1. Inleiding en procedure



Vergelijkbare documenten
1. Inleiding en procedure

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

3. Tegen het besluit werd op 21 november 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Op 20 december 2006 werden aanvullende gronden ingediend.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

3. Tegen het besluit werd op 21 november 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Op 20 december 2006 werden aanvullende gronden ingediend.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. 3. De overtreding van Vialis is mede toegerekend aan Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. (hierna: KVWS).

3. Tegen het besluit werd op 17 november 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Aanvullende gronden werden op 20 december ingediend.

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de d-g NMa een boete opgelegd.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Landustrie Sneek B.V. (hierna: Landustrie) een boete opgelegd.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit 1 als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de Raad een boete opgelegd aan GDB.

3. Stebema heeft op 2 juni 2005 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de Installlatie-sector. 2

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

3. Van den Biggelaar heeft op 16 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

3. Lareco heeft op 15 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. 3. Tegen het besluit hebben Witteveen, Erdo en Esha Building tijdig bezwaar aangetekend.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit 1 als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet

Advies in de zaken 4936 en 5007, J. Harwig Electriciteitswerken B.V. en BTNS Holding B.V.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Advies in de zaken 4876 en 4884, Holding Hilmare BV en Kindeg B.V.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet. prof. mr. J.H. Jans (voorzitter), prof. mr. F.O.W. Vogelaar,

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit is door de heer Zwaga tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 6 januari 2009.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Beslissing op bezwaar

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Advies in zaaknr Joost Visser Aannemingsbedrijf B.V.

ECLI:NL:RBROT:2015:1306

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Advies in zaaknr Hendriks-Infra V.O.F.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

artikel 62 van de Mededingingswet

3. Tegen het besluit werd op 11 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan de Onderneming een boete opgelegd.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1 Het verloop van de procedure

Transcriptie:

Advies in zaaknr. 3938-570 Minerva Beheer Oss B.V. Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: mr R.E. Bakker (voorzitter), prof dr E.E.C. van Damme en mr H.H.B. Vedder (tevens secretaris) 1. Inleiding en procedure 1. Bij besluit van 25 oktober 2006 in zaaknummer 3938-570 (hierna: het bestreden besluit) stelde de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) vast dat Minerva Beheer Oss B.V. (hierna: de onderneming) een inbreuk heeft gemaakt op artikel 6 Mededingingswet (hierna: Mw) waarvoor een boete is opgelegd aan de onderneming en Van Grunsven Aannemersbedrijf Oss B.V.(hierna Van Grunsven). 2. Tegen het bestreden besteden besluit heeft mr W.M.J.M. Heijltjes namens de onderneming op 4 december 2006 tijdig bezwaar aangetekend. 3. Deze procedure maakt deel uit van de procedure in de deelsector burgerlijke- en utiliteitsbouw (B&U-sector). 4. Bij brief van 16 maart 2007 werd aan de onderneming en de zaakbehandelaars bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit medegedeeld dat op 12 april 2007 een hoorzitting zou plaatsvinden van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet (hierna: Adviescommissie). Op 12 april 2007 vond deze hoorzitting plaats waarbij de onderneming, bijgestaan door mr. H.C. Lejeune, en vertegenwoordigers van de NMa werden gehoord door de subcommissie van de Adviescommissie bestaande uit: mr R.E. Bakker (voorzitter), prof dr E.E.C. van Damme en mr H.H.B. Vedder (tevens secretaris). 5. Het verslag van de hoorzitting werd op 16 mei 2007 aan de onderneming en de NMa rondgestuurd. 2. Bestreden besluit 5. Het bestreden besluit is als bijlage aan dit advies gehecht 3. Bezwaren en beoordeling Geen deelname aan vooroverleg 7. De onderneming voert aan dat zij niet heeft deelgenomen aan enig vooroverleg. Aldus is het bestreden besluit genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De onderneming is van mening dat het bestreden besluit betrekking heeft op haar dochteronderneming Van Grunsven. De projecten in verband waarmee Van Grunsven wordt genoemd zijn echter onbekend. De onderneming suggereert dat hier wellicht sprake is van verwarring met Van Grunsven Bouwbedrijf Nijmegen/Erp. 8. De NMa wijst op het wijdverbreide karakter van het vooroverleg en de jurisprudentie van het Hof van Justitie over het bewijs in mededingingszaken. De NMa voert aan dat 1

de naam van de onderneming, in combinatie met een (gedeeltelijke) vermelding van haar adres is genoemd in ten minste zeven clementieverzoeken. Bovendien wordt dit bevestigd door schriftelijke informatie over ten minste twintig projecten afkomstig van ten minste zes verschillende bronnen. Wat betreft hetgeen door de onderneming is aangevoerd inzake de naamsverwarring wijst de NMa erop dat de desbetreffende stukken de naam van de onderneming vermelden in combinatie met een gedeeltelijke adresvermelding in Oss. 9. De Adviescommissie verwijst naar hetgeen zij in haar advies in zaak 3689 [Naam] heeft overwogen over het bewijs over deelname aan een overtreding van de Mededingingswet. Naar de mening van de Adviescommissie volgen uit de randnummers 18 tot en met 22 van het bestreden besluit voldoende aanwijzingen voor de betrokkenheid van de onderneming bij de overtreding van de Mededingingswet. Ter zake van de vermelding van de naam van de onderneming in het bewijs in de onderhavige zaak constateert de Adviescommissie dat het hier gaat om de vermelding van de naam van de onderneming in combinatie met een gedeeltelijke vermelding van het adres. Naar het oordeel van de Adviescommissie heeft de NMa voldoende aannemelijk gemaakt dat de gestelde naamsverwarring zich niet voordoet. Mogelijkheid van indienen zienswijze 10. De onderneming voert aan dat zij niet op hoogte is gebracht van de mogelijkheid een zienswijze in te dienen naar aanleiding van het rapport. 11. Naar de mening van de NMa is de onderneming bij brief van 28 april 2006 op de hoogte gebracht van de mogelijkheid te reageren op het rapport. Deze brief is verstuurd naar het adres waarmee de onderneming is vermeld in het register van de Kamer van Koophandel. Het is de verantwoordelijkheid van de onderneming er zorg voor te dragen dat deze gegevens correct zijn. Andere correspondentie is naar een ander adres gestuurd, op aangeven van de heer Van Grunsven. Naar de mening van de NMa is hiermee de onderneming voldoende op de hoogte gebracht van de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. 12. Naar de mening van de Adviescommissie volgt uit artikel 18, lid 3, van de Handelsregisterwet dat de onderneming verantwoordelijk is voor de adresgegevens die zijn opgenomen in het handelsregister. De NMa kon dus de brief van 28 april 2006 versturen naar het adres dat was vermeld in het handelsregister. Daarmee komt het feit dat deze brief de onderneming niet heeft bereikt voor rekening en risico van de onderneming. [vertrouwelijk] 13. [vertrouwelijk] 14. [vertrouwelijk] 15. [vertrouwelijk]. Boete dient achterwege te blijven vanwege ontbreken maatschappelijk belang 2

16. De onderneming voert aan dat er geen maatschappelijk belang meer is gediend met het opleggen van een boete in de onderhavige zaak. Van Grunsven bestaat niet meer en de onderneming verricht geen activiteiten meer. Naar de mening van de onderneming is de heer Van Grunsven voldoende zwaar getroffen. 17. Naar de mening van de NMa dient de oplegging van een boete niet alleen speciaal preventieve doelen, maar ook een algemeen preventief doel. Daarmee dient de oplegging van de boete hoe dan ook een maatschappelijk belang. 18. De Adviescommissie is van mening dat het enkele feit dat de onderneming niet meer bestaat niet in de weg staat aan de oplegging van een boete. Dat de onderneming op dit moment niet meer in bedrijf is, staat niet in de weg aan de mogelijkheid om deze opnieuw voort te zetten of een nieuwe onderneming te starten. Hieraan kan nog worden toegevoegd dat de boete mede een preventief doel dient. Boeteverhogende omstandigheden 19. De onderneming wijst op de gang van zaken rond het faillissement van Van Grunsven en het mogelijke effect hiervan op de correspondentie tussen de onderneming en de NMa. De onderneming is van mening dat haar in deze omstandigheden geen verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van het uitblijven van gegevens over de aanbestedingsomzet 2001. De onderneming is dan ook van mening dat er geen sprake is van een boeteverhogende omstandigheid in dit verband. 20. Naar de mening van de NMa ontslaat de insolventie van de werkmaatschappij de onderneming niet van de plicht aangifte te doen van de aanbestedingsomzet 2001 conform de Bekendmaking boetetoemeting. 21. De Adviescommissie constateert dat de onderneming, na daartoe gemaand te zijn door de NMa, verschillende initiatieven heeft ontplooid om opgave te doen van de aanbestedingsomzet. Naar aanleiding hiervan heeft de NMa vastgesteld dat daarmee niet is voldaan aan de vereisten die aan de opgave worden gesteld op grond van de Bekendmaking boetetoemeting B & U sector. De Adviescommissie is het met de NMa eens dat de weigering een correcte opgave van de aanbestedingsomzet te doen kan worden gekwalificeerd als boeteverhogende omstandigheid, nu hierdoor afbreuk wordt gedaan aan een efficiënte behandeling van de onderhavige zaak. Tenzij de onderneming kan aantonen dat haar hiervan geen verwijt kan worden gemaakt, kan de NMa hiervoor dus een boeteverhoging toepassen. Naar de mening van de Adviescommissie heeft de onderneming vooralsnog niet aangetoond dat er sprake is van een niet-verwijtbare tekortkoming van haar zijde. Zoals in randnummer 15 is overwogen heeft de NMa zich ter zitting echter bereid verklaard de vaststelling van de aanbestedingsomzet 2001 te heroverwegen aan de hand van alsnog door (de gemachtigde van) de onderneming te verstrekken gegevens. Zij heeft tevens niet uitgesloten dat hierin aanleiding kan zijn gelegen tot heroverweging van de verhoging van de boete. Geschatte aanbestedingsomzet 22. De onderneming is van mening dat de geschatte aanbestedingsomzet te hoog is en is vastgesteld op grond van willekeurige en arbitraire criteria. Uit haar berekeningen 3

blijkt een aanbestedingsomzet 2001 van 226.890. De onderneming wijst in dit verband op het feit dat Van Grunsven veel opdrachten verwierf in zogeheten 1-op-1- verhouding. 23. De NMa wijst op de correspondentie met de onderneming inzake de aangifte van de aanbestedingsomzet. Daarbij is de onderneming erop gewezen dat de NMa zou uitgaan van een geschatte aanbestedingsomzet, tenzij de onderneming aangifte zou doen van de aanbestedingsomzet overeenkomstig de Bekendmaking boetetoemeting. Nu een dergelijke aangifte niet heeft plaatsgevonden kon de NMa uitgaan van een geschatte aanbestedingsomzet. 24. De Adviescommissie wijst op de methode voor de vaststelling van de boete die is neergelegd in de Bekendmaking boetetoemeting B & U sector. Deze gaat uit van de opgave van de aanbestedingsomzet door de onderneming. Nu deze opgave niet heeft plaatsgevonden, kon de NMa uitgaan van een geschatte aanbestedingsomzet. Ten aanzien van het bedrag waarop deze omzet is gesteld overweegt de Adviescommissie dat de hoogte hiervan nergens is onderbouwd. Naar de mening van de Adviescommissie dient dit nader te worden gemotiveerd. Ter zitting is gebleken dat door de onderneming nog nadere gegevens zullen worden aangeleverd. Door de NMa is de toezegging gedaan dat deze gegevens zullen worden meegenomen in de vaststelling van het besluit op bezwaar. Weigering uitstel hoorzitting 25. Naar de mening van de onderneming is de gevolgde procedure ter vaststelling van de datum van de hoorzitting in strijd met de rechten van de verdediging en de equality of arms. De onderneming wijst erop dat het mededingingsrecht kan worden betiteld als gespecialiseerd rechtsgebied, zodat gespecialiseerde rechtsbijstand vereist is. Verder wijst de onderneming op de moeizame verkrijging van gegevens van Van Grunsven. Ten slotte wijst de onderneming erop dat de NMa al vele jaren bezig met het vergaren van gegevens en bewijsmateriaal, zodat de onderneming gelijke mogelijkheden zou moeten hebben om gegevens en bewijsmateriaal te vergaren en aan te dragen. 26. De Adviescommissie stelt vast dat dit bezwaar is ingebracht door de gemachtigde die zich pas op 5 april 2007 heeft gemeld bij de NMa. Het inschakelen van een nieuwe gemachtigde op een dermate korte termijn dient naar de mening van de Adviescommissie voor risico en rekening van de onderneming te komen. Wat er ook zij van de mate van specialisatie van het rechtsgebied en de termijn die de NMa heeft gehad om het onderzoek te doen en het bestreden besluit te doen uitgaan, op de NMa rust eveneens de verplichting de procedure binnen een redelijke termijn af te ronden. 1 In dit verband beschouwt de Adviescommissie zichzelf eveneens gehouden aan redelijke termijnen. Gelet op de noodzaak redelijke termijnen in acht te nemen en de onmogelijkheid op korte termijn een alternatieve datum voor de hoorzitting vast te stellen acht de Adviescommissie de gang van zaken evenredig en niet in strijd met de equality of arms. Toerekenbaarheid 1 Rechtbank Rotterdam, uitspraak van 22 mei 2006, AUV Aesculaap, LJN AX 8425. 4

27. De onderneming wijst op de jurisprudentie van het Gerecht van eerste aanleg inzake de toerekenbaarheid van gedragingen. Naar de mening van de onderneming kan hier geen risicoaansprakelijkheid voor de moederonderneming uit worden afgeleid. De onderneming wordt getypeerd als papieren vennootschap, zonder kennis van of betrokkenheid bij het aannemersbedrijf. Daarmee is de onderneming onjuist vastgesteld en had de inbreuk niet aan haar mogen worden toegerekend. 28. De NMa wijst op de wijze waarop de onderneming is vastgesteld in de onderhavige zaak. Deze houdt in dat de inbreuk is toegerekend aan de hoogste 100% moederonderneming. Gelet op het gegeven dat de onderneming 100% van het kapitaal hield in Van Grunsven, kon de inbreuk aan haar worden toegerekend, c.q. kon de onderneming zodanig worden vastgesteld als heeft plaatsgevonden in het bestreden besluit. 29. De Adviescommissie wijst op rechtsoverweging 60 van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in gevoegde zaken T-71/03, T-74/03, T-87/03 en T-91/03, Tokai Carbon, waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de rechtspraak van het Hof van Justitie kan worden afgeleid dat er voor wat betreft de toepassing van de mededingingsregels vanuit kan worden gegaan dat een moederonderneming aansprakelijk is voor het gedrag van een 100% dochter, zonder dat behoeft te worden onderzocht of de moederonderneming daadwerkelijk invloed heeft uitgeoefend op het gedrag van de dochteronderneming. Gelet op het feit dat de moederonderneming in de onderhavige zaak 100% van het kapitaal hield in Van Grunsven, kon de onderneming worden vastgesteld op de wijze als is gebeurd in het bestreden besluit c.q. kon de inbreuk worden toegerekend aan de onderneming. 4. Conclusie en advies De Adviescommissie adviseert - na beoordeling van de bezwaren van onderneming - de Raad van Bestuur bij het nemen van het besluit op bezwaar het navolgende in overweging te nemen. De bezwaren van de onderneming moeten naar de mening van de Adviescommissie ongegrond worden verklaard. mr R. E. Bakker (voorzitter) mr H.H.B. Vedder (secretaris) 5