ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*



Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 12 november 1992 *

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 februari 1998 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 juli 1988*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 10 februari 1988 *

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 *

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992*

ARREST VAN HET HOF 17 november 1993 "

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

Hof van Cassatie van België

ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF 24 november 1993 *

ARKEST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 november 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 )

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 *

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

ARREST VAN HET HOF 21 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *


ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

Fiscaal Portaal Gemeenten

Samenvatting van het arrest

ARREST VAN HET HOF 21 november 1991*

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

61995J0167. Trefwoorden. Samenvatting. Downloaded via the EU tax law app / web

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 juli 1994 *

Jurisprudentie van het Hof van Justitie 1995 bladzijden I-3551

ARREST VAN HET HOF 7 september 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 5 december 1996

61986J0289. Trefwoorden. Samenvatting. Partijen

/ Belastingrecht. Hoger beroep

MAIERHOFER. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 januari 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juni 2003 *

ARREST VAN HET HOF 28 maart 1996*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 1 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 juli 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 september 1988*

ARREST VAN HET HOF 19 september 1995 *'

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

Transcriptie:

SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig geding tussen Skatteministeriet en Morten Henriksen, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn 77/388 van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB 1977, L 145, biz. 1), wijst HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer), samengesteld als volgt: F. Grévisse, kamerpresident, J. C. Moitinho de Almeida en M. Zuleeg, rechters, advocaat-generaal: F. G. Jacobs griffier: H. A. Rühl, hoofdadministrateur gelet op de opmerkingen ingediend door: M. Henriksen, optredend in persoon, de Deense regering, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. Molde en door O. Fentz en F. Mejnertzen, advocaten te Kopenhagen, * Procestaai: Deens. 2777

ARREST VAN 13. 7. 1989 ZAAK 173/88 de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 18 april 1989, gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 mei 1989, het navolgende Arrest 1 Bij beschikking van 21 juni 1988, ingekomen bij het Hof op 27 juni daaraan volgend, heeft het Højesteret krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn 77/388 van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB 1977, L 145, biz. 1; hierna: de Zesde richtlijn). 2 Deze vragen zijn gerezen in een geschil tussen Henriksen en het Deense Skatteministerium (Ministerie van Belastingen), dat hoofdzakelijk betrekking heeft op de vraag, of de verhuur door Henriksen van garages in het hem toebehorende garagecomplex van BTW is vrijgesteld ingevolge bovengenoemd artikel van de Zesde richtlijn. 3 Bedoeld garagecomplex bestaat uit twee gebouwen met elk twaalf garages, behorende bij een blok van 37 rijtjeshuizen. Een deel van de garages wordt verhuurd aan bewoners van die huizen, een deel aan andere personen uit de buurt. Alle garages zijn gesloten ruimten, van elkaar gescheiden door een muur, en elke garage heeft een deur. 2778

SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN 4 Het Østre Landsret, dat in eerste aanleg van de zaak kennisnam, besliste dat over de verhuur van bedoelde garages geen BTW verschuldigd was. Het overwoog, dat de uitzondering op de hoofdregel, dat de verhuur van onroerend goed is vrijgesteld van belasting, zich niet uitstrekte tot garages als in deze zaak bedoeld, omdat dergelijke garages niet waren te beschouwen als parkeerruimte" ( parkeringspladser") in de zin van de desbetreffende Deense wetgeving. Ook artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn zou geen aanknoping voor een andere uitlegging geven. 5 Om het aldus gestelde te kunnen beoordelen, heeft het Højesteret, waaraan de zaak in hoger beroep is voorgelegd, besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: 1) Moet artikel 13, B, sub b, van de richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting (77/388, Zesde BTW-richtlijn) aldus worden uitgelegd, dat de belastingplicht voor de verhuur van»parkeerruimte voor voertuigen' ook geldt voor de verhuur van garages van het in deze zaak bedoelde type? 2) Zo ja, moet genoemd artikel aldus worden uitgelegd, dat de Lid-Staten gehouden zijn de verhuur van garages van het in deze zaak bedoelde type aan belasting te onderwerpen?" 6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, de toepasselijke nationale en gemeenschapsrechtelijke bepalingen, het procesverloop en de bij het Hof ingediende opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven, voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof. De eerste vraag 7 Gezien de in het dossier vermelde gegevens, moet de eerste vraag aldus worden opgevat, dat zij er in wezen toe strekt te vernemen, of artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn moet worden uitgelegd in die zin, dat onder verhuur van parkeer- 2779

ARREST VAN 13. 7. 1989 ZAAK 173/88 ruimte voor voertuigen" ook valt de verhuur van gesloten garages, indien deze verhuur nauw verband houdt met de van BTW vrijgestelde verhuur van onroerend goed. s Artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn luidt als volgt: Onverminderd andere communautaire bepalingen verlenen de Lid-Staten vrijstelling voor de onderstaande handelingen, onder de voorwaarden die zij vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de betreffende vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen:... verpachting en verhuur van onroerende goederen, met uitzondering van:... verhuur van parkeerruimte voor voertuigen... De Lid-Staten kunnen nog andere handelingen van de toepassing van deze vrijstelling uitsluiten." 9 Volgens Henriksen vallen onder parkeerruimte voor voertuigen" ( pladser til parkering af køretøjer") in de zin van artikel 13, B, sub b, uitsluitend open vakken bestemd voor het parkeren van voertuigen gedurende korte tijd. De Deense regering meent echter, dat die uitdrukking in het normale spraakgebruik ziet op iedere plaats voor het parkeren van voertuigen, ongeacht of die plaats open of gesloten is dan wel zich in een gebouw bevindt. De Commissie betoogt, dat de uitdrukking, in haar context beschouwd, mede gesloten garages omvat, met uitzondering van die welke als een niet gespecificeerd gedeelte van een van belasting vrijgesteld onroerend goed zijn gehuurd. ie Vergelijkt men de diverse authentieke taalversies van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn, dan blijken er terminologische verschillen te bestaan die van belang zijn voor de betekenis van de uitdrukking verhuur van parkeerruimte voor voertuigen". Terwijl sommige versies doen veronderstellen, dat enkel niet-ombouwde vakken zijn bedoeld, wekken andere veeleer de indruk, dat men ook gesloten garages als waarom het in het hoofdgeding gaat, op het oog heeft gehad. 11 Gezien deze verschillen, kan de betekenis van de in geding zijnde uitdrukking niet worden vastgesteld op basis van letterlijke uitlegging alleen. Voor opheldering omtrent die betekenis dient men te zien naar de context waarin de uitdrukking wordt gebruikt, mede gelet op de opzet van de Zesde richtlijn. 2780

SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN 12 Daarbij valt te bedenken, dat in de zinsnede met uitzondering van... verhuur van parkeerruimte voor voertuigen" in artikel 13, B, sub b, van de richtlijn een uitzondering wordt gemaakt op de in die bepaling voorziene vrijstelling voor de verpachting en verhuur van onroerend goed. De in die zinsnede bedoelde handelingen worden dus gebracht onder de algemene regeling van de richtlijn, die inhoudt dat belasting is verschuldigd over alle belastbare handelingen, tenzij uitdrukkelijk in vrijstelling is voorzien. Deze bepaling kan dus niet restrictief worden uitgelegd in die zin, dat zij enkel van toepassing zou zijn op open parkeervakken, met uitsluiting van gesloten garages. 1 3 Deze uitlegging is overigens in overeenstemming met een door alle Lid-Staten gedeelde opvatting. Geen hunner laat in zijn ter uitvoering van het gemeenschappelijk BTW-stelsel vastgestelde nationale wetgeving de heffing van belasting over de verhuur van parkeerruimten voor voertuigen afhangen van de voorwaarde, dat het daarbij om open parkeervakken gaat. H Hierbij moet echter worden aangetekend, dat verhuur van onroerende goederen", waarvoor de vrijstelling van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn geldt, noodzakelijkerwijs niet slechts de verhuur omvat van het goed waarop de huurovereenkomst primair betrekking heeft, doch ook alle bijbehorende goederen. is Verhuur van parkeerruimte voor voertuigen kan derhalve niet van die vrijstelling worden uitgesloten, wanneer die verhuur zo nauw verband houdt met de vrijgestelde verhuur van onroerend goed dat een andere bestemming heeft zoals gebouwen met een woonfunctie of voor commercieel gebruik, dat beide verhuren één enkele economische handeling vormen. i6 Dit is het geval wanneer, in de eerste plaats, de parkeerruimte voor voertuigen en het voor een ander gebruik bestemde onroerend goed deel uitmaken van één onroerend complex en, in de tweede plaats, beide goederen door dezelfde eigenaar aan dezelfde huurder zijn verhuurd. 2781

ARREST VAN 13. 7. 1989 ZAAK 173/88 i7 Het antwoord op de eerste vraag moet derhalve luiden, dat artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn 77/388 van de Raad van 17 mei 1977 aldus moet worden uitgelegd, dat onder verhuur van parkeerruimte voor voertuigen" is te verstaan iedere verhuur van oppervlakken voor het parkeren van voertuigen, daaronder begrepen gesloten garages, maar dat die verhuur niet kan worden uitgesloten van de vrijstelling voor verhuur van onroerende goederen" indien hij nauw verband houdt met de vrijgestelde verhuur van onroerend goed met een andere bestemming. 18«In het kader van de in artikel 177 EEG-Verdrag ingestelde samenwerking tussen de nationale rechter en het Hof, staat het aan de nationale rechter om aan de hand van de feiten vast te stellen, of de hier bedoelde verhuur aan deze criteria voldoet. De tweede vraag i'» De tweede vraag strekt er in wezen toe te vernemen, of artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat het de Lid-Staten toestaat, de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen vrij te stellen van de BTW. 20 Enerzijds moet worden opgemerkt, dat volgens de eerste zin van artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn de Lid-Staten weliswaar de voorwaarden vaststellen om een juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, ontwijking en misbruik te voorkomen, doch dat die voorwaarden" geen wijziging mogen brengen in de inhoud van die vrijstellingen. 2i Anderzijds kunnen volgens de laatste alinea van artikel 13, B, sub b, de Lid-Staten nog andere handelingen van de toepassing van deze vrijstelling... uitsluiten." Uit de bewoordingen van deze bepaling blijkt, dat het de Lid-Staten weliswaar vrijstaat de draagwijdte van de betrokken vrijstelling in te perken door andere uitzonderingen te voorzien, doch dat zij geen uitzondering op de belastingplicht mogen invoeren voor handelingen die van de vrijstelling zijn uitgesloten. 2782

SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN 22 Hieruit volgt, dat de Lid-Staten gehouden zijn BTW te heffen over de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen", die is uitgesloten van de vrijstelling bedoeld in artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn, zoals uitgelegd in het antwoord op de eerste vraag. 23 Mitsdien moet op de tweede vraag worden geantwoord, dat artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn 77/388 van de Raad van 17 mei 1977 eraan in de weg staat, dat de Lid-Staten van de belasting over de toegevoegde waarde vrijstellen de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen die buiten de in genoemde bepaling voorziene vrijstelling valt, dat wil zeggen verhuur die geen nauw verband houdt met de vrijgestelde verhuur van onroerend goed met een andere bestemming. Kosten 24 De kosten door de Deense regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer), uitspraak doende op de door het Højesteret bij beschikking van 21 juni 1988 gestelde vragen, verklaart voor recht: 1) Artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn 77/388 van de Raad van 17 mei 1977 moet aldus worden uitgelegd, dat onder verhuur van parkeerruimte voor voertuigen" is te verstaan iedere verhuur van oppervlakken voor het parkeren van voertuigen, daaronder begrepen gesloten garages, maar dat die verhuur niet kan worden uitgesloten van de vrijstelling voor verhuur van onroerende goederen" indien hij nauw verband houdt met de vrijgestelde verhuur van onroerend goed met een andere bestemming. 2783

ARREST VAN 13. 7. 1989 ZAAK 173/88 2) Artikel 13, B, sub b, van de Zesde richtlijn 77/388 van de Raad van 17 mei 1977 moet aldus worden uitgelegd, dat het eraan in de weg staat, dat de Lid-Staten van de belasting over de toegevoegde waarde vrijstellen de verhuur van parkeerruimte voor voertuigen die buiten de in genoemde bepaling voorziene vrijstelling valt, dat wil zeggen verhuur die geen nauw verband houdt met de vrijgestelde verhuur van onroerend goed met een andere bestemming. Grévisse Moitinho de Almeida Zuleeg Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 13 juli 1989. De griffier J.-G. Giraud De president van de Derde kamer F. Grévisse 2784