Gemeente Den Haag. rv 134



Vergelijkbare documenten
RIS139972B_01-SEP-2006 Verordening individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2007

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellevoetsluis

Modelverordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

(concept) VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING ZEVENAAR

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Drimmelen 2011

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Bedum

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE KATWIJK 2010

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

WMO verordening gemeente Zoetermeer Versie geldig van 9 januari 2007 tot 5 juni 2009

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

Verordening maatschappelijke ondersteuning Sittard-Geleen 2008

Betreft: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Tynaarlo 2009

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal

Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Leiderdorp 2007

Gewijzigde verordening individuele voorzieningen in het kader van de Wmo

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Verordening Individuele verstrekkingen In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Gemeente Beek

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Langedijk 2013

B E S L U I T : vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening voorzieningen maatschappelijke

Verordening Wmo gemeente Appingedam 2009

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE UITGEEST 2010

CVDR. Nr. CVDR300157_2. Wmo verordening 2013

Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Valkenswaard 2009 versie 18 december 2009

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2010

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2012

Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland e wijziging 1 juli 2011

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Maasgouw 2010

Verordening voorzieningen gehandicapten

gehoord de adviescommissie Onderwijs en Welzijn d.d. 12 september 2006;

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Drimmelen 2007

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012

V E R O R D E N I N G individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gilze en Rijen vastgesteld d.d.

Concept: 4.3 ( ) Verordening Wmo Individuele Voorzieningen De Friese Meren 2013

GEMEENTE HEERDE RAADSVERGADERING 12 MAART 2007 Commissie Samenleving 13 februari 2007

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Doetinchem

Verordening. Individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Maastricht. Artikelsgewijze toelichting

Stuknummer: bl

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING WEERT

Wmo-verordening Vlagtwedde 2011, tweede concept 10 november 2010

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2012

Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge 2011

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2011

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek 2013.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

VERORDENING WMO VOORZIENINGEN GEMEENTE GRONINGEN. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 april 2011;

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Besluit: Vast te stellen het navolgende Besluit voorzieningen Wmo gemeente Waterland 2013.

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HENGELO

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011

Verordening voorzieningen Wmo gemeente Weert 2013

VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE HEERENVEEN 2012

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Staphorst

Verordening Voorzieningen Gehandicapten 2005 gemeente Sliedrecht

EERSTE WIJZIGING VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HELMOND 2010

Verordening Wmo Winsum

Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen

overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning bij verordening te regelen;

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Op 17 december 2009 werd de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Uitgeest 2010 door uw Raad vastgesteld.

VERORDENING VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN

Raadsbesluit. Steenwijk, 11 september 2007 Nummer: 2007/94. De raad van de gemeente Steenwijkerland;

Wetstechnische informatie

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Dalfsen (geldig vanaf )

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2010

CONCEPT (model) VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013

De raad van de gemeente Goirle; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d ;

Verordening maatschappelijke ondersteuning Diemen Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Diemen 2007.

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING ROERDALEN 2012

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HELMOND 2010

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwegein

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2007

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Barneveld

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Binnenmaas 2014

Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 mei 2012; BESLUIT:

DE BEDRAGEN IN DIT BESLUIT GELDEN PER Besluit maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2009;

Besluit maatschappelijke ondersteuning citeertitel: Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 Scherpenzeel vastgesteld bij besluit van

Raadsvoorstel inzake Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2008

CVDR. Nr. CVDR122887_2. Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

BESLUIT VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Súdwest-Fryslân

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2013 (Vvmo 2013)

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haren 2012;

Voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Dienst Publiekszaken Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2007

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Etten-Leur 2011

GEMEENTEBLAD 2008 nr.12 VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING NIEUWE WATERWEG NOORD 2008

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2008 gemeente Amstelveen

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen 6. Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel 10

Transcriptie:

rv 134 VOORSTEL TOT WIJZIGING Gemeente Den Haag RIS139972_14-SEP-2006 Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn BOW/2006.863 RIS 139972_ 060908 Voorstel van het college inzake vaststelling beleidsplan Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en verordening Individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag. 1. Inleiding Op 27 juni jl. is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door de Eerste Kamer vastgesteld. De wet zal per 1 januari 2007 van kracht zijn. Om te voldoen aan de vereisten van de wet én om continuïteit van de dienstverlening aan burgers te organiseren zijn het beleidsplan Wmo 2007 en de verordening Individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag opgesteld. Het nu voorliggende beleidsplan Wmo 2007 spitst zich toe op het implementatietraject voor de korte termijn. Dit betekent dat: 1. De voormalige AWBZ-taak huishoudelijke verzorging is per 1 januari 2007 geregeld. De gemeente gaat van die datum deze zorg toewijzen en betalen. 2. Het Wmo-loket waar burgers terecht kunnen voor informatie, advies en verwijzing is per 1 januari 2007 operationeel. 3. Burgers en belangenorganisaties zijn door samenspraak en inspraak betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van het beleidsplan 2007. Bij het opstellen van het Meerjarenbeleidsplan 2007-2011 zullen de processen van samen- en inspraak breder ingezet worden dan tot nu toe mogelijk was. 2. Inspraak Het College heeft het beleidsplan en de verordening op 4 juli 2006 voor inspraak vrijgegeven. De inspraakperiode is 15 augustus jl. gesloten. Er zijn 22 inspraakreacties binnengekomen, waarvan u de beschrijving vindt in bijlage III met de bijbehorende antwoorden van het College. In het bijgevoegde beleidsplan zijn de stellingnames van het College n.a.v. de inspraak verwerkt. De verordening dient vóór 1 oktober 2006 te worden vastgesteld zodat deze per 1 januari 2007 van kracht kan zijn. Het overgangsrecht (art. 41) bepaalt namelijk dat nieuwe cliënten die na 1 januari 2007 hulp bij het huishouden aanvragen, binnen drie maanden nadat de verordening is vastgesteld, nog behandeld moeten worden volgens de regels van de AWBZ. Hierbij heeft de gemeente geen invloed op het pakket van zorg maar draagt wel verantwoordelijkheid voor de financiële consequenties, hetgeen een ongewenste situatie is. 3. De verordening De voorliggende verordening Individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wijkt inhoudelijk op enkele punten af van de huidige verordening Wvg. Ter toelichting het volgende: De Wmo legt de gemeenten de plicht op om aan mensen met beperkingen compenserende voorzieningen te verlenen, met name om hen in staat te stellen om zelfstandig een huishouding te voeren en deel te nemen aan de samenleving. Onderdeel van het pakket voorzieningen om mensen met beperkingen te compenseren, vormt het aanbod van individuele voorzieningen Wmo. Gelet op de in de Wmo genoemde prestatievelden en de doelgroep, worden deze voorzieningen voor een deel gevormd door het huidige aanbod van Wvg-voorzieningen: woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen. De voorliggende verordening Individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning komt dan ook grotendeels overeen met de huidige verordening Voorzieningen gehandicapten 1994, wat betreft soorten voorziening en verstrekkingscriteria. Voor een ander belangrijk deel betreft het een voor de gemeente nieuwe individuele voorziening namelijk de verstrekking van hulp bij het huishouden. De algemene criteria voor verstrekking van deze voorziening zijn opgenomen in deze verordening. Ten opzichte van de zorgplicht in de Wvg bevat de compensatieplicht in de Wmo een nieuw element: de plicht om mensen in staat te stellen medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Dit onderdeel van de in de Wmo neergelegde compensatieplicht heeft consequenties voor de toewijzingscriteria, maar het is niet nodig daarvoor aparte, specifieke voorzieningen in de verordening op te nemen. In de meest essentiële voorwaarden om medemensen te kunnen ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan wordt immers voorzien door het compenseren van beperkingen op het gebied van het huishouden, het wonen en vervoer. Het verstrekkingenbeleid van de gehandicaptenvoorzieningen, zoals dat nu onder de Wvg wordt uitgevoerd, zal door de Wmo niet ingrijpend veranderen. Wel zijn er enkele aanpassingen ten gevolge van de uitgangspunten van de Wmo m.b.t. de keuzevrijheid en de eigen verantwoordelijkheid. Raadsvoorstellen 2006 1

De keuzevrijheid van de cliënten komt o.a. tot uiting in de mogelijkheid van een Persoonsgebonden Budget en de mogelijkheid om ook bij verstrekkingen in natura zelf zoveel als mogelijk de aanbieder te kiezen. Verder is opgenomen dat de Wmo-voorzieningen aanvullend moeten zijn op de eigen mogelijkheden van klanten en dat alle spelers in het maatschappelijke veld hun eigen verantwoordelijkheid hebben om mensen met beperkingen in staat te stellen maatschappelijk te participeren. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen op het gebied van woon- en vervoersvoorzieningen. Wijzigingen op het gebied van woonvoorzieningen: - geen aanpassingen meer in gemeenschappelijke ruimten van specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen - geen verhuiskostenvergoeding meer indien een verhuizing op basis van leeftijd, gezins- of woonsituatie te voorzien was en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak Wijzigingen op het gebied van vervoersvoorzieningen: - keuzevrijheid, onder bepaalde voorwaarden die worden uitgewerkt in de Regeling, tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget; - primaat van het collectief vervoer (Taxibus) ten opzichte van individuele vervoersvoorzieningen, ook indien men over een eigen auto beschikt. (Nu is het zo dat men kan kiezen tussen een Taxibuspas en een kilometervergoeding, als men een auto heeft. Deze keuzemogelijkheid wordt hiermee afgeschaft.); - ongedaan maken van dubbele compensatie van dezelfde vervoersbehoefte, bijvoorbeeld als partners binnen één huishouden beiden een individuele vervoersvoorziening nodig hebben, wordt er niet meer dan 1,5 maal een voorziening verstrekt. Eerder is met uw raad afgesproken om separaat op de financiële consequenties en de Beheersingsmaatregelen in te gaan. Gelet op een aantal onzekerheden t.a.v. de rijksbijdrage, de resultaten van de uitvoering van het amendement, de aanbesteding van de huishoudelijke verzorging en de financiële gegevens van het zorgkantoor Haaglanden, zal in het najaar separaat hierop worden teruggekomen. Deze verordening dient zoals hierboven beschreven desondanks voor 1 oktober te worden vastgesteld. Het college streeft er naar om de WMO binnen de grenzen van het beschikbare budget uit te voeren, zonodig zal het college de raad voorstellen de verordening hierop aan te passen. Gezien het vorenstaande stelt het college de raad voor het volgende besluit te nemen: De raad van de gemeente Den Haag, Gezien het voorstel van het college van 29 augustus 2006, Besluit: I. het Beleidsplan Wmo 2007 Den Haag conform bijlage I vast te stellen, daarmee instemmend met de volgende zeven uitgangspunten die in het plan centraal staan: a. De burger staat centraal b. Versterking van de participatie van onderop c. Versterking van integraal beleid d. Stimuleren van de binding in de buurt e. Eigen verantwoordelijkheid en ondersteuning voor de meest kwetsbaren f. Versterking van de mantelzorg en vrijwilligerswerk g.. Goede toegang tot de voorzieningen II. vast te stellen de volgende VERORDENING: Verordening individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2007 HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder: a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning; b. Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zelfredzaamheid zijn en in staat tot maatschappelijke participatie; c. Regeling: regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag; d. College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag; e. Persoon met Raadsvoorstellen 2006 2

beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte, een lichamelijke of verstandelijke beperking of psychische problematiek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het voeren van het huishouden, het normale gebruik van de woning, bij het zich verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden; f. Mantelzorger: een persoon uit de directe omgeving van een hulpbehoevende, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep ondersteuning biedt, waarbij de hulpverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt; g. Vrijwilliger: een persoon, die in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald werkzaamheden verricht voor andere mensen of de samenleving, zonder van deze werkzaamheden voor zijn of haar levensonderhoud afhankelijk te zijn; h. Zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken; i. Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen en het ontmoeten van medemensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het sociaal-maatschappelijk leven. j. Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden door de aanvrager en waarop de bepalingen uit de Regeling van toepassing zijn; k. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of als dienst beschikbaar wordt gesteld. l. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en de Regeling te stellen regels van toepassing zijn. m. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening; n. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiksdan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend. o. Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening; voorzover die kosten uitgaan boven de voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten voor een dergelijke voorziening. p. Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont en de huishouding voert; q. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is; r. Zelfstandige woonruimte: woonruimte waarbij geen wezenlijke woonfuncties, te weten de woonen slaapruimte, de wasgelegenheid, een volwaardige kookgelegenheid en het toilet met andere personen worden gedeeld. Onder andere personen worden niet verstaan: ten laste komende eigen kinderen, stiefkinderen, pleegkinderen, echtgenoten en partners, evenals overige bloed- en aanverwanten in de 1e en 2e graad. Woonwagen en woonschepen vallen hier ook onder; s. Gehuwde aanvrager: voor de toepassing van deze verordening wordt met gehuwde aanvrager gelijkgesteld, de aanvrager die als partner is geregistreerd evenals de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het een bloedverwant in de eerste graad betreft. t. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten u. woonwagen: een wagen als bedoeld in art. 1.1.e van de huisvestingswet (Stb. 2001, 584); Raadsvoorstellen 2006 3

v. woonschepen: een vaartuig als bedoeld in art. 1.1.c van de huisvestingswet (Stbb. 2001, 584). w. lokaal vervoer: onder lokaal vervoer wordt verstaan het vervoer binnen het stadsgewest Haaglanden x. Collectief aanvullend vervoer: vervoer dat in het kader van de wet door de gemeente Den Haag wordt aangeboden aan personen met beperkingen, die ten gevolge van die beperkingen geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer en waarbij het uitgangspunt is dat men gezamenlijk met anderen wordt vervoerd. Artikel 1.2 Beperkingen 1. Een voorziening wordt slechts toegekend voorzover: a. deze noodzakelijk is om beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden op te heffen of te verminderen; b. deze langdurig noodzakelijk is om beperkingen met betrekking tot het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan, op te heffen of te verminderen; c. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als goedkoopst-adequate voorziening kan worden aangemerkt; d. deze in overwegende mate op het individu is gericht. 2. Geen voorziening wordt toegekend: a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager gebruikelijk is; b. voorzover de aanvrager ter compensatie van zijn beperkingen gebruik kan maken van andere faciliteiten die de aanvrager een adequate oplossing bieden; c. voorzover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; d. voorzover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau sociale woningbouw; e. voorzover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat; f. indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Den Haag; g. voorzover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd; h. voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt; i. indien een voorziening, als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten 1994 is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen. Artikel 1.3 Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 1. Ter uitvoering van deze verordening stelt het college de Regeling maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag vast. 2. In deze Regeling worden in ieder geval opgenomen: a. voorschriften met betrekking tot de eigen bijdrage; b. voorschriften met betrekking tot het persoonsgebonden budget; c. in welke situaties de keuze wordt geboden tussen een voorziening in natura en een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget; d. de toepasselijke voorwaarden bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming; e. de normbedragen van financiële tegemoetkomingen; f. de inkomensgrenzen die worden gehanteerd bij het bepalen van het recht op een vervoersvoorziening. Raadsvoorstellen 2006 4

HOOFDSTUK 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen Artikel 2.1 Keuzevrijheid Een individuele voorziening kan worden verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in de Regeling neergelegde criteria. Artikel 2.2 Voorziening in Natura Indien een voorziening in natura wordt verstrekt kan aan de aanvrager de verplichting worden opgelegd om een bruikleenovereenkomst, een huurovereenkomst of een dienstverleningsovereenkomst met de leverancier aan te gaan. Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming Bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in de Regeling in de beschikking opgenomen. Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget Op het persoonsgebonden budget zijn de volgende voorwaarden van toepassing: a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen; b. de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de situatie goedkoopst-adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in de Regeling; c. op het persoonsgebonden budget is de Regeling van toepassing. Artikel 2.5 Eigen bijdrage en eigen inbreng Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in de Regeling de omvang van deze eigen inbreng vast. HOOFDSTUK 3 Voeren van het huishouden Artikel 3.1 Hulp bij het huishouden De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening aan een persoon met beperkingen kan bestaan uit hulp bij het huishouden. Artikel 3.2 Ontbreken van toereikende mantelzorg Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 3.1. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, indien mantelzorg geen voldoende oplossing biedt bij het opheffen van de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden. Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg 1. In afwijking van het gestelde in artikel 3.1 komt een persoon met beperkingen niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de gemeenschappelijke huishouding, waar deze persoon deel van uitmaakt, een of meer huisgenoten van 18 jaar of ouder behoren, die in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten. 2. Het vorige lid is niet van toepassing indien deze huisgenoten door activiteiten met een verplichtend karakter, regelmatig langere perioden niet aanwezig zijn. Raadsvoorstellen 2006 5

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden Bepalingen over de omvang en inhoud van de hulp bij het huishouden worden vastgelegd in de Regeling. HOOFDSTUK 4 Normale gebruik van de woning Artikel 4.1 Woonvoorziening De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het normale gebruik van de woning te verstrekken voorziening aan een persoon met beperkingen, kan bestaan uit een woonvoorziening. Artikel 4.2 Soorten woonvoorzieningen Een woonvoorziening kan bestaan uit: a. een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten; b. een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening; c. een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening; d. een uitraasruimte. Artikel 4.3 Het primaat van de verhuizing 1. Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onder a in aanmerking worden gebracht, wanneer hij aantoonbare beperkingen ondervindt bij het normale gebruik van de woning. 2. Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onder b en c in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening op overwegende bezwaren stuit of niet de goedkoopst adequate is. Artikel 4.4 Voorwaarden toekenning uitraasruimte Een persoon kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onder d in aanmerking worden gebracht, wanneer sprake is van een, op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, aanwezige gedragsstoornis met ernstig ongeremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen. Artikel 4.5 Primaat van de losse woonunit Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare woonunit verstrekken, indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan. Artikel 4.6 Uitsluitingen De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/ pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, kamerverhuur, AWBZ-instellingen of daarmee te vergelijken woonvormen en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. Raadsvoorstellen 2006 6

Artikel 4.7 Zelfstandige woonruimte Het college verstrekt slechts een voorziening als bedoeld in artikel 4.2, ingeval van een zelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 1.1 onder q. Artikel 4.8 Hoofdverblijf 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend, indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een voorziening worden verleend voor het logeerbaar maken van één woonruimte, indien een persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. 3. In geval van co-ouderschap van een persoon met beperkingen onder de 18 jaar, kan een voorziening worden verleend voor het logeerbaar maken van de woningen van beide ouders. 4. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. 5. De voorziening, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat de gemeente waar de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is, dat ten behoeve van deze persoon reeds eerder een woning logeerbaar is gemaakt. 6. De voorziening betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het logeerbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte. 7. Onder het in het derde en zesde lid genoemde logeerbaar maken van de woonruimte, wordt verstaan dat de persoon met beperkingen de woonkamer, één slaapgelegenheid, één toilet en een wasruimte kan bereiken en gebruiken. Artikel 4.9 Kosten in verband met huurderving In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met verlies van huurinkomsten voor de duur van maximaal 3 maanden na de datum van leegkomst. Artikel 4.10 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting 1. Het college kan een tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting die door een persoon met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van: a. zijn huidige woonruimte; b. zijn nog te betrekken woonruimte. 2. De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a. en b. wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. 3. Het college verleent slechts een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de aanvrager redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft. 4. De maximale termijn waarvoor het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, als bedoeld in het eerste lid, verleent, bedraagt 6 maanden. Indien noodzakelijk kan deze periode van 6 maanden met een naar het oordeel van het college redelijke termijn worden verlengd. 5. Het college verleent uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, zoals bedoeld in het eerste lid, indien deze kosten gemaakt worden in verband met het: a. tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte; b. tijdelijk betrekken van niet-zelfstandige woonruimte; of c. langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte. Raadsvoorstellen 2006 7

Artikel 4.11 Beperkingen 1. De woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd, indien: a. de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij normaal gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was; b. de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperking op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor van tevoren schriftelijke toestemming is verleend door het college; c. deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, trapliften en extra trapleuningen. Hierbij is het bepaalde in artikel 4.4 onverminderd van toepassing; d. de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezins- of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; e. de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, of verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het hele jaar door bewoond te worden, of verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg; f. een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onderdeel b., wordt slechts verleend indien de woning nog tenminste 5 jaar als zodanig in stand blijft; g. de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 4.2, onderdeel b, heeft een geldigheidsduur van 1 jaar, binnen welke termijn de voorziening moet zijn gerealiseerd. h. de afschrijvingstermijn van 7 jaar voor woonvoorzieningen nog niet verstreken is. 2. Een aanvrager die voor het eerst zelfstandig gaat wonen kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen anders dan een verhuiskostenvergoeding. HOOFDSTUK 5 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Artikel 5.1 Vervoersvoorziening 1. Een persoon met beperkingen kan voor het collectief aanvullend vervoer in aanmerking worden gebracht, indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt bij het bereiken of gebruiken van het openbaar vervoer. 2. Een persoon met beperkingen kan voor een individuele vervoersvoorziening in aanmerking worden gebracht a. indien hij aantoonbare beperkingen ondervindt bij het gebruiken van het collectief aanvullend vervoer; Artikel 5.2 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan het vast te stellen toetsinkomen vervoersvoorzieningen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. Artikel 5.3 Omvang in gebied Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsing in de directe woonen leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen. Artikel 5.4 Gehuwde aanvragers Indien de vervoersbehoeften van gehuwde aanvragers niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal de omvang van een voorziening toegekend. Raadsvoorstellen 2006 8

HOOFDSTUK 6 Zich verplaatsen in en rond de woning Artikel 6.1 Rolstoelvoorziening 1. De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich verplaatsen in en om de woning, te verstrekken voorziening aan een persoon met beperkingen, kan bestaan uit een rolstoelvoorziening, indien incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk is en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of een andere wettelijke regeling een onvoldoende oplossing bieden. 2. Een persoon met beperkingen kan voor een sportrolstoel in aanmerking worden gebracht, indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken. Artikel 6.2 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners. In afwijking van artikel 6.1 lid 1 komt een persoon, die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel op grond van de AWBZ. HOOFDSTUK 7 Procedures Artikel 7.1 Gebruik aanvraagformulier Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier. Artikel 7.2 Relatie met AWBZ De aanvraag voor een WMO-voorziening dient te worden ingediend bij de gemeente. Gecombineerde aanvragen zullen door de gemeente afgestemd worden met het CIZ. Artikel 7.3 Inlichtingen, onderzoek en advies 1. Het college is bevoegd om, voorzover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend: a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hen te ondervragen; b. op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken. 2. Het college kan een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien: a. het handelt om een aanvraag die een persoon met beperkingen betreft die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend in het kader van deze verordening; b. het college dat overigens gewenst vindt. 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Artikel 7.4 Samenhangende afstemming Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager. Raadsvoorstellen 2006 9

Artikel 7.5 Wijzigingen in de situatie Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. Artikel 7.6 Intrekking van een voorziening Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien: a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening; b. het besluit is genomen op grond van gegevens die nadien blijken onjuist te zijn en, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen; c. degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is komen te overlijden. Artikel 7.7 Terugvordering 1. Ingeval een besluit is ingetrokken kunnen de op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkomingen of persoonsgebonden budgetten worden teruggevorderd. 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd. HOOFDSTUK 8 Slotbepalingen Artikel 8.1 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 8.2 Indexering Het college kan jaarlijks per 1 januari de normbedragen voor voorzieningen alsmede de voor vervoersvoorzieningen gehanteerde inkomensgrenzen, die zijn genoemd in de Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag verhogen of verlagen, conform de ontwikkelingen van het door het college gehanteerde inflatiepercentage. Artikel 8.3 Evaluatie. Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd. Het college zendt hiervan een verslag naar de gemeenteraad. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Artikel 8.4 Inwerkingtreding. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. Artikel 8.5 Intrekking De verordening voorziening gehandicapten 1994 (laatste wijziging 22/9/2005) wordt per 1 januari 2007 ingetrokken. Raadsvoorstellen 2006 10

Artikel 8.6 Citeertitel. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2007. Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van De griffier. De voorzitter. De bij dit voorstel behorende bijlagen liggen voor de raadsleden en voor een ieder in het Gemeentelijk ContactCentrum aan Spuio 70 ter inzage. Raadsvoorstellen 2006 11