ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ5288



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:RBGRO:2005:AT8834

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBSGR:2003:AN7090

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBUTR:2004:AR8109

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0696

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBROT:2005:AT7197

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647

ECLI:NL:GHARL:2015:2905

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS)

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBROT:2008:BD2506

ECLI:NL:RBGRO:2011:BU3998

LJN: BF8034, Rechtbank Arnhem, 05/

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:RBUTR:2008:BD7407

ECLI:NL:RBMAA:2005:AT2876

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:RBGRO:2008:BD3261

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ9968

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:RBASS:2012:BW7835

ECLI:NL:RBALK:2007:BA2306

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:GHLEE:2010:BL7457 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBASS:2008:BG9650

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC2585

ECLI:NL:RBUTR:2008:BE9165

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

ECLI:NL:RBROT:2007:BB8307

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBOVE:2013:320

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ1116

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBBRE:2005:AU8189

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7185

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:RBAMS:2015:10245

ECLI:NL:GHARN:2008:BG4042

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4824

Verkort vonnis van de rechtbank 's-hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ5655

ECLI:NL:RBNNE:2013:1433

ECLI:NL:RBHAA:2006:AX9578

Transcriptie:

ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ5288 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 19 12 2006 Datum publicatie 28 12 2006 Zaaknummer Rechtsgebieden 18/630521 05; 18/652198 05 (ttz.gev.) Strafrecht Bijzondere kenmerkeneerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie Voor een dodelijke schietpartij in het uitgaansgebied van Groningen is wegens moord een gevangenisstraf van 15 jaar opgelegd. Het verweer dat voorbedachte rade niet bewezen kon worden nu verdachte in een opwelling geschoten zou hebben, en een andere lezing niet met bewijsmiddelen te staven zou zijn, is daarbij afgewezen. Uit getuigenverklaringen is vast komen te staan dat verdachtes wilsbesluit om een vuurwapen te gebruiken tegen het slachtoffer op een dusdanig moment is genomen dat er tijd is geweest voor kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan het schieten. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht parketnummer: 18/630521 05 en 18/652198 05 (ter terechtzitting gevoegd) datum uitspraak: 19 december 2006 op tegenspraak raadsman: mr. J.P. Plasman V O N N I S van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], thans preventief gedetineerd in [Penitentiaire inrichting]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 juni 2006, 14 september 2006 en 5 december 2006. Tenlastelegging Aan verdachte is onder parketnummer 18/630521 05 ten laste gelegd: dat 1. hij op of omstreeks 13 november 2005 in de gemeente Groningen opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen (pistool) een of meer malen geschoten op die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] een of meermalen is geraakt en/of bloedverlies heeft opgelopen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; 2. hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2005 tot en met 13 november 2005 in de gemeente Groningen en/of/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool, en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patronen, voorhanden heeft gehad. Voorts is aan verdachte onder parketnummer 18/652198 05 ten laste gelegd: dat hij op of omstreeks 02 februari 2005 te Hoogezand, gemeente Hoogezand Sappemeer, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2006:az5288 1/6

Wijziging tenlastelegging De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging onder parketnummer 652198 05 als volgt zal worden gewijzigd: na 'dichtgeknepen' wordt toegevoegd: 'en/of met gebalde vuist op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt en/of die [slachtoffer 2] heeft geschopt'. Deze vordering is door de rechtbank, gehoord de verdachte en diens raadsman, toegewezen. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte terzake het onder parketnummer 630521 05 tenlastegelegde en het onder 652198 05 tenlastegelegde, wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien jaren. Bewijsoverwegingen Uit het rapport pathologisch onderzoek d.d. 30 november 2005, blijkt dat bij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) oud 39 jaren, het intreden van de dood wordt verklaard door drie doorschotletsels door de romp met perforatie van onder meer longen, aorta, lever en alvleesklier, gepaard gaande met massaal bloedverlies, in combinatie met massaal inademen van bloed. Terzake het onder parketnummer 630521 05 onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman van verdachte ter terechtzitting bepleit dat verdachte niet met voorbedachten rade heeft gehandeld en dat hij derhalve zal moeten worden vrijgesproken van moord. Terzake de impliciet tenlastegelegde doodslag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank terzake het onder parketnummer 630521 05 onder 2 tenlastegelegde, alsmede terzake het onder parketnummer 652198 05 tenlastegelegde. De rechtbank overweegt terzake het onder parketnummer 630521 05 tenlastegelegde als volgt. De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn bij de politie afgelegde verklaring omtrent de toedracht rond de dood van [slachtoffer] kort samengevat komt die verklaring erop neer dat [slachtoffer], met verdachtes wapen, zou zijn doodgeschoten door [getuige 2], een kennis van verdachte niet op waarheid berust. Vervolgens heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij diegene is geweest die de kogels op [slachtoffer] heeft afgevuurd en dat hij voor zijn daad de volledige verantwoordelijkheid wenst te nemen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zich van hetgeen hij heeft gedaan in de uren nádat hij de fatale schoten had gelost, weinig meer weet te herinneren, hetgeen in de visie van verdachte te maken zou kunnen hebben met stress, waarbij nog komt dat hij onder invloed was van drank en cocaïne. De verklaring van verdachte omtrent het tenlastegelegde, afgelegd ter terechtzitting, houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven: Op zondagavond 13 november 2005 zat ik, met een aantal vrienden en bekenden, in café [cafénaam] in de [straatnaam]. Op een gegeven moment voelde ik mij onwel. Ik ben daarom naar buiten gegaan, waar ik heb overgegeven. Buiten trof ik [slachtoffer], met wie ik al een paar dagen een conflict had. Ik was hem namelijk nog geld verschuldigd omdat hij mijn auto had gerepareerd. [slachtoffer] sprak mij aan en zei mij dat ik de openstaande rekening moest betalen. Daarop ontstond een woordenwisseling, waarbij [slachtoffer] zich jegens mij agressief gedroeg. Ik voelde mij op dat moment niet opgewassen tegen [slachtoffer] omdat ik nog steeds misselijk was. Om escalatie te voorkomen, besloot ik om weg te gaan. Ik ben naar mijn auto gelopen, die vlakbij geparkeerd stond. Toen ik het portier van mijn auto opende, voelde ik dat ik bij mijn schouder werd gepakt. Ik nam meteen aan dat [slachtoffer] mij bij mijn schouder had gepakt. Ik draaide mij gelijk om, en zag dat niet [slachtoffer] mij bij mijn schouder had gepakt, maar mijn vriend [getuige 1]. Verder zag ik dat [slachtoffer] heel dicht bij ons stond. Ik zag dat [slachtoffer] met zijn hand een beweging naar de binnenzak van zijn jas maakte. Ik ging er zonder meer vanuit dat [slachtoffer] naar een wapen greep. Ik voelde mij zeer bedreigd; voor mij was het op dat moment: "Hij, of ik". In een opwelling heb ik toen mijn geladen vuurwapen uit het zijvak van het portier gepakt en heb ik op [slachtoffer] geschoten. De rechtbank is van oordeel dat deze lezing van de feiten zoals verdachte die geeft met betrekking tot hetgeen er is gebeurd nadat verdachte [slachtoffer] tegenkwam voor café [cafénaam], geen steun vindt in de bewijsmiddelen als in het onderliggende dossier van de regiopolitie Groningen vervat. De rechtbank komt op basis van het verhandelde ter terechtzitting tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde moord, en overweegt daartoe het volgende. In de lezing van verdachte stond [slachtoffer] op het moment dat verdachte de schoten op hem loste, heel dicht bij hem (en [getuige 1]), door welke nabijheid verdachte zich onder meer bedreigd voelde. Uit de verklaringen van diverse getuigen blijkt dit geenszins. Zo hebben zowel [getuige 1] als [getuige 2] verklaard dat [slachtoffer] op het moment van het schieten enkele meters van verdachte verwijderd was. Voorts heeft [getuige 3] verklaard dat [slachtoffer], op het moment dat verdachte "iets" uit de auto pakte, een paar stappen naar achteren liep. Van belang is verder dat geen van de getuigen melding heeft gemaakt van een dreigende houding van [slachtoffer], noch van gebaren die http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2006:az5288 2/6

zouden duiden op het pakken van een wapen door [slachtoffer], op het moment dat er door verdachte wordt geschoten, dan wel direct voorafgaand aan dat moment van schieten. De rechtbank hecht, gelet op deze getuigenverklaringen, geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij zich zeer bedreigd voelde door [slachtoffer] en dat hij om die reden op [slachtoffer] heeft geschoten. Het schieten als impulsieve reactie is volgens de raadsman van verdachte niet te kwalificeren als kalm beraad en rustig overleg. Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden met behulp waarvan kan worden bewezen dat het wilsbesluit van verdachte om op [slachtoffer] te gaan schieten, op een eerder moment is gevallen dan op het moment danwel een fractie daarvoor waarop door verdachte daadwerkelijk is geschoten, aldus de raadsman. De rechtbank deelt de visie van de raadsman niet, en overweegt daaromtrent als volgt. De rechtbank is van oordeel dat de lezing van verdachte, als zou hij naar zijn auto zijn gelopen enkel en alleen met de bedoeling om, teneinde escalatie te voorkomen, weg te gaan, met name weersproken wordt door de verklaring van de getuige [getuige 1]. Deze heeft verklaard dat hij vanuit café [cafénaam] naar buiten is gegaan nadat hij had bemerkt dat verdachte en [slachtoffer] buiten "aan het duwen" waren. Vervolgens heeft [getuige 1] verklaard: "Ik zag dat [roepnaam verdachte] (verdachte) naar zijn auto liep. Ik dacht dat hij iets uit de auto wilde pakken. Dit kon van alles zijn, een mes, een knuppel, een pistool. Ik wist niet wat hij zou gaan halen. Ik duwde hem bij het portier weg en hield hem vast, want ik wilde niet dat hij ruzie zou gaan maken. Ik hoorde dat [roepnaam verdachte] zei: "Niet mee bemoeien", en hij gaf mij een klap tegen mijn wang. Ik heb me toen omgedraaid en ben weggelopen. Ik was de stoep nog niet af of ik hoorde knallen. Ik draaide me gelijk om en zag [roepnaam verdachte] met een pistool." Deze verklaring geeft enerzijds aan dat verdachte iets anders van zins was dan zich van [slachtoffer] te verwijderen, gelet op de uiting "Niet mee bemoeien". Anderzijds blijkt hieruit dat [getuige 1] die verdachte op dit punt, als goede vriend, kent verdachtes handelen interpreteerde als agressie in plaats van distantie. De verklaring van [getuige 1] wordt naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot deze beide aspecten ondersteund door verklaringen van andere getuigen. [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [getuige 1] verdachte bij de schouder dan wel arm (vast)pakte alsof hij verdachte wilde tegenhouden, en dat verdachte daarop een slaande beweging richting [getuige 1] maakte. [getuige 4] en [getuige 5] hebben bovendien verklaard dat verdachte agressief gedrag vertoont richting anderen, vooral wanneer hij onder invloed van middelen als alcohol en cocaïne verkeert. Dat verdachte niet in een opwelling heeft geschoten op het slachtoffer, leidt de rechtbank voorts af uit het feit dat verdachte volgens de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 2] zich direct na het schieten omdraait en hij [getuige 2] het vuurwapen in de hand drukt en hem maant dit vuurwapen weg te maken. Deze wijze van handelen is passend voor een berekenende dader en niet voor iemand die vanuit een dreigende situatie, in een opwelling schoten heeft gelost. De rechtbank is, gelet op deze feiten en omstandigheden, van oordeel dat, tussen het moment waarop verdachte de gang naar zijn auto heeft ingezet met naar de rechtbank aannemelijk acht, zoals hiervoor betoogd, de wil om een daarin liggend vuurwapen tegen [slachtoffer] te gebruiken en het moment waarop hij heeft geschoten, voor verdachte gelegenheid is geweest om zich te beraden over de betekenis en de gevolgen van zijn besluit. Dat verdachte in een korte tijdspanne heeft gehandeld, doet niet af aan het oordeel van de rechtbank dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, te minder nu [getuige 1] heeft geprobeerd verdachte van zijn voornemen af te brengen. De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gedood. De rechtbank komt, mede op basis van het vorenstaande, tot de nagenoemde bewezenverklaring. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het op dagvaarding met nummer 630521 05 onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 13 november 2005 in de gemeente Groningen opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen (pistool) meermalen geschoten op die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] meermalen is geraakt en bloedverlies heeft opgelopen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. 2. hij in de periode van 15 oktober 2005 tot en met 13 november 2005 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool, en munitie van categorie III, te weten patronen, voorhanden heeft gehad. Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het op de dagvaarding met nummer 652198 05 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2006:az5288 3/6

hij op 2 februari 2005 te Hoogezand, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), bij de keel heeft vastgepakt en (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en met gebalde vuist op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestompt en die [slachtoffer 2] heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Kwalificatie Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op: parketnummer 630521 05 1: Moord. 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie. parketnummer 652198 05 Mishandeling. Strafbaarheid van verdachte Verdachte heeft zijn medewerking aan observatie in het Pieter Baan Centrum te Utrecht geweigerd. Uit de naar aanleiding van het verblijf van verdachte aldaar opgestelde onderzoeksrapportage d.d. 29 november 2006, opgemaakt door drs. [psychiater], psychiater, en drs. [psycholoog], psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, blijkt niet van enige psychiatrische of psychologische stoornis. Dat volgt evenmin uit het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank acht verdachte derhalve geheel toerekeningsvatbaar voor het bewezenverklaarde. De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Motivering straf Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie. Vrijheidsstraf Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking. Verdachte heeft 's avonds op de openbare weg, de [straatnaam], vlakbij een café, met een vuurwapen het slachtoffer [slachtoffer] doelbewust en in koelen bloede neergeschoten, waarbij het slachtoffer vrijwel direct aan zijn verwondingen is overleden. Verdachte heeft door zijn handelen op de meest grove en onomkeerbare wijze inbreuk gemaakt op het leven van een jonge man, waardoor onherstelbaar en levenslang leed is toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, hetgeen ook blijkt uit de indrukwekkende slachtofferverklaring die door de partner van het slachtoffer, mede namens zijn broer, is opgesteld. Gelet op het kennelijke motief, te weten dat verdachte door [slachtoffer] werd gemaand tot betaling, is het voor de rechtbank onbegrijpelijk en buiten alle proporties dat verdachte ertoe is gekomen een conflict hierover middels toepassing van het meest grove geweld te beslechten. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij de bewuste avond berekenend te werk is gegaan. Pogingen van een vriend om dit grote kwaad te voorkomen zijn door verdachte afgeslagen; de vriend mocht zich niet bemoeien met de zaken van verdachte. Direct nadat verdachte de schoten richting [slachtoffer] had gelost, heeft hij zich omgekeerd en een kennis het vuurwapen in de hand gedrukt, en deze kennis gemaand het wapen weg te maken. Er was op dat moment bij verdachte geen sprake van een moment van compassie of berouw, zoals dit ook niet naar voren komt uit zijn gedrag in de rest van de bewuste nacht. Verdachte heeft dezelfde avond nog meerdere kroegen bezocht en nog grotere hoeveelheden alcohol genuttigd. Ook een jaar nadien, bij de behandeling ter terechtzitting van 5 december 2006, toont verdachte zich http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2006:az5288 4/6

niet berouwvol richting de nabestaanden van [slachtoffer] en lijkt hij zich niet bewust van de gevolgen van zijn daad. Daarnaast heeft het misdrijf de vele aanwezigen op straat in de directe omgeving van de schietpartij en voorts de omwonenden ernstig geschokt en brengen feiten als het onderhavige grote verontrusting en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. Ook heeft verdachte de rechtsorde door dit feit ernstige schade toegebracht. Daarbij heeft verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij, uit veiligheidsoverwegingen, al sinds vele jaren een geladen vuurwapen in zijn onmiddellijke nabijheid had en dat dit voor hem een vanzelfsprekendheid is. Een dergelijke houding ten opzichte van het bezit van vuurwapens draagt naar het oordeel van de rechtbank een voor de rechtsorde schokkend karakter. Daarbij zij aangetekend dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens niet zelden leidt tot het plegen van ernstige geweldsdelicten. Bovendien verklaart verdachte zeer frequent onder invloed van drank en cocaïne te zijn, wetende dat hij ontremd raakt van deze middelen en onder invloed van deze middelen vaker tot het plegen van strafbare feiten is gekomen. Verdachte liep daarmee bewust het risico dat het vroeg of laat tot een delict zou komen als het thans bewezenverklaarde. Voorts is uit een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 maart 2006 gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts gelet op de eis van de officier alsmede op de hoogte van de straf die bij ernstige levensdelicten als de onderhavige pleegt te worden opgelegd. Tenslotte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte voor het bewezenverklaarde volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Alles overwegende acht de rechtbank de straf als door de officier van justitie geëist, passend. Onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten de personenauto van verdachte, een rode BMW met kenteken [kenteken], moet worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is nu uit het proces verbaal van politie naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam blijkt dat het een omgekatte auto betreft in strijd met de wet of het algemeen belang. Vordering van de benadeelde partij bij parketnummer 630521 05, feit 1 Als benadeelde partij hebben zich in het strafproces gevoegd mw. [partner slachtoffer], wonende te [adres] en dhr. [broer slachtoffer], wonende te [adres]. De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De rechtbank zal deze, ter afdoening, splitsen. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij mw. [partner slachtoffer] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van EUR 314,39. Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij dhr. [broer slachtoffer] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht die de rechtbank ex aequo et bono vaststelt op een bedrag van EUR 19.908,82. De rechtbank zal de vorderingen tot de genoemde bedragen toewijzen. Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 300 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie. BESLISSING http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2006:az5288 5/6

De rechtbank: verklaart het onder parketnummers 630521 05 en 652198 05 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar; verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar; verklaart het onder parketnummers 630521 05 en 652198 05 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar; beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht; verklaart onttrokken aan het verkeer: de inbeslaggenomen BMW personenauto met kenteken [kenteken]; beslissing op de vordering van de benadeelde partij; wijst de vordering van de benadeelde partijen mw. [partner slachtoffer], wonende te [adres] en dhr. [broer slachtoffer], wonende te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij mw. [partner slachtoffer] van een bedrag van EUR 314,39 (zegge driehonderdveertien euro en negenendertig cent) en tot betaling aan de benadeelde partij dhr. [broer slachtoffer] van een bedrag van EUR 19.908,82 (zegge negentienduizend negenhonderdacht euro en tweeëntachtig cent); veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door deze benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil; verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van EUR 314,39 (zegge driehonderdveertien euro en negenendertig cent) ten behoeve van de benadeelde partij mw. [partner slachtoffer] en een geldbedrag van EUR 19.908,82 (zegge negentienduizend negenhonderdacht euro en tweeëntachtig cent) ten behoeve van de benadeelde partij dhr. [broer slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 respectievelijk 233 dagen hechtenis; toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op; heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 314,39 ten behoeve van de benadeelde partij mw. [partner slachtoffer] en van een bedrag van EUR 19.908,82 ten behoeve van de benadeelde partij dhr. [broer slachtoffer], dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de respectieve benadeelde partijen te betalen; dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de respectieve benadeelde partijen betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van deze bedragen aan de Staat. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, F.J. Agema en R. Depping, in tegenwoordigheid van mr. J.H.S. Kroeze, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2006. http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbgro:2006:az5288 6/6