de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Erfbelasting op vruchtgebruik van woningen: overgangsregeling voor schrijnende gevallen

Erfbelasting. Toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956

Kluwer Online Research. Kwartaalbericht Estate Planning, Besluit toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956

Erfbelasting. Toepassing van artikel 10 Successiewet 1956

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Schenk- en erfbelasting. Toepassing van artikel 9, 10 en 15 van de Successiewet 1956

Datum 6 juni 2012 Betreft: Vragen van de leden Omtzigt en Van Bochove over de erfbelasting over een niet verkochte woning

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA Den Haag

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 2 mei 2013 Betreft Kamervragen van het lid Omtzigt (CDA) over medezeggenschap bij PPI

Overdrachtsbelasting. Maatstaf van heffing

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet Burgerlijk Wetboek

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Wijziging van het besluit van 5 juli 2010, nr. DGB2010/872M, Stcrt. 2010, nr.

Datum 2 september 2013 Betreft Vragen van het lid Groot over studiereizen met privékarakter op kosten van de belastingbetaler.

Procedure massaal bezwaar voor bezwaarschriften erf- en schenkbelasting

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Rabobank Helmond. Rabobank, altijd dichtbij! 24 oktober Rabobank Helmond

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486)

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten

Kamervragen over voorlichting verhoogde vrijstelling erfbelasting en mantelzorgcompliment

Directoraat-Generaal Belastingdienst Ons kenmerk Uw brief (kenmerk) Bijlagen

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen.

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Aan de Koning. Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

Datum 2 november 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Omtzigt over het telefonisch intrekken van bezwaren

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

tig 7 M E I 7015 Ministerie van Financiën LTO Nederland Albert Jan Maat postbus LT Den Haag Datum

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197

Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Inkomstenbelasting. Kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning. Overgangsrecht KEW.

Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken)

DGB U. Beantwoording vragen van de leden Remkes en Weekers (beiden VVD) over suppletieaangifte

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 22 september 2011 Betreft Kamervragen betreffende btw-verhoging podiumkunsten en tegenvallende kaartverkoop cultuursector

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Nieuwsbrief van het Expertisecentrum Pensioenrecht van de Vrije Universiteit Amsterdam ter ondersteuning van de Leergang Pensioenrecht.

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Hachchi en Koolmees. over de nieuwe belastingregels van de BES eilanden.

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht.

Partnerbegrip kinderopvangtoeslag

Estate Planning. Leo Brunt FFP

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 juni 2011 Betreft: Vrijwilligersvergoedingen

Directoraat-Generaal Belastingdienst Korte Voorhout CW Den Haag Postbus EE Den Haag

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Merkies (SP) over belastingparadijzerij (ingezonden 21 februari 2013).

De overdracht van de ouderlijke woning aan de kinderen onder voorbehoud van een vruchtgebruik (deel 2)

Edelachtbaar college,

Datum 16 april 2012 Betreft Opzet aanpassing Bvdb 2001 (voorkoming dubbele bankenbelasting) en tweede Nota van wijziging bankenbelasting

Uw kenmerk Ons kenmerk Contactpersoon Doorkiesnummer JuZa/Nevenactiviteiten/ Huur /617605

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0442

Het ontbreken van overgangsregels bij de invoering van het nieuwe art. 10 Successiewet beoordeeld

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling. Diverse onderwerpen. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Bashir over de regeling van de belastingrente

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 20 mei 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De fiscale gevolgen van de overdracht van een vermogensbestanddeel onder voorbehoud van een huurrecht

Huurprijsbeleid voor de periode 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013

Directie Douane en Verbruiksbelastingen Ons kenmerk Uw brief (kenmerk) Bijlagen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 15 juni 2016 Beantwoording kamervragen 2016Z09025

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Inkomstenbelasting. Inkomen uit sparen en beleggen (box 3)

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

2. Verdeling gemeenschap tussen samenwoners

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG


Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum Betreft antwoorden naar aanleiding van vragen van de leden Knops en Omtzigt

Brondatum:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

XXXX. Geachte heer XXXX,

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Hoe bepalen we de markthuur?

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950;

Uitspraak van de Huurcommissie

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393

ECLI:NL:RBAMS:2016:8488

Voor het uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting geldt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen:

Eerste Kamer der Staten Generaal t.a.v. de vaste commissie voor Financiën Postbus EA DEN HAAG

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Transcriptie:

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl DGB/2011/ 5072U Uw brief (kenmerk) 2011Z15731 Datum 18 oktober 2011 Betreft Kamervragen van de leden Omtzigt en Ormel aan de staatssecretaris van Financiën over het artikel 'De levensgenieter krijgt 'levenslang' oftewel eens genoten altijd genoten'. Bijlagen Geachte voorzitter, Hierbij zend ik u de antwoorden op de bovengenoemde vragen van de heren Omtzigt en Ormel. De Staatssecretaris van Financiën mr. drs. F.H.H. Weekers Pagina 1 van 7

2011Z15731 Vragen van de leden Omtzigt en Ormel (CDA) aan de staatssecretaris van Financiën over het artikel `De levensgenieter krijgt levenslang' oftewel eens genoten altijd genoten' (ingezonden 22 juli 2011). 1 Heeft u het artikel gelezen van prof dr. B.M.E.M. Schols over artikel 10 Successiewet 1956 (SW), getiteld "De levensgenieter krijgt `levenslang' oftewel eens genoten altijd genoten"? 1) Antwoord op 1 Ja. 2 Bent u het met de auteur eens dat het standpunt van het specialistenteam onjuist, is omdat na afstand van het vruchtgebruik sprake is van een nieuwe rechtsverhouding zodat het genot na de omzetting (na 180 dagen) is geëindigd, als bedoeld in artikel 10 lid 4 letter b SW? 3 Zo nee, vindt u niet dat mensen, ondanks het ontbreken van overgangsrecht, een eerlijke kans moeten krijgen het `artikel 10 SW-gevaar' te repareren? 4 Zo nee, ook niet nu deze mensen al sinds 1964 gebruik hebben gemaakt van een resolutie, (resolutie 30 november 1964, BNB 1965/96) die zonder overgangsrecht ineens wordt ingetrokken? 5 Zo nee, is er geen sprake van onbehoorlijk bestuur nu, naast het ontbreken van overgangsrecht, de reparatiemogelijkheid ook wordt ontnomen? Bent u bereid de mogelijkheid te bieden tot een reparatiemogelijkheid, waaraan mensen rechtszekerheid kunnen ontlenen? 16 Gezien het feit dat vanuit de praktijk er heel veel verontwaardiging over is dat er geen overgangsrecht geldt voor de intrekking van de resolutie van 30 november 1964, BNB 1965/96, is het niet rechtvaardiger een step-up regeling te bedenken waardoor een eventuele waardeontwikkeling tot 1 januari 2010 niet relevant of slechts gedeeltelijk relevant is voor artikel 10 SW? Antwoord op 2, 3, 4, 5 en 16 De door de aangegeven toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956 (hierna: SW) is naar mijn mening juist en ik deel de opvatting van de auteur dus niet. Het betreft hier situaties waarin ouders hun woning in het verleden hebben overgedragen aan hun kinderen onder voorbehoud van vruchtgebruik, een recht van gebruik en bewoning of een huurrecht. Een van de redenen daarvoor is te voorkomen dat de waardestijging van de woning bij Pagina 2 van 7

overlijden van de ouders in de heffing van erfbelasting wordt betrokken; dit terwijl de ouders materieel gezien door het voorbehouden recht in dezelfde positie verkeren als voor de overdracht. Zonder toepassing van artikel 10 SW zouden de waardestijging en de waardeaangroei van bloot eigendom naar volle eigendom bij de kinderen onbelast blijven. Met het oog op o.a. dit soort belastingbesparende situaties is artikel 10 SW bij de herziening van de SW per 1 januari 2010 1 uitdrukkelijk in de wet gehandhaafd. Het belang van de werking van deze bepaling is bij die herziening uitvoerig benadrukt. Binnen de huidige regelgeving kunnen partijen de toepassing van artikel 10 SW voorkomen wanneer de kinderen de (bloot) eigendom van de woning overdragen (terugverkopen of schenken) aan hun ouders. Hiermee wordt de eerdere overdracht van de bloot eigendom teruggedraaid en zal de woning weer in zijn geheel onbezwaard tot het vermogen van de ouders behoren. Een dergelijke terugoverdracht zal in veel gevallen niet de voorkeur hebben van partijen en zal ook niet altijd (financieel) realiseerbaar zijn. Zoals in het nader rapport bij het wetsvoorstel inzake de herziening van de SW is meegedeeld, is het besluit van 30 november 1964 ingetrokken, omdat dit besluit niet paste in de bedoeling van dat wetsvoorstel om allerlei estateplanningsmogelijkheden ter besparing van erfbelasting zoveel mogelijk te beteugelen. 2 Uitgaan van de waarde van de woning ten tijde van de overdracht in plaats van de waarde ten tijde van het overlijden is strijdig met doel en strekking van artikel 10 SW. Bij de herziening van de SW is daarom bewust afgezien van het treffen van overgangsrecht na intrekking van het genoemde besluit. 3 Als gevolg hiervan wordt de hiervoor beschreven situatie conform de bedoeling van artikel 10 SW zwaarder dan voor 1 januari 2010 in de heffing van erfbelasting betrokken. Hoewel een belangrijke reden voor de overdracht van de woning onder het voorbehoud van het vruchtgebruik of een recht van gebruik en bewoning is gelegen in besparing van erfbelasting, realiseer ik me ook dat mensen vertrouwen hebben ontleend aan het genoemde besluit uit 1964. De omstandigheden afwegend, en met de toezegging om de praktijkgevolgen van de aanpassing van 4 artikel 10 SW twee jaar na wijziging te bezien in het achterhoofd, zal ik alsnog overgangsrecht treffen voor de intrekking van het besluit. Het overgangsrecht zal uiteraard alleen gelden voor situaties die zijn ontstaan door een overdracht van de woning vóór 1 januari 2010. Het overgangsrecht zal erop neerkomen dat de betreffende belastingplichtigen bij het overlijden van (een van) hun ouders mogen uitgaan van de waarde van de woning op het tijdstip van de rechtshandeling waarbij de woning is overgedragen, vermeerderd met de waardestijging van 1 januari 2010 tot de overlijdensdatum. Hierdoor wordt een waardestijging tussen het moment van de rechtshandeling en 1 januari 2010 niet meegenomen voor de toepassing van artikel 10 SW. Wellicht ten overvloede merk ik op dat overgangsrecht ook zal gelden voor situaties waarin het vruchtgebruik inmiddels is omgezet in huur. Het overgangsrecht zal worden opgenomen in een binnenkort te publiceren beleidsbesluit. De kosten van het overgangsrecht ten bedrage van 10 miljoen zullen worden gedekt door eenmalig de indexatie van de bedragen van de 1 Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (Kamerstukken 31 930). 2 Kamerstukken II 2009/10, 31 930, nr. 4, blz. 11. 3 Zie onder meer Kamerstukken II 2009/10, 31 930, nr. 9 (blz. 91), nr. 13 (blz. 23), nr. 40 (blz. 54) en nr. D (blz. 26). 4 Kamerstukken II 2009/10, 31 930, nr. 76, blz. 5. Pagina 3 van 7

eerste tariefschijf en de vrijstellingen in de schenk- en erfbelasting achterwege te laten. 6 Is er geen sprake van rechtsongelijkheid nu alleen het specialistenteam successie/schenking Randmeren, kantoor Zwolle (25 maart 2011, C2010/151) stelt dat artikel 10 SW tijdens leven niet kan worden gerepareerd? Wat gaat u aan deze rechtsongelijkheid doen? 7 Vindt u niet dat de inspecteur dit soort bijzondere vraagstukken vooraf had moeten afstemmen met het ministerie van Financiën of met u omdat antwoord wordt gegeven op een rechtsvraag? Is er geen beleid om antwoorden op rechtsvragen landelijk te coördineren? Antwoord op 6 en 7 Er is geen sprake van rechtsongelijkheid. Het standpunt is weliswaar naar buiten gebracht via een brief van het specialistenteam Successiewet Randmeren, kantoor Zwolle, maar er is sprake van een gecoördineerd standpunt binnen de, in casu de drie specialistenteams. Er heeft bovendien overleg plaatsgevonden met het ministerie van Financiën. 8 Waarom wordt bij besluit (ministerie van Financiën 6 januari 2011 nr DGB2010/6643M) vastgelegd dat er niet alleen een zakelijke huur moet zijn overeengekomen maar dat die huur ook jaarlijks moet zijn aangepast? Realiseert u zich dat er dan geen enkele situatie onder valt, omdat aanpassing niet gebeurt in de praktijk? Antwoord op 8 De beantwoording van vraag 8 is opgenomen bij de beantwoording van vraag 13. 9 Wat vindt u van de opmerking van prof dr. J.P.M. Stubbé in Fiscale Berichten voor het Notariaat (FBN) 2010 nr. 20, dat de huur van woonruimte maatschappelijk en juridisch gezien niet jaarlijks aan de ontwikkeling van de waarde van de woning kan worden aangepast? 10 Heeft u zich gerealiseerd dat de huurprijs van 6% in veel gevallen hoger is dan het percentage uit de uitvoeringswet huurprijzenwet woonruimte? Welke boete of straf kan iemand krijgen die een huurprijs vraagt die boven dat wettelijke maximum ligt? 11 Realiseert u zich dat in het geliberaliseerde deel van de huurmarkt de gemiddelde huurprijs 4,7% van de WOZ-waarde van de woning bedraagt (Hervorming van het Nederlandse woonbeleid, Centraal Planbureau, 2010)? 12 Pagina 4 van 7

Kunt u één grote verhuurder in Nederland aanwijzen die een huurprijs van 6% van de WOZ-waarde gemiddeld bij zijn huurders in rekening brengt? Antwoord op 9, 10, 11 en 12 Vooreerst merk ik op dat bij de toepassing van artikel 10 SW andere uitgangspunten ten aanzien van huur-verhuursituaties worden gehanteerd dan in puur zakelijke verhuursituaties tussen willekeurige derden. Een vergelijking met zakelijke verhuursituaties gaat daarom ook mank, omdat bij artikel 10 SWsituaties per definitie sprake is van een familierelatie. Voor artikel 10 SW geldt wettelijk sinds 1 januari 2010 als algemeen uitgangspunt dat sprake is van genot indien voor het genot van een vruchtgebruik niet jaarlijks een vergoeding van ten minste 6% van de waarde van de goederen in onbezwaarde staat wordt betaald. Dit forfaitaire percentage wordt consequent voorgeschreven voor alle situaties van waarderingen van vruchtgebruiken en blooteigendommen in de SW en geldt blijkens de wetsgeschiedenis bij de herziening van de SW ook voor huurverhuursituaties, waarin de verhuurde woning voor de overdracht aan de kinderen in volle eigendom aan de ouders toebehoorde. 5 Deze uitgangspunten in de SW botsen niet met de genoemde uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. In dit kader wil ik nog opmerken dat bij de behandeling van de herziening van de SW het voornemen is uitgesproken om het forfaitaire percentage dat wordt 6 gehanteerd in de SW te verlagen van 6% naar 4%. Dit lagere percentage zou dan ook automatisch gegolden hebben voor de overeen te komen huurprijs. Tegen dit voornemen bleek echter veel weerstand te bestaan, omdat een gevolg daarvan was dat nalatenschappen met een wettelijke verdeling in hun totaliteit zwaarder zouden worden belast. Om die reden is toen alsnog afgezien van een verlaging van het percentage en is bewust vastgehouden aan het percentage van 6. Zoals vermeld geldt het forfaitaire percentage van 6% voor de gehele SW en dus ook voor huur-verhuursituaties. Mede in het kader van het gestelde in de onderhavige vragen acht ik het zinvol om een nader onderzoek in te stellen naar het in de SW gehanteerde forfaitaire percentage van 6. Bij dit onderzoek, dat in 2012 zal plaatsvinden, zal ik uiteraard oog hebben voor de gevolgen van een eventuele aanpassing van het percentage voor bepaalde verervingssituaties, zoals die van de wettelijke verdeling. Ook zal een verband gelegd kunnen worden met de inkomstenbelasting. 8 Waarom wordt bij besluit (ministerie van Financiën 6 januari 2011 nr DGB2010/6643M) vastgelegd dat er niet alleen een zakelijke huur moet zijn overeengekomen maar dat die huur ook jaarlijks moet zijn aangepast? Realiseert u zich dat er dan geen enkele situatie onder valt, omdat aanpassing niet gebeurt in de praktijk? 13 Deelt u de analyse uit het voornoemde CPB-rapport dat voor een nominaal rendement van 6% per jaar een bruto huurprijs van 3,7% vereist is (6% - 2% inflatie - 1% extra waardestijging van de woning boven inflatie + 0,7% kosten onderhoud)? Bent u bereid het voorgenoemde besluit aan te passen en 3,7% te bestempelen als een marktconforme huur? 5 Kamerhandelingen I 2009-2010, 31 930, F. p. 3. 6 Kamerhandelingen II, 2008-2009, 31 930, nr. 3, p. 20 Pagina 5 van 7

Antwoord op 8 en 13 Tijdens de herziening van de SW is door de Kamer gevraagd naar overgangsrecht voor op 1 januari 2010 bestaande huursituaties. Mijn ambtsvoorganger heeft toen op dit punt overgangsrecht aangekondigd. De goedkeuring in het genoemde beleidsbesluit is één op één overgenomen uit de parlementaire stukken. Het uitgangspunt van de goedkeuring is de zakelijkheid van de huur. Hierbij is natuurlijk van belang dat de betreffende huur tot aan het overlijden zakelijk blijft. Anders heeft het uitgangspunt van zakelijkheid geen betekenis. Een huursom die in 1990 zakelijk is bepaald, is zonder aanpassingen niet meer zakelijk in 2011. De voor de hand liggende wijze van het zakelijk houden van de huursom is dat de huursom de trendmatige huurontwikkeling volgt. Hieraan is in ieder geval voldaan als de huur jaarlijks is aangepast aan de huurindexatie. Maar er zullen ook andere manieren zijn om een huur zakelijk te houden. Of hiervan sprake is, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Indien betrokkenen in redelijkheid konden aannemen dat de overeengekomen huurprijs zakelijk was en deze tot het overlijden zakelijk is gebleven, zal de in het besluit van 6 januari 2011 opgenomen goedkeuring van toepassing zijn. De formulering van het beleidsbesluit is strikter dan noodzakelijk en zal met inachtneming van het vorenstaande worden versoepeld. Ter voorkoming van misverstanden merk ik nog op dat voor huursituaties die op of na 1 januari 2010 zijn ontstaan de wettelijke regeling geldt, waarbij een huursom van 6% van de waarde van de woning in onbezwaarde staat als voorwaarde geldt om toepassing van artikel 10 SW te voorkomen. 14 Welke waarde moet bij de berekening eigenlijk worden genomen, de WOZ-waarde of de werkelijke waarde van het huis? Antwoord op 14 Er dient uitgegaan te worden van een huursom van 6% van de WOZ-waarde van de woning. 15 Hoe zijn dit soort ingrijpende maatregelen gecommuniceerd naar de burger? Antwoord op 15 De maatregelen zijn in werking getreden in het kader van de herziening van de SW per 1 januari 2010. Overigens bestond artikel 10 SW ook voordien al en had het artikel toen een gelijke strekking. Met betrekking tot de wijzigingen in de SW is in 2009 veel publiciteit geweest. Zo zijn er regelmatig nieuwsberichten geplaatst op de website van het ministerie van Financiën en ook op de website van de. De aangepaste regelgeving is uiteraard uiteindelijk ook in de Staatsblad gepubliceerd. 17 Aangezien velen forse verbeteringen aan de woning hebben aangebracht tussen de overdracht aan het overlijden, wordt er rekening gehouden met deze woningverbeteringen? Is er een vrije bewijsregeling of hadden deze mensen de nota's, van soms tientallen jaren geleden, moeten bewaren? Antwoord op 17 Pagina 6 van 7

Voor artikel 10 SW dient men in de genoemde gevallen uit te gaan van de WOZwaarde van de woning op het moment van het overlijden, gerelateerd aan de staat van de woning op het moment van de vervreemding aan de kinderen. Dit betekent dat bij tussentijdse verbeteringen de waardestijging ontstaan door de verbeteringen niet in de heffing (op grond van artikel 10 SW) wordt betrokken. De belanghebbende dient aannemelijk te maken dat sprake is van verbeteringen. Er geldt geen voorgeschreven vorm. Er is derhalve inderdaad sprake van een vrije bewijsregeling. 1) Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht (2011/1253) van 9 juni 2011 Pagina 7 van 7