ECLI:NL:RBBRE:2007:BB8529



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBBRE:2011:BR0777

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:RBMNE:2016:7618

ECLI:NL:RBUTR:2004:AR8109

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBMAA:2005:AT2876

ECLI:NL:RBBRE:2008:BD6817


ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBUTR:2008:BD7407

ECLI:NL:RBAMS:2015:10201

ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4824

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970

ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4830

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

LJN: BF8034, Rechtbank Arnhem, 05/

onder parketnummer 01/ dat: hij in of omstreeks de periode van 12 december 2005 tot en met 19 december 2005 te Helmond, in elk geval in Neder

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

in het rechterbovenbeen/de rechterliesstreek), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een mes, althans een

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:RBALK:2007:BA2306

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN7090

ECLI:NL:RBBRE:2008:BC7819

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBBRE:2005:AU8189

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:RBDHA:2014:1284

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBBRE:2008:BG7080

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0696

ECLI:NL:RBGRO:2011:BU3998

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGEL:2016:7082

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY6694

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:RBROT:2008:BD2506

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ2970

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:OGEAA:2017:430

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550

ECLI:NL:RBDHA:2017:1714

Transcriptie:

ECLI:NL:RBBRE:2007:BB8529 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 22 11 2007 Datum publicatie 22 11 2007 Zaaknummer 811214/07 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerkeneerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie Moordzaak café Schwoell in Tilburg. Geen moord maar doodslag bewezen. Verklaring van verdachte ongeloofwaardig voor wat betreft onbekende derde persoon in café. Beroep op noodweer, noodweerexces en psychische overmacht wordt verworpen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK BREDA Sector strafrecht parketnummer: 811214 07 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 november 2007 in de strafzaak tegen [verdachte] geboren op [1982] te [woonplaats] wonende te [woonplaats] thans gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort, Nassausingel 26 te Breda raadsman mr. Stassen, advocaat te Tilburg. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 november 2007, waarbij de officier van justitie, mr. Van Damme, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: primair en subsidiair: [slachtoffer] in diens café heeft vermoord c.q. zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer]; tweede subsidiair: [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, waardoor die [slachtoffer] is overleden. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer]. De officier van justitie acht moord niet wettig en overtuigend bewezen nu er volgens hem uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet valt af te leiden dat er bij verdachte sprake is geweest van voorbedachten rade. Volgens de officier van justitie is uit het onderzoek niet gebleken dat er tijdens het wurgen en doodslaan van [slachtoffer] nog iemand anders behalve verdachte in het café was, zoals verdachte bij de politie en ter zitting heeft verklaard. Daarnaast wijst de officier van justitie onder andere op de wisselende verklaringen die verdachte omtrent deze onbekende derde heeft afgelegd en het feit dat geen van de gehoorde getuigen deze derde persoon uit het café heeft zien vluchten. De officier van justitie verwerpt daarmee het verweer van de verdediging dat sprake zou zijn geweest van een noodweer of noodweerexcessituatie danwel psychische overmacht aan de zijde van verdachte. http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbbre:2007:bb8529 1/7

4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake was van voorbedachten rade, zodat moord niet kan worden bewezen. Tevens dient verdachte vrijgesproken te worden van doodslag nu er geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, bestond aan de zijde van verdachte op de dood van het slachtoffer, aldus de verdediging. De verdediging is evenwel van mening dat het meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk de zware mishandeling met de dood tot gevolg, bewezen kan worden verklaard. In het kader van de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte heeft de verdediging aangevoerd dat sprake was van een noodweer of noodweerexcessituatie, danwel psychische overmacht aan de zijde van verdachte. De verdediging heeft daartoe kort gezegd betoogd dat indien de verklaring van verdachte omtrent de onbekende derde gevolgd wordt, er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte door het slachtoffer en de onbekende derde waartegen verdachte zich heeft moeten verdedigen. Ten aanzien van de psychische overmacht heeft de verdediging gesteld dat de psychische toestand van verdachte, in combinatie met de voorvallen die eerder die avond in het café hebben plaatsgevonden, verdachte ertoe heeft gebracht het feit te plegen. 4.3 Het oordeel van de rechtbank. Vast staat dat [slachtoffer] in de vroege ochtend van 16 februari 2007 in zijn café in [woonplaats] is overleden. Hoe hij is overleden blijkt uit het deskundigenrapport van F.R.W. van de Goot, arts en patholoog. Zijn belangrijkste conclusies zijn dat bij sectie aan het hoofd vele letsels werden gezien. Er waren twee zogenaamde impressiefracturen, een aan het achterhoofd en een rechts aan het hoofd. Dit was het gevolg van herhaaldelijke inwerking van zeer hevig uitwendig botsend en mechanisch geweld op het hoofd met een of meerdere zware en harde voorwerpen waarbij aan een of meerdere voorwerpen aan een of meerdere kanten een vlak aanwezig is met afmetingen van circa 4 tot circa 5 centimeter. Het is mogelijk dat een voorwerp meerdere keren geweld heeft uitgeoefend op min of meer dezelfde plaats. Bij onderzoek aan de hals werd breuk vastgesteld van de beide grote hoorntjes van het schildkraakbeen. Rondom de breuken was een duidelijke bloeduitstorting en ook tussen de halsspieren met name rechts. Dit was het gevolg van inwerking van uitwendig samendrukkend mechanisch geweld zoals bijvoorbeeld bij (een poging tot) verwurging zou kunnen optreden. Geconcludeerd wordt dat bij het slachtoffer bloedverlies en weefselschade, waaronder hersenschade door excessief herhaaldelijk botsend en klievend geweld op het hoofd de oorzaak van het intreden van de dood was. Voorts is van belang het onderzoek dat de technische recherche heeft verricht naar de aangetroffen bloedsporen en het bloedspattenpatroon. De technische recherche concludeert dat gezien het bloedbeeld op de vloer, tussen de plas bloed waar het slachtoffer heeft gelegen en de linkerzijgevel kan worden gesteld dat (..) dit bloedspattenbeeld kan zijn ontstaan door het slaan in een reeds bloedende wond, dan wel door kracht uit te oefenen op een bloedbron. Een zelfde conclusie trekt de technische recherche uit bloedspattenbeeld aangetroffen op de linkerzijgevel ter hoogte waarvan het slachtoffer heeft gelegen. De technische recherche heeft voorts onderzoek laten verrichten naar bemonsteringen van bloed uit het café en aan de schoenen van verdachte. Het NFI heeft onder meer geconcludeerd dat het bloed/celmateriaal in de bemonstering van de rechterschoen een mengsel betrof van zowel bloed/celmateriaal van de verdachte als bloed/celmateriaal van het slachtoffer [slachtoffer]. Tenslotte is vermeldenswaard de conclusie van de technische recherche dat gezien de met bloed gestempelde bloedsporen op de vloer van het café komende vanaf de plas bloed waarin het slachtoffer was aangetroffen en verlopende in de richting van de voordeur, daarbij mede gelet op de uitslagen van het vergelijkend schoensporenonderzoek en de resultaten van het DNA onderzoek aan de schoenen van verdachte met deze schoenen is gelopen vanaf het slachtoffer naar de voordeur, nadat het slachtoffer reeds veel bloed had verloren. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de vroege ochtend van 16 februari 2007 samen met het slachtoffer in diens café aanwezig was. Op een gegeven moment heeft het slachtoffer toenadering tot verdachte op seksueel gebied gezocht. Kort daarop is verdachte door een derde persoon van achteren belaagd en vastgepakt. Verdachte heeft uit alle macht geschreeuwd en getracht om los te komen. Terwijl verdachte vast is gepakt, heeft het slachtoffer hem betast. Daarbij probeerde het slachtoffer de broek van verdachte uit te trekken, aldus verdachte. Verdachte stond op een bepaald moment tegen de zijkant van de bar aangedrukt, daar waar barkrukken voor de bar stonden. Toen verdachte los probeerde te komen, hebben de derde persoon, het slachtoffer en hij niet de hele tijd op dezelfde plaats gestaan, zo verklaart verdachte. Op enig moment heeft verdachte met zijn achterhoofd de derde persoon een kopstoot gegeven waarbij verdachte een flinke bult op zijn hoofd zou hebben opgelopen. Volgens verdachte is hij uiteindelijk gedeeltelijk los weten te komen. Daarbij heeft hij iets gepakt waarmee hij het slachtoffer één maal heeft geslagen. Wat er daarna precies is gebeurd, weet hij niet meer. Wanneer technisch onderzoek dat uitwijst, zal hij het slachtoffer wel vaker hebben geraakt, aldus verdachte. In ieder geval is de derde persoon weggegaan, naar verdachte aanneemt, door de voordeur. Verdachte heeft verklaard dat hij absoluut niet heeft getracht om het slachtoffer op enig moment te verwurgen. Verdachte wilde vervolgens vertrekken uit het café. Op het moment dat hij bijna bij de voordeur was, bedacht hij zich en heeft hij achter de bar een geldkistje met inhoud gepakt en is vervolgens vertrokken. De rechtbank concludeert uit de voorgaande technische bewijsmiddelen en het dossier dat de verklaring van verdachte op een groot aantal onderdelen niet kan kloppen. In de eerste plaats kan de verklaring van verdachte niet kloppen op het punt van het door hem toegepaste geweld jegens het slachtoffer. Zo is de verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer niet http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbbre:2007:bb8529 2/7

heeft getracht te wurgen, strijdig met het letsel dat in dat kader bij het slachtoffer tijdens de sectie is geconstateerd. Voorts heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij is vastgepakt door een derde, waarna voor de bar een worsteling heeft plaatsgevonden, zo begrijpt de rechtbank. Foto 24 getiteld Bar gesitueerd in lengterichting (rechts entree) in de map van het technisch onderzoek, geeft het gedeelte van de bar weer waar volgens verdachte deze worsteling heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet op grond van deze foto geen enkele aanwijzing dat de verklaring van verdachte op dit punt zou kloppen. Immers, de spullen op de bar en de barkrukken voor de bar lijken op hun plek te liggen c.q. te staan. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de derde persoon een kopstoot met de achterkant van zijn hoofd heeft gegeven, waarbij hij een flinke bult zou hebben opgelopen. Op 18 februari 2007 is verdachte door Djadoenath, arts forensische geneeskunde bij de GGD onderzocht. Uit het verslag van dit onderzoek blijkt dat op het hoofd van verdachte geen uitwendige letsels waren te zien en het hoofd nergens drukpijnlijk was. Ook heeft verdachte verklaard dat hij heeft geschreeuwd ten tijde van de aanranding. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die beiden ten tijde van het plegen van het delict in de woning boven het café verbleven, hebben dit niet kunnen bevestigen. Ten slotte zijn ook voor het overige uit het technisch onderzoek of getuigenverklaringen geen aanwijzingen naar voren gekomen voor de aanwezigheid van een derde persoon.de rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaring van verdachte met betrekking tot de onbekende derde persoon ongeloofwaardig is. Bovendien zijn er geen aanwijzingen in het dossier dat een ander dan verdachte het geweld heeft toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte degene is geweest die het geconstateerde letsel bij het slachtoffer heeft toegebracht, ten gevolge waaraan het slachtoffer is komen te overlijden. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat moord niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Wel kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte door het door hem toegepaste excessieve geweld opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Het opzet ligt naar het oordeel van de rechtbank besloten in de aard van de gedragingen van verdachte, nu uit het sectierapport volgt dat verdachte cru gezegd de schedel van het slachtoffer heeft ingeslagen en er sporen van verwurging in de hals van het slachtoffer zijn aangetroffen. Dat verdachte heeft verklaard dat hij de dood van het slachtoffer nooit heeft gewild, doet hier niet aan af. Ten aanzien van de door de verdediging aangevoerde strafuitsluitingsgronden overweegt de rechtbank het volgende. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen blijkt dat de rechtbank de verklaring van verdachte niet geloofwaardig acht. De rechtbank kan de ware toedracht van hetgeen is gebeurd dan ook niet vaststellen Dit heeft tot gevolg dat zij zich geen oordeel kan vormen over de vraag of er sprake is geweest van een situatie waarin een beroep op noodweer of noodweerexces zou kunnen slagen. Dit geldt ook voor de vraag of er sprake is van psychische overmacht. Gelet hierop verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer, noodweerexces en psychische overmacht. Ten overvloede merkt de rechtbank in dat kader nog het volgende op. Uit het dossier is vast komen te staan dat verdachte, nadat hij het slachtoffer heeft geslagen, nog een geldkistje van achter de bar heeft meegenomen. Een dergelijke rationele actie past naar het oordeel van de rechtbank niet in de verklaring van de verdachte dat hij vlak daarvoor in een hevige gemoedsbeweging danwel psychische overmachtsituatie verkeerde. Voor zover de verdediging nog heeft willen betogen dat er ook sprake is van een of meer strafuitsluitingsgronden wanneer alleen het slachtoffer verdachte belaagd en/of aangerand zou hebben, overweegt de rechtbank het volgende. Op basis van het dossier is er wel een aantal aanwijzingen dat er bepaalde dingen op seksueel gebied zijn voorgevallen c.q. besproken. Zo is er op de dansvloer in het café een slaapzak met daarbij condooms aangetroffen en was de broek van het slachtoffer een stukje naar beneden geschoven. Echter nu de rechtbank de verklaring van verdachte op essentiële onderdelen ongeloofwaardig acht, kan de rechtbank hierover niets vaststellen. Alleen al op die grond verwerpt de rechtbank dit verweer, voor zover dit betoogd mocht zijn. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte primair: hij op of omstreeks 16 februari 2007 te [woonplaats] opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg di[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een of meer fles(sen), in elk geval een of meer hard(e) en/of zwa(a)r(e) en/of scherp(e) voorwerp(en), met kracht op/tegen diens hoofd geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen diens hoofd geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbbre:2007:bb8529 3/7

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid Zoals onder 4.3 is gemotiveerd, volgt de rechtbank het beroep op noodweer niet. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op. Verdachte is strafbaar, omdat het beroep op noodweerexces en het beroep psychische overmacht eveneens zijn verworpen. Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging op te leggen. Een voorwaardelijke TBS, zoals geadviseerd door de psycholoog en psychiater acht de officier van justitie niet aan de orde, nu naast de maatregel van TBS in die vorm een gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren opgelegd kan worden. Een gevangenisstraf van die hoogte acht de officier van justitie volstrekt onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. 6.2 Het standpunt van de verdediging In het kader van de eventueel op te leggen straf en/of maatregel heeft de raadsman verzocht om een TBS met voorwaarden op te leggen, geheel conform het advies van de psycholoog en psychiater. Mocht de rechtbank besluiten dat aan de verdachte TBS met dwangverpleging dient te worden opgelegd, verzoekt de raadsman de rechtbank bij wijze van tussenvonnis nader onderzoek te gelasten naar de persoon van verdachte. 6.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer] in diens café. Wat er zich precies in het café heeft afgespeeld, is tot op de dag van vandaag niet helder geworden. Wel is duidelijk geworden dat het slachtoffer in de vroege morgen van 16 februari 2007 op een gruwelijke wijze van het leven is beroofd door verdachte. Ook heeft verdachte, na het plegen van dit feit, nog een geldkistje dat achter de bar stond meegenomen. Doodslag is een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en door het handelen van verdachte is groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de familie en naaste omgeving van het slachtoffer. Dit blijkt wel uit de schriftelijke slachtofferverklaring van een van de drie kinderen van het slachtoffer. Voorts schokken gewelddadige feiten als deze de rechtsorde ernstig en brengen gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. Uit het rapport van psychiater Panhuis dat over verdachte is opgemaakt, blijkt onder meer het volgende. Bij verdachte bestaat een aantal stoornissen. Daarbij gaat het om ADHD in de volwassenheid, een persoonlijkheidsstoornis en samenhangend met deze twee, een gebrekkige impulsregulatie. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde waren de ADHD en de persoonlijkheidsstoornis van betekenis. Ook de problematische impulsregulatie zou van invloed geweest kunnen zijn. Het ten laste gelegde kan in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. Gelet op het feit dat de psychiater de kans op recidive niet als bijzonder groot inschat, ziet hij geen noodzaak tot het opleggen van de TBS met dwangverpleging. Een langdurig verblijf in de gevangenis zou negatief kunnen uitpakken ten aanzien van de beïnvloeding van de recidivekans. Geadviseerd wordt een TBS met voorwaarden. Daarbij merkt de deskundige wel op dat het een afweging van de rechtbank is of een TBS met voorwaarden en de daaraan maximaal te koppelen straf, een passende sanctie is in de onderhavige zaak. Psycholoog Franck heeft over verdachte een rapport opgemaakt. Tevens is zij als getuige deskundige ter zitting gehoord. Uit haar rapport en verklaring afgelegd ter zitting blijkt onder meer het volgende. Zij concludeert dat er bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis in combinatie met impulsieve impulsdoorbraken. Het ten laste gelegde kan uit deze stoornis voor een groot deel worden verklaard. Ook zij acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Evenals de psychiater heeft opgemerkt, is ook zij van mening dat een voortgezette detentie contraproductief zal zijn. De kans op herhaling van het ten laste gelegde wordt reëel geacht. Geadviseerd wordt een TBS met voorwaarden. De psycholoog heeft aangetekend dat verdachte gemotiveerd is om aan zijn problemen te werken. Daarbij onderkent zij dat pas tijdens de feitelijke behandeling van verdachte zal blijken hoe hij hierop zal reageren. Juridisch gezien is, zoals de officier van justitie terecht heeft opgemerkt, in combinatie met een TBS met voorwaarden slechts een gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaar mogelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de aard en de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaar op zijn plaats, zodat het http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbbre:2007:bb8529 4/7

opleggen van een TBS met voorwaarden is uitgesloten. De rechtbank acht alles overwegende een gevangenisstraf op zijn plaats van 8 jaar. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er naast een langdurige gevangenisstraf aan verdachte nog de maatregel van TBS opgelegd dient te worden. De rechtbank stelt vast dat aan alle wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een TBS met dwangverpleging is voldaan en acht deze maatregel in deze zaak ook noodzakelijk, gelet op de inhoud van de door de deskundigen uitgebrachte rapportages, de ernst van het feit en de persoon van verdachte. De rechtbank acht zich door de uitgebrachte rapporten en het verhoor van de getuigedeskundige voldoende voorgelicht en acht een verdere of nieuwe rapportage niet noodzakelijk. Het daartoe strekkende verzoek van de raadsman wordt daarom afgewezen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd dient te worden van 8 jaren en tevens de maatregel van TBS met dwangverpleging. De rechtbank volgt hiermee de eis van de officier van justitie. 7 Het beslag 7.1 De teruggave aan verdachte De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen. 7.2 De onttrekking aan het verkeer De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 37a, 37b, 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid verklaart het bewezen verklaarde strafbaar; verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: Primair: doodslag; verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde; veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 jaren; bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf; Maatregel gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege; Beslag gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 1 1.00 STK Shirt Kl: wit Onbekend Veilig gesteld door fto; verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 4 1.00 STK Mes Kl: zilver Knipmes http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbbre:2007:bb8529 5/7

Zilverkl. Knipmes (garage M77 stellingkast) 6 8.00 STK knipmes (verpakkingsmateriaal) Gripzak klein formaat, inhoud wit poeder 12 1.00 STK zak (verpakkingsmateriaal) Walter P99 Garage M77 aanrechtkastje 22 1.00 STK Pistool Kl: zwart Detonis speelgoed Schuur M77 kast (recht) pistool zwart met rood han 22 1.00 STUK traangas Kl: zwart NR.2000.1 23 1.00 STK Pistool Kl: zwart M70.45 speelgoed Schuur M77 kast (rechts) pistool in doos 23 1.00 STK Patroon NR/3100.2 24 1.00 STK Mes Kl: zilver Onbekend vlinder Slaapk. Tim M77 30a 3.00 STK wapen 3 vuurwapens en diverse messen Dit vonnis is gewezen door mr. Cohen Koningsveld, voorzitter, mr. Janssen en mr. Sutorius Van Hees, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Weijgert, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 november 2007. BIJLAGE I: De tenlastelegging hij op of omstreeks 16 februari 2007 te [woonplaats] opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een of meer fles(sen), in elk geval een of meer hard(e) en/of zwa(a)r(e) en/of scherp(e) voorwerp(en), met kracht op/tegen diens hoofd geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen diens hoofd geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; art 289 Wetboek van Strafrecht subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 16 februari 2007 te [woonplaats] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een of meer fles(sen), in elk geval een of meer hard(e) en/of zwa(a)r(e) en/of scherp(e) voorwerp(en), met kracht op/tegen diens hoofd geslagen en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen diens hoofd geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; art 287 Wetboek van Strafrecht tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 16 februari 2007 te [woonplaats] aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meerdere zogeheten impressiefracturen aan het hoofd en/of schedelbasisfracturen en/of http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbbre:2007:bb8529 6/7

hersenschade), heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een of meer fles(sen), in elk geval een of meer hard(e) en/of zwa(a)r(e) en/of scherp(e) voorwerp(en), met kracht op/tegen diens hoofd te slaan en/of meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen diens hoofd te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbbre:2007:bb8529 7/7