Uitspraak 201108372/1/R4



Vergelijkbare documenten

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

Afd eli n g bes tuursrechtspraak TEAM: Behandelend amhten.iar P. Slappendel

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

1)estuursreclaqirA,IL

Uitspraak /1/R3

Uitspraak /5/R1

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

HABITAT ADVOCATENKANTOOR OMGEVINGSRECHT WONEN I ONDERNEMEN I NATUUR

Uitspraak /2/R3

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar J.P. van het Hul


Verwerking Uitspraken bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Raad. A1l5š.l,lt*lš.1n1g3;ll:~<:sït 1,1fsfrs<.:š'.tïspz1;t;,i.k. Postbus AA DALFSEN. 17 december /2/R1

Uitspraak /1/R2

Uitspraak /2/R3

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar A.H.M. Boevink

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

Uitspraak /1/R3

Afdeling bestuursre c h tsp raak. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar. F. Sardar

Musselkanaal. Bijlagen bij de toelichting NL.IMRO BP0602- vastgesteld: 29 oktober 2007 goedgekeurd: 24 juni 2008 onherroepelijk: 30 juli 2009

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

S QÉMEEKT 1 ING. r j in hh. i i l. Uw kenmerk

Uitspraak /1/A1

Essentie uitspraak: Casus: Noot

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2013 in zaak nr. 12/4468 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

J.R.S. de Groot Heupner Niet vaststellen ontwerp-bp. Tiel-Oost Grotebrugse Grintweg 59 Procedure Beroep

ECLI:NL:RVS:2014:1722

Afdeling bestuursrechtspraak FS 1037IFS/ /FS

Afdeling bestuursrechtspraak


ECLI:NL:RVS:2000:AA7143

Afdeling bestuursrechtspraak. Voorstel behandelwijze; jlbicid raaddd: 2^ v \ Uw kenmerk

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

Uitspraak /1/A1

/1/R4 woensdag 13 februari de raad van de gemeente Lansingerland,

Aan de gemeenteraad van Nijmegen. Geachte leden van de raad,

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

Uitspraak /1/R1 Raad van State

ECLI:NL:RVS:2016:1268

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State BP Bedrijventerrein Kuhn. 3 juni 2015

, bestuursrecspu.k. Deze brief is geautomatiseerd aangemaakt en is daarom niet ondertekend.

ECLI:NL:RVS:2005:AU8440

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

Bij besluit van 16 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" vastgesteld.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat 1e herziening. Vastgesteld

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak /1/A1

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

Uitspraak Raad van State. Bestemmingsplan Buitengebied

Uitspraak /1/A2

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

ECLI:NL:RVS:2014:1463

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar Y.A. Neijssel

In de bovenvermelde zaak is uitspraak gedaan. Een afschrift van deze uitspraak treft u hierbij aan.

' Raad. IBİM» Hill VanState Stuknummer: GEMEENTE SCHAGEI. Raad van de gemeente Harenkarspel Postbus AA SCHAGEN

het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen Eerste aanleg - meervoudig

Uitspraak /1/R3

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen


ECLI:NL:RVS:2005:AT0508

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

ik u in kennis van de bijgesloten uitspraak van de Raad van state.

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2014:2790

Uitspraak /1/R1

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

Uitspraak /1/R1

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RVS:2016:1121

** [ /1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen]

Uitspraak /1/R2

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak /1/R2

Uitspraak /1/A1

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

Afdeling bestuursrechtspraak

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/R2

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2014:2812

Uit: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1491 (AB 2014/400)

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

Afde1ing besruursrechtspraak. 9 \--1 S t_lv\ 3 1~u:. P. Slappendel

Bestemmingsplan Partiële hervaststelling bestemmingsplan Wilhelminapark-Palisiumpark Gemeente Brummen

ECLI:NL:RVS:2015:2690

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Transcriptie:

pagina 1 van 5 Uitspraak 201108372/1/R4 Datum van uitspraak: woensdag 23 januari 2013 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201108372/1/R4. Datum uitspraak: 23 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de raad van de gemeente Groningen Eerste aanleg - enkelvoudig Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Groningen [appellant] en anderen, allen wonend te Hoogkerk, gemeente Groningen, en de raad van de gemeente Groningen, verweerder. Procesverloop Bij besluit van 22 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan " Hoogkerk-Gravenburg" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 februari 2012, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.A. Klok, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Koninklijke Coöperatie Cosun U.A. handelend onder de naam Suiker Unie-Vierlaten (hierna: Suiker Unie), vertegenwoordigd door mr. M. Bos, advocaat te 's-hertogenbosch, en ing. A.P.M. Backx, werkzaam bij Suiker Unie, gehoord. Bij tussenuitspraak van 23 mei 2012, zaak nr. 201108372/1/T1/R4, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 22 juni 2011 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 18 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan " Hoogkerk-Gravenburg" gewijzigd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over het besluit van 18 juli 2012 naar voren te brengen. De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten. Overwegingen

pagina 2 van 5 1. Het besluit van 18 juli 2012 wordt ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), zoals deze luidden ten tijde van belang, geacht mede onderwerp te zijn van het geding. De bestemming "Bedrijventerrein" 2. De Afdeling heeft in overweging 2.7.3 van de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 22 juni 2011 in strijd is met artikel 3:46 van de Awb, omdat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen kan worden gewaarborgd, gezien de gebruiks-en bouwmogelijkheden binnen het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" gelegen op het perceel Fabriekslaan 12 te Hoogkerk. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen is overwogen in overweging 2.7.3 het besluit van 22 juni 2011 te herstellen door alsnog inzichtelijk te maken dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen kan worden gewaarborgd, gelet op de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein", en zo nodig dat besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. 2.1. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 18 juli 2012 het plan gewijzigd vastgesteld. De verbeelding is gewijzigd vastgesteld in die zin dat het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein", ter plaatse van de twee voorziene suikersilo's, is voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag van suiker in suikersilo's". Daarnaast is artikel 6.1, onder a, van de planregels aangevuld met de bepaling dat de gronden met voornoemde aanduiding niet mogen worden aangewend voor zware milieucategorie 5 activiteiten, zoals de fabricage van suiker in bedrijfsgebouwen. 2.2. De Afdeling overweegt dat gezien de redactie van artikel 6.1, onder a, van de planregels het gebruik dat binnen de bestemming "Bedrijventerrein" ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag van suiker in suikersilo's", anders dan de bewoordingen van deze aanduiding doet vermoeden, niet is beperkt tot de opslag van suiker. Weliswaar zijn zware milieucategorie 5 activiteiten, zoals de fabricage van suiker in bedrijfsgebouwen, niet toegestaan, maar dit laat onverlet dat in het licht van de maximale planologische mogelijkheden activiteiten in milieucategorieën 1 tot en met 4 wel zijn toegestaan op een afstand van 50 m van de woningen van [appellant] en anderen. De raad heeft niet onderzocht of daarmee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd ter plaatse van de woningen van appellanten. Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende gemotiveerd dat vanwege het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - opslag van suiker in suikersilo's", gezien de toegestane gebruiks- en bouwmogelijkheden, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen kan worden gewaarborgd en is bij het besluit van 18 juli 2012 het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet hersteld. Het besluit van 18 juli 2012 is gelet hierop in dit opzicht in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Flora en fauna 3. Voorts heeft de Afdeling in overweging 2.8.4 van de tussenuitspraak overwogen dat de raad onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat hij er in redelijkheid op voorhand van mocht uitgaan dat de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) wat betreft de huiszwaluw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat, gelet op de uitkomst van de door Koeman en Bijkerk B.V. opgestelde quickscan "Toetsing Flora- en faunawet in verband met de voorgenomen bouw van twee silo's op het terrein van Suiker Unie te Hoogkerk", van 25 maart 2011.

pagina 3 van 5 Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen is overwogen in overweging 2.8.4 het besluit van 22 juni 2011 te herstellen door alsnog inzichtelijk te maken dat de Ffw wat betreft de huiszwaluw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat en zo nodig dat besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. 3.1. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad door Koeman en Bijkerk B.V. een nadere inventarisatie van de nestplaatsen van de huiszwaluw op de locatie van de twee voorziene suikersilo's laten uitvoeren, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Ecologisch onderzoek naar het voorkomen van nestplaatsen van de huiszwaluw in verband met de voorgenomen bouw van twee silo's op het terrein van Suiker Unie te Hoogkerk", van 26 juni 2012 (hierna: het ecologisch onderzoek). In dit ecologisch onderzoek staat dat een grote kolonie van de huiszwaluw aanwezig is en dat een deel van de nesten door de bouw van de silo's zal verdwijnen. Nu de kolonie als waardevol wordt beschouwd voor de lokale populatie van de huiszwaluw, wordt compensatie van voornoemde nesten noodzakelijk geacht. Wanneer de in het ecologisch onderzoek voorgestelde compensatiemaatregelen in de vorm van de plaatsing van zwaluwtillen en kunstnesten worden uitgevoerd, is het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Ffw niet noodzakelijk, zo staat in het ecologisch rapport. De raad heeft het in dit kader voldoende geacht dat Suiker Unie heeft verklaard voornoemde compensatiemaatregelen te zullen treffen voorafgaande aan de bouw van de desbetreffende suikersilo's en stelt zich dan ook op het standpunt dat geen ontheffing nodig is van de Ffw. 3.2. Ingevolge artikel 11 van de Ffw is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust-of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. 3.3. In de uitspraken van 15 februari 2012 (zaak nr. 201104809/1/T1/A3) en 2 mei 2012 (zaak nr. 201106397/1/T1/R1 heeft de Afdeling overwogen dat slechts die maatregelen die zien op het voorkómen dat de in de artikelen 10 en 11 van de Ffw opgenomen verboden worden overtreden, kunnen worden betrokken bij de beoordeling of één van de in vorengenoemde artikelen opgenomen verboden wordt overtreden. Indien sprake is van mitigerende en compenserende maatregelen die niet strekken tot het voorkomen van overtreding van de verbodsbepaling van artikel 11 van de Ffw, waaronder begrepen het zoveel mogelijk uitvoeren van werkzaamheden buiten het broedseizoen, zal derhalve ontheffing voor overtreding van het verbod dienen te worden gevraagd. Nu volgens het ecologisch onderzoek compensatiemaatregelen noodzakelijk worden geacht welke niet strekken tot het voorkomen van overtreding van de verbodsbepaling in artikel 11 Ffw, heeft de raad miskend dat een ontheffing op grond van de Ffw is vereist. De raad heeft dan ook ten onrechte niet onderzocht of een ontheffing kan worden verleend op grond van de belangen genoemd in de Ffw en het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Gelet op het voorgaande heeft de raad onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij er in redelijkheid op voorhand van mocht uitgaan dat de Ffw wat betreft de huiszwaluw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat en is bij het besluit van 18 juli 2012 het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet hersteld. Het besluit van 18 juli 2012 is gelet hierop in dit opzicht in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Conclusie 4. Het beroep tegen het besluit van 22 juni 2011 is gezien de tussenuitspraak gegrond. Het van rechtswege ontstane beroep dat is gericht tegen het besluit van 18 juli 2012 is eveneens gegrond. Het besluit van 22 juni 2012 voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" ter plaatse van de voorziene suikersilo's op het perceel Fabriekslaan 12 te Hoogkerk, zoals aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart, en het besluit van 18 juli 2012 2011 dienen wegens strijd met de artikelen 3:46 en 3:2 van de Awb te worden vernietigd. 5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Beslissing

pagina 4 van 5 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep tegen het besluit van 22 juni 2011 gegrond; II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Groningen van 22 juni 2011, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" ter plaatse van de voorziene suikersilo's op het perceel Fabriekslaan 12 te Hoogkerk, zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart I; III. verklaart het beroep tegen het besluit van 18 juli 2012 gegrond; IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Groningen van 18 juli 2012; V. veroordeelt de raad van de gemeente Groningen tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van 52,52 (zegge: tweeënvijftig euro en tweeënvijftig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen; VI. gelast dat de raad van de gemeente Groningen aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen. Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat. w.g. Van Diepenbeek w.g. Gerkema lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013 472-690.

pagina 5 van 5