Afstemmingverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013



Vergelijkbare documenten
vast te stellen: de volgende Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012-A gemeente Heerde.

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2008, voorstelnummer 180;

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

besluit: vast te stellen de Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde.

Maatregelverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Doesburg 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen- Duiveland 2015

Verordening afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2016

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2013;

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Afstemmingsverordening gemeente Arnhem 2015

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deurne 2018

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017

Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2013;

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

RAADSBESLUIT. Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten februari

Maatregelverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep 2013

Verordening maatregelen Wet Werk en Bijstand 2005

Afstemmingsverordening WWB

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2014, nr. 12A;

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE BESLUIT

MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ 2010

Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Werkendam

AFSTEMMINGSVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ GEMEENTE DOETINCHEM 2013

Zaaknummer. Documentnummer

AFSTEMMINGSVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ GEMEENTE DOETINCHEM 2013

Maatregelenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Aa en Hunze

Maatregelverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Renkum 2012

MAATREGELENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2010

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 mei 2013;

Maatregelenverordening WWB Dantumadiel 2009 e.v (*)

Gemeente Nissewaard - Verordening handhaving, maatregelen en boeten Nissewaard 2016

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d ;

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Officiële uitgave van de gemeente Bergeijk Nummer 9 22 december 2014

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 5 december 2014, nr ;

Gemeente Baarn - Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ. - gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders.., met overneming van de daarin vermelde motieven;

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b en 41, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren;

b e s l u i t : vast te stellen de: Afstemmingsverordening 2016

Maatregelverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Doesburg

Gemeenteblad Officiële uitgave van de gemeente Huizen Week: 51 Datum: nr. 31

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

Afstemmingsverordening Opsterland 2013

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Hoogezand-Sappemeer 2015

CVDR. Nr. CVDR194664_1. Afstemmingsverordening WWB en IOAW

Afstemmingsverordening Participatiewet Ioaw, Ioaz, gemeente Zandvoort

RAADSBESLUIT 13R

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Berkelland 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van [.];

MAATREGELENVERORDENING PARTICIPATIEWET, IOAW, IOAZ HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ Heemstede 2015 (II).

Dienstverlening Gemeentestukken 2013/244B

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ en Bbz 2004 gemeente Renkum 2015

MAATREGELENVERORDENING inkomensvoorzieningen Lelystad 2012

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Werk en Inkomen Nieuwegein 2018

gemeente Bronckhorst

Model- Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOZA 2015

AFSTEMMINGSVERORDENING PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ GEMEENTE MENTERWOLDE 2014

Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2017.

Afstemmingsverordening WWB Sluis 2013

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Zoeterwoude 2016

Afstemmmingsverordening 2015

Maatregelenverordening WWB, IOAW, IOAZ 2012 gemeente Montfoort

AFSTEMMINGSVERORDENING WWB, IOAW en IOAZ gemeente Geldermalsen 2013

B&W d.d. 15 juli 2014

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Ede 2015

BBM gemeente Steenbergen

Afstemmingsverordening Participatiewet, BBZ, IOAW en IOAZ 2015 Gemeente Oegstgeest

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Venray 2017 ev.

Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1:Algemene bepalingen.

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Olst-Wijhe

Verordening afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ Het Hogeland 2019

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde. b. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Zeewolde.

Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Heerenveen

Nadere uitleg is opgenomen in de implementatiehandleiding, onderdeel van de bij deze modelverordening behorende ledenbrief.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Maatregelenverordening WWB, Bbz, Ioaw, Ioaz 2013

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Beuningen 2015 a tl III I III IIIII MM IIMl I II

*ZEA9718BDCB* Raadsvergadering d.d. 20 april 2017

Gemeente Albrandsuuaard

Datum 2 januari 2018 collegevergadering : raadsvergadering : Portefeuillehouder : Volgnummer :

Afstemmingsverordening Participatiewet IOAW en IOAZ gemeente Tholen 2015

BIJLAGE 2. Overzicht wijzigingen Afstemmingsverordening 2015 GR Ferm Werk (niet gewijzigde onderdelen zijn grijs gedrukt) Gedragingen Participatiewet

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Midden-Drenthe

Afstemmingsverordening Lelystad 2015

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deventer 2016

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Weesp 2015

Verordening afstemming, bestuurlijke boete en handhaving Participatiewet, IOAW en IOAZ Utrecht 2015

Algemene toelichting Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 gemeente Heerde

131 Raadsvoorstel Reg. nr : Ag. nr : 14 Datum :

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 november 2014, nummer: 14/987

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Transcriptie:

T De raad van de gemeente Noordenveld gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 mei 2013; gelet op artikel 8 eerste lid onder b en h, artikel 9a lid 12 en artikel 18 van de Wet werk en bijstand, alsmede artikel 35 eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35 eerste lid, onderdeel b en artikel 20 eerste lid IOAZ; besluit: Vast te stellen: Afstemmingverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Vrtikel 1. Begripsomschrijving 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet. 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. het bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier. b. uitkering: algemene bijstand op grond van de WWB, de bijzondere bijstand, alsmede een uitkering op grond van de IOAW en de IOAZ. c. uitkeringsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de WWB, de bijzondere bijstand, of, voor zover sprake is van een IOAW of loaz-uitkering, de grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 IOAW respectievelijk artikel 5 IOAZ; d. benadelingsbedrag: de uitkering waarop een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Artikel 2. Het toepassen van een verlaging 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het bestuur tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet voortvloeiende verplichtingen, met uitzondering van artikel 17 lid 1 van de WWB, niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het bestuur zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een verlaging toegepast. 2. Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. Artikel 3. Het besluit tot opleggen van een verlaging In het besluit tot opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging zoals neergelegd in de hoofdstukken 2 tot en met 4 van deze verordening. 1

Artikel 4. Berekeningsgrondslag 1. De verlaging wordt toegepast op de uitkeringsnorm. 2. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien: a. aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de WWB; of b. de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie tot zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft. 3. Een verlaging wordt niet toegepast op de langdurigheidstoeslag. Artikel 5. Afzien van een verlaging 1. Het bestuur ziet af van het toepassen van een verlaging indien: a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of b. de gedraging meer dan 12 maanden vóór constatering van die gedraging door het bestuur heeft plaatsgevonden. 2. Het bestuur kan afzien van het toepassen van een verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. 3. Indien het bestuur afziet van het toepassen van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan. Artikel 6. Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging 1. De verlaging wordt toegepast op de uitkering of de bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 WWB met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag. 2. Indien verlaging overeenkomstig het eerste lid niet mogelijk is, omdat de uitkering is beëindigd of ingetrokken, kan de verlaging met terugwerkende kracht worden toegepast op de uitkering over de periode waarop de gedraging betrekking heeft gehad dan wel de uitkering over de periode waarin de gedraging heeft plaatsgevonden. 3. Een verlaging wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een verlaging die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen. Artikel 7. Horen van belanghebbende 1. Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen. 2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien: a. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; b. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het bestuur of van een derde aan wie het bestuur met toepassing van artikel 7 van de WWB werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de WWB, of art. 13 van de IOAW/IOAZ, of; c. het bestuur het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid. 2

t Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid Artikel 8. Gedragingen Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9, 9a, artikel 17 lid 1 respectievelijk artikel 37 en 38 IOAW; artikel 37 en 38 IOAZ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: 1. Eerste categorie: a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie; 2. Tweede categorie: a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden; b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; c. het niet of onvoldoende verrichten van een door het bestuur opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c WWB, artikel 37 lid 1 onderdeel f IOAW of artikel 37 lid 1 onderdeel f IOAZ. d. het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 WWB, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 WWB. 3. Derde categorie: a. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren; b. het in of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het bestuur aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b WWB en artikel 10, eerste lid, van de WWB of artikel 36 lid 1 IOAW en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAW en artikel 36 lid 1 en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAZ, waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening; c. het door een persoon jonger dan 27 jaar niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de WWB; d. het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b WWB respectievelijk artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAW en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 WWB respectievelijk 38 lid 1 IOAW en artikel 38 lid 1 IOAZ. 4. Vierde categorie: a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid; b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Artikel 9. De hoogte en duur van de verlaging. 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging vastgesteld op: a. vijf procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie; b. twintig procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie; c. vijftig procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie; 3

d. honderd procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie; 2. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid. Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een verlaging. Artikel 10. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid 1. Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB, anders dan het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid als bedoeld in artikel 8, vierde lid onderdeel b van deze verordening, wordt een verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag. 2. Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging op de volgende wijze vastgesteld: a. bij een benadelingsbedrag tot 1000,-: 10% van de berekeningsgrondslag gedurende een maand; b. bij een benadelingsbedrag van 1000,- tot 2000,-: 20% van de berekeningsgrondslag gedurende een maand; c. bij een benadelingsbedrag van 2000,- tot 4000,-: 40% van de berekeningsgrondslag gedurende een maand; d. bij een benadelingsbedrag van 4000,- of meer: 100% van de berekeningsgrondslag gedurende een maand. 3. Onverminderd lid 2 wordt in geval geen gebruik is gemaakt van een voorliggende voorziening een verlaging op de volgende wijze vastgesteld: a. wanneer het betreft algemene bijstand: 100% van de berekeningsgrondslag gedurende een maand; b. wanneer het betreft bijzondere bijstand: 100% van het voor bijzondere bijstand in aanmerking komende bedrag ongeacht de periode waarover aanspraak gemaakt kan worden op bijzondere bijstand. 4. Onverminderd lid 2 wordt, indien en voor zover het recht op bijstand een gevolg is van het niet kunnen beschikken over middelen waarover men, indien er geen sprake zou zijn geweest van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, had kunnen beschikken of redelijkerwijs had kunnen beschikken, een verlaging opgelegd ter hoogte van het recht op bijstand (ongeacht de periode waarover aanspraak gemaakt kan worden op de bijstand). Artikel 11. Zeer ernstige misdragingen 1. Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het bestuur of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB, IOAW of IOAZ, wordt een verlaging opgelegd van minimaal 50 % van de bijstandsnorm gedurende een maand. Artikel 12. Niet nakomen van overige verplichtingen Indien een belanghebbende een of meerdere door het bestuur opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 55 WWB niet of onvoldoende nakomt, wordt een verlaging toegepast. De verlaging wordt vastgesteld op: a. 20 % van de uitkeringsnorm bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling; b. 20 % van de uitkeringsnorm bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand; c. 40 % van de uitkeringsnorm bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot vermindering van de bijstand; d. 100 % van de uitkeringsnorm bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot beëindiging van de bijstand. 4

Artikel 13. Samenloop van gedragingen 1. Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in deze verordening genoemde verplichtingen, wordt een verlaging opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en de duur van de verlaging wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld. 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is. 3. Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van een in deze verordening genoemde verplichting en van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 lid 1 WWB, artikel 13 IOAW of artikel 13 IOAZ, is het ter beoordeling aan het bestuur of een verlaging of een boete wordt opgelegd. Artikel 14. Recidive 1. Indien een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 8, lid 2 tot en met 4, artikel 10 lid 1 of artikel 12 van deze verordening opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging zoals vermeld in genoemde artikelen, wordt de duur van de verlaging verdubbeld. 2. Indien een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 8 lid 1 of artikel 11 van deze verordening, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging zoals bedoeld in voornoemde artikelen, wordt de hoogte van de verlaging verdubbeld. Artikel 15. Samenloop bij weigeren uitkering IOAW/IOAZ Indien het bestuur de uitkering op grond van artikel 20 lid 1 IOAW of artikel 20 lid 2 IOAZ blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die gedraging achterwege. Hoofdstuk 5. Slotbepalingen Artikel 16. De inwerkingtreding '. Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking met ingang van 1 januari 2013. 2. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening worden de maatregelenverordeningen WWB en IOAW/IOAZ ingetrokken. Artikel 17. Citeertitel I 5

t Algemene toelichting Afstemmingsverordening WWB, IÖAW en IOAZ 2013 gemeente Noordenveld. Rechten en plichten in de WWB De gemeenteraad heeft in de WWB een verantwoordelijkheid met betrekking tot de invulling van de rechten en plichten van bijstandsgerechtigden. Mede gelet op de rechtszekerheid van een bijstandsgerechtigde moet de gemeenteraad het eigen gemeentelijk beleid vastleggen in een verordening. Rechten en plichten zijn twee kanten van één medaille. Het recht op algemene bijstand is altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk te worden van de uitkering. Artikel 18 lid 1 WWB spreekt over het afstemmen van de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van een belanghebbende. In deze bepaling wordt benadrukt dat het vaststellen van de hoogte van de uitkering en de daaraan verbonden verplichtingen voor bijstandsgerechtigden maatwerk is. Daarbij moet recht worden gedaan aan de individuele situatie en de persoonlijke omstandigheden van bijstandsgerechtigden. <\rtikel 18 lid 2 WWB legt een directe koppeling tussen de rechten en verplichtingen van uitkeringsgerechtigden: het recht op een uitkering is altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk te worden van de uitkering. Dit betekent dat de vaststelling van de hoogte van de uitkering niet alleen afhangt van de toepasselijke uitkeringsnorm en de beschikbare middelen van de belanghebbende, maar ook van de mate waarin de verplichtingen worden nagekomen. Wanneer het bestuur tot het oordeel komt dat een bijstandsgerechtigde zijn verplichtingen niet of in onvoldoende mate nakomt, verlaagt het de uitkering. Er is dus geen sprake van een bevoegdheid, maar van een verplichting. Alleen wanneer iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, ziet het bestuur af van een dergelijke verlaging. Het bestuur moet niettemin bij de vaststelling van de verlaging rekening houden met de persoonlijke omstandigheden en de individueel vastgestelde verplichtingen. Het bestuur kan dan ook van een veriaging afzien indien het bestuur daartoe zeer dringende reden aanwezig acht. Is afgezien van een veriaging wegens het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid, dan is het niet mogelijk om bij toepassing van bepalingen ten aanzien van recidive deze gedraging mee te tellen. Is vanwege de afstemming op grond van artikel 18 lid 1 WWB van een verlaging afgezien dan is daarin geen reden gelegen om de betreffende gedraging juiten beschouwing te laten in geval van recidive. Wordt een verlaging voor een langere duur dan drie maanden opgelegd, dan zal het bestuur de verlaging aan een herbeoordeling moeten onderwerpen. Dat volgt uit artikel 18 lid 3 WWB. Bij een dergelijke herbeoordeling hoeft niet opnieuw een besluit te worden genomen, waarbij alle feiten en omstandigheden opnieuw tegen het licht worden gehouden. Het heeft slechts als doel vast te stellen of belanghebbende tussentijds (binnen de periode waarover de verlaging zich uitstrekt) blijk heeft gegeven van een zodanige gedragsverandering of dat sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden, dat aanleiding bestaat de eerder opgelegde verlaging in zwaarte of duur bij te stellen (zie CRvB 19-04- 2011, nr. 10/4882 WWB). Een verlaging krachtens de afstemmingsverordening moet niet gezien worden als een strafrechtelijke sanctie. Indien een betreffende gedraging ook een strafbaar feit oplevert, kan belanghebbende hier strafrechtelijk voor vervolgd worden. 7

Ondanks het feit dat de verlaging geen strafrechtelijke sanctie is, kunnen de verlaging en de strafvervolging niet naast elkaar bestaan als sprake is van hetzelfde rechtsfeit. Het beginsel van 'ne bis in idem' staat daaraan in de weg. Afstemmen in de IOAW en de IOAZ Sinds 1 juli 2010 heeft het bestuur de mogelijkheid een IOAW of IOAZ uitkering te verlagen of te weigeren indien een belanghebbende de aan het recht op uitkering verbonden verplichtingen niet of onvoldoende nakomt (artikel 20 IOAW en artikel 20 IOAZ). De gemeente moet het gemeentelijk beleid vastleggen in een verordening (artikel 35 lid 1 onderdeel b IOAW en artikel 35 lid 1 onderdeel b IOAZ). De verlaging van de uitkering komt in de plaats van het boeten- en maatregelenregime, waarbij zij opgemerkt dat de mogelijkheid om een boete op te leggen al per 1 januari 2010 was vervallen. Niet verlenen van medewerking Het niet verlenen van medewerking zal niet snel aanleiding geven tot verlaging van de bijstand. Het belangrijkste voorbeeld van de medewerkingsplicht is het toestaan van een huisbezoek. In de praktijk zal het niet toestaan van een huisbezoek echter leiden tot beëindiging of intrekking van het recht op bijstand omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Het verlagen van de bijstand is in dat geval niet aan de orde. Het niet voldoen aan een oproep om op een bepaald tijdstip te verschijnen, kan ook worden uitgelegd als het niet voldoen aan de medewerkingsplicht. In de praktijk betreft het echter veelal oproepen voor gesprekken om bepaalde inlichtingen te verstrekken zodat het niet verschijnen dan wordt gezien als het niet nakomen van de inlichtingenplicht. Daarom heeft de gemeenteraad ervoor gekozen het niet verlenen van medewerking zoals bedoeld in artikel 17 lid 2 WWB niet als verlagingswaardige gedraging op te nemen in deze verordening. Schenden van de inlichtingenplicht De bestuurlijke boete is per 1 januari 2013 opnieuw ingevoerd in de WWB, IOAW en IOAZ. Deze moet worden opgelegd bij een schending van de inlichtingenplicht en komt in de plaats van de verlaging van de bijstand. Verrekening bestuurlijke boete bij recidive De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voe. tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. Het is mogelijk deze regels onder te brengen in de afstemmingsverordening. De gemeenteraad heeft er echter voor gekozen deze regels niet in deze verordening op te nemen omdat deze verordening een gecombineerde WWB, IOAW en IOAZ afstemmingsverordening is. De regels over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete zijn neergelegd in de verordening "Verrekening bestuurlijke boete bij recidive". 8