Datum verzoekschrift De Overijsselse Ombudsman ontving het verzoekschrift op 30 juni 2015.

Vergelijkbare documenten
Klacht Verzoeker klaagt over de gang van zaken bij de hoorzitting van de commissie voor bezwaarschriften:

Datum verzoek De Overijsselse Ombudsman ontving het verzoekschrift op 15 september 2016.

Dossiernummer Rapport. Verzoekers De heer E hierna genoemd: verzoeker.

Datum verzoekschrift Het verzoek tot onderzoek is op 12 juli 2013 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Dossiernummer RAPPORT. Verzoeker Mevrouw X, hierna genoemd: verzoekster. De klacht betreft de gemeente Oldebroek.

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 27 januari 2015 en bij het secretariaat ingeboekt op 27 januari 2015 onder nummer

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 27 januari 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 13 november 2008 en bij het secretariaat ingeboekt op 17 november 2008 onder nummer

Rapport. Datum verzoek De Overijsselse Ombudsman (OO) ontving het verzoek op 31 oktober Het betreft de gemeente Oldenzaal.

UITSPRAAK VAN HET COLLEGE VAN TOEZICHT van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) te Utrecht

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 3 mei 2012 en bij het secretariaat ingeboekt op 8 mei 2012 onder nummer

Beoordeling Bevindingen

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 11 december 2011 en bij het secretariaat ingeboekt op 12 december onder nummer

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 1 december 2008 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Het gesloten stadsdeelkantoor Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuidoost

1. De heer V., en 2. Mevrouw G., hierna genoemd: verzoekers en/of respectievelijk verzoeker 1 en verzoeker 2. De klacht betreft de gemeente Zwolle

Bevoegdheid ombudscommissie De gemeente heeft de klacht behandeld. Daarmee is de ombudscommissie bevoegd om onderzoek te doen.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 3 november 2010 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum verzoekschrift De Overijsselse Ombudsman ontving het verzoekschrift op 19 oktober 2015.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 2 maart 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Datum verzoek De Overijsselse Ombudsman ontving het verzoekschrift met bijlagen op 16 juni 2016.

Datum verzoekschrift Het verzoek tot onderzoek is op 28 december 2012 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 13 oktober 2003 Rapportnummer: 2003/348

OORDEEL OMBUDSCOMMISSIE

RECHTEN VAN KINDEREN EN JONGEREN TOT 18 JAAR EN HUN OUDERS BIJ EEN BEHANDELING DOOR GGZ WNB

Rapport. Verzoeker De X. te Almelo, verder te noemen verzoeker. Het verzoek is ingediend door de gemachtigde, de heer Y.

Rapport. Datum: 3 februari 2011 Rapportnummer: 2011/005

Rapport. Verzoeker De heer K. G., verder te noemen verzoeker. Het verzoek is ingediend door de gemachtigde, de heer C.G. M..

RAPPORT. Verzoeker De heer X, mede namens de heer F., mevrouw G., de familie H. en de familie I., hierna genoemd: verzoekers.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek van 4 april 2011, is op 5 april 2011 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum verzoek De Overijsselse Ombudsman ontving het verzoek op 23 november Het betreft de gemeente Twenterand.

Dossiernummer RAPPORT met oordeel. Verzoeker De heer H. P. te Zwolle, hierna genoemd: verzoeker.

Rapport. Rapport over een klacht over de William Schrikker Groep uit Diemen. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/113

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : directie Werk Dossiernummer :

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 01 maart 2010 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Rapport over een klacht over UWV te Nijmegen. Datum: 28 augustus Rapportnummer: 2013/108

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 24 januari 2013 en bij het secretariaat ingeboekt op 13 februari 2013 onder nummer

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport gemeentelijke ombudsman

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 5 januari 2015 en bij het secretariaat ingeboekt op 6 januari 2015 onder nummer

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Op basis van bovenstaande informatie heeft de ombudscommissie besloten door middel van deze brief als volgt op uw klachten te reageren.

Rapport Oordeel Datum: 15 november 2017 Rapport: 2017/127

SAMENVATTING ADVIES Klacht over informatieverstrekking en klachtbehandeling; PO

De heer K. Raalte. Contactpersoon Mw. A.D. van Zeben. Bijlage(n) Ons kenmerk Datum 29 maart Onderwerp Uw klacht. Geachte K.

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 4 juli 2010 en bij het secretariaat ingeboekt op 19 juli 2010 onder nummer

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Het ondertekende verzoek tot onderzoek van 20 november 2009 is op 24 november 2009 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Verslag betreffende een klacht over Bureau Jeugdzorg Gelderland te Apeldoorn. Datum: 26 maart Rapportnummer: 2012/045

Bevoegdheid ombudscommissie De GGD heeft de klacht over de bejegening behandeld. Daarmee is de ombudscommissie bevoegd om onderzoek te doen.

Een klacht is geen hulpvraag Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer :

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 24 juni 2013 en bij het secretariaat ingeboekt op 24 juni 2013 onder nummer

Rapport. 2014/106 de Nationale ombudsman 1/6

OORDEEL OMBUDSCOMMISSIE. Het schriftelijke verzoek van 24 juni 2008 is op 30 juni 2008 ontvangen op het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 18 augustus 2008 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Zeggen wat je doet en doen wat je zegt

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Datum verzoekschrift Het verzoek tot onderzoek is op 4 mei 2012 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Beoordeling. h2>klacht

Telefonisch horen bij een klacht Gemeente Almere Dienst Sociale Zaken

RAPPORT. De heer K. en mevrouw G. aangeduid als verzoeker, verzoekster, verzoekers.

Veelgestelde vragen over het Jeugddossier

2. Verzoeker had in het verleden bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg met de betrokken therapeut samengewerkt.

Datum verzoekschrift Het verzoek tot onderzoek is op 18 december 2012 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

De behandelingsduur van een nieuwe aanvraag om kinderopvangtoeslag 2014

Beoordeling. h2>klacht

Betreft Het verzoek tot onderzoek betreft de gemeente Raalte, Voorzieningen, hierna te noemen: de gemeente.

Het ondertekende verzoek tot onderzoek is op 11 maart 2008 ontvangen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Een onderzoek naar de weigering van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant om verzoekster te verwijzen voor haar klacht.

Rapport. Rapport betreft een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaandam. Datum: 17 april Rapportnummer: 2013/036

Rapport. Publicatiedatum: 11 december Rapportnummer: 2014 / /19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Datum verzoekschrift Het verzoek tot onderzoek is op 3 december 2013 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Amsterdam. Datum: 2 november Rapportnummer: 2011/328

Rapport. Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober Rapportnummer: 2012/172

Rapport. Een onderzoek naar de wijze waarop Bureau Jeugdzorg Drenthe een. zorgmelding heeft behandeld d e Natio nale o mb ud sman 1/7

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Hilversum. Datum: 28 augustus Rapportnummer: 2012/134

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2013 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2013 onder nummer

Rapport. Rapport over een deskundigenoordeel van het UWV. Datum: 11 december Rapportnummer: 2014/205

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Het verzoek tot onderzoek van 9 mei 2017 betreft een klacht over de gemeente Oldebroek, hierna genoemd: gemeente.

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam. Datum: 29 augustus Rapportnummer: 2012/137

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) te Amsterdam. Datum: 24 oktober 2012

RAPPORT. Het klachtenformulier is gedateerd 13 januari 2014 en bij het secretariaat ingeboekt op 14 januari 2014 onder nummer

OORDEEL. Het verzoek tot onderzoek betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, hierna (ook) te noemen: de gemeente.

Rapport. Datum: 2 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/303

Dossiernummer Rapport. Verzoeker De heer S. Zwolle.

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Rapport betreffende een klacht over Menzis Zorgkantoor uit Enschede. Bestuursorgaan: de Raad van Bestuur van Menzis Zorg en Inkomen uit Enschede.

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 3 mei 2008 en bij het secretariaat ingeboekt op 6 mei 2008 onder nummer

Rapport gemeentelijke ombudsman. inzake de klacht van de heer E. over het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard

Rapport. Rapport over een gedraging van Bureau Jeugdzorg uit Rotterdam. Datum: 26 juli Rapportnummer: 2011/214

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 1 september 2008 en bij het secretariaat ingeboekt op 3 september 2008 onder nummer 65/2008.

Transcriptie:

Dossiernummer 2015 050 Rapport Verzoekers Mevrouw B en de heer K.. Datum verzoekschrift De Overijsselse Ombudsman ontving het verzoekschrift op 30 juni 2015. Klacht Verzoekers vinden dat een jeugdarts, werkzaam bij GGD IJsselland, 1. onzorgvuldig onderzoek deed door voorafgaand aan de plaatsing van hun 16 jarige dochter op een leerboerderij geen informatie bij de ouders in te winnen en 2. verzoekers niet adequaat kon informeren over deze leerboerderij. Bevoegdheid ombudscommissie en ontvankelijkheid klacht GGD IJsselland heeft de klachtbehandeling in overleg met de ombudscommissie overgedragen aan de ombudscommissie. Procedure De ombudscommissie heeft stukken opgevraagd bij GGD IJsselland. Op basis van over en weer gegeven schriftelijke informatie besloot de ombudscommissie met verzoekers en GGD IJsselland te spreken over de klacht. Het gesprek vond plaats op 1 september 2015. Bij het gesprek waren aanwezig verzoekers, van de kant van de GGD de behandelend jeugdarts, de teammanager jeugdgezondheidszorg en de klachtencoördinator; van de kant van de ombudscommissie waren aanwezig de heer P. Jansen, voorzitter, en mevrouw A.D. van Zeben, commissielid belast met onderzoek en rapportage. Onderzoek De ombudscommissie toetst verweten gedragingen aan behoorlijkheidsnormen, in dit geval aan die van goede voorbereiding en informatieverstrekking. Toedracht Verzoekers (hierna ook te noemen: de ouders) zijn gescheiden en hebben het co-ouderschap over hun dochter. De dochter was ten tijde van het ontstaan van de klacht bijna 17 jaar oud. De school constateerde (gedrags)problemen bij de dochter en besprak deze in het zorgadviesteam van de school. De jeugdarts maakt deel uit van het zorgadviesteam. Gelet op de problematiek en de situatie van de dochter achtte de jeugdarts het van belang om

een gesprek met de dochter te hebben. Na het gesprek volgde al snel een traject in het kader van een behandelovereenkomst met als resultaat dat de dochter via Pactum Jeugd en Opvoedhulp kon worden geplaatst op een leerboerderij. Voorafgaand aan de definitieve plaatsing vond een gesprek plaats tussen de ouders, hun dochter en de jeugdarts. Twee maanden na de plaatsing kregen de ouders het indicatiebesluit van de behandelend arts toegestuurd. Over de gang van zaken dienden de ouders in maart 2015 een klacht in bij de GGD. De klacht gaat over het onvoldoende informatie inwinnen door de jeugdarts voorafgaand aan de verwijzing naar de leerboerderij en het niet bekijken of er wellicht nog andere oplossingen mogelijk waren. De ouders werden niet betrokken en werden voor een voldongen feit geplaatst. Ook kregen zij enkel de informatie over de leerboerderij die ook te vinden is op internet. De ouders vragen de GGD om een evaluatie van de gang van zaken. Zowel de teammanager jeugdgezondheidszorg als de jeugdarts hadden een gesprek met de moeder. De GGD reageerde vervolgens op de klacht bij brief op 15 mei 2015 met als onderwerp terugkoppeling n.a.v. uw klacht. In deze brief schrijft de GGD kort weergegeven - dat zij binnen de jeugdgezondheidszorg (JGZ) bij de relatie tussen professional en cliënt te maken hebben met de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De GGD schrijft verder: In deze wet wordt onder meer het recht op privacy geregeld, en de wet bevat een informatieplicht en toestemmingsvereiste. Kinderen van 16 jaar en ouder worden door de WGBO op één lijn gesteld met volwassenen. Gelet op de leeftijd van de dochter kan de GGD dan ook geen inhoudelijke informatie verstrekken over de wijze waarop de verwijzing heeft plaats gevonden. Gezien het feit dat de GGD met de ouders geen behandelingsovereenkomst heeft, is de GGD niet verplicht in te gaan op de klacht. Echter, aangezien de GGD de klacht serieus wil nemen, heeft de GGD besloten over te gaan tot evaluatie, waarbij is gekeken naar geldende richtlijnen met betrekking tot verwijzen vanuit de JGZ. De GGD benoemt vervolgens de richtlijnen en concludeert dat de jeugdarts correct heeft gehandeld: op basis van de WGBO is zij niet zonder medeweten van de dochter in gesprek gegaan met de ouders, maar pas na toestemming van de dochter heeft de jeugdarts contact gehad met de ouders. Daarmee heeft de jeugdarts volgens de GGD gehandeld conform de geldende richtlijnen. Tijdens de intake bij de leerboerderij is gebleken dat deze vorm van zorg passend is bij de problematiek van de dochter. Gesprek met de ombudscommissie Visie van de ouders De ouders vinden dat de jeugdarts onvoldoende onderzoek deed alvorens aan hun dochter mee te delen dat zij een kamer kon krijgen op de leerboerderij. Volgens de ouders is de beslissing tot plaatsing op de leerboerderij gebaseerd op slechts één gesprek van hun dochter met de jeugdarts en de brief die hun dochter heeft geschreven over haar leven in opdracht van de teamleider van de school. De ouders werden overvallen door de mededeling van hun dochter dat ze nu eindelijk een plekje voor zichzelf zou hebben waar ze zou kunnen wonen. Volgens de ouders was het contact met hun dochter niet ideaal vanwege haar problemen en 2

zij wilden zelf ook graag dat er een oplossing zou komen. De manier waarop het gegaan is, namelijk geheel buiten de ouders om, vinden ze echter niet in het belang van hun dochter en pijnlijk voor henzelf. Volgens de ouders zou het beter zijn geweest als zij in het voortraject waren geïnformeerd en ook zelf informatie over hun dochter hadden kunnen geven. Dan zou het plaatje compleet zijn geweest. De ouders kennen hun dochter al vanaf de geboorte en weten wat er speelt. Nu voelt het alsof hun geloofwaardigheid weg is. De ouders begrijpen niet dat GGD IJsselland hun niet vroegtijdig betrok bij het onderzoek, ook gelet op de uitgangspunten van de GGD waarin veel waarde wordt gehecht aan kind én gezin. Dat hun dochter niet op de juiste plek zit, is na zes maanden gebleken. Er wordt nu naar een andere oplossing gezocht, na enig aandringen in samenspraak met de ouders. Dat zou niet nodig zijn geweest als de jeugdarts vanaf het begin in overleg met de ouders ook naar mogelijke andere oplossingen zou hebben gekeken. Tijdens het gesprek in december 2014 met de jeugdarts in bijzijn van hun dochter voelden de ouders de spanning en daardoor konden zij niet aangeven wat hun dwarszat en hun visie geven en durfden zij verder geen vragen te stellen. Het voelde alsof hun dochter zowel de jeugdarts als de ouders in de tang had. De ouders gingen het gesprek met de jeugdarts en hun dochter in met het idee dat het besluit over de plaatsing van hun dochter al was genomen. Uit gesprekken met hun dochter kregen zij de stellige indruk dat een plaats op de leerboerderij was toegezegd. Om geen conflict te veroorzaken respecteerden zij de keuze van hun dochter. De klacht die zij indienden bij de GGD over de gang van zaken is niet als klacht aangemerkt. Zij beleven de reactie van de GGD op hun brief als een juridische afwijzing. Het gaat hun er niet om inhoudelijke informatie te krijgen over het medisch dossier, maar hoe met hen als ouders is omgegaan en het feit dat naar hun mening wellicht tot een andere oplossing zou zijn gekomen als bij hen in een vroeg stadium om achtergrond informatie over hun dochter zou zijn gevraagd. Visie van de GGD De jeugdarts geeft aan dat de situatie van de dochter van verzoekers in het zorgadviesteam van de school werd besproken. Zij was daarbij aanwezig. Het was een moeilijk geval, juist omdat de dochter niet wilde praten over wat haar dwarszat. De teamleider van de school heeft de dochter weten te bewegen om naar haar (jeugdarts) te gaan. Toen de dochter eenmaal bij haar was, kreeg de jeugdarts contact met de dochter. Het voortraject was erg lastig en de jeugdarts was bang om de goodwill van de dochter te verspelen als zij achter haar rug om contact zou opnemen met de ouders. Zij keek vooral naar het belang van de dochter om haar zo goed mogelijk te kunnen helpen. De jeugdarts heeft geen indicatie gegeven, maar alleen gekeken na overleg met de dochter - of er een plek was bij de leerboerderij. Vervolgens heeft zij de dochter uitdrukkelijk uitgenodigd voor een gesprek in bijzijn van de ouders. Het liefst wordt namelijk samen met de ouders opgetrokken. Tijdens het gesprek met de ouders in december 2014 was er nog geen definitieve beslissing 3

genomen over de plek bij de leerboerderij. Het was de bedoeling dat er, na de kennismaking bij de leerboerderij en na het intakegesprek, een indicatiebesluit zou komen. De jeugdarts heeft er bij Pactum op aangedrongen het contact tussen de dochter en ouders te herstellen. Nu alles is uitgesproken door de ouders geeft de jeugdarts aan dat zij er thans in het voortraject anders mee zou omgaan. De jeugdarts verklaart dat het klopt dat zij de ouders geen andere informatie over de leerboerderij kon verstrekken dan die welke op de internetsite van de leerboerderij staat. De teammanager geeft aan dat over de klacht juridisch advies is ingewonnen en dat de klacht in het medisch overleg is besproken. Toen is aan de orde gekomen dat de GGD op basis van de WGBO niet inhoudelijk op de klacht kon ingaan. Het voor de WGBO meerderjarige kind bepaalt wat met de ouders wordt besproken. Hoe verder De ouders weten dat wat er is gebeurd niet kan worden teruggedraaid, maar zij wilden uitleg van de GGD. De moeder geeft aan dat het gesprek in bijzijn van de ombudscommissie haar heeft opgelucht en beide ouders geven aan dat zij zich gehoord voelen en dat er sprake is van een goede evaluatie. Wel willen zij graag een rapport van de ombudscommissie. De GGD geeft aan dat de casus anoniem wordt besproken als leerpunt met alle jeugdartsen met als resultaat: betrek zoveel mogelijk de ouders erbij en blijf alert. Reactie op de bevindingen Verzoekers en GGD IJsselland zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op de bevindingen. Verzoekers hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De opmerkingen van verzoekers zijn verwerkt onder het kopje visie van de ouders. Overwegingen van de ombudscommissie De klacht van verzoekers komt voort uit de mededeling van hun minderjarige dochter dat zij geplaatst was op een leerboerderij en daar een eigen kamer had gekregen. Verzoekers voelden zich overvallen door deze mededeling en stonden in hun beleving voor een voldongen feit. Verzoekers vinden dat GGD IJsselland in het voortraject contact met hen had moeten opnemen en informatie had moeten delen, althans informatie aan hen had moeten vragen om tot goede besluitvorming te komen. Volgens GGD IJsselland ging het om een plaatsing in het kader van een behandelingsovereenkomst op grond van de WGBO tussen de dochter en de jeugdarts. Omdat de dochter 16 jaar was werden de ouders niet betrokken bij de besluitvorming. Goede voorbereiding De behoorlijkheidsnorm van goede voorbereiding houdt in dat de overheid alle informatie verzamelt die van belang is om een weloverwogen beslissing te nemen. Dit betekent dat de overheid actief informatie verwerft en deze informatie toetst door middel van wederhoor bij de burger. Beoordeeld moet worden of de jeugdarts informatie had moeten inwinnen bij de ouders over 4

de situatie van hun dochter alvorens het behandeltraject in te gaan. Daartoe geldt het volgende. Tijdens het gesprek met de ombudscommissie kwam naar voren dat - de jeugdarts vanwege haar functie bij het zorgadviesteam van de school signalen kreeg over ernstige (gedrags)problemen bij de dochter van verzoekers, - het niet mogelijk bleek voor de school om met de dochter daarover contact te maken, - de teamleider van de school de dochter uiteindelijk wist te bewegen om naar de jeugdarts te gaan en - de jeugdarts een gesprek had met de dochter. Tijdens het gesprek met de ombudscommissie werd geconcludeerd dat er in deze fase nog geen behandelingsovereenkomst was in de zin van de WGBO. De jeugdarts gaf aan dat zij vanwege het lastige voortraject bang was om de goodwill van de dochter van verzoekers te verspelen als zij achter haar rug om contact met hen zou opnemen. De Wet bescherming persoonsgegevens bepaalt dat een kind vanaf zijn 16 e jaar zelf toestemming geeft aan een hulpverlener/beroepskracht voor het verstrekken van zijn gegevens aan een ander. De Wet op de jeugdzorg geven een kind dit recht zelfs al vanaf zijn 12 e jaar. Uit de diverse (praktijk)richtlijnen en uit de richtlijnen van de GGD zelf kan worden opgemaakt dat over wat er speelt bij het kind/de jeugdige zoveel mogelijk wordt gesproken met de ouders als het kind/de jeugdige nog thuis woont, ook al omdat er mogelijk signalen zijn die ook de ouders aangaan. Het blijft in de hulp/zorgverlening altijd een afweging van belangen, waarbij het belang van het kind het zwaarst telt, een vorm van evenwichtskunst: geheimhouding waar mogelijk, zorgvuldige doorbreking van het geheim waar nodig. Bovenstaande brengt mee dat het beter zou zijn geweest als de jeugdarts met medeweten van en in overleg met de dochter contact zou hebben opgenomen met de ouders. Achter de rug om, zoals de jeugdarts stelt, zou, gelet op de regelgeving, niet correct zijn geweest. Tijdens het gesprek met de ombudscommissie kwam naar voren dat de jeugdarts nu alles is uitgesproken door de ouders - in het voortraject anders zou zijn omgegaan met de communicatie richting ouders. De vraag of de beslissing over de behandeling van de dochter, te weten de doorverwijzing naar de leerboerderij, overigens goed was voorbereid valt buiten het bestek van klachtbehandeling, omdat deze beslissing is gebaseerd op gegevens die vallen onder de WGBO. Informatieverstrekking De jeugdarts heeft in het kader van de (geneeskundige) behandeling na overleg met de dochter bekeken of er een plek was bij de leerboerderij. Toen bleek dat de dochter mogelijk geplaatst zou kunnen worden, heeft de jeugdarts de dochter uitgenodigd voor een gesprek in bijzijn van haar ouders om hen te informeren over het voorgenomen behandeltraject. Voorstelbaar is dat de dochter blij was met de geboden mogelijkheid op de leerboerderij en 5

daarom kennelijk de ouders ermee confronteerde dat zij definitief ergens anders ging wonen. De jeugdarts informeerde de ouders meer genuanceerd, namelijk dat er nog geen definitieve beslissing was genomen over de plek bij de leerboerderij, maar dat het de bedoeling was dat er, na de kennismaking bij de leerboerderij en na het intakegesprek, een indicatiebesluit zou komen. De jeugdarts kon op de vraag van de ouders naar meer inhoudelijke informatie over de leerboerderij geen andere informatie geven dan die welke op de website van de leerboerderij staat. Voorstelbaar is dat dit voor de ouders onbevredigend was. Het is namelijk in het algemeen voor ouders belangrijk om van een arts en/ of hulpverlener goede informatie te krijgen over een (medische) instantie, waarnaar hun kind ter behandeling wordt doorverwezen. Oordeel De klacht is gegrond. De gedragingen van GGD IJsselland zijn ten aanzien van de behoorlijkheidsnormen goede voorbereiding: niet zorgvuldig wat betreft de communicatie met de ouders voorafgaand aan het behandeltraject in het kader van de WGBO, informatieverstrekking: niet zorgvuldig wat betreft de informatie over de leerboerderij. De ombudscommissie heeft met instemming ervan kennis genomen dat de kwestie over de communicatie met ouders van inwonende kinderen in de voorbereidingsfase voor een geneeskundig behandeltraject binnen GGD IJsselland als leerpunt wordt besproken. Aldus vastgesteld door de Overijsselse Ombudscommissie op 15 oktober 2015. P. Jansen mw. mr. A.D. van Zeben 6