Rapport. Datum: 22 maart 2013. Rapportnummer: 2013/024



Vergelijkbare documenten
Rapport Datum: 2 mei 2011 Rapportnummer: 2011/134

Rapport. Datum: 13 september Rapportnummer: 2012/149

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK te Den Haag. Rapportnummer: 2012/018

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK. Datum: 25 maart Rapportnummer: 2014/024

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn. Datum: 28 december Rapportnummer: 2011/366

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten bv uit Den Haag. Datum: 27 april 2011

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 1 februari 2002 Rapportnummer: 2002/027

Rapport. Datum: 3 februari 2011 Rapportnummer: 2011/005

Rapport. Een onderzoek naar het optreden van het CAK

Een onderzoek naar het rekening houden met de beslagvrije voet bij loonbeslag door de Belastingdienst en het UWV

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK Bijzondere Zorgkosten b.v. uit Den Haag. Datum: 15 augustus Rapportnummer: 2011/250

Rapport. Datum: 26 maart 2002 Rapportnummer: 2002/088

Beoordeling. h2>klacht. Verzoeker klaagt er over dat:

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Gegoochel met facturen

Rapport. Ten aanzien van een klacht over de gemeente Amersfoort. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht gegrond.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf en Wmo INFORMATIE 2012

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Centraal Administratie Kantoor, Zorgkantoor Zorg en Zekerheid en de gemeente Haarlemmermeer.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 25 november 2003 Rapportnummer: 2003/435

Een onderzoek naar een uitbetaling door de Belastingdienst/Centrale administratie.

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Een onderzoek naar de adressering van brieven aan een BIG-geregistreerde door het CIBG.

Rapport. Datum: 24 juli 2007 Rapportnummer: 2007/156

Toekenning huurtoeslag gestopt wegens bijtelling inkomen van de vorige bewoonster

Een onderzoek naar de wijze waarop de gemeente Leusden heeft gehandeld in verband met de inschrijving van een derde op het adres van verzoekster.

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Eigen bijdrage Wmo Informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 9 mei Rapportnummer: 2012/077

Rapport. Vergoeding griffierecht na bijna één jaar uitbetaald. Oordeel

Rapportage. Een onderzoek naar het in rekening brengen van deurwaarderskosten. Datum: 29 december 2015 Rapportnummer: 2015/184

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/024

Rapport. Publicatiedatum 20 april 2016 Rapportnummer 2016/039

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Een onderzoek naar het niet verstrekken van een brief door Zilveren Kruis Zorgkantoor aan de beheerder van een PGB

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Amsterdam. Datum: 19 september Rapportnummer: 2013/0128

Rapport. Eind goed, al goed! Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de Belastingdienst

Rapport. Herzien Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht. Datum: 10 februari Rapportnummer: 2014/006

Rapport. "Gevecht tegen windmolens" Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

'Financiële nood door niet beslissen op verzoek om een persoonlijke betalingsregeling en op verzoek om toepassing van de beslagvrije voet'

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Holland-Midden. Datum: 08 maart Rapportnummer: 2011/080

Beoordeling. h2>klacht

Rapport betreffende een klacht over Menzis Zorgkantoor uit Enschede. Bestuursorgaan: de Raad van Bestuur van Menzis Zorg en Inkomen uit Enschede.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 april 2007 Rapportnummer: 2007/077

Rapport. Rapport betreft een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaandam. Datum: 17 april Rapportnummer: 2013/036

Rapport. Dat verdient geen compliment

Een klacht of een bezwaar indienen, hoe doet u dat?

Rapport. Rapport over een klacht over het CAK. Datum: 28 november Rapportnummer: 2012/190

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport Gemeentelijke Ombudsman

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Beoordeling Bevindingen

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Rapport. Rapport van een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam. Datum: 16 augustus 2012 Rapportnummer: 2012/127

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Een onderzoek naar het door het Centraal Justitieel Incassobureau terugstorten op een verkeerde rekening van een ten onrechte geïnd geldbedrag.

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Trage en slordige afhandeling kwijtscheldingsverzoeken Gemeente Amsterdam Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam

Informatie over de eigen bijdrage

Rapport. En wat wilt u nu precies weten?

Klacht. p class="c2">rapport. Rapport over een klacht over gemeente Oldambt. Datum: 17 november Dossiernummer: 2011/342

Beoordeling. h2>klacht

"Wat kan ik, wat zal ik, wat moet ik? Ik weet het dus echt niet meer."

Ik heb een indicatiebesluit, wat nu?

Eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf en Wmo INFORMATIE 2011

Eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf en Wmo INFORMATIE 2011

De behandelingsduur van een nieuwe aanvraag om kinderopvangtoeslag 2014

Trage behandeling restitutieverzoek

Rapport Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Informatie over de eigen bijdrage

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het CAK te Den Haag. Datum: 24 juni Rapportnummer: 2014/065

Rapport. De behandeling van een bezwaarschrift. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Emmen. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2013/086

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Eigen bijdrage Zorg zonder Verblijf en Wmo INFORMATIE 2010

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Leeuwarden. Rapportnummer: 2011/304

Rapport. Een onderzoek naar het optreden van het CAK.

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht over UVIT Zorgkantoor te Eindhoven. UVIT zorgkantoor is per 1 januari 2012 verder gegaan onder de naam VGZ Zorgkantoor. Bestuursorgaan: de Raad van Bestuur van Coöperatie VGZ te Arnhem. Rapport over een onderzoek uit eigen beweging naar het Centraal Administratie Kantoor (CAK) te Den Haag. Datum: 22 maart 2013 Rapportnummer: 2013/024

2 Klacht Verzoekster klaagt over de wijze waarop UVIT Zorgkantoor heeft gehandeld bij het opleggen en innen van de eigen bijdragen AWBZ voor het persoonsgebonden budget van haar zoon voor de jaren 2009 tot en met 2011. Daarnaast onderzoekt de Nationale ombudsman op eigen initiatief de handelwijze van het CAK bij de gegevensuitwisseling met het zorgkantoor voor het (definitief) vaststellen van de eigen bijdragen AWBZ van verzoeksters zoon voor de jaren 2009 tot en met 2011. Inleiding AWBZ-zorg Mensen met een handicap die afhankelijk zijn van langdurige zorg kunnen aanspraak maken op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De zorgkantoren zijn belast met de uitvoering van de AWBZ. Personen die recht hebben op AWBZ-zorg kunnen ervoor kiezen om deze zorg rechtstreeks te ontvangen van een door het zorgkantoor erkende zorgaanbieder. Dit wordt Zorg in Natura (ZIN) genoemd. AWBZ-gerechtigden kunnen ook kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). In dat geval krijgen zij een budget van het zorgkantoor waarmee zij voor een bepaalde periode zelf hun zorg kunnen inkopen. Deze periode bedraagt meestal een half jaar of een jaar. Na afloop van iedere periode moeten zij als budgethouder telkens de besteding van het budget verantwoorden aan het zorgkantoor. Eigen bijdrage Voor het gebruik maken van AWBZ-zorg moeten de gerechtigden een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. De eigen bijdrage wordt vastgesteld op basis van het inkomen van de gerechtigde van twee jaar voorafgaand aan het jaar waarin de zorg wordt geleverd (T-2). Bij ZIN geschiedt de vaststelling en periodieke inning van de eigen bijdrage door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). In het geval van een pgb wordt de eigen bijdrage door het zorgkantoor vastgesteld en ingehouden op het bruto-budget. Wat voor de gerechtigde overblijft, is het netto-budget. Vaststelling eigen bijdrage pgb Voor de vaststelling van de eigen bijdrage pgb vindt er gegevensuitwisseling plaats tussen het zorgkantoor en het CAK. Nieuwe budgethouders worden door het zorgkantoor aangemeld bij het CAK. Vervolgens stuurt het CAK onder andere de gegevens over het inkomen van de budgethouder naar het zorgkantoor. In de praktijk kan het enige tijd duren

3 voordat het zorgkantoor deze gegevens ontvangt. Het CAK is namelijk op zijn beurt weer afhankelijk van de Belastingdienst voor het aanleveren van de inkomensgegevens. In afwachting van de inkomensgegevens stelt het zorgkantoor de eigen bijdrage eerst voorlopig vast. Hiervoor vraagt het zorgkantoor de inkomensgegevens op bij de budgethouder. Wanneer de inkomensgegevens van het jaar T-2 niet bekend zijn dan kan het zorgkantoor het inkomen van het jaar T-3 gebruiken. Zijn ook die inkomensgegevens niet bekend dan stelt het zorgkantoor de eigen bijdrage voorlopig vast op basis van een vast percentage van de waarde van het pgb per toegekende zorgfunctie (zorgvorm). Nadat het zorgkantoor de benodigde inkomensgegevens heeft ontvangen van het CAK berekent het zorgkantoor de inkomensafhankelijke eigen bijdrage. Vervolgens stelt het zorgkantoor de eigen bijdrage definitief vast. De definitieve eigen bijdrage is de eigen bijdrage die het meest voordelig is voor de budgethouder. Dit is de inkomensafhankelijke eigen bijdrage of de eigen bijdrage op basis van de toegekende zorgfuncties. Feiten Verzoeksters zoon is meervoudig gehandicapt en heeft recht op AWBZ-zorg. Voor zijn inkomen is hij afhankelijk van een Wajong-uitkering. Verzoekster is de wettelijke vertegenwoordiger van haar zoon. In 2009 diende zij een aanvraag in bij het zorgkantoor om de zorgaanspraak van haar zoon per 21 oktober 2009 om te zetten van ZIN in een pgb. Op het omzettingsformulier werd verzoekster gevraagd om het inkomen van haar zoon voor het jaar 2007 in te vullen. Er stond tevens vermeld dat zij bij twijfel beter geen inkomen kon opgeven, omdat dit achteraf kon leiden tot terugvordering van onterecht uitgekeerde budgetten. Verzoekster vulde geen inkomensgegevens van haar zoon in op het formulier. Na ontvangst van verzoeksters aanvraag noteerde het zorgkantoor in zijn registratiesysteem dat verzoeksters zoon op 27 februari 2009 als budgethouder was aangemeld bij het CAK voor het opvragen van zijn inkomensgegevens. Het zorgkantoor had deze gegevens nodig voor het vaststellen van de eigen bijdrage. Op 10 juli 2009 kende het zorgkantoor verzoeksters zoon een pgb toe voor de periode 21 oktober tot en met 31 december 2009. Het zorgkantoor hield een eigen bijdrage van 645,36 in op het bruto-budget. De pgb's van verzoeksters zoon voor de jaren 2010 en 2011 kende het zorgkantoor toe op achtereenvolgens 21 december 2009 en 23 december 2010. Op de bruto-budgetten hield het zorgkantoor een eigen bijdrage in van respectievelijk 11.446,68 en 10.140,91. In de beschikkingen stond telkens vermeld dat de eigen bijdragen voorlopig waren vastgesteld op basis van het inkomen dat verzoekster zelf had opgegeven voor haar zoon. Het zorgkantoor had de inkomensgegevens van verzoeksters zoon opgevraagd bij de Belastingdienst. Na ontvangst van die gegevens zouden de eigen bijdragen definitief worden vastgesteld.

4 Het zorgkantoor stuurde op 31 december 2010 een lijst naar het CAK met de gegevens van alle budgethouders waarvoor de inkomensgegevens nodig waren voor het berekenen van de eigen bijdrage 2011. Op de lijst stond vermeld dat verzoeksters zoon een pgb had vanaf 21 oktober 2009. Het CAK stuurde echter geen inkomensgegevens van verzoeksters zoon naar het zorgkantoor. Het CAK voerde op 14 november 2011 in zijn registratiesysteem in dat het pgb van verzoeksters zoon op 3 januari 2011 was gestart. Vervolgens vroeg het CAK de inkomensgegevens van verzoeksters zoon op bij de Belastingdienst voor de berekening van de eigen bijdrage 2011 en 2012 en stuurde deze gegevens door naar het zorgkantoor. Op 21 december 2011 kende het zorgkantoor verzoeksters zoon een pgb toe voor het jaar 2012. De eigen bijdrage was in één keer definitief vastgesteld op 157,21 voor het hele jaar. Dit bedrag was in verhouding een stuk lager dan de voorlopige eigen bijdragen die in de jaren daarvoor op het pgb waren ingehouden. Verzoekster had daardoor het vermoeden dat er een fout was gemaakt en nam begin januari 2012 telefonisch contact op met het zorgkantoor en het CAK. Naar aanleiding van het telefoongesprek met het zorgkantoor stuurde verzoekster de IB-60 formulieren (inkomensopgaven van de Belastingdienst) van haar zoon voor de jaren 2007 tot en met 2009 naar het zorgkantoor. Op 10 januari 2012 herzag het zorgkantoor de voorlopige eigen bijdrage van verzoeksters zoon voor het jaar 2011. Verzoekster kreeg hiervoor een nieuwe toekenningsbeschikking pgb. Daarin stond vermeld dat de eigen bijdrage definitief was vastgesteld op een bedrag van 155,47. Het verschil tussen de voorlopige en de definitieve eigen bijdrage 2011 bedroeg daarmee 9.985,44. Verzoekster diende vervolgens bij brief van 12 januari 2012 een klacht in bij het zorgkantoor. Zij klaagde erover dat het zorgkantoor had nagelaten om de eigen bijdragen van haar zoon voor de periode 21 oktober tot en met 31 december 2009 en de jaren 2010 en 2011 definitief vast te stellen. Daardoor had het zorgkantoor ten onrechte een maximale eigen bijdrage ingehouden op het pgb van haar zoon voor de betreffende jaren. Verzoekster had bij de toekenning van de pgb's geen directe aanleiding om te vermoeden dat de voorlopige eigen bijdragen niet correct waren. Zij had tevens geen reden gezien om in bezwaar te gaan tegen de eigen bijdragen, omdat deze voorlopig waren vastgesteld en niet definitief. Daarnaast had zij geen inkomensgegevens van haar zoon aan het zorgkantoor verstrekt op grond waarvan het zorgkantoor de voorlopige eigen bijdrage kon berekenen. Op het omzettingsformulier van 4 mei 2009 stond vermeld dat het bij twijfel beter was om dit niet te doen. Verzoekster stelde tevens dat zij geen aanleiding had gezien om de eigen bijdrage zelf uit te rekenen met behulp van de rekenhulp waarvan op het omzettingsformulier melding werd gemaakt. Er stond namelijk vermeld dat de rekenhulp bedoeld was voor eigen informatie en dat er geen rechten aan konden worden ontleend. Tevens stond er op het formulier vermeld dat de inkomensgegevens door het zorgkantoor bij de Belastingdienst werden opgevraagd.

5 Verzoekster stelde verder dat zij van het CAK had vernomen dat haar zoon pas op 3 januari 2011 door het zorgkantoor bij het CAK was aangemeld als budgethouder. Tot slot schreef verzoekster dat zij de teveel in rekening gebrachte eigen bijdrage niet alsnog kon verantwoorden, omdat zij het netto-budget niet of nauwelijks had overschreden. Zij had daardoor ongeveer 20.000 minder aan zorg kunnen inkopen voor haar zoon. Verzoekster was van mening dat haar zoon recht had op dit bedrag en de mogelijkheid moest krijgen om dit bedrag alsnog aan zorg uit te geven. Behalve een klacht diende verzoekster op 17 januari 2012 tevens bezwaarschriften in bij het zorgkantoor tegen de voorlopig vastgestelde eigen bijdragen voor de periode 21 oktober tot en met 31 december 2009 en het jaar 2010. Het zorgkantoor reageerde bij brief van 24 januari 2012 op verzoeksters klacht. Daarin schreef het zorgkantoor dat het betreurde dat de voorlopige eigen bijdragen van verzoeksters zoon een stuk hoger waren vastgesteld dan de definitieve eigen bijdragen en dat hij daardoor mogelijk minder zorg had kunnen inkopen. Het zorgkantoor stelde verder dat het de eigen bijdrage berekent op basis van de beschikbare gegevens. Wanneer deze gegevens onbekend zijn, gebruikt het zorgkantoor een voorlopig, geschat inkomen. Voor het corrigeren van de voorlopige eigen bijdrage heeft het zorgkantoor de inkomensgegevens van de budgethouder nodig. Deze gegevens ontvangt het zorgkantoor van het CAK. Daarvoor moet het zorgkantoor de budgethouder eerst aanmelden bij het CAK. In het geval van verzoeksters zoon had het zorgkantoor de aanmelding op 27 februari 2009 verstuurd. Het zorgkantoor verklaarde verzoeksters klacht uiteindelijk gegrond. Aan het verzoek van verzoekster om het verschil tussen de voorlopige en definitieve eigen bijdragen van haar zoon alsnog te mogen besteden aan zorg kon het zorgkantoor niet voldoen. Het pgb kon alleen worden besteed in het budgetjaar en niet worden meegenomen naar andere jaren. Het zorgkantoor nam tevens verzoeksters bezwaarschriften, ondanks dat deze te laat waren ingediend, in behandeling en stuurde verzoekster op 3 februari 2012 een informatieve brief. Daarin schreef het zorgkantoor onder andere dat het de voorlopige eigen bijdragen van verzoeksters zoon voor de periode 21 oktober tot en met 31 december 2009 en het jaar 2010 had herzien. Daarvoor had het zorgkantoor de IB-60 formulieren gebruikt die verzoekster had opgestuurd. De definitieve eigen bijdrage voor de periode 21 oktober tot en met 31 december 2009 bedroeg 29,63. Voor het jaar 2010 was de definitieve eigen bijdrage vastgesteld op een bedrag van 153,72. De verschillen tussen de voorlopige en de definitieve eigen bijdragen 2009 en 2010 bedroegen daarmee respectievelijk 615,73 en 11.292,96. Met de brief stuurde het zorgkantoor nieuwe jaarafrekeningen van verzoeksters zoon mee voor de jaren 2009 en 2010.

6 Op 3 mei 2012 stuurde het zorgkantoor een drietal beschikkingen naar verzoekster. In deze beschikkingen waren de eigen bijdragen van verzoeksters zoon voor de periode 21 oktober tot en met 31 december 2009 en de jaren 2010 en 2011 definitief vastgesteld. Visie verzoekster Verzoekster stelt dat het zorgkantoor heeft nagelaten om de eigen bijdragen van haar zoon voor de periode 21 oktober tot en met 31 december 2009 en de jaren 2010 en 2011 tijdig definitief vast te stellen. Daardoor heeft zij de teveel ingehouden eigen bijdragen door het zorgkantoor van in totaal ruim 20.000 niet kunnen besteden aan zorg voor haar zoon. Visie zorgkantoor Het zorgkantoor stelt dat verzoekster begin 2009 een verzoek heeft ingediend bij het zorgkantoor om de zorgaanspraak van haar zoon om te zetten van ZIN in een pgb. Naar aanleiding van dit verzoek heeft het zorgkantoor verzoeksters zoon op 27 februari 2009 als budgethouder aangemeld bij het CAK. Tegenwoordig meldt het zorgkantoor nieuwe budgethouders pas aan bij het CAK ná het toekennen van het pgb. Na de aanmelding heeft het zorgkantoor de definitieve inkomensgegevens van verzoeksters zoon niet ontvangen van het CAK. Het zorgkantoor beschikte tevens niet over de inkomensgegevens van verzoeksters zoon van drie jaar terug. Daarom heeft het zorgkantoor de voorlopige eigen bijdragen van verzoeksters zoon op basis van zijn toegekende zorgfuncties berekend. In dat soort gevallen is de voorlopige eigen bijdrage meestal hoger dan de nog vast te stellen definitieve eigen bijdrage. Daarmee wil het zorgkantoor voorkomen dat de budgethouder na het vaststellen van de definitieve eigen bijdrage een bedrag aan het zorgkantoor moet terugbetalen. Hoewel het zorgkantoor conform de geldende regelgeving en protocollen heeft gehandeld, begrijpt het zorgkantoor dat verzoeksters zoon hinder heeft ondervonden van deze werkwijze. Het zorgkantoor wil dit soort situaties in de toekomst voorkomen. Daarom gaat het zorgkantoor de ontbrekende inkomensgegevens voor het vaststellen van de eigen bijdrage 2012 opvragen bij de budgethouders. Tot slot stelt het zorgkantoor dat het, naast de aanmelding van 27 februari 2009, geen melding heeft gestuurd naar het CAK dat verzoeksters zoon vanaf 3 januari 2011 een pgb heeft.

7 Visie CAK Het CAK stelt dat het geen melding heeft ontvangen van het zorgkantoor dat verzoeksters zoon vanaf 21 oktober 2009 een pgb heeft. Daarom is er voor het CAK geen aanleiding geweest om de maximale periodebijdrage van verzoeksters zoon voor de jaren 2009 en 2010 vast te stellen en door te geven aan het zorgkantoor. Het CAK heeft de gegevens van verzoeksters zoon niet opgenomen in zijn administratie naar aanleiding van de ontvangst van de lijst met budgethouders van het zorgkantoor op 31 januari 2010. Volgens het CAK betrof deze lijst een totaaloverzicht van alle budgethouders van het zorgkantoor. In 2010 heeft het CAK met de zorgkantoren afgesproken dat alleen nieuwe budgethouders en afmeldingen via dit soort lijsten zouden worden aangeleverd en niet de mensen die al langer een pgb hadden. Zodoende heeft het CAK de gegevens van verzoeksters zoon niet ingevoerd in zijn registratiesysteem. Tot slot benadrukt het CAK dat het bezig is om het proces van gegevensuitwisseling met het zorgkantoor voor de vaststelling van de eigen bijdrage te automatiseren met als doel om dit soort incidenten in de toekomst te voorkomen. Gezamenlijke reactie zorgkantoor en CAK In reactie op de vraag van de Nationale ombudsman of het CAK en het zorgkantoor bereid waren om gezamenlijk een gebaar te maken naar verzoeksters zoon, hebben zij meegedeeld dat verzoeksters zoon over het jaar 2013 2.000 extra pgb krijgt. Beoordeling 1. Wat toetst de Nationale ombudsman? De Nationale ombudsman toetst de wijze waarop UVIT Zorgkantoor heeft gehandeld bij het opleggen en innen van de eigen bijdragen AWBZ voor het persoonsgebonden budget van verzoeksters zoon voor de jaren 2009 tot en met 2011. Daarnaast toetst de Nationale ombudsman de handelwijze van het CAK bij de gegevensuitwisseling met het zorgkantoor voor het (definitief) vaststellen van de eigen bijdragen van verzoeksters zoon. 2. Waaraan toetst de Nationale ombudsman?

8 De Nationale ombudsman toetst de gedragingen van het zorgkantoor en het CAK aan het vereiste van samenwerking. Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid op eigen initiatief in het belang van de burger samenwerkt met andere (overheids-)instanties en de burger niet van het kastje naar de muur stuurt. Dit vereiste brengt met zich mee dat overheidsinstanties op een adequate wijze gegevens uitwisselen met ketenpartners zodat zij tijdig een definitieve beslissing kunnen nemen over financiële verplichtingen van burgers. 3. Hoe luidt het oordeel van de Nationale ombudsman? Het zorgkantoor en het CAK hebben gehandeld in strijd met het vereiste van samenwerking. Voor een budgethouder is het belangrijk om tijdig te weten welk bedrag hij of zij ter beschikking heeft om zorg in te kopen. In het geval van verzoeksters zoon heeft het zorgkantoor pas begin 2012 naar aanleiding van een signaal van verzoekster zelf de eigen bijdragen voor de jaren 2009 tot en met 2011 definitief vastgesteld. Dat is veel te laat. Op dat moment kon verzoekster de teveel ingehouden voorlopige eigen bijdragen voor de jaren 2009 tot en met 2011 van in totaal bijna 22.000 niet meer besteden aan zorg voor haar zoon. Uit het onderzoek is gebleken dat het zorgkantoor en het CAK verschillende opvattingen hebben over de datum waarop verzoeksters zoon voor het eerst door het zorgkantoor als budgethouder is aangemeld bij het CAK. In de registratiesystemen van beide instanties staan verschillende data van aanmelding geregistreerd. Het is daardoor niet met zekerheid vast te stellen wanneer de eerste aanmelding heeft plaatsgevonden. Wel is duidelijk geworden dat het zorgkantoor de gegevens van verzoeksters zoon op 31 januari 2010 via een lijst heeft opgestuurd naar het CAK voor de vaststelling van de definitieve eigen bijdrage 2011. Het CAK heeft deze gegevens echter niet verwerkt gelet op werkafspraken die het met de zorgkantoren zou hebben gemaakt. Wat voor afspraken er ook zijn gemaakt, het CAK had uit de aangeleverde gegevens kunnen en moeten opmaken dat voor verzoeksters zoon nog een definitieve eigen bijdrage moest worden vastgesteld voor de jaren 2009 tot en met 2011. Daarnaast had ook het zorgkantoor aan de bel moeten trekken bij het CAK toen het naar eigen zeggen verzoeksters zoon op 27 februari 2009 had aangemeld bij het CAK, maar vervolgens geen gegevens ontving van het CAK. De Nationale ombudsman heeft niet met zekerheid vast kunnen stellen wat precies de oorzaak is van de late vaststelling van de definitieve eigen bijdragen van verzoeksters zoon. Het zorgkantoor en het CAK hebben echter als ketenpartners een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de eigen bijdragen tijdig definitief vast te stellen. Nu dit niet is gebeurd, hebben beide instanties in strijd gehandeld met het vereiste van samenwerking. De onderzochte gedragingen zijn niet behoorlijk.

9 Instemming Met instemming heeft de Nationale ombudsman er kennis van genomen dat het zorgkantoor en het CAK gezamenlijk uit coulance een extra bedrag aan pgb beschikbaar hebben gesteld aan verzoeksters zoon voor het jaar 2013. De Nationale ombudsman heeft er tevens met instemming kennis van genomen dat het zorgkantoor de ontbrekende inkomensgegevens voor het vaststellen van de eigen bijdrage 2012 heeft opgevraagd bij de budgethouders. Conclusie De klacht van verzoekster over UVIT Zorgkantoor is gegrond wegens schending van het vereiste van samenwerking. De onderzochte gedraging van het CAK is tevens in strijd met het vereiste van samenwerking.