Ex- ante advies IODS- weidevogelbeheer Midden- Delfland



Vergelijkbare documenten
Beste Randy, Bedankt voor de medewerking. Met vriendelijke groet, Danny Eijsackers.

Naar een goed weidevogelbeheer. Cees Witkamp Senior beleidsmedewerker boerenlandvogels Vogelbescherming Nederland

Weidevogelpact Midden-Delfland

Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

De kern ligt bij plasdras

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

Aantal gevonden legsels in 2008

Toelichting flexibiliteit binnen het ANLB 2016

Uitleg flexibiliteit beheer ANLb

Bezoekeffecten en nestbescherming bij weidevogels. Paul Goedhart Wolf Teunissen Hans Schekkerman Maja Roodbergen

Samenwerkingsintentie Weidevogelpact Midden-Delfland

Het belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen

WAARNEMEN REGISTREREN ANALYSEREN COMMUNICEREN/RAPPORTEREN. Aad van Paassen, Landschapsbeheer Nederland/LandschappenNL

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Weidevogelbeheer 2016

Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

Weidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017

Subsidie voor het Texelse weidevogelgebied.

Weidevogelbeheer 2016

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN

Weidevogels en predatie. Wolf Teunissen Paul Goedhart Hans Schekkerman Maja Roodbergen

Datum 17 maart 2017 Betreft Uitvoering van de motie Grashoff-Leenders (3450 XIII, nr. 98) inzake weidevogels

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer

EemlandE. Weidevogelland

Weidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

GS brief aan Provinciale Staten

Weidevogelvisie Provincie Utrecht

WEIDEVOGELINVENTARISATIE WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2017

Hierbij biedt de Provinciale Adviescommissie Leefomgevingskwaliteit (PAL) u het advies Weidevogels aan.

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Hoe kunt u meedoen? Help

Weidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld

Beheerpakketten Leefgebied Open Grasland

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Mededeling. Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer. Registratienummer Datum 9 september 2013 Auteur ing. A.B. de Graaf Afdeling/Bureau RM

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha)

WEIDEVOGELINVENTARISATIE EN ADVIES TOEKOMSTIG BEHEER WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2016

WEIDEVOGELINVENTARISATIE EN ADVIES TOEKOMSTIG BEHEER WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2015

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL

Algemene Ledenvergadering

in 2016 Algemene ledenvergadering Collectief Alblasserwaard/Vijfheerenlanden

Zuid-Hollandse weide- en akkervogels in de knel, hernieuwde aanpak nodig

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Alle soorten tellen Mee!

Even (nou even..) bijpraten

Even wachten met maaien voor de gruttokuikens

Weidevogelbescherming ~ jaarverslag Staphorsterveld

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Acht jaar maatregelen ter bescherming van grutto, wulp en tureluur op graslandpercelen

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 27 september 2011) Nummer 2553

JAARVERSLAG WEIDEVOGELBESCHERMING IN AMSTELLAND. Werkgroep Weidevogelbescherming IVN Amstelveen Vogelwerkgroep Ouderkerk ANV De Amstel

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samen werken aan weidevogelbeheer

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open grasland

Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009

VOGELWERKGROEP OUDERKERK WERKGROEP WEIDEVOGELS IVN AMSTELVEEN AGRARISCHE NATUURVERENIGING DE AMSTEL

Samen voor weidevogelbeheer in Eemland. Visie op het weidevogelbeheer in Eemland

Weide vogel balans 2013

GEBIEDSBEHEERPLAN SNL ZUID-WEST RIJNLAND

Collectieve weidevogelpakketten SAN beheerspakketten 18 t/m 21

Rivierenland werkt voortvarend verder JAARBERICHT 2017

BLk format Bedrijfsnatuurplan BLk melkkoe 1 ster

Terugkijken op De wondere wereld van de weidevogels!

Weide vogel balans 2010

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

Gaat het goed komen met het AGRARISCH NATUURBEHEER?

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer Open Grasland, beheerjaar 2018 (2)

... BELANGRIJK FLEXIBELBEHEER. Purmerend, 16 augustus 2014

Toekomst agrarisch natuurbeheer in West-Friesland in Boeren en weidevogels: vrienden voor het leven.

Knop om voor weidevogels

Welkom. Voorlichting mogelijkheden beheer 2017 en verder

WEIDEVOGELS RESULTATEN 2011 TOTAAL

Nieuwsbrief algemeen

U bent deelnemer in het Subsidiestelsel voor Natuur- en Landschapsbeheer onderdeel agrarisch, SNL A.

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer Open Grasland, beheerjaar 2019

nestbescherming, Inleiding Bescherming weidevogellegsels in Noord-Holland

Kansen voor de kievit?

weidevogelbeheer 2013 in ha

ONDERZOEK WEIDEVOGELBEHEER IN HET RESERVAATSGEBIED GIETHOORN-WANNEPERVEEN XXI I (2010) O.H. Brandsma

Weidevogelbescherming Spaarndam/Haarlemmerliede. Spaarndam/Haarlemmerliede in het voorjaar van 2010

Weidevogels Lopikerwaard

Voorlichtingsavonden SNL Fryslan Vragen en antwoorden

WELKOM! Eerste studieavond kennisverbreding Akkernatuur 30 januari 2017 Obdam

U ontvangt op dit moment subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer van de Provincie Zeeland.

Datum 18 december 2014 Betreft Aansluiting vergroening GLB en agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Een kijkje in de SNL-keuken

Paarden in bloemenweiden. Filippien Koornneef

1. Grasland met rustperiode

Lerend beheer met Beheer-op-Maat (BoM)

Weidevogels toen en nu. Nieuwsbrief Nr. 29 november Door de voorzitter: Klaas Wim Jonker

Notitie Weidevogels Noord-Holland, 20 mei 2010

Transcriptie:

Ex- ante advies IODS- weidevogelbeheer Midden- Delfland Goderie Ecologisch Advies, Nijmegen Juni 2014

Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 1.1 Vraagstelling 5 1.2 Werkwijze en leeswijzer 5 2 Weidevogelbeheer in Midden- Delfland 7 2.1 Landelijke ontwikkelingen 7 2.2 Weidevogelstand en - beheer Zuid- Holland 11 2.3 Weidevogelstand en - beheer in Midden- Delfland 12 2.4 Voorbeelden van succesvol weidevogelbeheer 14 2.5 Wijziging beleid: Van SNL naar ANLb 18 2.6 Ontwikkelingen melkveehouderij M- Delfland 18 3 IODS weidevogelbeheer M- Delfland 20 3.1 IODS: doel en maatregelen 20 3.2 Succesfactoren weidevogelbeheer 20 3.3 De IODS- aanpak weidevogelbeheer tegen het licht gehouden 22 3.4 Ontwikkeling weidevogelstand Midden- Delfland bij ANLb- beheer 23 4 Conclusies/aanbevelingen 25 4.1 Conclusies 26 4.2 Aanbevelingen 26 pagina 2

Colofon Dit ex- ante advies Weidevogels Midden- Delfland is opgesteld door Goderie Ecologisch Advies in opdracht van de Provincie Zuid- Holland. Begeleiding vanuit de Provincie Zuid- Holland vond plaats door Donald Broekhuizen. In het kader van dit advies hebben gesprekken plaatsgevonden met verschillende vertegenwoordigers van het weidevogelpact Midden Delfland. De inhoudelijke informatie uit die gesprekken is verwerkt in dit advies. Ronald Goderie, Nijmegen, 12 juni 2014. pagina 3

1 Inleiding De provincie Zuid- Holland startte in 2000 met bestuurlijke en maatschappelijke partijen uit de regio het programma IODS (de Integrale Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam), hierin werd een beeld geschetst van een ingepaste A4 Delft- Schiedam en gekoppeld aan een gebiedsgericht programma om ook de kwaliteit van Midden- Delfland en het stedelijk gebied tussen Schiedam en Vlaardingen te vergroten. In 2002 werd de motie Dijsselbloem aangenomen waarin de tweede kamer de Minister opriep de besluitvorming van de A4 Delft- Schiedam conform de ideeën van IODS op te pakken. In 2006 leidde dit tot een convenant waarmee IODS ook van een financiële onderlegger werd voorzien. Naast extra natuur komen er tal van recreatieve voorzieningen, worden verspreid Liggende kassen gesaneerd en krijgt de melkveehouderij impulsen voor een duurzame, economisch gezonde bedrijfsvoering. De lods- projecten zijn: Groenblauw lint; Saneren verspreid liggende glastuinbouw; Recreatieve routestructuur; Groen ondernemen; Aanleg traject A4 Delft - Schiedam; Stedenbouwkundige inpassing van de A4. pagina 4

Onderdeel van het Groenblauw lint is de afspraak voor 250 ha extra agrarisch natuurbeheer. De Provincie Zuid- Holland wil in het kader van het IODS- programma een alternatief ontwikkelen voor de invulling van 250 ha agrarisch natuurbeheer (weidevogelbeheer), nu - op grond van gesprekken in de regio - is gebleken dat dit op de reguliere wijze (via SNL en de geactualiseerde versie daarvan per 2015) niet haalbaar is. De Provincie heeft in april 2014 gevraagd om een onafhankelijke toets om te zien of de werkwijze zoals deze nu is ingezet, naar verwachting tot resultaten leidt. Het gaat om de inzet van een budget van EUR 1,3 mln. waarbij de samenwerkende partijen in het weidevogelpact (LTO Delflands Groen, Natuurmonumenten, Agrarische Natuurvereniging (ANV) Vockestaert, Stichting Weidevogelwacht Midden- Delfland en de KNNV afdeling Delfland) dit budget gericht gaan inzetten om tot een goed resultaat te komen. Doel van het IODS- project is dat het rendement (het aantal broedparen weidevogels per euro) minimaal even hoog is als via het (hernieuwde) SNL- programma (de voorziene stelselwijziging van het agrarisch natuurbeheer in 2015). Het budget wordt beschikbaar gesteld voor: 1. weidevogelmaatregelen aan het weidevogelpact; 2. beheer op maat (BOM); 3. 65 ha agrarisch weidevogelbeheer (SNL zwaar pakket). Maatregelen aan het weidevogelpact waaraan vooralsnog gedacht wordt, zijn 1 : Bestrijden van predatie o.a. door vosdicht maken van weidevogelareaal; Toepassen van het kennis- en beheersinstrument Beheer op Maat BOM; Mozaïekbeheer op perceel niveau; Beheermaatregelen uit de Groenblauwe catalogus. Het advies moet twee doelen dienen: Een beoordeling van de verwachting dat de weidevogels in Midden- Delfland minimaal evenveel baat hebben bij het alternatief dan volgens de oude afspraak over 250 ha (SNL zwaar pakket); IODS wordt kritisch gevolgd vanwege de koppeling (door natuur- en milieuorganisaties) aan de aanleg A4 Delft- Schiedam. Het advies moet een rol kunnen spelen in beheersing van het risico dat provincie Zuid- Holland verweten wordt lichtzinnig om te gaan met de afspraken over natuur in IODS- kader. 1.1 Vraagstelling De centrale vraag van deze notitie is: gaat de nieuwe aanpak werken waarbij het aan het weidevogelpact wordt overgelaten het beschikbare budget, buiten de reguliere kaders, naar eigen inzicht gericht in te zetten. Daartoe is inzicht nodig in de huidige werkwijze en de resultaten die dat heeft opgeleverd en is inzicht nodig in de voorgestane nieuwe aanpak met een inschatting van de effectiviteit daarvan, zodat beide met elkaar kunnen worden vergeleken. 1.2 Werkwijze en leeswijzer Om antwoord te kunnen geven op de centrale vraag is die onderverdeeld in enkele deelvragen. Onderstaand zijn die deelvragen verwoord en is aangegeven op welke wijze ze in deze studie zijn beantwoord: 1 Bron: (concept- )Voorstel IODS- raad. pagina 5

1. Allereerst is - in hoofdstuk 2 (paragrafen 2.1 t/m 2.3) - inzicht gegeven in (recente) ontwikkelingen in weidevogelstand en weidevogelbeheer in Zuid- Holland en meer specifiek in Midden- Delfland. De basis hiervoor zijn verschillende (recente) studies waarin de effectiviteit van weidevogelbeheer is onderzocht. Vervolgens wordt - eveneens in hoofdstuk 2, paragraaf 2.4 - ingegaan op de stelselwijziging in het agrarisch natuurbeheer/weidevogelbeheer zoals die per 2016 definitief wordt ingevoerd, als uitvloeisel van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB). Daaruit resulteert inzicht in de effectiviteit van maatregelen: wat werkt en wat werkt niet of niet voldoende (samengevat in par 2.5); 2. In hoofdstuk 3 worden de succesfactoren voor weidevogelbeheer samengevat en worden de uitgangspunten van het IODS- weidevogelbeheer hieraan getoetst. 3. Hoofdstuk 4 eindigt met de conclusies en aanbevelingen. pagina 6

2 Weidevogelbeheer in Midden- Delfland 2.1 Landelijke ontwikkelingen Weidevogels, nagenoeg alle soorten, staan sterk onder druk. Watersnip en kemphaan zijn als meest kritische soorten al (nagenoeg) verdwenen uit het Nederlandse weidelandschap, de iets minder kritisch soorten als grutto en tureluur staan zwaar onder druk, maar ook kievit en scholekster vertonen een dalende tendens. Als typische vertegenwoordiger van grootschalige open (steppe- )landschappen hebben deze soorten zich sinds de ontwikkeling van de landbouw in toenemende mate aangepast aan (extensief) agrarisch beheerde landschappen waar de soorten optimale condities aantroffen om grote populaties te kunnen opbouwen. Ze vonden er (meer) voedsel in zachte, vochtige bodems en kruiden- en insectenrijke half- natuurlijke graslandvegetaties in open agrarische landschappen ter vervanging van de oorspronkelijke steppelandschappen. Weidevogels bereikten in (laag- )Nederland grote dichtheden in het landschap rondom de vorige eeuwwisseling. Vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw is een eerst geleidelijke en later steeds snellere achteruitgang ingezet, vooral door veranderende landbouwmethoden. Nederland heeft een grote internationale verantwoordelijkheid voor het behoud van deze groep vogels. Van Grutto en Scholekster broedt inmiddels meer dan 25% in Nederland terwijl van de Kievit meer dan 10% van de Europese broedpopulatie in Nederland broedt. Slechts weinig andere soorten zijn zo sterk van ons land afhankelijk voor hun voortbestaan (Verhulst, 2007). Door ontwikkelingen in de landbouw en ruimtelijke ordening zijn de omstandigheden voor weidevogels eerst geleidelijk en de laatste decennia steeds sneller steeds ongunstiger geworden. Anno 2014 laat de gangbare landbouw zich nauwelijks nog combineren met de blijvende aanwezigheid van weidevogels. Vrijwel alle soorten laten al langere tijd een sterke negatieve ontwikkeling zien (Teunissen W. e., 2012) ondanks forse inspanningen het tij te doen keren, middels op weidevogels en agrarisch natuurbeheer gerichte subsidieregelingen. De conclusie met betrekking tot weidevogelbeheer in verschillende studies is dat de huidige aanpak om weidevogels in stand te houden niet effectief (genoeg) is gebleken (Natuurplanbureau, 2007) (Breeuwer A. et.al., 2009). Gepleit wordt voor een meer geïntegreerde aanpak waarbij hogere grondwaterstanden, lagere bemestingsniveaus, latere maaidata en nestbescherming gecombineerd worden en zoveel mogelijk geconcentreerd worden ingezet in aaneengesloten weidevogelkerngebieden. pagina 7

De huidige aanpak van weidevogelbeheer in Nederland Agrarisch weidevogelbeheer in Nederland bestaat voornamelijk uit een tweetal type maatregelen: 1. Nestbescherming. Bescherming van weidevogellegsels tegen maaiactiviteiten door nestmarkering of tegen beweiding door het plaatsen van nestbeschermers. In 2008 vond op 357.000 ha nestbescherming plaats waarvan op 118.000 ha met een beheervergoeding via de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) (Paassen A. van & W. Teunissen, 2010). Bescherming van legsels bij een bepaalde agrarische activiteit leidt altijd tot een verbetering van het uitkomstsucces in vergelijking tot niet beschermen; 2. Uitgesteld maaien. In 2008 werden op 27.500 ha beheerovereenkomsten afgesloten voor uitgesteld maaien tot 23 mei of 1, 8, 15 of 22 juni. pagina 8

Effectiviteit van agrarisch natuurbeheer De verwachting was dat uitgesteld maaien zou leiden tot een hoger broedsucces en daarmee tot hogere dichtheden weidevogelterritoria. Uit onderzoek bleek echter dat percelen met uitgestelde maaidatum geen hogere dichtheden weidevogels huisvesten. Voor de kievit werden zelfs significant lagere dichtheden vastgesteld (Kleijn D. et.al, 2001). Inmiddels is duidelijk dat kuikenoverleving de belangrijkste factor is, die het succes van maatregelen bepaalt. Het foerageersucces van gruttokuikens in percelen met lang gras bleek groter dan dat in recent gemaaide of beweide percelen. Vooral de aanwezigheid van grote ongewervelden is van belang voor de overleving, omdat oudere kuikens die nodig hebben. Hoog gras van ongemaaide percelen biedt tevens meer dekking tegen predatoren dan kort gras (Schekkerman H & Beintema, 2007). Bijkomend voordeel is dat kuikens minder kans lopen op predatie. Als gevolg van versnelde grasgroei maaien nu gemiddeld twee weken eerder dan in de jaren '80 van de vorige eeuw. Omdat de eileg van grutto's niet vervroegd is, worden gruttokuikens nu gemiddeld net na het maaien geboren. Effecten nestbezoek 2 In 2010 heeft SOVON onderzoek verricht naar de effecten van nestbezoek. Er was aanleiding te veronderstellen dat vaker bezochte (en gemarkeerde) nesten een verhoogd predatierisico lopen. Uit dit onderzoek concluderen de auteur dat het tellen van nesten als monitoringinstrument en als controle- instrument voor de geldelijke verdeling tussen boeren binnen niet verstandig is. Elke controle van een legsel dat niet noodzakelijk is vanuit beschermingsstandpunt leidt tot extra verliezen. De beste resultaten worden behaald door alleen nesten op te zoeken als ze bescherming nodig hebben vanwege agrarische activiteiten. Ieder extra bezoek verlaagt het uitkomstsucces van nesten in een gebied. Samenvattend: Regulier agrarisch land wordt inmiddels zo intensief beheerd, dat relatief eenvoudige maatregelen (als nestbescherming of een uitgestelde maaidatum) onvoldoende extra bescherming meer bieden voor weidevogels. Alleen enkele soorten eenden vertonen geen (sterke) achteruitgang: Alleen agrarisch natuurbeheer dat zich richt op een hoog waterpeil in het voorjaar - als belangrijkste succesfactor - heeft een kans van slagen Kleijn (2013). Een hoge grondwaterstand heeft een positief effect op de vestiging van (met name) grutto, maar de hogere grondwaterstand (door een verhoogd waterpeil) betekent tevens een lagere, open vegetatie in de kuikenperiode, met een hoge concentratie prooidieren voor gruttokuikens (Kleijn et al. 2009b). (Kleijn D et al., 2009); Veel van het onderzoek is gericht geweest op de Grutto. Om het gehele palet aan weidevogels te behouden is het van belang om voor voldoende variatie in het gebied te zorgen. Ook hier speelt waterpeil een cruciale rol. Kleine hoeveelheden reliëf in percelen via waterpeil resulteert in een lappendeken van plekken met verschillende vegetatiehoogtes waar alle soorten weidevogels hun optimale habitat kunnen vinden; Nestbezoek leidt tot een verhoogd predatierisico of het risico dat een nest verlaten wordt. SOVON adviseert bezoeken te beperken tot de vanuit het beheer noodzakelijke bezoeken (en bijvoorbeeld nesten niet extra te bezoeken omwille van administratieve redenen); 2 Bron: P.W. Goedhart1 W.A. Teunissen2,a H. Schekkerman2 EFFECT VAN NESTBEZOEK EN ONDERZOEK OP WEIDEVOGELS SOVON- onderzoeksrapport 2010/01 pagina 9

Nieuwe ontwikkelingen in weidevogelbeheer In een onderzoek naar de haalbaarheid daarvan (Holt H ten et.al., 2013) zijn de provincies bevraagd op hun bevindingen met betrekking tot het gevoerde weidevogelbeheer. Dat onderzoek onderschrijft de negatieve resultaten mbt agrarisch natuurbeheer. Belangrijkste conclusies uit het onderzoek waren: Veel provincies zijn van mening dat in het verleden, vooral in de pré- SNL- periode, onvoldoende kritisch is omgegaan met subsidies voor weidevogelbeheer: er zijn te ruime gebieden begrensd en te veel lichte en weinig effectieve maatregelen en pakketten afgesloten; Diverse provincies stellen dat het vrijwel onmogelijk is om de gangbare landbouwpraktijk nog te combineren met effectief weidevogelbeheer en vragen zich af of het zinvol is om door te gaan met subsidiëren van gangbare boeren. In hun visie zou effectief weidevogelbeheer vragen om weidevogelboeren die een strategisch keuze maken voor het soort boerenbedrijf dat zij willen zijn; De meeste provincies trekken de conclusie dat zij nog scherper en kritischer moeten zijn op een effectieve inzet van de middelen voor weidevogelbeheer/agrarisch natuurbeheer, met name door scherpere begrenzing, zwaardere beheerpakketten en andere maatregelen. Het gaat dan met andere woorden om verdere concentratie. De benadering zoals PZH die voorstelt in het IODS past binnen die visie. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is op dit moment bezig om, in samenwerking met provincies, haar kaders en ambities voor agrarische natuur verder uit te werken. Daarbij staat een 'Leefgebiedenbenadering' 3. met een focus op ruimtelijke condities zoals landschap (BD- doelen) en milieu- en watercondities (KRW- doelen) centraal. Een leefgebiedenbenadering wordt gezien als meest bruikbare ingang om beleid op te maken. EZ heeft de hoop dat provincies de aangereikte benadering vervolgens verder zullen oppakken in hun rol als gebiedsregisseur. Aanbevelingen m.b.t. een effectief agrarisch natuurbeheer Kleijn (2013) komt m.b.t. agrarisch natuurbeheer tot verschillende aanbevelingen, waarvan er twee relevant zijn voor dit advies: 1. Effectief agrarisch natuurbeheer is uitsluitend mogelijk als dit instrument wordt ingezet in kerngebieden waarin de abiotische randvoorwaarden geschikt gemaakt worden of al geschikt zijn én waar nog hoge aantallen van de doelsoorten voorkomen. Voor weidevogels moet agrarisch natuurbeheer ingezet worden rond reservaatgebieden met de zelfde natuurdoelen om het leefgebied van de doelsoorten op een voldoende groot oppervlak te verbeteren en zodoende voldoende kritische massa te bereiken; 2. Agrarisch natuurbeheer dient vergezeld te gaan van flankerend onderzoek en uitgevoerd te worden middels een gebiedsregisseur. De schaarse succesvolle projecten duiden op het essentiële belang van deze combinatie. De gebiedsregisseur is een onmisbare schakel tussen boeren, natuurbeheerders, onderzoekers en de overheid. Onderzoek en monitoring maken ook in de huidige vormen van agrarisch natuurbeheer onderdeel van het budget uit. De extra kosten voor de gebiedsregisseur betalen zich uit in extra effectiviteit, en extra draagkracht onder de deelnemers. 3 Onder kerngebiedenbenadering wordt feitelijk verstaan een brongebiedenbenadering gebaseerd op ruimtelijke samenhang en ecologische inrichtings- en beheervereisten. pagina 10

2.2 Weidevogelstand en - beheer Zuid- Holland Ontwikkeling weidevogelpopulatie in Zuid- Holland In de weidevogelbalans 2013 (SOVON, 2013) is een overzicht gegeven van de populatieontwikkeling van weidevogels in Zuid- Holland. Die ontwikkeling is (meer dan) zorgwekkend. Over heel Zuid Holland nemen de aantallen weidevogels jaar of jaar af (zie afbeelding 2.1). Tabel 2.1 geeft inzicht in de jaarlijkse afname van vier weidevogelsoorten in Zuid Holland over de periode 1991-2011. Tabel 2.2 geeft de aantallen broedparen weidevogels in Zuid- Holland in 2011. Die aantallen lijken nog steeds aanzienlijk, maar ten opzichte van 1990 liggen deze - landelijk gezien - gemiddeld 40 tot 60 % lager Daarbij moet bedacht worden dat er in 1990 nog slechts een fractie van het areaal weidevogelgebied aanwezig is ten opzichte van enkele decennia daarvoor (zie afbeelding 2.1). Tabel 2.1: De jaarlijkse afname van vier weidevogelsoorten in Zuid Holland over de periode 1991-2011. gemiddelde jaarlijkse Soort populatieverandering sinds 1991 Scholekster - 5,6% Kievit Grutto Tureluur - 7,3% - 3,0% - 6,0% Afbeelding 2.1: Ontwikkeling landelijke weidevogelstand 1990-2012 4 4 Bron: http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl1183- Aantallen- weidevogels.html?i=4-27 pagina 11

Tabel 2.2: Aantal broedparen weidevogels Zuid- Holland 2011 Soort Slobeend Kuifeend Scholekster Kievit Grutto Tureluur Veldleeuwerik Graspieper Gele kwikstaart Aantal broedparen Zuid- Holland 2011 715-804 1.450-1.865 3.727-6.057 8.686-13.030 4.960-5.613 1.242-1.552 1.606-2.248 3.804-4.348 1.633-2.041 Ontwikkeling weidevogelbeheer in Zuid- Holland In 2011 vond er in Zuid- Holland op 42.856 ha een vorm van weidevogelbeheer plaats. Hiervan vond 9.306 ha plaats binnen reservaatsgebieden en/of binnen andere gebieden die onder de SN/SNL vielen. Daarnaast vond op 2.709 ha vrijwillige nestbescherming plaats. Van de resterende 30.821 ha agrarisch weidevogelbeheer (met SAN/SNL weidevogelbeheer- overeenkomsten) was het overgrote deel van de contracten afgesloten voor legselbeheer (27.099 ha), een kleiner deel voor rustbeheer, vooral uitgesteld maaien (2.943 ha) en 780 ha voor andere vormen van weidevogelbeheer (kruidenrijk grasland, voorweiden, extensief weiden) (SOVON, 2013). 2.3 Weidevogelstand en - beheer in Midden- Delfland Ontwikkeling weidevogelstand Midden- Delfland Wolf Teunissen (2014) geeft de weidevogelstand in 2013 voor Midden- Delfland weer voor 11 weidevogelsoorten in 1993 (afbeelding 2.2 5 ) en de grutto (afbeelding 2.3) en voor 11 weidevogelsoorten in 2013 (afbeelding 2.4) en de grutto (afbeelding 2.5).. Alhoewel het onderzoeksgebied in 1993 beperkter was, is de sterke achteruitgang sinds 1993 evident. 5 Bron afbeelding 2.2 t/m 2.4: Teunissen, 2014. pagina 12

Afbeelding 2.2: Territoria 11 weidevogelsoorten (1993) Afbeelding 2.4: Territoria 11 weidevogelsoorten (2013) Afbeelding 2.3: Territoria Grutto (1993) Afbeelding 2.5: Territoria Grutto (2013)

Ontwikkeling weidevogelbeheer Midden- Delfland Huidige SNL Agrarisch Natuurbeheer, weidevogels In Teunissen (2014) is voor Midden- Delfland een overzicht gegeven van het weidevogelbeheer zoals dat nu (deels al gestart in de jaren '80/'90 van de vorige eeuw) plaatsvindt (afbeelding 2.6, uit Teunissen, 2014). In een deel van de gebieden liggen al beheerovereenkomsten uit de Relatienotaperiode (donkergroen gekleurd tot 2002). Met de invoering van het Programma Beheer (eerste contracten werden in 2000 afgesloten en vanaf 2006 opgevolgd door de SNL) is een flink deel van het Midden- Delflandse gebied onder enige vorm van weidevogelbeheer gekomen. 2.4 Voorbeelden van succesvol weidevogelbeheer Er is in weidevogel beherend Nederland een netwerkverband ontstaan waarin uitwisseling van kennis en ervaring met nieuwe beheervormen, organisatievormen en resultaten (good practices, maar ook bad practices om van te leren) gedeeld worden. Deze kennis is gebundeld op de site van 'weidevogelbescherming.nl'. Met het oog op de vraagstelling van het onderzoek worden hieruit enkele aansprekende voorbeelden - zowel op het gebied van organisatie als resultaten - besproken. pagina 14

Polder de Ronde Hoep (Noord- Holland): Lerend beheren en 'last minute' beheer In Polder de Ronde Hoep (1.200 ha) is het totale weidevogelbeheer van Landschap Noord- Holland (265 ha) uitbesteed agrarische natuurvereniging De Amstel, die het beheer op haar beurt uitbesteed aan 30 boeren. 160 hectare vogelreservaat van Landschap Noord- Holland wordt extra nat en rustig gehouden. Het weidevogelbeheer in de hele polder wordt daarmee door één organisatie gecoördineerd. Boeren zien reservaat en eigen grond daarmee als één bedrijf. Het bedrag dat Landschap Noord- Holland jaarlijks aan subsidie ontvangt gaat, na aftrek kosten, naar De Amstel, die daarvan de beherende boeren betaalt. Iedere boer heeft een overeenkomst met de agrarische natuurvereniging voor het gebruik van de grond en krijgt een vergoeding voor het uitrijden van ruige mest. Er broedden in 2011 evenveel grutto s als in 1974, terwijl in de rest van Nederland de grutto achteruit holt. De basis voor dit succes ligt bij lerend beheren en voor een deel ook in de flexibiliteit door middel van last- minute - beheer. Bij lerend beheren wordt het daadwerkelijk weidevogelbeheer voortdurend aangepast aan de actuele situatie. Continue veldinventarisaties (locaties van waargenomen vogels en nestvondsten) geven een beeld van de actuele verspreiding van de weidevogels (Paassen et.al., 2013) Op grond van actuele gegevens gaat een beheercoördinator vervolgens langs de boeren om nieuwe afspraken te maken of deze te herzien. Deze flexibiliteit in beheer onder de SNL komt alleen tot zijn recht wanneer er in de loop van het seizoen voortdurend veldinventarisaties worden uitgevoerd en de communicatie tussen alle betrokkenen tijdens het seizoen optimaal is. Op basis van ontvangen informatie over nesten en gezinnen op percelen die op korte termijn gemaaid zouden worden, is in 2012 in Amstelland op maar liefst 146 ha last minute beheer afgesloten. Dat bestond uit circa 100 ha waar legselbeheer is omgezet naar uitgesteld maaien en circa 46 ha waar uitstel van maaien met 1 of 2 weken is verlengd. Daarnaast is in het reservaat op 50 ha ook verder uitstel van maaien afgesproken, soms tot 1 juli (Bron: jaarverslag weidevogelbescherming in Amstelland in 2012). Klaas Engelbrechtpolder De Klaas Engelbrechtpolder in Schipluiden (tussen Delft, Den Haag en Rotterdam) is zo n 260 hectare groot. Boeren en vrijwilligers beschermen hier al sinds 1982 gebiedsdekkend weidevogelnesten. Sinds de oprichting van de agrarische natuurvereniging Vockestaert in Midden- Delfland in 1999, is het oppervlak waarvoor beheerovereenkomsten zijn afgesloten vervijfvoudigd. Met maatregelen als vluchtheuvels en uitgesteld maaien en verschillende projecten mozaïekbeheer is het areaal kuikenland toegenomen tot ongeveer vijftig hectare in 2008. De stand van de kievit, grutto, tureluur en scholekster is er stabiel tot licht toenemend. Succesfactoren: bevlogen boeren en een goede beheerregisseur pagina 15

de App Signalering Vogelnesten Sinds oktober 2013 is er een app die boeren en loonwerkers helpt om tijdens hun werkzaamheden op het land vogelnesten te sparen. In het voorjaar zijn er veel nesten van scholeksters, grutto s en andere weide- en akkervogels in het weiland en bouwland. Vrijwilligers helpen boeren bij de markering van nesten door middel van stokken. Vanuit de trekker vallen deze stokken niet altijd goed op. Met de app is wel precies te zien waar nesten liggen. Als een loonwerker of boer een nest nadert, krijgt hij met de app Signalering vogelnesten een signaal op zijn smartphone of tablet en kan hij met zijn machine uitwijken zodat het nest behouden blijft. De app haalt de locatiegegevens van nesten uit de database van Landschapsbeheer Nederland. Vrijwilligers en boeren vullen deze database met de juiste GPS- coördinaten. De app toont op een kaart de exacte nestlocatie. De slimme toepassing bevordert de samenwerking tussen vrijwilligers, boeren en loonwerkers om het Agrarisch Natuurbeheer nog beter uit te voeren. In het voorjaar van 2014 zal de app Signalering vogelnesten voor het eerst worden ingezet. Bron: http://www.landschapsbeheernl/nieuws/nieuwsberichten/artikel/nieuw- app- om- nesten- van- weide- e.n- akkervogels- te- sparen/441 Best practices Natuurmonumenten Midden Delfland bij in eigendom krijgen van voormalige landbouwpercelen tbv weidevogels: 1. Waterpeil opzetten in voorjaar; 2. Eerste jaar intensief maaien (er zit meestal toch niets meer); 3. Stopzetten bemesting op productieniveau terug te brengen; 4. Gedeelte beheren met voorbeweiding (20%); 5. Latere fase: 10 ton ruwe mest/ha; 6. Finetuning: begreppeling (om verzuring te voorkomen); 7. Eventueel: schapenraster met stroom om predatie te voorkomen Nestbescherming en samenwerking Nestbescherming in samenwerking met de akkerbouwers leidde in Oost- Groningen tot meer uitgevlogen jongen. De broedpopulatie werd van jaar tot jaar groter. Met de groei van de populatie steeg ook het aantal vrijwilligers dat betrokken raakte bij het beschermingswerk op de Oost- Groningse akkers. Het enthousiasme werd aangewakkerd door het succes van de Grauwe Kiekendief; de vrijwilligers merkten dat zij een belangrijke bijdrage leverden. Er werden regelmatig lezingen, borrels, tellingen en andere activiteiten georganiseerd om vrijwilligers te binden en te enthousiasmeren voor het cruciale beschermingswerk. Anno 2010 zijn zo n 150 vrijwilligers bij de werkgroep aangesloten. Het initiatief heeft er onder andere toe geleid dat ook in het aangrenzende Duitse Rheiderland de Landwirdschaftliche Naturverein (LNV) "Rheiderländer Marsch" e.v. is opgericht pagina 16

Afbeelding 2.6: Overzicht actueel weidevogelbeheer Midden- Delfland (deels al gestart in de jaren '80/'90 van de vorige eeuw) 6 6 Bron: Teunissen (concept), 2014

2.5 Wijziging beleid: Van SNL naar ANLb Gezien de kritische evaluaties 7 over agrarisch natuur- en landschapsbeheer en ingegeven door de wijziging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) 8 kiest Nederland voor een stelselwijziging. De kern van het vernieuwde stelsel is een collectieve benadering, met collectieven bestaande uit boeren en andere agrarische grondgebruikers als eindbegunstigden. Het stelsel wordt per 1 januari 2016 volledig ingevoerd. Het huidige subsidiestelsel natuur en landschap (SNL) blijft voorlopig nog van kracht. Het SNL wordt wel goedkoper en effectiever ingericht en uitgevoerd. De verbetering van de ecologische effectiviteit en een vermindering van uitvoeringskosten wordt vooral gerealiseerd doordat gebiedscoördinatoren een belangrijkere rol krijgen in het systeem. Het nieuwe stelsel sorteert voor op de verandering in de financiering van het agrarisch natuurbeheer als uitvloeisel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) (verordening 1305/2013 uit het Europees Landbouwfonds). In agrarisch gebied valt het beheer dan onder het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) gefinancierd via het GLB. Beheerovereenkomsten worden dan niet meer per individuele boer afgesloten, maar alleen nog met collectieven. Om in aanmerking te komen voor een beheerovereenkomst zal het collectief een gebiedsbeheerplan moeten maken waarin zij aangeeft hoe ze het beheer denkt vorm te geven en hoe effectief dat naar verwachting zal zijn. Het stelsel is nog niet vastgesteld. Als bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de groepen van maatregelen waaraan momenteel gedacht wordt. 2.6 Ontwikkelingen melkveehouderij M- Delfland De toekomstige ontwikkelingen rondom het weidevogelbeheer in Midden- Delfland kunnen niet los gezien worden van de meer algemene tendensen in de melkveehouderij en specifiek in Midden Delfland. Die (deels landelijke en Europese ontwikkelingen zullen mede bepalend zijn bij de keuze van individuele agrariërs om al dan niet actief te gaan participeren in het IODS. Een belangrijke internationale ontwikkeling betreft het vrijgeven van de melkquota. Naar alle waarschijnlijkheid leidt dat tot een druk op de melkveehouderijen richting verdere intensivering van de bedrijfsvoering. Boerenbedrijven met melkkoeien mogen vanaf 2015 blijven groeien, als ze voldoende grond hebben om het mest van hun dieren uit te rijden. Met de voorwaarde dat de mest op eigen grond moet worden uitgereden wil het kabinet boeren stimuleren om ook hun grotere groepen koeien in de wei te laten grazen. 7 O.a. in het rapport van de Nederlandse Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, getiteld Onbeperkt houdbaar, naar een robuust natuurbeleid (mei 2013) 8 GLB: wordt in toekomst ingezet binnen de kerngebieden. Daarbuiten zijn dan andere financieringspotten nodig. In totaal voor NL beschikbaar 70-80 mln/jaar, waarvan 15 % voor organisatie (van collectieven). 85% voor vergoedingen (65 mln). Naar verwachting 200.000 ha (met zwaardere pakketten omdat nestbescherming afvalt) pagina 18

Specifieke Midden- Delflandse projecten zijn er juist op gericht om die melkveehouderij te stimuleren, die rekening gericht is op instandhouding en versterking van het cultuurlandschap (IODS- progreamma Groen ondernemen ). Vanuit het IODS- programma worden daarnaast verschillende initiatieven ondersteund zoals het Studie- en innovatieprogramma Kringloopboeren Midden- Delfland (gefinancierd vanuit het IODS kwaliteitsproject pilot groen ondernemen ). In 2006 is in Midden- Delfland het Groenfonds Midden- Delfland in werking getreden. Dit fonds heeft twee doelstellingen: het agrarische cultuurlandschap in stand houden en versterken, én de relatie tussen stad en land versterken door educatie en recreatie. Eén van de voornaamste activiteiten van het fonds is om groene diensten te belonen die met name de (melk)veehouderij kan verlenen in Midden- Delfland. Die diensten bestaan uit landschappelijke maatregelen zoals onderhoud en weidevogelbeheer, Vanaf maart 2006 zijn agrariërs uitbetaald voor de groene diensten die ze leveren op het gebied van natuur en biodiversiteit, behoud van landschapselementen en cultuurhistorische elementen. In 2012 is een tweede periode van 6 jaar gestart. LTO heeft in 2011 een onderzoek laten verrichten naar de concurrentiepositie van melkveehouders in Midden- Delfland. Conclusie van het onderzoek was onder andere dat de hoge grondprijs een van de factoren is waardoor de concurrentiepositie onder druk staat. De gemeente Midden- Delfland heeft een programma om de boeren op dit punt te ondersteunen. Met het Grondinstrument neemt de gemeente de komende jaren maatregelen om te zorgen dat de agrarische sector in dit gebied een toekomst heeft en het authentieke landschap behouden blijft, vorig jaar is hierbij een kavelruilcoördinator ingesteld. Conclusie In Midden- Delfland spelen verschillende (intern- )nationale en regionale ontwikkelingen die zijn weerslag kunnen hebben op de randvoorwaarden voor een goed weidevogelgebied. Het is niet te voorspellen in welke richting Midden- Delfland zie precies ontwikkelt. Landelijke en regionale tendensen werken niet in dezelfde richting. Alleen al om deze reden is het raadzaam om IODS- weidevogelmaatregelen (maar ook vanuit andere pakketten) zoveel mogelijk geclusterd in te zetten. pagina 19

3 IODS weidevogelbeheer M- Delfland 3.1 IODS: doel en maatregelen In hoofdstuk 1 is het doel van de inzet van het IODS- weidevogelbeheer beschreven en een (eerste) inventarisatie van maatregelpakketten. Het doel van het IODS- project is dat het rendement (het aantal broedparen weidevogels per euro) minimaal even hoog is als via het (hernieuwde) SNL- programma (de voorziene stelselwijziging van het agrarisch natuurbeheer in 2015). Het budget wordt beschikbaar gesteld voor: weidevogelmaatregelen aan het weidevogelpact; beheer op maat (BOM); 65 ha agrarisch weidevogelbeheer (SNL zwaar pakket). Maatregelen die in het (concept- )voorstel aan de IODS- raad genoemd worden, zijn 9 : 1. Bestrijden van predatie o.a. door vosdicht maken van weidevogelareaal; 2. Toepassen van het kennis- en beheersinstrument Beheer op Maat BOM (grutto mozaïekmodel); 3. Mozaïekbeheer op perceel niveau; 4. Beheermaatregelen uit de Groenblauwe catalogus (zie bijlage 2): Creëren van foerageergebied; Optimaliseren broed- en opgroeimogelijkheden; Creëren nat biotoop; Uit primaire landbouwkundige productie. 3.2 Succesfactoren weidevogelbeheer Uit hoofdstuk 2 is gebleken aan welke randvoorwaarden een succesvol weidevogelbeheer dient te voldoen. In hoofdlijnen is dit samen te vatten in de kerngebiedenbenadering waarin de juiste, bewezen succesvolle beheermaatregelen op tijd genomen worden, naast een stevige inbedding in het gebied met een gebiedsregisseur als centrale spil in een netwerk van betrokken agrariërs en andere partijen, verenigd in een collectief. Een kerngebied dient te voldoen aan de volgende randvoorwaarden: daadwerkelijke aanwezigheid van weidevogels in hogere dichtheden; grote mate van openheid; hoog voorjaarspeil; minimale verstoring; duurzame planologische bescherming; Uit het beschikbare onderzoek inmiddels ook duidelijk welke maatregelen meer en minder succesvol zijn. Succesvolle maatregelen zijn: 9 Bron: (concept- )Voorstel IODS- raad. pagina 20

Hoge voorjaarspeilen; Uitgestelde maaidatum in combinatie met verminderde mestgift (ruige stalmest) (een kruidenrijkere ijlere grasmat met voldoende (grote) insecten); Mozaiekbeheer zodat steeds voldoende kuikenland beschikbaar is; Aansluiting op gebieden met hoge dichtheden; Voorbeweiding/- begrazing kan zinvolle maatregel zijn; Flexibiliteit in beheer: 'last minute' aanpassingen van beheer op grond van actuele informatie weidevogels; Maatregelpakketten met alleen nestbescherming hebben geen zin omdat met name de kuikenoverleving de bottleneck is. pagina 21

3.3 De IODS- aanpak weidevogelbeheer tegen het licht gehouden Het oorspronkelijk doel was 250 ha zwaar weidevogelbeheer te realiseren binnen het weidevogelgebied Midden Delfland (is dus breder dan gemeente Midden Delfland!!). Daarvan wordt 65 ha daadwerkelijk gerealiseerd. Het IODS- alternatief - de maatregelen via het Weidevogelpact en 'beheer op maat' - zullen een resultaat op moeten leveren vergelijkbaar met de pakketten 'zwaar agrarisch natuurbeheer'. Onder zwaar agrarisch natuurbeheer wordt verstaan pakketten zoals rust tot begin juni of later, al of niet na naweide, kruidenrijk weidevogelgrasland, extensieve beweiding en plasdrasbeheer. In het palet aan mogelijke maatregelen zoals beschreven in het (voorlopige) IODS- voorstel (par 3.1) is voorzien in de meeste maatregelen, waarvan bekend is dat die indien genomen vanuit een samenhangende gebiedsbenadering succesvol kunnen zijn. Onbekend is nog welke keuze van maatregelen uiteindelijk door het Weidevogelpact zal gaan plaatsvinden en in hoeverre die passen binnen de succesvolle kerngebiedenbenadering. Uit het feit dat het niet mogelijk bleek om 250 ha zwaar beheer te realiseren en de huidige voorkeur voor relatief licht beheer (nestbescherming) mag worden geconcludeerd dat het nog niet eenvoudig zal worden om met name de zwaardere maatregelen in voldoende areaal en samenhang te realiseren. Daarbij moet dan vooral gedacht worden aan de combinatie maatregelen als hoge voorjaarspeilen in combinatie met een uitgestelde maaidatum en verminderde mestgift. Uit het succesverhaal van de Ronde Hoep (zie H2) blijkt dat het belangrijk is om voldoende flexibiliteit in de maatregelen in te bouwen om te kunnen bijsturen op basis van actuele ontwikkelingen. Behalve dat het daarvoor nodig is om steeds zeer actuele informatie te hebben van de vogelwachten en vrijwilligers is er ook een beheercoördinator nodig die met de actuele gegevens onder de arm in het seizoen langs de boeren gaat om te kijken of wijzigingen in de bedrijfsvoering mogelijk zijn. Het is raadzaam in elk geval een deel van het IODS- budget voor een dergelijke vorm van last- minute beheer te reserveren. Een ander punt is de kerngebiedenbenadering. De studie van SOVON laat zien dat er in Midden Delfland vier kerngebieden te benoemen zijn die aan alle randvoorwaarden voldoen: de Klaas Engelbrechtpolder, de Duifpolder, de Dorppolder, de Ackerdijkse Polder. Een vijfde, de Zouteveen Oost- Lage Abtsveense Polder is niet geselecteerd, wegens de doorsnijding door de toekomstige A4. De voor deze notitie geraadpleegde onderzoeken wijzen erop dat inzet van het IODS- weidevogelbudget geconcentreerd zou moeten plaatsvinden in en langs de randen van deze kerngebieden. In het concept voorstel IODS- raad wordt wel genoemd dat de herziene regeling voor agrarisch natuurbeheer per 2015 inzet op de kerngebiedenbenadering, maar stelt op dit punt geen randvoorwaarden aan de inzet van het IODS- budget. In de Samenwerkingsintentie Weidevogelpact Midden- Delfland (concept maart) wordt het hele gebied Midden- Delfland beschouwd als een kerngebied weidevogels, hetgeen ruimte biedt om de IODS- maatregelen ook gespreid over heel Midden- Delfland in te zetten, waarmee een versnippering dreigt en het beoogde effect meer weidevogels per geïnvesteerde euro - waarschijnlijk niet gehaald kan worden. Geconcentreerde inzet van het budget in en grenzend aan de door SOVON gedefinieerde kerngebieden betekent overigens wel dat er buiten deze pagina 22

gebieden een gat gaat vallen. Zonder aanvullende budgetten zal het tempo van de achteruitgang van weidevogels in deze delen van Midden Delfland onverminderd voortgaan. Zonder meer hoopgevend is de aanwezigheid van een functionerend netwerk van partijen die betrokken zijn bij en al vele jaren lang samenwerken in het weidevogelbeheer in Midden- Delfland. Uit de gesprekken die gevoerd zijn met de verschillende partijen in het kader van deze notitie is gebleken dat er bij de partijen de bereidwilligheid bestaat om zich te verplaatsen in de standpunten van de ander en ook de bereidwilligheid is om zonodig water bij de wijn te doen. Een zeker risico bij netwerkverbanden is wel dat ze in de praktijk sterk aan personen hangen en dat bij wisseling van personen de duurzaamheid van een netwerk onder druk kan komen te staan. De Samenwerkingsintentie Weidevogelpact Midden- Delfland vormt weliswaar geen garantie, maar is in elk geval een stevige stap richting een duurzame samenwerking tussen de partijen in Midden- Delfland. Het feit dat er de eerstkomende jaren een ervaren secretaris bij de Gemeente Delfland belast wordt met het activeren van het Weidevogelpact is een belangrijke stap richting succes. 3.4 Ontwikkeling weidevogelstand Midden- Delfland bij ANLb- beheer In het voorafgaande is een beeld geschetst van het beperkte rendement van het agrarisch weidevogelbeheer in Nederland. De versnipperde inzet van maatregelen (pakketten die afgesloten worden op individuele basis met agrariërs en versnipperd over een geheel gebied kunnen liggen) in combinatie met de keuze voor veelal lichte pakketten (in Midden- Delfland vooral legselbeheer, de rode kleur in figuur 2.6) heeft in de meeste gevallen de teruggang in de populaties weidevogels niet tot stilstaan kunnen brengen. Vandaar dat vanaf 2015 en volledig in 2016 tot een aanpassing van het Agrarisch weidevogelbeheer is besloten. Het is zonder een gedegen onderzoeksmatige benadering, die buiten het bestek van dit ex ante advies valt alleen in kwalitatieve zin aan te geven of en in welke mate de voorgenomen wijziging van het agrarisch weidevogelbeheer zal leiden tot een trendbreuk. De voorgenomen pakketten komen in elk geval op veel punten tegemoet aan de kritiek zoals die in de verschillende evaluaties is verwoord. Aan een belangrijk punt van kritiek de versnippering die optreedt door contracten op individuele basis af te sluiten wordt tegemoet gekomen doordat binnen het ANLb- beheer beheerovereenkomsten alleen nog met collectieven worden afgesloten die daartoe een gebiedsbeheerplan dienen op te stellen. Veel zal vervolgens afhangen van de hoogte van de definitieve beheervergoedingen en de continuïteit daarin. Best- case indien er inderdaad een grote bereidheid is om als gebiedscollectief de verantwoordelijkheid te nemen voor de geconcentreerde inzet van zware pakketten, en in gebieden of aansluitend op gebieden waar de weidevogelstand nog goed is kan daadwerkelijk een trendbreuk verwacht worden. Worst- case zoals bij te geringe vergoedingen, een te geringe zekerheid over de langjarige continuïteit of indien de trend tot verdere intensivering bij het vrijgeven van melkquota overheerst, zal er ook met de inzet van het nieuwe instrumentarium weinig veranderen. Een mogelijk nadeel van de eis tot een collectieve beheerovereenkomst moet worden afgesloten zou kunnen zijn dat alleen overeenstemming bereikt wordt over de minst vergaande pakketten. pagina 23

Samenvattend: door de stelselwijziging van het ANB naar ANLb wordt binnen Midden- Delfland een (bescheiden) trendbreuk verwacht voor die gebieden waar het ANLb wordt ingezet. Daarbuiten zal zonder verdere maatregelen, waarin ANLb niet voorziet - een verdere teloorgang van de weidevogels niet gestopt kunnen worden. Door de flexibele regeling kunnen IODS soms ingezet worden ten behoeve van maatregelen aanvullend op ANLb. pagina 24

4 Conclusies/aanbevelingen De centrale vraag in deze notitie is in hoeverre het beoogde IODS- weidevogelbeheer, uitgevoerd door het weidevogelpact succesvol kan zijn. Meer specifiek werd een ex ante kwalitatieve beoordeling gevraagd in hoeverre het rendement (het aantal broedparen weidevogels per euro) van het IODS- weidevogelproject (het aantal broedparen weidevogels per euro) minimaal even hoog zou zijn als dat van het (hernieuwde) SNL- programma (de voorziene stelselwijziging van het agrarisch natuurbeheer in 2015). Op grond van de analyse in deze notitie wordt die vraag met een voorzichtig ja, mits beantwoord. Op dit moment valt simpelweg in een kortdurend kwalitatief onderzoek niet met zekerheid te stellen of de aanpak succesvol wordt en zo ja, of die succesvoller wordt dan middels 250 ha zwaar beheer. Maar de benodigde ingrediënten voor een succesvolle aanpak zijn er. Succes zal met name afhangen van de mate waarin het weidevogelpact erin slaagt om voldoende zware maatregelen te realiseren en die geconcentreerd en duurzaam in te zetten. Daarbij is het nodig voldoende flexibiliteit in de uitvoering te handhaven. Indien de bereidheid er bij de agrariërs is, kan IODS- weidevogelbeheer tot een beter resultaat leiden, omdat er dan een veel minder versnipperd beeld optreedt (concentratie van maatregelen in en rondom de weidevogelkerngebieden). Procesmatig ziet het er nog het meest rooskleurig uit. Partijen met soms sterk uiteenlopende belangen - hebben voldoende vertrouwen in elkaar om een (concept- ) intentieverklaring te ondertekenen en daarmee een verbintenis voor de langere termijn aan te gaan. Het feit dat partijen in het pact vertegenwoordigd zijn betekent dat er nu ook mogelijkheden liggen om op gronden van niet- agrariërs maatregelen te treffen die anders buiten schot zouden blijven. pagina 25

4.1 Conclusies 1. Doorgaan op de oude voet met het de uitvoering van SNL- beleid zal de achteruitgang van weidevogels in het agrarisch land van Midden- Delfland niet doen keren. Daarvoor is het te versnipperd en wordt te vaak voor relatief lichte pakketten gekozen; 2. Het per 2015(/2016 definitief) in te zetten vernieuwde Agrarische Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) bevat enkele belangrijke wijzigingen. De belangrijkste daarvan is de geconcentreerde inzet in weidevogelkerngebieden en de verplichting om als gebiedscollectief op te treden. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de belangrijkste kritiekpunten op het SNL- stelsel: te versnipperd. In hoeverre het nieuwe stelsel leidt tot de daadwerkelijk invulling van het weidevogelbeheer met zwaardere pakketten in Midden- Delfland is onbekend. Bij voldoende animo, kan het hernieuwde ANLb een trendbreuk betekenen voor de weidevogelkerngebieden. Daarbuiten zal de achteruitgang vermoedelijk (nog iets versneld) doorgaan; 3. Procesmatig betekent het weidevogelpact een vliegende start voor het weidevogelbeheer in Midden- Delfland. Het IODS- weidevogelprogramma bevat ook inhoudelijk alle ingrediënten om succesvol te kunnen zijn. Het is echter op voorhand op grond van dit onderzoek - niet te zeggen in hoeverre de IODS- aanpak tot de beoogde trendbreuk zal leiden. Wel moet kritisch naar de gereedschapskist gekeken worden. De basis voor het succes ligt uiteindelijk bij de uitvoering van concrete maatregelen. Met name de uiteindelijke verdeling tussen lichte en zwaardere maatregelen, de duurzaamheid van de maatregelen en de ruimtelijke spreiding van maatregelen spelen daarin een belangrijke rol. Uitgangspunt moet zijn inzet in of direct aanpalend aan de weidevogelkerngebieden. Ook hier zal de mate van succes afhangen van de bereidwilligheid van de agrariërs. 4. De kracht van Midden- Delfland bestaat uit de combinatie van koe én weidevogel. Het samenwerken als weidevogelpact aan het gebied met daarin als centrale doelstelling het bevorderen van het voorkomen van weidevogels in Midden Delfland kan als vliegwiel werken om maatschappelijke discussies in de regio te beïnvloeden en het besef te vergroten dat de speciale kwaliteit van Midden- Delfland te midden van stedelijke agglomeraties ligt in de combinatie van koeien én weidevogels. 5. Voor zover het ANLb beheer en het IODS beheer ruimtelijk overlappen is maatwerk vereist; 6. De geconcentreerde inzet van IODS en ANLb in en grenzend aan de 4-5 weidevogelkerngebieden betekent dat de verdere achteruitgang in de overige delen van Midden- Delfland niet gestopt wordt en (mogelijk versneld) zal doorgaan. Dit is de consequentie van de beleidskeuzen. 4.2 Aanbevelingen 1. Analoog aan hoe dat in het weidevogelbeheer bij de Ronde Hoep werkt, wordt aanbevolen een deel van het IODS- budget te reserveren voor last- minute beheer, inclusief de rol van beheerregisseur; 2. Kijk niet alleen naar wat (op korte termijn) haalbaar is, maar neem ook het lange termijn perspectief mee. Schuw niet om daarbij ook out- of- the- box te denken. De in hoofdstuk 2 aangehaalde voorbeelden kunnen daarbij als inspiratie dienen. pagina 26

Een voorbeeld zou kunnen zijn onderzoek naar de mogelijkheden van kavelruil voor de weidevogeldoelstelling; 3. Kiezen voor weidevogels betekent soms ook expliciet niet kiezen voor andere natuur die die weidevogeldoelen in de weg zitten. De kracht van het weidevogelpact ligt erin dat nu gestuurd kan worden op weidevogelnatuur als centrale natuurdoelstelling in het gebied.; 4. Probeer als weidevogelpact ook andere natuurlijke partners en grote terrein- beherende organisaties als hoogheemraadschap en recreatieschap te committeren aan de doelstellingen en te zoeken naar de win- wins in beheerdoelstellingen;. 5. Er is voor de eerste jaren voorzien in een gebiedscoördinator voor weidevogels (bij de gemeente Midden Delfland). Op grond van het voorbeeld Ronde Hoep wordt aanbevolen ook een beheercoördinator in te stellen die als een manusje van alles in de drukke weidevogelperiode de resultaten van inventarisaties van KNNV en weidevogelwacht direct terugkoppelt naar de boeren om naar optimale oplossingen te zoeken. pagina 27

Geraadpleegde bronnen Breeuwer A. et.al., Frank Berendse, Frank Willems, Ruud Foppen, Wolf Teunissen, Hans Schekkerman Paul Goedhart, 2009. Do meadow birds profit from agri- environment schames in Dutch agricultural landscapes? Biological Conservation, Volume 142, Issue 12, 2949-2953 Holt H ten et.al., S. Martens & D. Melman, 2013. Kerngebieden weidevogels en agrarische natuur. Alterrarapport 2465 Kleijn D et al., Dimmers, W.J., van Kats, R.J.M & T.C.P Melman, 2009. Het belang van hoog waterpeil en bemesting voor de Grutto: II. de kuikenfase. De Levende Natuur 110, 184-187 Kleijn D. et.al, Berendse, F., Smit, R. & Gilissen, 2001. Agri- environment schemes do not effectively protect biodiversity in Dutch agricultural landscapes. Nature 413, 723-725. Kleijn D., 2013. De effectiviteit van Agrarisch Natuurbeheer. Alterra, Wageningen Natuurplanbureau, 2007, van aankoop naar beheer II. Ex ante evaluatie omslag natuurbeleid. NMP, De Bilt Paassen A. van & W. Teunissen, 2010. Vogelbalans 2010. Landschapsbeheer Nederland/SOVON Vogelonderzoek Nederland. Paassen A. van, Astrid Manhoudt, & Mark Kuiper, 2013. Lerend beheren voor effectief weidevogelbeheer, Vakblad Natuur bos Landschap, april 2013 Schekkerman H & Beintema, 2007. Abundance of invertebrates and foraging success of Blacktailed Godwit Limosa limosa chicks in relation to agricultural grassland management. Ardea, 95, 39-54 SOVON, 2013 Vogelbalans 2013. Landschapsbeheer Nederland/SOVON Vogelonderzoek Nederland Teunissen W., 2014. Behoud weidevogels Midden- Delfland. SOVON, Nijmegen Teunissen, W. et.al., Alex Schotman, Leo W. Bruinzeel, Henk ten Holt, Ernst Oosterveld, Henk Sierdsema, Eddy Wymenga en Dick Melman, 2012. Op naar kerngebieden voor weidevogels in Nederland Werkdocument met randvoorwaarden en handreiking. ALterra Wageningen Teunissen. W., 2014. Behoud weidevogels Midden- Delfland. SOVON, Nijmegen. Verhulst, 2007. Meadow bird ecology at different spatial scales. PhD Thesis, Wageningen. pagina 28

Bijlage 1: ALNb groepen van weidevogelbeheer Waarschijnlijk ziet het stelsel er vanaf 2016 in grote lijnen als volgt uit 10. Er is voorzien in 'groepen' van weidevogelbeheer: 1. A01.01.01: groep met een rustperiode in de nestfase waarin agrarische werkzaamheden niet toegestaan zijn. Deze rustperiode loopt minimaal van 1 april tot 1 juni, maar kan evt. tot diep in de zomer doorlopen voor bv. soorten als de kwartelkoning; 2. A01.01.02: groep met mogelijkheid tot voorweiden ten behoeve van later vestigende soorten of opgroeimogelijkheden voor kuikens. Deze groep kent een rustperiode die op zijn vroegst op 1 mei start en tot in juni doorloopt. In deze rustperiode zijn agrarische activiteiten niet toegestaan; 3. A01.01.03: groep om percelen in het voorjaar plas- dras te zetten om daarmee foeragerende weidevogels aan te trekken; 4. A01.01.04: Groep legselbeheer om legsels te beschermen in percelen waar geen aangepast weidevogelbeheer plaatsvindt. Om de uitgekomen jonge weidevogels een goede overlevingskans te bieden, kunnen de categorieën die onder deze groep vallen gecombineerd worden met een toeslag voor kuikenstroken. Via deze stroken kunnen de jonge weidevogels percelen bereiken die voor langere tijd als foerageergebied kunnen dienen; 5. A01.01.05: Groep kruidenrijk grasland. Deze groep dient om een voedselrijke situatie te creëren voor weidevogelkuikens in de vorm van bloemrijke graslanden die een grote aantrekkingskracht hebben op insecten. Deze percelen kennen een lage bemestingsgraad en een rustperiode; 6. A01.01.06: groep met extensieve beweiding waarin weidevogels zowel kunnen broeden als foerageren. 10 Bron: Concept- document over Agro- en Klimaatsteun (Maatregel 10, artikel 28) pagina 29