Inspectierapport Kindcentrum Bloemenoord (KDV) Kastanjestraat 4 5143CZ WAALWIJK Registratienummer 506584641 Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant In opdracht van gemeente: Waalwijk Datum inspectie: 26-05-2016 Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport: 31-05-2016
Inhoudsopgave Het onderzoek... 3 Observaties en bevindingen... 4 Pedagogisch klimaat... 4 Personeel en groepen... 6 Inspectie-items... 7 Gegevens voorziening... 9 Gegevens toezicht... 9 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum... 10 2 van 10
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. Beschouwing Kindcentrum Bloemenoord is een onderdeel van Mikz kinderopvang. Kindcentrum Bloemenoord is gehuisvest in de basisscholen Pieter Wijten en basisschool Hugo. Binnen dit kindcentrum wordt dagopvang en buitenschoolse opvang aangeboden. De peutergroep biedt opvang aan kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar oud. Momenteel is er één groepsruimte voor de peutergroep, er worden maximaal 16 kinderen gelijktijdig opgevangen. Dezelfde groepsruimte wordt gebruikt door de voor- (buiten)schoolse opvang. Inspectiegeschiedenis: Datum aanvraag: 13 december 2013 Onderzoek voor registratie: 18 februari 2014 Opgenomen in het landelijk register kinderopvang: 10 maart 2014 Onderzoek na registratie: 10 juni 2014. Aan alle beoordeelde voorwaarden is voldaan. Reguliere inspectie: 4 juni 2015. Er is één overtreding geconstateerd binnen het domein: Ouderrecht: er is geen oudercommissie samengesteld Conclusie: Op 26 mei 2016 heeft er een onaangekondigd jaarlijkse inspectie plaats gevonden. Tijdens het huidige inspectiebezoek is aan alle beoordeelde voorwaarden is voldaan. De toelichting op de bevindingen van de inspecteur kunt u teruglezen in het vervolg van dit rapport. Aan het einde van dit rapport treft u een overzicht aan van de inspectie-items die zijn beoordeeld. Advies aan College van B&W Geen handhaving. In het register staan 28 kindplaatsen opgenomen, in de praktijk worden er maximaal 16 kinderen opgevangen. Het is aan de houder om de wijziging naar 16 kindplaatsen door te geven aan de gemeente middels een hiervoor geschikt wijzigingsformulier. 3 van 10
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Tijdens de observaties van de pedagogische praktijk maakt de toezichthouder gebruik van het Veldinstrument observatie kindercentrum (GGD GHOR Nederland/ NJI, 2015). Onderstaande beschrijvingen zijn aan dat instrument ontleend, en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd tijdens het observeren op de groep. Na de beschrijving uit het veldinstrument (schuin gedrukt) volgt eventueel een voorbeeld uit de waargenomen praktijk. De observatie en de beschrijving van de pedagogische praktijk richt zich op de doelen zoals vastgelegd in de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen: De mogelijkheid geven om normen en waarden eigen te maken. De mogelijkheid bieden tot de ontwikkeling van persoonlijke competenties. De ruimte bieden tot het ontwikkelen van sociale competenties. De mogelijkheid geven om normen en waarden eigen te maken. Pedagogische praktijk De beroepskrachten weten wat de vier pedagogische basisdoelen inhouden. Ze weten in grote lijnen wat hierover in het pedagogisch beleid staat. Bieden van emotionele veiligheid: Er heerst een ontspannen, open sfeer in de groep. Er is een dagschema met dagelijkse routines en activiteiten in een herkenbare en vertrouwde volgorde. Het biedt houvast voor kinderen. Het laat ruimte voor enige flexibiliteit voor onvoorziene situaties of uitloop van geplande activiteiten. Bijvoorbeeld: Na de kring gaat de groep uiteen in twee kleine groepjes. Een groep gaat kleuren in de kleine ruimte aansluitend aan de groepsruimte. De andere groep luistert een verhaaltje aan de grote tafel. Daarna worden de groepjes gewisseld zodat alle kinderen deel nemen aan het activiteiten aanbod. Kinderen hebben vaste beroepskrachten en bekende leeftijdsgenootjes om zich heen. Er is sprake van max. 3 vaste beroepskrachten die de groep begeleiden. Bijvoorbeeld: Uit het rooster blijkt dat er 2 vaste beroepskrachten worden ingezet. Persoonlijke competentie: Kinderen hebben de mogelijkheid om (leer)ervaringen op te doen dankzij de groep, spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting. In het dagprogramma zijn altijd activiteiten opgenomen die gericht zijn op en/of aanzetten tot taalverrijking (voorlezen, taalspelletjes. liedjes, rijm, verwoorden van ervaringen). Bijvoorbeeld: De beroepskrachten zingen liedjes met de kinderen om een activiteit aan te kondigen. Zo wordt er een liedje gezongen voor het opruimen. In de goedemorgen kring een liedje om elk kind te begroeten en voor het eten. Het stimuleren van de sociale competentie: De kinderen zijn deel van de groep. De beroepskrachten betrekken de kinderen actief bij verzorgende en organisatorische taken zoals opruimen en dingen klaarzetten. De beroepskrachten geven de kinderen positieve feedback en waardering als zij zich actief betrokken en verantwoordelijk tonen. Bijvoorbeeld: De beroepskracht zegt duidelijk de naam van het kind en vraagt: "Kun jij de blokken gaan opruimen?" en: "Zou jij hem kunnen helpen?" Samen gaan de kinderen opruimen. Tussendoor geeft de beroepskracht een compliment aan de kinderen. 4 van 10
Overdracht van normen en waarden: Oefenen van gedeelde verantwoordelijkheid en respectvol samenzijn De beroepskrachten bouwen het dagprogramma op met vaste rituelen en bekende afspraken. Kinderen weten wat er gaat gebeuren en wat van hen wordt verwacht. Conclusie: Op basis van de observatie is gebleken dat op kindcentrum Bloemenoord de emotionele veiligheid, persoonlijke competentie, sociale competentie en overdracht van normen en waarden voldoende gewaarborgd zijn. Voorschoolse educatie Op het kindcentrum wordt er gewerkt volgens het programma Peuterplein en Startblokken. De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. Per week wordt er minimaal 10 uur besteed aan voorschoolse educatie. Alle beroepskrachten beschikken over een getuigschrift over het verzorgen van voorschoolse educatie. De houder heeft een opleidingsplan opgesteld waarin de VVE scholing naar voren komt. Op 23 mei 2016 heeft er een interne audit plaats gevonden. De beroepskracht heeft de verslaglegging van deze audit ter inzage aan de toezichthouder overlegd. In het document: "Checklist VVE kwaliteit inventariseren" staan verbetersuggesties voor het werken met het VVEprogramma. Gebruikte bronnen: Interview anderen (Beroepskrachten) Observaties (Pedagogische praktijktoets) VVE-certificaten Opleidingsplan voorschoolse educatie (conceptversie 10-12-2015) Checklist VVE kwaliteit inventariseren (23 mei 2016) 5 van 10
Personeel en groepen Binnen dit domein zijn de medewerkers gecontroleerd op een geldige verklaring omtrent het gedrag en een passende beroepskwalificatie voor het werken in de kinderopvang. De beroepskracht-kindratio zijn gecontroleerd door middel van roosters, presentielijsten en bezettingslijsten. Beoordeeld is of de praktijk met de theorie overeenkomt. Verklaring omtrent het gedrag De beroepskrachten zijn in het bezit van een recente verklaring omtrent het gedrag. De VOG's voldoen aan de eisen gesteld in de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Er is één stagiaire werkzaam bij kindcentrum Bloemenoord, de verklaring omtrent het gedrag van de stagiaire is niet ouder dan 2 jaar, hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde. Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over een passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. Opvang in groepen De opvang vindt plaats in stamgroepen met maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar oud. Beroepskracht-kindratio Uit de presentielijsten en het rooster van week 17 t/m 21 blijkt dat er conform de beroepskracht-kindratio gewerkt wordt. De beroepskrachten werken volgens een vast rooster. Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten waarvan dagelijks er minimaal één werkzaam is op de groep van het kind. Er wordt niet tijdelijk afgeweken van de beroepskracht-kindratio omdat de peuterzaal 2,5 uur per dagdeel opvang biedt (niet van toepassing). Gebruikte bronnen: Interview anderen (Beroepskrachten) Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Presentielijsten (week 17 t/m 21) Personeelsrooster (week 17 t/m 21) 6 van 10
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Voorschoolse educatie De voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste één beroepskracht per acht kinderen. (art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. (art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: Een getuigschrift van met gunstig gevolg afgelegd examen van één van de bij ministeriële regeling vastgelegde diploma s. OF Een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. (art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) Onderdeel van de beroepsopleiding waarvoor het getuigschrift is behaald, vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. OF De beroepskracht bezit een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma s. (art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) 7 van 10
De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op. (art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. (art 1.50b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie) Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. (art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht, vrijwilliger, is niet ouder dan twee jaar. (art 1.50 lid 4, 8 en 9, art 1.57 lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen De opvang vindt plaats in stamgroepen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot 1 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht-kindratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar; - 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 8 van 10
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : Kindcentrum Bloemenoord Aantal kindplaatsen : 28 Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Ja Gegevens houder Naam houder : Mikz Kinderopvang B.V. Adres houder : Postbus 200 Postcode en plaats : 5140AE WAALWIJK Website : www.mikz.nl KvK nummer : 17226838 Aansluiting geschillencommissie : Ja Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Hart voor Brabant Adres : Postbus 3024 Postcode en plaats : 5003DA Tilburg Telefoonnummer : 088-3686845 Onderzoek uitgevoerd door : T. Butler Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : Waalwijk Adres : Postbus 10150 Postcode en plaats : 5140GB WAALWIJK Planning Datum inspectie : 26-05-2016 Opstellen concept inspectierapport : 30-05-2016 Zienswijze houder : Niet van toepassing Vaststelling inspectierapport : 31-05-2016 Verzenden inspectierapport naar houder : 31-05-2016 Verzenden inspectierapport naar : 31-05-206 gemeente Openbaar maken inspectierapport : 21-06-2016 9 van 10
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen. 10 van 10