij transport moet op de hijswerktuigen (heftruck, kraan) en stabiliteit gelet worden. Afmetingen en gewicht vindt u in de technische documentatie. De algemene voorschriften om ongevallen te voorkomen moeten in acht genomen worden! 3. Typensleutel Typeplaatje op de installatie Voorbeeld: DWA-M 2x P 10-40-6 / 18 Inhoud drukvat in liters Let op De installatie moet tegen vocht en vorst beschermd worden. Elektronische delen mogen bij transport en opslag niet aan temperaturen buiten de bandbreedte van 10 C +50 C blootgesteld worden. Zorg voor het milieu... U begrijpt dat wij transportverpakking moeten gebruiken. U kunt meehelpen ons milieu te beschermen door het gebruikte materiaal volgens de voorschriften te verwerken of opnieuw te gebruiken. Pomptype P centrifugaalpomp Aantal pompen Membraandrukvat Serie M: ongeregelde pompen Serie P/R: toerengeregelde pompen 4. Toepassing Drukverhoginginstallaties dienen voor de watervoorziening in gebouwen, waar de druk in het net onvoldoenden is of variëren kan, bijvoorbeeld in hooggelegen gebieden, in hoge flats, hotels, ziekenhuizen enz. Verder zijn drukverhoginginstallaties nodig waar een directe aansluiting op het drinkwaternet niet toegestaan is, bv. brandblusinstallatie met een grote piekbelasting. Verdere toepassingen bevinden zich bij tuinderijen, beregeningsinstallaties en industriële toepassing. 4.1 Medium Schone, niet agressieve vloeistoffen die de materialen niet chemisch aantasten. Voor drinkwater, regenwater en water zonder abrasieve of lange vezelige bestanddelen. Geen medium met minerale olie. Uitvoering PC (verhoogd corrosiebestendig) ook geschikt voor gedemineraliseerd water. De samenstelling van het concentraat en de mengverhouding moeten echter bekent zijn. Met deze installatie mag geen ontvlambare of explosieve vloeistof verpompt worden. 4

5. Opbouw en beschrijving 5.1 Opbouw Een Biral drukverhoginginstallatie bestaat in hoofdlijnen uit: 1 of meerdere hogedruk centrifugaalpompen Membraandrukvat Benodigde regelkast, besturingselementen en armaturen Zuig- en persleiding et geheel gemonteerd op een gemeenschappelijke montageplaat voorzien van trillingdempers 5.4 Materialen P/P-E PC/PC-E Uitvoering Uitvoering «roestvrij» «Verhoogd corrosiebestendig» Pomp Zie separate handleiding Membraandrukvat Binnen/buiten met KIWA gekeurde coating Pompflens EN JL 1030 1.4436 Zuig- en persleiding AISI 304/V2A Grondplaat Staal, gegrond en gelakt 5.5 Beschrijving pompen P/PE Zie separate handleiding 5.6 Besturing, instellingen Zie separate handleiding Pomp Afsluiter 6. Technische gegevens Terugslagventiel Druktransmitter Manometer 6.1 Omgevingstemperatuur: max. +40 C 5.2 Werking Bij het aftappen van water (verbruiker) wordt eerst het membraanvat geleegd. Gelijktijdig daalt de druk in het vat tot de inschakeldruk van de installatie wordt bereikt. Via de schakelkast wordt dan automatisch de pomp ingeschakeld. Deze blijft draaien, tot de uitschakeldruk bereikt wordt. 5.3 Drukvoorwaarden In de regel is een drukverhoginginstallatie voor de watervoorziening in een gebouw nodig, als de minimale druk van 1.0 bar op elk tappunt niet gegarandeerd is. Een einddruk beneden de 2.0 bar bij het hoogstgelegen tappunt is toegestaan, wanneer door de leidingberekening blijkt dat een uitstroomdruk van minimaal 1.0 bar gewaarborgd is. Bij speciale armaturen en apparaten moet de uitstroomdruk eventueel overeenkomstig de technische gegevens van de fabrikant aangepast worden. De einddruk mag op de tappunten de 5.0 bar niet te boven gaan. et maximaal toelaatbare drukverschil voor de totale installatie na de watermeter cq. na het centrale druk reduceerventiel mag de 1.5 bar niet te boven gaan. 6.2 Mediumtemperatuur: 0 +50 C 6.3 Max. toelaatbare bedrijfsdruk Toeloopdruk [bar] + (grootst mogelijke opvoerhoogte [m] x dichtheid* [kg/dm 3 ]) moet kleiner zijn dan de max. bedrijfsdruk [bar]. *Dichtheid water = 1 [kg/dm 3 ] Toelaatbare bedrijfsdruk: 10 bar 6.4 Min. toeloopdruk/max. zuighoogte De min. toeloopdruk/max. zuighoogte van de pomp moet gecontroleerd worden, zodat kavitatie in de pomp wordt vermeden. Voor berekening en bijbehorende NPS waarden zie «15. Berekening van de min. toeloophoogte». Bij grotere afwijkingen van de toeloopdruk/zuighoogte (>0.5 bar) moet de instelling van de uitschakeldruk (op de druktransmitter) gecontroleerd worden. 6.5 Schakelfrequentie Tot 4.0 kw max. 20 schakelcycli per uur Tot 7.5 kw max. 15 schakelcycli per uur >7.5 kw max. 10 schakelcycli per uur 5

961272_00 nederlands 7. Montage 7.1 Opstelling Biral drukverhoginginstallaties worden af fabriek geheel montagegereed geleverd. Voor het begin van de montage moet gecontroleerd worden dat de beschermkappen verwijderd zijn. De installatie moet in een droge, vorstvrije ruimte waterpas opgesteld worden. Voor en opzij van de installatie moet een vrije ruimte van ca. 1 meter aangehouden worden voor inspectie en onderhoudswerkzaamheden. De installatie wordt op een reservoir aangesloten 97b2 E E D Let op Een zorgvuldige en vakkundige opstelling van de installatie, is een voorwaarde voor een storingsvrij bedrijf. et niet in acht nemen van de in dit bedrijfsvoorschrift vermelde aanwijzingen kan tot gevaar voor personen en schade aan de installatie leiden. Biral is niet aansprakelijk voor opstellingsfouten en het niet nakomen van veiligheidstechnische aanwijzingen en wettelijke voorschriften, wanneer de installatie niet door Biral opgesteld en in bedrijf genomen is. De installatie wordt met voordruk aangesloten A C G F 7.2 Leidingwerk 7.2.1 Algemeen et leidingwerk moet spanningvrij en dicht aangelegd worden. Zo gemonteerd, dat via de aansluitingen geen krachten en momenten overgebracht worden. Onder spanning is de bedrijfszekerheid niet gewaarborgd. De buisdiameters van het leidingwerk moeten, rekening houdend met plaatselijke omstandigheden, bepaald worden. Om de leidingverliezen zo gering mogelijk te houden, moeten vernauwingen en scherpe bochten vermeden worden. Bij lange zuigleidingen of grote zuighoogten moet, waar mogelijk, de zuigleiding een maat groter gekozen worden dan de zuigaansluiting DNs. et tot de leveromvang behorende membraandrukvat kan om transporttechnische redenen ongemonteerd meegeleverd worden. Deze spanningsvrij op de DWA monteren. 1 Leidingcompensator 2 Leidingbeugel De installatie moet spanningsvrij ingebouwd worden 7.2.2 Zuig- en toeloopleiding Zuigleiding, zo kort mogelijk, voortdurend stijgend toeloopleiding met verval richting pomp aanleggen. Als dit niet mogelijk is, moet op het hoogste punt van de zuigleiding een vulpunt gemonteerd worden. 6 A B C D E 961273_00 Afsluiter (perszijde) Terugslagventiel Filter Voetventiel met zuigkorf Vulpunt 3 /4 (min. hoogte = pompontluchtingschroef) Voetventiel met zuigkorf oudt de zuigleiding gevuld, en beschermt de pomp voor grote verontreinigingen. Moet bij zuigbedrijf toegepast worden. Manometer aansluiting Voor het aflezen van zuig- en toeloopdruk. Terugslagventiel, afsluiter In principe nodig bij toeloopdruk (bv. aansluiting op drinkwaternet, reservoir) 7.2.3 Persleiding Een afsluiter in de persleiding is voor het afsluiten van de leiding bij reparatie en onderhoud noodzakelijk. F G Vlotter Drukreduceerventiel met variabele voordruk en constante einddruk Afsluiter (zuigzijde) Afsluiter alleen voor het afsluiten van de leiding, nooit voor het regelen van de pomp gebruiken. Een afgesloten leiding heeft drooglopen tot gevolg en schade aan de pomp. Bij de DWA- 2 P mogen de gebruikte kogelkranen alleen voor revisie werkzaamheden gesloten worden. Zij mogen eerst gesloten worden als de pompen buiten bedrijf zijn (waterslag). A G B

8. Elektrische aansluiting Voor het aansluiten van de schakelkast conform schema, moet de voedingspanning geheel zijn afgesloten. et elektrisch aansluiten moet door een vakman in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften conform de NEN plaatsvinden. Let op dat de op het typeplaatje van de pomp vermelde elektrische gegevens met de aanwezige netvoeding overeenstemmen (zie bedrijfvoorschrift van het regelsysteem). 9. In bedrijf nemen Er moet gecontroleerd worden of de levering overeenkomt met de op de vrachtbrief vermelde materialen. 9.2 Vullen van een open systeem waar het vloeistofniveau beneden de pomp ligt: De zuigleiding en de pomp moeten met het medium gevuld en ontlucht zijn, voordat de pomp inbedrijf genomen wordt. P pompen met omloopventiel: Werkwijze: De afsluiter aan perszijde pomp sluiten Omloopventiel tot de aanslag uit draaien, zie tekening Ontluchting openen et medium door het vulpunt gieten, tot de zuigleiding en de pomp geheel gevuld zijn. Omloopventiel weer vastdraaien. Ontluchting sluiten. Ontluchtingsschroef Omloopventiel Pas op Voor het in bedrijf nemen moet de installatie (pomp) gevuld en ontlucht zijn. 9.1 Vullen van gesloten- of open systemen, waar voordruk op de zuigzijde van de pomp aanwezig is: De afsluiter aan de perszijde van de pomp sluiten en de ontluchtingsschroef in de pompkop losdraaien. Om schade aan personen, motoren of andere delen door het uitstromende water te voorkomen, moet op de richting van de ontluchtingsopening gelet worden. Ontluchtingsschroef/ vulpunt Aftapplug/ omloopventiel P pompen zonder omloopventiel: Werkwijze: De afsluiter aan perszijde pomp sluiten Ontluchting openen Aftapplug 3 slagen openen et medium door het vulpunt gieten, tot de zuigleiding en de pomp geheel gevuld zijn. Aftapplug sluiten Ontluchting sluiten 9.3 Draairichtingcontrole De pijl op het voetstuk van de pomp geeft de stromingsrichting van het water aan. De juiste draairichting is door een pijl op het kopstuk van pomp aangegeven. Vanuit de ventilatorkap gezien moet de pomp tegen de wijzers van de klok in draaien. Pomp kortstondig inschakelen en draairichting controleren. Eventuele fasen wisselen in de elektrische voeding. Ontluchtingsschroef/ vulpunt Aftapplug De afsluiter in de zuigleiding langzaam openen, tot het medium uit de ontluchtingsopening stroomt. Ontluchtingsschroef dichtdraaien en afsluiter(s) geheel openen. 7

9.4 Inschakelen van de pomp Werkwijze: Voor het inschakelen van de pomp (installatie) de afsluiter aan de zuigzijde geheel openen. De afsluiter aan de perszijde gesloten laten. Kortstondig in- en uitschakelen en de uitschakeldruk op de manometer controleren. Indien de druk op de manometer niet stijgt de installatie direct uitschakelen en het systeem vullen. Afsluiter in de persleiding langzaam openen en gelijktijdig water aftappen (afnemer) en daarbij de inschakeldruk controleren. De in- en uitschakeldruk zijn fabrieksmatig al ingesteld. Indien de in- en uitschakeldruk niet overeenstemmen met de op het typeplaatje vermelde waarden kunnen deze op de drukregelaar gecorrigeerd worden. et drukverschil tussen de in- en uitschakeldruk moet minimaal 1 bar bedragen. Indien het medium veel lucht (zuurstof, koolzuur) bevat, wordt aanbevolen de Installatie regelmatig te ontluchten door de ontluchtingsschroef in het kopstuk van de pomp bij stilstand te openen. 9.5 Voordruk membraandrukvat De voordruk in het membraandrukvat is af fabriek ingesteld. Voor de installatie in bedrijf wordt genomen moet deze gecontroleerd worden. De voordruk is 20% lager dan de inschakeldruk van de pomp. et membraandrukvat moet aan de perszijde van de pomp gemonteerd zijn! Wij adviseren de druk in het membraanvat elke 3 maand te controleren Ga bij het testen van de luchtdruk als volgt te werk: Afsluiter voor het membraandrukvat sluiten en via de aftapkraan het water aftappen Druk via het ventiel van het vat of manometer controleren; indien nodig met stikstof* bijvullen. 10. Pomp-/Motorstoringen (alleen voor DWA P/R) 10.1 Te hoge motortemperatuur De motoren hebben een interne motorbeveiliging Motoren tot 25 A zijn door een motorbeveiligingschakelaar beveiligd. De motor heeft door een ingebouwde klixon een extra beveiliging. Bij overbelasting van de motor wordt de desbetreffende motorbeveiligingschakelaar aangesproken. Een kortsluiting schakelt de zekeringautomaten uit, die de voedingspanning van de motor onderbreekt. De klixon activeert een storing als de toegelaten motortemperatuur wordt overschreden. De storingsmelding wordt na 4 sec. weergegeven en de pomp schakelt uit. Voor motoren geldt het volgende: Wordt de zekeringautomaat van de voedingspanning uitgeschakeld, dan staat het motorbeveiliging relais in een foutieve stand en een storingsmelding wordt aangegeven. 10.2 Droogloopbeveiliging De storingmelding is te lage voordruk. 10.3 en veroorzaakt door de voeding Na een stroomuitval start de installatie automatisch. * Stikstof vereist om aan de DIN 4807 T5 te voldoen. 8

11. Onderhoud De asafdichtingen van de pompen zijn onderhoudsvrij. De glijringafdichting is aan slijtage onderhevig al naar gelang medium en opstelling is enig waterverlies tijdens het inlopen niet bezwaarlijk. Druk in het membraandrukvat elke 3 maand controleren. Werking installatie controleren. De belangrijke onderdelen van de installatie zijn nagenoeg onderhoudsvrij. Om een hoge bedrijfszekerheid te waarborgen met zo laag mogelijke bedrijfskosten wordt echter een regelmatige inspectie van de installatie met regelmatige intervallen aanbevolen. 12. Vorstbescherming Wanneer bij stilstandperioden vorstgevaar dreigt, moet de pomp geleegd worden. Voor het legen van de pomp moet de ontluchtingsschroef in het kopstuk geopend en de aftapstop in het voetstuk verwijderd worden. Er moet op gelet worden dat het uitstromende medium geen schade aan personen, motoren of andere delen veroorzaakt. Bij installaties met warm medium moet op verbrandingsgevaar gelet worden. Ontluchtingsschroef aandraaien en aftapstop monteren voordat de pomp opnieuw in bedrijf genomen wordt. 13. overzicht Voor het verwijderen van het klemmenkastdeksel en elke demontage moet de voedingspanning geheel afgesloten zijn. 1. Motor loopt bij inschakelen niet aan a) Geen spanning op de motor b) Zekering doorgebrand c) Motorbeveiliging heeft uitgeschakeld d) Contacten of spoel van schakelaar defect e) Stuurzekering defect f) Motor defect 2. Motorbeveiligingschakelaar schakelt direct uit, wanneer ingeschakeld wordt a) Zekering doorgebrand b) Contact motorbeveiliging defect c) Kabelaansluiting los of defect d) Motorwikkeling defect e) Pomp mechanisch geblokkeerd f) Motorbeveiliging te laag ingesteld of heeft foutief bereik 3. Motorbeveiligingschakelaar schakelt soms uit a) Schakelaar te laag ingesteld b) Voedingspanning pomp te hoog of te laag c) Drukverschil over de pomp te laag, cq motor overbelast 4. Pompcapaciteit instabiel a) Zuigleiding te klein of te bochtig (bocht direct op zuigstomp) b) Zuigleiding/pomp vervuild c) Pomp zuigt lucht aan d) Druktransmitter defect e) Te lage voordruk 5. Pomp draait, verpompt echter geen water a) Zuigleiding/pomp door verontreinigingen verstopt b) Voet- of terugslagventiel blokkeert in gesloten toestand c) Zuigleiding lek d) Lucht in zuigleiding of pomp e) Motor heeft verkeerde draairichting 9

6. Pomp draait na het uitschakelen in de verkeerde richting a) Zuigleiding lek b) Voet- of terugslagventiel defect c) Voet- of terugslagventiel blokkeert in open cq deels open stand 7. Lekkage bij asafdichting a) Asafdichting defect 8. Geluid a) Kavitatie in de pomp b) Pompen lopen zwaar wegens foutieve hoogte pompas (Biral service waaarschuwen) 9. Zeer hoog aantal schakelingen (alleen bij DWA M) a) Druk membraanvat onjuist 14. Service 14.1 Verontreinigde pomp Indien de pomp voor het verpompen van een voor de gezondheid schadelijk of giftig medium wordt toegepast, dan wordt de pomp als besmet geclassificeerd. In dat geval moet bij alle servicewerkzaamheden gedetailleerde informatie aanwezig zijn van het medium. Bij eventuele servicewerkzaamheden bij Biral moet voor het verzenden van de pomp met Biral contact opgenomen worden en informatie over medium etc. aanwezig zijn, anders kan Biral de ontvangst van de pomp weigeren. Eventuele verzendkosten zijn voor rekening van de afzender. 14.2 Reservedelen/Toebehoren Wij wijzen er nadrukkelijk op, dat niet door ons geleverde reservedelen en toebehoren ook niet door ons beproefd en geautoriseerd zijn. et inbouwen en/of gebruiken van zulke producten kan onder bepaalde omstandigheden de eigenschappen van de pomp negatief veranderen of beïnvloeden. Voor schade, ontstaan door het gebruik van niet orginele reservedelen en toebehoren, is elke aansprakelijkheid en waarborg jegens Biral uitgesloten. en die niet zelf verholpen kunnen worden mogen alleen door Biral of geautoriseerde bedrijven verholpen worden. Wij vragen u om een nauwkeurige omschrijving van de klacht/te verrichten werkzaamheden door te geven, zodat onze servicetechnici goed voorbereid en voorzien van de juiste reservedelen ter plaatse komen. De technische gegevens en het pompnummer staan op het typeplaatje. 10

15. Berekening van de minimale toeloophoogte De benodigde min. toeloophoogte in (mwk.) om kavitatie in de pomp te verhinderen wordt als volgt berekend: p b = p b 10.2 - NPS - f - V - S = Barometerstand [bar] luchtdruk in omgeving pomp. Bij gesloten installatie is p b systeemdruk in [bar]. NPS = «Net Positive Suction ead» in [mwk] (zie NPS curven in documentatie) f V S = Wrijvingsverlies in zuigleiding in [mwk] = Dampdrukhoogte in [mwk] = veiligheidstoeslag = 0.5 à 1.0 [mwk] Indien berekende waarde positief is, kan pomp met een zuighoogte van max. [mwk] werken. Indien de berekende waarde negatief is, is een toeloophoogte van min. [mwk] nodig. De berekende hoogte moet tijdens bedrijf continu aanwezig zijn. Voorbeeld: p b : 1 bar Pomptype: P 10 Capaciteit: 11 m 3 /h NPS-waarde p [kpa] [m] 5.0 40 30 20 10 0 p [kpa] 60 40 20 0 4.5 4.0 3.5 3.0 2.5 2.0 1.5 1.0 0.5 0.0 [m] 7 6 5 4 3 2 1 0 50 z 60 z 0.0 0.8 1.6 2.4 3.2 4.0 4.8 Q [m /h] 0.0 0.2 0.4 0.6 0.8 1.0 1.2 1.4 Q [l/s] 50 z 60 z P 3 P 5 0.0 1.0 2.0 3.0 4.0 5.0 6.0 7.0 8.0 9.0 10.0 Q [m /h] 0.0 0.8 1.6 2.4 Q [l/s] NPS: 2.5 mwk f = 3.0 mwk Medium temp.: +90 C V : 7.2 mwk (zie 15.2) S : 1.0 mwk (aanname) = p b 10.2 - NPS - f - V - S [mwk]. = 1 10.2-2.5-3.0-7.2-1.0 = 3.5 mwk Dat betekent dat tijdens bedrijf een druk van 3.5 mwk aan de zuigzijde aanwezig moet zijn. Dit komt overeen met: 3.5 0.0981 = 0.34 bar 3.5 9.81 = 34.3 kpa p [kpa] 40 30 20 10 0 [m] 4.0 3.5 3.0 2.5 2.0 1.5 1.0 0.5 0.0 50 z P 10 60 z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Q [m /h] 0.0 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 3.0 3.5 Q [l/s] 11

Biral AG Südstrasse 10 C-3110 Münsingen T +41(0) 31 720 90 00 F +41(0) 31 720 94 42 E-Mail: info@biral.ch www.biral.ch Biral Gmb Freiherr-vom-Stein-Weg 15 D-72108 Rottenburg am Neckar T +49 (0) 7472 16 33 0 F +49 (0) 7472 16 34 0 E-Mail: info@biral.de www.biral.de Nr. 11/14 08 0366.2132_01 nl - Printed in Switzerland Biral Pompen B.V Printerweg 13 3821 AP Postbus 2650 3800 GE NL-Amersfoort T +31(0) 33 455 94 44 F +31(0) 33 455 96 10 E-Mail: info@biral.nl www.biral.nl Meer dan pompen