Internationaal familierecht Arresten van Hof van Justitie EU & Hoge Raad & Gerechtshof Arlette van Maas de Bie 24 juni 2015 1 24-06-2015 arresten Hof van Justitie EU &
Opzet De volgende arresten zullen worden behandeld: HvJ EU 1 oktober 2014, zaak C-436/13, ECLI:EU:C:2014:2246, NIPR 2014, 327 (art.12 lid 3 Brussel II bis, rechtsmacht); HvJ EU 12 november 2014, zaak C-656/13, ECLI:EU:C:2014:2364, NIPR 2015, 2 (art. 12 lid 3 Brussel II bis, rechtsmacht); HvJ EU 9 oktober 2014, zaak C-376 / 14 PPU, ECLI:EU:C:2014:2268, NIPR 2015, 1 (art. 11 Brussel II bis, kinderontvoering). 2 24-06-2015 arresten Hof van Justitie EU &
Opzet - vervolg Hof Arnhem-Leeuwarden 6 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1802, NIPR 2014, 217 (art.10:56 BW, overgangsrecht, toepasselijk recht echtscheiding); Hof Den Haag 28 mei 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1975, NIPR 2014, 225 (HHV 1978 van toepassing op echtgenoten gelijk geslacht?); Hof Den Haag 26 februari 2014 ECLI:NL:GHDHA:2014:486, NIPR 2014, 118 (rechtskeuze in huwelijksakte voor huwelijksvermogensregime). 3 24-06-2015
Art. 12 lid 3 Brussel II bis: forumkeuze: gezag en omgang Hof van Justitie EU 1 oktober 2014, zaak C-436/13, ECLI:EU:C:2014:2246, NIPR 2014, 327: Vader (Spaanse nat.), moeder (UK nat.) woonden bij geboorte kind meerdere jaren in Spanje (van mei 2005-februari 2010). Ouders uit elkaar in 2009, moeder februari 2010 terug naar UK; Ouders oneens over verdeling gezag/omgang kind / zij voeren meerdere procedures in Spanje en UK; Op 21 juli 2010 ondertekenen ouders ten overstaan van griffier Spaanse rechtbank een overeenkomst, waarbij moeder gezagrecht over kind en vader omgangsrecht, Spaanse rechtbank homologeert deze overeenkomst. De bepalingen over de omgangsregelingen lopen tot 6 januari 2013; 3 maanden later verzoekt moeder bij UK-rechter wijziging overeenkomst m.b.t. bepalingen omgangsrecht zij verzoekt een beperking van het omgangsrecht van vader; Vader verzoekt bij UK-rechter tenuitvoerlegging van Spaanse beslissing inzake homologatie overeenkomst; 4 24-06-2015
Art. 12 lid 3 Brussel II bis - forumkeuze Moeder verzoekt Spaanse rechter de bevoegdheid over te dragen naar UK-rechter o.g.v. art.15 Brussel II bis; Spaanse rechter stelt: ik heb geen bevoegdheid meer, eerdere procedure is beëindigd, dus geen reden voor doorverwijzing o.g.v. art. 15 Brussel II bis; Moeder dient verzoek in bij UK court o.g.v. art. 8 Brussel II bis: kind inmiddels gewone verblijfplaats in UK. UK court neemt bevoegdheid aan. Vader stelt hoger beroep in tegen deze beslissing; UK court oordeelt dat hij geen gedetailleerde nieuwe voorwaarden mag stellen voor de uitoefening van het omgangsrecht. UK court twijfelt of het een procedure m.b.t. erkenning en tenuitvoerlegging van Spaanse beslissing betreft of een wijzigingsverzoek van de moeder. UK court geeft geen beslissingen over het tijdvak na 6 januari 2013; Vader stelt: UK court is niet bevoegd. O.g.v. art.12 lid 3 Brussel IIbis duurt de prorogatie van rechtsmacht voort, nadat de betrokken procedure is beëindigd en kunnen nadien bij de Spaanse rechter achteraf andere procedures worden ingeleid, die nodig blijken om geschillen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid m.b.t. kind te beslechten. 5 24-06-2015
Art. 12 lid 3 Brussel II bis - forumkeuze HvJ EU: Bij uitleg van Unierecht rekening houden met beoordelingen en doel ervan, maar ook met de context van de bepaling en met de doelstellingen die worden nagestreefd; Bevoegdheid bepaalt op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt ; Prorogatie o.g.v. art. 12 lid 3 Brussel II bis bevoegdheid rechter van andere lidstaat dan die van de gewone verblijfplaats kind uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze aanvaard door alle partijen in de procedure; Die bevoegdheid houdt op nadat een lopende procedure is afgesloten; Niet kan worden aangenomen dat een dergelijke prorogatie in alle gevallen, gedurende de gehele kindertijd van het betrokken kind, in zijn belang blijft. Ook niet indien nadien andere vragen rijzen; Art. 12 lid 3 Brussel II bis geldt slechts voor de specifieke procedure die aanhangig is gemaakt en vervalt ten gunste van art. 8 lid 1 Brussel II bis rechter op het moment waarop de procedure definitief wordt beëindigd. 6 24-06-2015
Art. 12 lid 3 Brussel II bis - forumkeuze HvJ EU 12 november 2014, zaak C-656/13, ECLI:EU:C:2014:2364, NIPR 2015, 2 Vader en moeder niet gehuwd, samen twee kinderen; Kinderen in Tsjechië geboren, met Tsjechische nationaliteit; Tot februari 2010 woonden de ouders en hun kinderen in Tsjechië. Vanaf februari 2010 werkte moeder in Oostenrijk en woonden de kinderen afwisselend bij hun moeder en hun vader; 20 mei 2012 heeft moeder de woonplaats van de kinderen in Oostenrijk geregistreerd, in september 2012 heeft zij vader laten weten dat de kinderen niet zouden terugkeren naar Tsjechië. Kinderen toen in Oostenrijk naar school gegaan; 7 24-06-2015
Art. 12 lid 3 Brussel II bis 26 oktober 2012 verzoekt vader bij Tsjechische rechtbank de voogdij over de kinderen; op 28 oktober 2012 heeft vader de kinderen, die bij hem op bezoek waren, anders dan met moeder was afgesproken, niet aan haar teruggegeven; op 29 oktober 2012 heeft ook moeder bij Tsjechische rechtbank verzocht om haar de voogdij over de kinderen toe te kennen. Daarna heeft zij bij de Oostenrijkse rechter een soortgelijk verzoek ingediend; voorlopige maatregel Tsjechische rechtbank kinderen op 1 november 2012 teruggekeerd naar moeder in Oostenrijk, en sindsdien gaan zij daar naar school; in bodemprocedure: Tsjechische rechter acht zich onbevoegd op grond van art. 8 Brussel II bis, want kinderen hadden gewone verblijfplaats in Oostenrijk. 8 24-06-2015
Art. 12 lid 3 Brussel II bis Volgens vader Tsjechische rechtbank bevoegd o.g.v. art. 12 lid 3 Brussel II bis, omdat moeder met bevoegdheid heeft ingestemd, aangezien ze zelf in de Tsjechische procedure een tegenverzoek doet. Volgens moeder in casu niet is voldaan aan de voorwaarde van aanvaarding van de internationale bevoegdheid van de Tsjechische rechter als bedoeld in art. 12 lid 3 Brussel II bis. Zij heeft haar verzoek op aanraden van het Tsjechische bureau voor wettelijke en sociale bescherming van kinderen bij Tsjechische rechtbank ingediend omdat zij niet wist waar haar kinderen zich bevonden. Zij heeft zich ook tot de bevoegde Oostenrijkse instanties gewend en vanaf 31 oktober 2012, na kennis te hebben genomen van alle feiten, heeft zij duidelijk verklaard het oneens te zijn met de internationale bevoegdheid van de Tsjechische rechter. 9 24-06-2015
Prejudiciële vraag: Art. 12 lid 3 Brussel II bis Moet art. 12 lid 3 Brussel II bis aldus worden uitgelegd dat onder uitdrukkelijk dan wel op enige andere ondubbelzinnige wijze aanvaard ook de situatie wordt verstaan waarin de partij die de procedure niet heeft ingesteld, in dezelfde zaak haar eigen gedinginleidend stuk indient, maar vervolgens bij de eerste door haar te stellen handeling de onbevoegdheid aanvoert van de rechter in de door de andere partij voorheen ingestelde procedure? 10 24-06-2015
Art. 12 Brussel II bis prorogatie rechtsmacht HvJ EU: Volgens de duidelijke tekst van die bepaling ( ) moet derhalve uiterlijk op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij de gekozen rechter wordt ingediend, zijn aangetoond dat er tussen alle partijen bij de procedure een uitdrukkelijk of minstens eenduidig akkoord over die prorogatie van rechtsmacht bestaat. Dat kan kennelijk niet het geval zijn wanneer de zaak op initiatief van slechts een van de partijen in de procedure bij de betrokken rechter aanhangig is gemaakt, een andere partij in de procedure op een later tijdstip bij diezelfde rechter een andere procedure instelt en die andere partij al bij de eerste door haar te stellen handeling in de eerste procedure de bevoegdheid betwist van de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt. Hieraan moet worden toegevoegd dat (...) het belang van het kind alleen kan worden gewaarborgd door in elk specifiek geval te onderzoeken of de nagestreefde prorogatie van rechtsmacht in overeenstemming is met dat belang, en dat een prorogatie van rechtsmacht op grond van art. 12, lid 3, van verordening nr. 2201/2003 alleen geldt voor de specifieke procedure die is ingesteld bij de rechter ten gunste van wie de prorogatie is toegepast (zie in die zin arrest E, EU:C:2014:2246, punten 47 en 49). 11 24-06-2015
Art. 11 Brussel II bis - kinderontvoering HvJ EU 9 oktober 2014, zaak C-376 / 14 PPU, ECLI:EU:C:2014:2268, NIPR 2015, 1: C (Franse nat) gehuwd met M (UK nat) op 24 mei 2008, 14 juli 2008 geboorte kind, 17 november 2008 echtscheidingsverzoek in Frankrijk; na echtscheiding ouders gezamenlijk gezag, gewone verblijfplaats kind van 7 juli 2012 bij moeder. Vader omgangsregeling. Moeder mag van rechter verhuizen naar Ierland; uitspraak uitvoerbaar bij voorraad; moeder verhuist op 12 juli 2012 met kind naar Ierland; vader in hoger beroep; in hoger beroep wordt verblijfplaats kind bij vader bepaald en moeder recht op omgang. 12 24-06-2015
Artikel 11 Brussel II bis - kinderontvoering moeder weigert kind terug te geven; vader dient teruggeleidingsverzoek in Frankrijk in. Wordt ingewilligd op 10 juli 2013. Moeder in cassatie, verzoekt schorsing tenuitvoerleggingsprocedure. Uitspraak: overbrenging kind naar Ierland legaal, omdat dit was geschied op basis van een uitspraak van de Franse rechter die uitvoerbaar bij voorraad was; rechter waarbij verzoek om terugkeer aanhangig is gemaakt, moet dat beoordelen of hij bevoegd is: gewone verblijfplaats kind aan de hand van een beoordeling van alle omstandigheden van het geval of het kind onmiddellijk vóór het vermeend ongeoorloofd niet doen terugkeren zijn gewone verblijfplaats nog in de lidstaat van oorsprong had. Bij die beoordeling moet rekening worden gehouden met het feit dat de rechterlijke beslissing waarbij de overbrenging is toegestaan, uitvoerbaar bij voorraad was en dat daartegen hoger beroep was ingesteld. 13 24-06-2015
Art. 11 Brussel II bis - kinderontvoering de overbrenging van het kind heeft plaatsgevonden overeenkomstig een bij voorraad uitvoerbare rechterlijke beslissing die vervolgens is vernietigd door een rechterlijke beslissing waarbij is bepaald dat de verblijfplaats van het kind de woonplaats van de ouder in de lidstaat van oorsprong zal zijn, het niet doen terugkeren van het kind naar die lidstaat na die tweede beslissing ongeoorloofd is, en art. 11 van de verordening van toepassing is wanneer wordt geoordeeld dat het kind zijn gewone verblijfplaats vóór het niet doen terugkeren nog in genoemde lidstaat had. Wordt daarentegen geoordeeld dat het kind zijn gewone verblijfplaats toen niet langer in de lidstaat van oorsprong had, dan wordt de beslissing tot afwijzing van het op die bepaling gebaseerde verzoek om terugkeer genomen onverminderd de toepassing van de regels in hoofdstuk III van de verordening over de erkenning en de tenuitvoerlegging van de in een lidstaat gegeven beslissingen. 14 24-06-2015
Echtscheiding- toepasselijk recht Hof Arnhem-Leeuwarden 6 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1802, NIPR 2014, 217: Verzoeken tot echtscheiding ná 1 januari 2012 ingediend, op grond van art. 270 Overgangswet NBW het terzake toepasselijke recht bepaald aan de hand van art. 10:56 BW. Hoofdregel art. 10:56 lid 1 BW : Nederlandse recht van toepassing op de echtscheiding. Rechtskeuze voor Iraaks recht - art. 10:56 lid 2 BW? Een goede procesorde verzet zich ertegen dat vrouw thans terugkomt op haar eerdere, ongeclausuleerde instemming met de toepassing van Nederlands echtscheidingsrecht. Als de vrouw in het onderhavige geval al met succes een beroep op de toepasselijkheid van Iraaks recht zou kunnen doen, wordt de man in dat geval door de vrouw in zijn processuele positie onredelijk bemoeilijkt. Immers, nadat de mondelinge behandeling bij dit hof heeft plaatsgevonden, zouden dan snog feiten en omstandigheden moeten worden gesteld die een grond voor echtscheiding naar Iraaks recht opleveren en bovendien zouden die feiten en omstandigheden en de toepassing van Iraaks recht niet meer in twee feitelijke instanties kunnen worden beoordeeld. 15 24-06-2015
Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 Hof Den Haag 28 mei 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1975, NIPR 2014, 225: HHV 1978 van toepassing op het huwelijksvermogensregime van echtgenoten van gelijk geslacht? Het Verdrag bezigt de begrippen de echtgenoten en het huwelijk. Toen het Verdrag tot stand kwam en in werking trad, was de Wet openstelling huwelijk in werking getreden op 1 april 2001 nog niet van toepassing en daarmee een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht (nog) niet mogelijk. De vraag rijst of die beide voormelde begrippen mede huwelijken tussen personen van gelijk geslacht bestrijken. 16 24-06-2015
Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 Het onderscheid tussen huwelijken van personen van verschillend geslacht en van gelijk geslacht is naar Nederlands recht door de Wet openstelling huwelijk inwerking getreden op 1 april 2001 opgeheven. Een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht wordt aldus op grond van art. 1 van de Grondwet beschermd. Algemeen wordt aangenomen dat onder het huwelijk in het Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken (Huwelijksverdrag) in verbinding met de art. 10:27-10:34 BW mede huwelijken tussen personen van gelijk geslacht worden begrepen. Naar Nederlands recht is in dit geval derhalve sprake van een rechtsgeldig en in Nederland gesloten huwelijk en derhalve ook van echtgenoten. De onderwerpen van het verdrag en het Huwelijksverdrag hangen nauw samen de rechtsgeldigheid van een huwelijk enerzijds en de vermogensrechtelijke gevolgen daarvan anderzijds en naar het oordeel van het hof dienen de daarin gebezigde begrippen huwelijk en echtgenoten vanwege die consistentie naar Nederlands IPR hetzelfde te worden uitgelegd. Het ligt dan ook in de rede de echtgenoten van verschillend en gelijk geslacht ook in huwelijksvermogensrechtelijk opzicht gelijkelijk te behandelen. 17 24-06-2015
Rechtskeuze in huwelijksakte/huwelijkse voorwaarden Art. 3 / 11 / 12 / 13 HHV 1978 In Mohammedaanse rechtsstelsels huwelijk is contract huwelijksakte is tevens huwelijkscontract/huwelijkse voorwaarden IPR huwelijksvermogensrecht 18 24-06-2015
IPR Huwelijksvermogensrecht - rechtskeuze Hof Den Haag 26 februari 2014 ECLI:NL:GHDHA:2014:486, NIPR 2014, 118 (r.o. 8): Iraanse huwelijkscontract eveneens als huwelijkse voorwaarden werd gekwalificeerd: 8. ( ) de voorwaarden om krachtens art. 7 lid 2 Verdrag 1978 tot een automatische wijziging van het toepasselijke recht op het huwelijksvermogensregime te komen, (zijn) niet zijn vervuld. Dit volgt uit de door partijen afgesproken huwelijkse voorwaarden, zoals opgenomen in het huwelijkscontract. ( ) De in de vertaling als huwelijksvoorwaarden betitelde bepalingen uit het huwelijkscontract, waarin geen rechtskeuze ten aanzien van het huwelijksvermogensregime is gemaakt, regelen de afwikkeling van het vermogen indien een bepaalde voorwaarde intreedt. Deze huwelijkse voorwaarden zijn in Iran aangegaan en in een notariële akte vastgelegd, hetgeen naar Iraans recht de geldige vorm is; de akte is gedagtekend en door de vrouw en de vertegenwoordiger van de man ondertekend. Daarmee zijn de huwelijkse voorwaarden als rechtsgeldig te beschouwen. ( ) De conclusie moet dan ook zijn dat Iraans recht het huwelijksvermogensregime van partijen beheerst en dat daarin geen verandering is gekomen door een wijziging van de gewone verblijfplaats of nationaliteit van een van partijen. 19 24-06-2015
IPR huwelijksvermogensrecht - rechtskeuze Gerechtshof Amsterdam 24 juni 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3699: Rechtskeuze kan in een huwelijkscontract, dan wel huwelijkse voorwaarden zijn opgenomen. 20 24-06-2015
IPR-ADVIES? VMBS-Advocaten Paradijslaan 42b 5611 KP Eindhoven Postbus 760 5600 AT Eindhoven T (+31) 40 2198430 F (+31) 40 2198435 arlette.vanmaasdebie@vmbs-advocaten.nl www.vmbs-advocaten.nl 21 24-06-2015 arresten Hof van Justitie EU &