1417Sigismund O. Vries: HHRR en de FV. Pag 251. en vertaling door Schwarzenbergh.dl I, pag 399.



Vergelijkbare documenten
In den naam Gods amen.

HET VOORNAAMWOORD. 1. Persoonlijk voornaamwoord. a) Het persoonlijk voornaamwoord van de 1ste en 2de persoon. 1 persoon. 2 persoon

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Met alle inzet aan uw geloof de deugd toevoegen. 2 moge genade en vrede voor u vermeerderd worden door de kennis van God en van Jezus, onze Heere.

Wat betekent het dat Samuel in de Bijbel een ziener wordt genoemd en waar legde Samuel in zijn onderricht de nadruk op?

AFDELINGSHOOFD DEPARTEMENT KANSELARIJ & BESTUUR ZOEKT EEN STRAFFE MEDEWERKER

Nada te turbe Laudate Omnes gentes

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (3)

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

Onze vader. Mattheus 6 vers 5-15 en Lucas 11 vers 1-13 Heere, leer ons bidden

Februari De Gravin van Vlaanderen en Henegouwen schenkt een jaarrente aan de Kortrijkse begijnen

kdelen k te geven embleem Wat hebben ze nu weer gedaan wat maakt een huisstijl een schild dat de client beschermd

De strijd van een christen

Liturgie voor de avonddienst van 8 februari 2015

Wit, Zwart, Rood en Geel. Wit, zwart, rood en geel Wit, zwart, rood en geel Jezus Houdt van alle kinderen Alle Kinderen van de wereld

FORMULIER VOOR DE BEVESTIGING VAN MISSIONAIRE DIENAREN DES WOORDS. Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Op weg de wereld in. Zondag 27 januari Thema: Op weg de wereld in

Noordhorn. februari Gods 12 toekomstplannen Het boek Openbaring

Eindexamen latijn vwo 2004-I

Overdenking voorafgaande aan lezing van Handelingen 1: 1-11, morgengebed hemelvaart 2015, Kloosterkerk. Voorganger: ds.

Wie zal komen aan het einde der tijden?

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de

Keuzeteksten. Onderwijzing. 1. De belofte van het verbond

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

ECLI:NL:RBROT:2016:229

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan de kinderen van de gelovigen (1)

PLACE YOUR HEADING DUIPISIM DOLUPTATION UTPAT INISL ULLA FACIL ULLUPTAT AD DIAT. PLACE YOUR HEAEDINg APRIL The Hague

Jezus komt spoedig!!!

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

Youth2Youth Ministries Suriname

het Woord was bij God en het Woord was God. Christus, Eerstgeborene van heel de schepping

dienaar minimalist pelgrim

Welke stad wordt hier bedoeld en tot welke conclusie komt God?

Formulier om de christelijke doop te bedienen aan volwassenen die zich bij de kerk voegen

Doopvragen, na alle formulieren zijn deze hetzelfde:

Lactantius. De mortibus persecutorum. Vincent Hunink (RU, GLTC)

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar

28 oktober uur AvdLugt orgel: Jannes Munneke schriftlezing: Diny van Dijk LITURGIE:

Zij zullen als koningen heersen

19 juli uur G.Gunnink WEST en OOST Thema: Op reis (2). Doop Feike Messink

Jezus meer dan Aäron Hogepriester tot in Eeuwigheid. Hebreeën 2:10-8:1. Gert Hijkoop 14 oktober 2018

Zondag 18, vraag en antwoord 46,47,48 en 49.

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman

Liturgie voor de ochtenddienst op 1e Kerstdag vrijdag 25 december 2015 in de Westerkerk te Veenendaal Met medewerking van de muziekgroep Voorganger:

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Parallellen tussen Joh. 17 en Ez. 37 Joh. 17 & Ez. 37:15-28

Waarom is het belangrijk om bij elke Bijbelstudie te bidden?

Wat kreeg de profeet Zacharia te horen?

Hoofdstuk 1. God de Heere heeft het christelijk geloof voorgeschreven om de zaligheid, die alleen in Christus is, ook werkelijk te ontvangen

Wat beschrijft het eerste deel van Jesaja 11?

verborgenheid is onder de heidenen, welke is Christus in u, de Hoop der heerlijkheid.

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

Creative communicationslab. Cartoonwinkel.nl Nieuwe huisstijl & herpositionering Datum: 16 oktober 2012

Niveau 3 - Les 11: Ik ben geliefd, ik ben mooi Don Krow

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3).

Doop van kinderen Orde III

Mag ik jou een vraag stellen?

Welke functies had Samuel en kon Samuel met Gods hulp de voorspoed in Israël bevorderen?

De Bijbel wijst God als de schrijver ervan.

Een klein beginsel 40

Mededelingen. De bloemen gaan vandaag naar (naam) Lied 454: 1 (Schoollied) >

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 15, Morgendienst / Middagdienst. Broeders en zusters,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K Timmerman

Wijziging van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten in verband met de aanpassing van het auteurscontractenrecht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Tien Woorden. In de versies 1-5 en 7 worden de aanhef en de afsluiting altijd door de voorganger gesproken; de Tien Woorden door een lector.

De koning van het koninkrijk van God. les 3. de wereld is in de macht van het kwade satan beschikt over macht satan misleidt

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar

18 februari uur A Koster orgel: Harry Kroeske schriftlezing: Anny Runhaar

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Waar gaat het boek Jesaja over?

DE WIJZE KONING SALOMO

Bijbel voor Kinderen presenteert DE WIJZE KONING SALOMO

DE WIJZE KONING SALOMO

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

26 juli uur KvBekkum Oost/Centrum/Zuid Kandelaar

God dus we kunnen zeggen dat het Woord er altijd is geweest. Johannes 1:1/18

11 februari uur R Kelder orgel/piano: Jannes Munneke schriftlezing: Biny Blijdorp

Hoop in onzekere tijden. Daniël: God Regeert

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. A. Prins (Vriezenveen)

4. schriftelijk $% &#% ' #(

2 Vergaderjaar

Zondag 46 gaat over : Onze Vader, Die in de hemelen zijt.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Welke functie heeft de profetie altijd?

670: 1,2,3,6, KND

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

BIJLAGE: VERWERKING PERSOONSGEGEVENS. Indien - Trends ICT bv - Trends IT - Technetworks bv

DE GRONDWET - ARTIKEL 34 - OUDERLIJK GEZAG MINDERJARIGE KONING

De hemel geeft wie vangt die heeft. God is een royale en gevende God. En aan ons mensen geeft Hij de keus, om Zijn gaven aan te nemen of niet.

Tweede zondag van Advent negen december tweeduizendtwaalf

BIJBELLEESROOSTER VOOR GEZINNEN met kinderen in de basisschoolleeftijd

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

1417Sigismund O. Vries: HHRR en de FV. Pag 251. en vertaling door Schwarzenbergh.dl I, pag 399. PRIVILEGE VAN ROOMS KONING SIGISMUND d.d. 30 september 1417. In nomine sancte et Individue Trinitatis feliciter, Amen. Sigismundus Dei gratia Romanorum Rex semper Augustus ac Hungrie. Dalmacie. Croacie etc. Rex. Ad perpetuam rei memoriam Notum facimus tenore presentium universis. Etsi mansuetudo Regalis fastigii cunctis sue ditioni subjectis quibus largitore omnium disponente noscitur dominari ad procuranda commoda et gratias concedendas videatur obnoxia advertens utiliter suis applicari thesauris quod ad subditorum vota liberaliter erogatur Illos tamen attentius consuete benignitatis favore prosequitur et specialibus donis gratiarum magnificat quos approbate fidelitatis constantia et actuum experimentalis ostensio claris virtutum indiciis clarius recommendant ut sic ad continuanda sedulitatis obsequia tanto valeant fortius animare quanto se a Regali celsitudine uberioribus gratiis agnoverint insigniri et proinde resumptis viribus sub gratioso principe non immerito gaudeant militare. Sane honorandurum nobis dilectorum universorum Incolarum et inhabitantium tam Orientalis quam Occidentalis frisie, die frienfriesen vulgariter nuncupatorum nostrorum et Imperii sacri fidelium nostre Majestati nuper oblata petitio continebat Quatenus ipsis ac singulis Terris et districtibus friesie gratias libertates Immunitates franchesias Jura Privilegia et litteras ipsis a recolende memorie divis predecessoribus nostris tam Imperatoribus quam Regibus Romanis dudum indultis atque datis nencnon eorum Jura municipalia laudabiles consuetudines et observantias Innovare approbare Ratificare et Confirmare ac infrascriptas gratias de novo concedere de Regali nostra clemencia dignaremur. Nos igitur predictorum Incolarum et Inhabitantium magne devotionis constantia et singularis fidei puritate quas ipsorum progenitores ac ipsi ad nos et Imperium habuisse et habere noscuntur diligenter inspectis eorum vota libenter admittimus et porrectas nobis supplicationes gratiosius exaudimus. Animo deliberato maturoque principium Comitum nobilium et fidelium nostrorum accedente consilio Ipsis ac Terris et districtibus supradictis // 252 // universas et singulas gratias libertates immunitatisfranchesias Jura privilegia et literas quas et que a supradictis nostris in Imperio predecessoribus Romanorum Imperatoribus et Regibus obtinuisse noscuntur. Necnon eorum Jura municipalia laudabiles consuetudines et observantias Innovamus approbavimus Ratificavimus et Confirmavimus ac Innovamus approbamus Ratificamus Auctoritateque Romana Regia et ex certa nostra scientia tenore presentuim Confirmamus. Et ut erga prefatos Incolas en Inhabitantes celsitudo Regalis clarius elucescat Ipsos omnes et singulos unacum eorum uxoribus pueris et famila ac utriusque sexus personis et bonis singulis necnon omnes et singulas Terras et districtus Orientalis et Occidentalis frisie violenter injuste ac temere abstractos et abstractas ac alienatos et alienatas ad nos et Imperium predictum auctoritate et scientia predictis Revocamus et presentibus Revocamus ac ipsos ipsas et ipsa in nostram et Imperii sacri protectionem tuicionem et salvegardiam recepimus et harum vigore recipimus specialem. Volentes decernentes ac presenti perpetuo valituro sanxientes edicto quod prefate frisonum Terre et districtibus ac universi Incole et Inhabitantes ipsorum presentes et futuri scilicet mares et femine Iuvenes et Adulti exnunc inantea omnibus Juribus et honoribus libertatibus gratiis et consuetudinibus quibus hactenus freti sunt et quibus ceteri fideles et zelatores Imperii fruuntur et utuntur perpetuis inantea temporibus gaudere debeant et potiri. Et quod dumtaxat ad nos atque nostros Imperio Successores Romanorum Imperatores et Reges et nullum alium respectum habere nec deinceps in parte vel in toto per nos vel succesores hujusmodi ab ipso Romano Imperio dividi, scindi, abstrahi, vendi, dari, Imperignari seu aliquatenus alienari debeant sive possint quodque singule divisiones abstractiones donationes venditiones impignerationes et alienationes predictarum Terrarum in parte vel in toto temere injuste seu

violenter per quoscumque quovis ingenio colare seu modo quisitis facte nullam habeant et obtinant roboris firmitatem. Et nichilominus ad habundantioris cautele presidium et ut prefatis frisonibus securius caveatur de Romane Regie potestatis plenitude ac de certa nostra scientia declaramus quod omnes et singule divisionis scissure abstractiones venditiones donationes impignerationes et alienationes premisse necnon promissiones Juramenta et littere per prefatos Incolas et Inhabitantes eorumquoque predecessores desuper facte date ac prestite seu prestita ac etiam quecumque lige et colligancie seu federa inter et per eos concepte Jurate seu firmate quovismodo ac quevis inde secuta et ab eis dependentia emergentia et connexa nullius sint et esse debeant roboris vel momenti. Nam eas cum defacto processerint et de Jure non subsistant de plenitude et scientia predictis Revocamus cassamus Irritamus ac virtute presentium penitus annulamus Restituentes prefatos frisones atque Terras antedictas cunjunctim et divisim in entegtum et in libertates ipsis debitas atque pristinas necnon Jura hereditates honores bona ac laudabiles consuetudines quibus freti sunt // 253 // antequam predicte alienationes divisiones abstractiones fierent scissure. Preteera dictorum Incolarum et inhabitantium nostrorum fidelium defectibus dampnis et pressuris quibus iam plurimus annis per vicinos hostes graviter sunt afflicti et ab Imperio tracti divisique cupientes occurrere ad hoc ut deinceps infectuosis nos et Imperium honorare ac diligere et sub nostri et Imperii potentatus umbraculo consolatorie possint et debeant respirare. Volumos et hoc edicto perpetuo valituro statuimus disponimus et predictis auctoritate et scientia ordinamus quod iidem Incole et inhabitantes nullo umquam futuro tempore ad serviendum nobis vel Successoribus nostris antedictis extra Terras prefatas ac eorum fines sive limites necnon ad dandum vel solvendum pro quibuscumque causis negotiis impositionibus petitionibus seu aliis quibuscumque viis sive modis excogitatis aut excogitandis aliquas Steuras subsidia, precarias vel alias quascumque impositiones sive petitiones preter infracsriptum Tributum aliquatenus sint astricti hiis nisi casibus forsitan requirentibus quod aliquis vel aliqui ex prefatis Incolis seu Inhabitantibus rebellionis spiritu seducti nobis aut nostris in Imperio successoribus se quod absit opponere vel inobedientes esse presumerent extunc ceteri Incole Inhabitantes predicti tota ipsorum potentia nobis et eisdem successoribus astare et juxta frisonica ipsorum Jura servire debebunt et tenentur donec hujusmodi oppositores inobedientesque depositis rebellionis spiritibus ad nostram et Imperii veram obedientiam reducantur ac Imperialem seu Regalem clementiam merverint humiliter obtinere. Quodque nos vel Successores nostros antedictos pro dictarum Terrarum sive districtuum conservatione utilitateque tantos labores ac tantas expensas sufficere contingeret qud Incole et inhabitantes predicti propri spontanea atque libera ipsorum voluntate nobis vel eisdem Successoribus nostris in recompensam laborum et expensarum hujusmodi aliquid facere velint liberaliter et donare. Et quia justum et equum arbitramur existre consuetidunem Jurumque municipalium rigores dispensatione provida clementique sic moderare quod delinquentium progenitorum sive consanguineorum pena in innocentes non transeat. Idcirco volumus et prefatis Incolis Inhabitantibusque concedimus et expresse largimur ne delictum vel delicta singularis aut singularium personarum in generale dampnum progenitorum consanguineorum seu amicorum aut alterius cujuscumque Innocentis hominis propter delinquentes debeat retorqueri sed quod ille vel illi soli qui delictum vel delicta perpetrant Iudicentur et pro delictis hujusmodi secundum frisonica Jura consuetudinesve, realiter ac personaliter puniantur. Denique ut memoratis Incolis et Inhabitantibus in eorum desideriis nostre liberalitatis beneficia gratiosius ostendamus Ipsis hanc specialem gratiam pro nobis et Successoribus nostris antedictis duximus faciendam quod ipsos prefatasque Terras et districtus cum eorum pertinentiis conjunctim vel divisim necnon infrascriptum Tributum numquam aliciu vel aliquibus obligamus. impignerabimus dabimus aut ab // 254 // Imperio alienabimus quoquomodo. Qudque eisdem Incolis et Inhabitantibus aliquem principem spiritualem vel Secularem Comitem, Baronem, Nobilem, Militem, Militarem Civem vel Plebeyum aut aliquam personam cujuscumque conditionis existat quocumque casu emergente in Gubernatorem sive Rectorem non constituemus aut prefatis Terris et districtibus preficiemus. Sed quod per eorum Gretmannos Judices et Officiales Juxta ipsorum consuetudines et ritus hactenus servatos Regantur plenam ipsis

tribuimus facultatem. Ceterum quia Regalis nostra Majestas ex certa scientia et cum deliberatione consensu et consilio nostrorum et sacri Romani Imperii principum tam spiritualium quam secularium Comitem Baronem Procerum Nobilium et fidelium justissimis causis intervenentibus et presertim pro tuendis et conservandis Juribus eiusdem Imperii In supradictis Terris et districtibus ipsos et ipsas cum eorum pertinentiis Incolis et Inhabitantibus utriusque sexus ad nos et Imperium revocavit ac in suam et Imperii protectionem et Salvegardiam recepit prescriptisque gratiis et libertatibus ut premittitur insignivit. Et quia dignum equum et rationi consonum esse Majestas eadem nostra censuit ut predicti Incole Inhabitantesque predictum Imperium cujus utique pars ymmo membrum nobile et eximium sunt ac etiam nos Successoresque nostros antedictos tamquam ipsorum veros naturales et ordinarios dominos aliquo saltem perpetue venerationes vere recognitionis ac debito subjetionis signo honorare et recognoscere debeant ac in antea sint astricti Idcirco decernimus sanximus et predictis auctoritate et scientia statuimus per presentes quod de quolibet in prefatis Terris et districtibus foco qui specialem suam mensam et familiam habet unus dumtaxat grossus Imperialis de hiis videlicet quos per Imperialem magistrum monete in lewardia cudendos et viginti pro dimidio Nobilione ac Sedecim pro floreno Renensi dandos in aliis nostre Majestatis litteris decrevimus super festo Ascensionis domini nostri Jhesu Christi pro Imperiali Tributo Annis quodammodo singulis persolvatur. Et quod Gretmanni dictarum Terrarum et districtuum pro tempore existentes quilibet in officio suo Tributum hujusmodi annuatim exigere et sub Juramento honorisque sui perditione colligere et sic collectum in lewardiam portare ac illi vel illis cui nos sive predicti Successores nostri sub nostre Majestis litteris huiusmodi Tributum parte seu nomine nostris ac Imperialis Camere levandum et recipiendum ac ipsis quittantias nostras sesuper presentandum commiserimus absque omni renitentia dare et assignare teneantur et debeant penitus et in toto Dotibus tamen et habitationibus plebanorum sive Curatorum in quibus actualem et personalem residentiam faciunt dumtaxat exceptis. Nec aliud preterquam Tributum hujusmodi ac prenominatam monetam necnon sevitia prelibata Theloniumque in Stavrea et alii frisie portis quod juxta tenorem alterius littere Majestatis nostre desuper date recipi statuimus in omnibus et singulis Teris et districtibus antedictis ac eorum pertinentiis et attinentiis pro nobis et Imperio duximus // 255 // reservandum. Nulli ergo omnino hominum liceat hanc nostre Innovationis approbationis Ratificationis Confirmationis protectionis tuitonis et Salvaguardie receptionis decreti Edicti statuti declarationis Revocationis cassationis, Irritationis annullationis, dispositonis, ordimationis, voluntatis gratie. In intergrum et libertatis debite ac pristine Restitutionis concessionis largitionis ac reservationis paginam infringere aut ei ausu quovis temerario contraire. Si quis autem hoc attemptare presumpserit indignationem nostram et Imperii sacri gravissimam ac penam Quinquagentarum marcarum Auri purissimi quas ab eo qui contravenire presumpserit irremisibiliter exigi et earum medietatem Imperialis sive Regalis camere fisco Residiam in vero partem Injuriam passorum usibus applicari decernimus et volumus eoipso se noverit incursurum Presentium sub nostre Majestatis Sigillo testimonio litterarum. Datum Constantie, Anno domini Millesimo decimoseptimo ultima die Septembris Regnorum nostrorum Anno Hungrie etc. Trecesimo primo Romanorum vero Octavo. (op de pliek: Ad mandatum domini Johannes Kirchen. ) Uit : Rijksarchief Gelderland, stuk nu in Rijks Archief Friesland, bezoekadres: Tresoar; Bûterhoeke 3 Ljouwert. VERTAALING, Door Schwarzenbergh. Naar moderne schrijf- en uitdrukkingswijze aangepast door J.P.

In de naam des Heren en ongedeelde drieënigheid, Amen. Sigismundus door Gods genade Rooms Koning, altijd vermeerderaar des Rijks en Koning van Hongarije, Dalmatie, Croatie enz. Tot een eeuwige memorie doen wij een ieder mits dezen weten; hoewel de mildheid van onze Koninklijke Hoogheid dewelke door de schepper alle goeds over haar onderdanen regeert, altijd verplicht schijnt te zijn om het beste voor het Rijk te willen, en daaraan minzaam mee te werken, overdenkende dat onze schatten daarmee vermeerderd worden door het geen wij aan onze onderdanen mogen verstrekken, behoort vooral de genen meer goedertierenheid en gunsten bewezen worden die door de standvastigheid en trouw en zoals dagelijks blijkt, nog trouw betonen, opdat zij in het vervolg des te sterker aangespoord mogen worden, hoe zij van onze Koninklijke Hoogheid met meer genade en mildheid bejegend worden opdat zij op deze wijze onder zo'n goedertieren vorst niet ongaarne ten strijde zouden gaan. Waarom alzo de inwoners van Oost en West Friesland,1) die gewoonlijk de Vrije Friezen worden genoemd, onlangs aan onze Majesteit hebben verzocht dat Wij de oude vrijheden en privilegiën die hun van onze voorzaten, de Roomse Keizers en Koningen gegeven zijn, alsmede hun eigen wetten statuten en loffelijke gewoonten willen vernieuwen, erkennen en bevestigen, benevens nog de ondergeschreven punten toestaan. Nadat wij gezien hadden dat hun standvastigheid en die van hun voorouders, alsook hun standvastigheid jegens het Heilige [Roomse] Rijk zeer groot was geweest, hebben wij bij advies van onze Vorsten, Graven, Edelen en andere ons getrouwen in rijksfuncties erkennen Wij ook al hun vrijheden en privilegiën, die hun van onze voorzaten de Roomse Keizers geschonken, en ook al hun eigen rechten en loffelijke oude gewoonten [en deze] te vernieuwen, te erkennen en te bevestigen zoals Wij deze vanwege onze Keizerlijke en Koninklijke macht uit zekere wetenschap mits dezen vernieuwen, erkennen en bevestigen. En opdat onze koninklijke Hoogheids mildheid jegens hen des te klaarder mogen blijken hebben wij hun allen en elk in het bijzonder met hun vrouwen, kinderen huisgenoten en goederen, alsmede alle elk deel apart van Oost en West Friesland door anderen met geweld, zonder daartoe recht te hebben en zonder toestemming daarvan delen hebben veroverd en vervreemd, en dit nu aan ons en het Heilige Roomse Rijk teruggenomen, en bij dezen herroepen en hun in persoon en met hun goederen in onze bescherming en vrijgeleide en die van het Heilige Rijk genomen. Waarbij Wij willen en uit kracht dezes ordonneren dat de voornoemde delen van Friesland en alle inwoners van dien, de tegenwoordige en de toekomende zowel mannen als vrouwen, jong en oud van nu af, voortaan de privilegies, die onze andere trouwe onderdanen van het Heilige Rijk tot nu toe hebben genoten, in het eeuwig ook zullen genieten,2) en dat zij alleen ons en onze opvolgers in het Rijk de Roomse Keizers en koningen boven zich zullen hebben. En noch in het geheel, noch in gedeelten door ons en onze opvolgers van het Heilige Rijk gescheiden of afgesneden, of weggerukt verkocht, geschonken of verpand of anderszins op welke wijze ook vervreemd zullen worden. En dat alle afscheiding, het schenken, verkopen, verpanden en vervreemden, in het geheel, of voor een deel zonder toestemming, onrechtvaardig en met geweld onder wat voor voorwendsel dit ook moge zijn gedaan, in het minst geen kracht zullen hebben. Voorts, dat de Friezen voortaan verzekerd mogen zijn van de volkomen macht van onze Majesteit, verklaren wij in zekere wetenschap dat alle voornoemde afscheidingen, delingen, verkopingen, (ver-) schenkingen, verpandingen en vervreemdingen alsmede alle beloften, eden en brieven daarover bij de inwoners gedaan en gegeven, als ook alle verbonden met vreemde vorsten, hoe die ook tot stand zijn gekomen, en al wat daar toe, aan en onder behoort, zullen van nul en generlei waarden zijn. Want omdat dezen volgens de rechten niet kunnen bestaan, herroepen, casseren en doen Wij te niet uit onze Koninklijke macht en zekerheid en herstellen de bedoelde Friezen en hun landen gezamenlijk weer in hun vorige staat en vrijheid, rechten, overgeërfde zaken, ambten goederen en tot hun voordeel strekkende gewoonten, die zij voor deze zodanige vervreemdingen, afscheidingen en verdelingen hebben genoten. Bovendien, om tegemoet te komen aan alle schade die onze voorzeide onderdanen door hun naburige vijanden aangedaan, waardoor zij zware verliezen hebben geleden en van het Heilige Rijk vervreemd en voorts, dat zij ons en het Heilige Rijk des te vuriger in ere zullen houden en zich in de bescherming daarvan enigszins op adem kunnen komen, zo willen wij en gebieden door kracht van

dit stuk, dat zij nimmermeer tot onze dienst buiten hun landsgrenzen zullen worden geroepen. Noch dat zij gehouden zijn, in welke voorkomende gevallen dan ook meer of hoger schatting aan ons zullen betalen als hierna geschreven is, tenzij dat enige van onze gebieden zelf of [ tegen ]onze opvolgers of het Heilige Rijk ( wat wij niet hopen) mochten opstaan, in welke gevallen de andere streken met al hun macht, ons volgens hun Friese rechten zullen bijstaan, zolang als de opstandigen tot onze gehoorzaamheid en die van Het Heilige Rijk zullen zijn gebrachten eisen dan van hun tot betaling van de onkosten die wij in een zodanige oorlog zullen gedaan hebben en [de gezamenlijke gewesten] ons royaal te hulp zullen komen. Het is eveneens recht en billijk dat de strengheid der statuten geleidelijk en met wijsheid dusdanig wordt gematigd, dat de straf van misdadigers niet over gaat op hun kinderen en bloedverwanten, willen wij in dat geval hun toestaan, dat als dit bij hun [niet] geschiedt, dat de misdadigers naar hun Friese Wetten en gewoonten zullen worden gestraft. 4) Ten leste opdat Wij hun onze mildheid nog meer mogen bewijzen hebben Wij hen dit nog speciaal gegund, dat wij hun en hunne landen met al hun streken te samen noch elk in het bijzonder noch hun onderhorigheden, noch hun aanhangende [nieuw gevormde landschappen] met de aankleef van dien, noch ook de ondergeschreven schatting ooit aan iemand zullen worden opgedragen, verpand, weggegeven of op enigerlei wijze van het Heilige Rijk vervreemd; noch ook deze landen, wat voor zaken er ook mogen voorvallen aan enig Geestelijk, of wereldlijk vorst, graaf, edelman, ridder of aan iemand in welke hoedanigheid ook ooit over hun landen een Gouverneur of Regent 5) aan te stellen, maar dat zij door hun grietmannen, rechters en andere kopstukken volgens hun eigen wetten, zoals tot nog toe door hen in functie zijn gekomen, geregeerd zullen worden. Maar nu wij met zekere wetenschap en op advies en met instemming van onze Geestelijke als Wereldlijke Rijksvorsten, graven en baronnen en andere edelen en om onze getrouwe onderdanen uit zeer rechtvaardige oorzaken en in het bijzonder om hen te beschermen en te verdedigen vanwege de rechten die het Heilige Rijk over de voorgeroerde landen en plaatsen met de inwoners op deze wijze toekomt, en hen weer aan ons en onder de bescherming van het Rijk hebben gebracht, en hun met de voorschreven rechten en vrijheden hebben vereerd, hebben wij het billijk en redelijk geacht, dat de Friezen ons Rijk waarvan zij een edel en uitnemend onderdeel zijn, ons en onze opvolgers als hun ware, natuurlijke en hun rechtmatige Heer [aannemen] en ten minste met een gedurig teken van eerbied en onderdanigheid zullen erkennen. Zo ordonneren Wij mits dezen als voren, dat zij van iedere haard, waar gewoond en geleefd wordt, van elk gezin slechts een Rijks Groot zullen betalen 6), van het soort munten dat Wij te Leeuwarden door onze muntmeester zullen laten slaan, en wel van 20 in een halve Nobel en van 16 in een Rijnsgulden, door andere brieven van ons // 401// die wij op het Feest van Hemelvaart hebben gegeven. En dat degenen die gedurende die periode grietman zullen zijn om deze schatting jaarlijks in te vorderen en onder ede en op straffe van het verlies van hun ambt getrouw in te zamelen, en daarna naar Leeuwarden te brengen en [de som] aan diegene, die wij daarmede belast hebben, zonder enige inhouding aanbrengen,die wij uit naam van ons en de Rijks Kamer opdracht geven om dit te ontvangen, en daarvan kwitantie af te geven. De huizen echter der Zielzorgers of Pastoors waarin zij werkelijk en zelf wonen uitgezonderd. Boven deze schatting en de eerder genoemde diensten en de tol van Staveren en andere Friese havens die wij door en in onze brieven hebben bevolen willen wij de Friezen niet belasten. Derhalve zal het niemand geoorloofd zijn deze, onze brieven van vernieuwing, erkenning en bevestiging, verdediging, bescherming en vrijgeleide, [én deze eveneens] door gebod, wederroeping vernietiging, inwilliging en permissie op enigerlei wijze tegen te werken. En voor zoverre iemand hetzelve toch zou willen doen, verklaren en willen Wij, dat hij zal vervallen tot onwaardigheid [in onze ogen] en die van het rijk, en tevens tot een boete van 500 Mark-stukken van het zuiverste goud veroordelen, 7) waarbij wij bevelen, dat dit van de overtreder hiervan, zonder mededogen en overleg met hem, zal worden genomen, waarvan de helft aan de Keizerlijke Majesteit en aan des Rijks Domeinen en de rest aan wie de schade aangedaan is, uitgekeerd zal worden. En dat uit kracht van deze, onze Majesteits brieven en met het zegel [van dien] bevestigd. Gegeven te Konstanz in het jaar onzes Heren 1417 de laatste dag van september. [Van het

koningschap] van het Hongaarse Rijk het 31e jaar. En van het Roomse Rijk het 8e jaar van zijn regering. OPMERKINGEN. Oebele Vries becommentarieert deze tekst in zijn dissertatie: Het Heilige Roomse Rijk en de Friese Vrijheid, helaas geeft hij daarbij alleen een resumé van de tekst. Nu we deze in vertaling en bewerking voor ons hebben vallen ons nog enige zaken op. Deze per punt nagegaan, levert het volgende op. 1. Bij een oppervlakkige lezing zou men denken dat het Oostergoo en Westergoo betreft, maar er staat Oost en West Friesland. Dat wil zeggen het Westerlauwerse gebied en dat van Eems tot aan de Jadebusen. Misschien niet verder, het is niet zo zeker dat ook het over de Jade gelegen Riustringen in deze onderhandelingen een van de vragers was. Voor dit gebied gold wel dat het onder druk verbonden had gesloten met Bremen en met de Graven van Oldenburg, die er, het werd door de Riustringers zelf erkend, van ouds zekere rechten hadden. Maar mogelijk wordt dit als een van de vervreemde gebieden aangeduid. Een deel zuidelijk ervan, Stedingen was een 170 jaar eerder door een kruistocht onderworpen, ook is er geen sprake van de landen Würden en Wursten. De Friese gebieden in Groningen worden niet genoemd. Evenwel heet R. Folz onderzocht dat de gezanten van Sigismund zich wel hebben begeven naar de stad Groningen, zodat we mogen rekenen dat de latere Ommelanden er wel in begrepen zijn, gezien de vele verbonden van de Stad met de omliggende gewesten. 2. Hier wordt de weg vrij gemaakt voor de verspreiding van stukken door Friesland, waardoor ze algemeen kunnen worden. Zoals ik aantoonde in Nova Terra hadden de aparte landschappen hun eigen aparte wetten die hier en daar lijnrecht stonden tegenover de opvatting dat er voor 1200 al algemeen recht bestond. Ook de opeenvolgende zittingen van de Upstalboom, 1323, 1361 en mogelijk daartussen en later hebben niet geleid tot algemeen recht. De Willlekeuren van 1323 suggereren slechts die algemeenheid door hun titel. In feite kan men uit de artikelen niet meer afleiden dan dat het een Westerlauwers stuk moet zijn. Wat te meer opvalt aan de later toegevoegde artikelen. - Zie het kommentaar daarop, op deze schijf. 3. Hier de bekende keur, die over de heervaart gaat uit de 17 keuren. Voor dit stuk hebben de Friezen daar niet over gesproken in een gedateerd stuk. Zou deze bepaling van Sigismund model hebben gestaan voor het heervaart artikel? Of wordt het er aan ontleend? 4. Over deze afzwakking van bepaalde oude Friese wetten spreekt O. Vries niet. Alleen tot nu toe heb ik in Westerlauwerse stukken geen bepalingen gevonden waarin de schuld van ouders overgedragen wordt op hun kinderen, verwanten en of nazaten. Enige artikelen in stukken uit Groningse gebieden wijzen wel op een dergelijke praktijk. Het betreft dan niet de vroegste stukken, die zijn buitengewoon humaan, maar het gaat dan om latere stukken die na ongeveer 1350 zijn ontstaan. Ook de toevoeging "dat lit bij den live" moet men zien als een latere toevoeging aan de stukken. 5. De eerste keer in de onderhandelingen dat er een mogelijkheid is, dat de Friezen een tijdelijk heer, of een gouverneur boven zich zouden kunnen krijgen van Rijkswege. De heer Schuur moet zich in nummer 2 van It Beaken van 2005 wel ernstig vergissen dat er al rond 1300 van zo'n persoon sprake is. En waar het idee ook vandaan komt, Sigismund wijst dit idee af. We hebben dat voor het eerst gezien in het valse Karelsprivilege (1319) uit het Hollandse archief. Hier zouden de Friezen op latere onderhandellingen munt uit hebben kunnen slaan, maar na 1417 komen de Gubernator en de Potestas, steeds vaker en steeds dringender ter sprake, wat in het valse privilege van 1319 niet meer dan een hoofd van de Friezen die een jaar lang, net als de redgers, en de mede rechters, in functie zou blijven. Op de verwisseling van potestas, voor potestaat is al bij het stuk 1319Karelspriv. gewezen. Uiteindelijk zijn de Friese landen zo in de hoek gedrongen dat ze dan maar voorstellen er één, en natuurlijk een van henzelf, een eigenheimer, te kiezen als potestaat. Iets wat we in de

volgende stukken nog zullen zien. 6. Hier krijgen we even zicht op het Huslotha probleem. In deze omschrijving is elke haard, identiek aan een gezin of een woonstee. De belasting zal dus per gezinshoofd moeten worden opgebracht. En is dan dat geval identiek aan het man- of hoofdgeld. Namelijk niet per persoon in een gezin, maar door it Haad. De oudere schrijfwijze Haed zou er wel eens naar kunnen verwijzen dat het natuurlijke vaderschap in het Fries is overgegaan op het technische hoofdschap, zoals gezegd Haed, wat bijna klinkt als hait of heit. Waarvan in het Schots een parallel bestaat, naar men zegt. Als deze stuiver een is van 16 in een Rijnsgulden dan is dit een zware stuiver, want in een Rijnsgulden gingen in die dagen 20 stuivers. Op andere plaatsen in de Friese rechtsteksten onderhandelt men over een of twee sterlingen, of engelsen. Deze belasting komt in de buurt van 6 engelse, wat betreft de te verwachten zilverinhoud, dus was men met Sigismund als beschermer duur met hem uit. (Er gingen drie sterlingen in een groot, in later dagen nog meer, wegens de ontwaarding van de groot. Nu was de inflatie in deze dagen al zo hoog dat er 2 groot in een stuiver gingen, zodat zes engelse of sterlingen misschien iets aan de lage kant was.) 7. Nog een munt opmerking. Hier staat 500 Mark in puur goud. Ik lees het meest zuivere muntstuk wat er is en wel 500 stuks. Wie immers rekent in marken à 240 gram rekent in zilver, want goud werd in onzen en karaten gewogen, komt daarmee op zo'n hoge tegenwaarde in goederen uit, dat diegene er de helft van Sigismunds Rijk mee had kunnen kopen. Ik reken een mark als een muntstuk. Want die waren er in vele soorten, met vele toevoegingen, zo, dat sommige goud genoemde munten nauwelijks nog iets van het edelmetaal in zich hadden.